UITWERKING CCVS-TENTAMEN 28 november OPGAVE 1 chroomaluin. OPGAVE 2 - deodorant. Frank Povel

Vergelijkbare documenten
UITWERKING CCVS-TENTAMEN 28 november OPGAVE 1 chroomaluin. OPGAVE 2 - deodorant. Frank Povel

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 april 2018

CENTRALE COMMISSIES VOORTENTAMEN TENTAMEN SCHEIKUNDE. Voorbeeldtentamen 2

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019

Frank Povel. a1. De twee factoren zijn: 1. er moeten geladen deeltjes zijn; 2. de geladen deeltjes moeten zich kunnen verplaatsen.

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 november OPGAVE 1 zeven stoffen. Frank Povel

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 26 mei 2015

Frank Povel. a. Fe + 2H + Fe 2+ + H 2 Er zullen gasbelletjes te zien zijn en de oplossing zal licht groen worden.

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 mei 2014 Frank Povel

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 21 juli 2017

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 24 november 2015

CCVS-tentamen 16 mei Uitwerking

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 18 april 2017

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 juli 2015

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Stoffen, structuur en bindingen

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1986, EERSTE TIJDVAK, uitwerkingen

1. Beschrijf met behulp van structuurformules het mechanisme voor de vorming van ethaanthiol.

Bij het opstellen van de Lewisstructuur houd je rekening met de octetregel en het aantal valentie-elektronen.

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2007-I

Overzicht van reactievergelijkingen Scheikunde

38 e Nationale Scheikundeolympiade

Eindexamen vwo scheikunde pilot I

OEFENOPGAVEN VWO6sk1 TENTAMEN H1-11

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2008-I

6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers.

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2016

1. Geef bij de volgende reactievergelijkingen steeds aan:

Hoofdstuk 12 Zuren en basen

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013

ßCalciumChloride oplossing

Stabilisator voor PVC

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

ZUUR-BASE BUFFERS Samenvatting voor het VWO

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Eindexamen scheikunde havo 2008-I

5.4 ph van oplossingen van zwakke zuren of zwakke basen

OEFENVRAAGSTUKKEN STEREOCHEMIE Hoofdstuk 16 PULSAR CHEMIE

Een reactie blijkt bij verdubbeling van alle concentraties 8 maal zo snel te verlopen. Van welke orde zou deze reactie zijn?

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2001-I

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit vier opgaven

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

Oefenvraagstukken 5 HAVO Hoofdstuk 13 Antwoordmodel

TF2 6VWO H 2, 3, 6, 7, 12, 14, 16 en 17 Antwoorden oefenopgaven

Vraag Antwoord Scores

ZUUR-BASE BUFFERS Samenvatting voor het VWO

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1983 EERSTE TIJDVAK opgaven

Eindexamen scheikunde 1 vwo II

Eindexamen vwo scheikunde pilot II

OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen

Opgaven zuurgraad (ph) berekenen. ph = -log [H + ] poh = -log [OH - ] [H + ] = 10 -ph [OH - ] = 10 -poh. ph = 14 poh poh = 14 ph ph + poh = 14

Eindexamen havo scheikunde II

H10 Analyse. H10.2 Spectroscopie. H10.3 Spectrofotometrie. H10.4 Kwantitatieve analyse. H10.5 Chromatografie

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Bollen, kolommen, platen en achtvlakken

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Oefenopgaven ANALYSETECHNIEKEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

Eindexamen scheikunde havo I

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Hoofdstuk 6: Zure en base oplossingen / ph

Eindexamen scheikunde 1 vwo I

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 15 Elektrochemie bladzijde 1

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1980 EERSTE TIJDVAK opgaven

Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11. Opgave 1 [HCO ] [H O ] x x. = 4,5 10 [CO ] 1,00 x 10

Eindexamen scheikunde havo 2002-II

OEFENOPGAVEN VWO EVENWICHTEN

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO,

Deze methylionen hechten zich aan het methoxymethaan, waarbij trimethyloxonium-ionen worden gevormd:

Oefenopgaven REDOX vwo

Eindexamen scheikunde havo 2001-I

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

Wat is de verhouding tussen de aantallen atomen van de elementen Mg, P en O in magnesiumfosfaat?

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018

Hoofdstuk 3: Zuren en basen

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VWO

Eindexamen scheikunde havo 2004-I

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

Wat is de formule van het metaalchloride waarin M het symbool van het metaal voorstelt?

scheikunde havo 2017-I

Eindexamen havo scheikunde pilot 2013-I

Transcriptie:

l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 28 november 2017 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking ontleend worden. Na het vraagnummer staat steeds tussen haakjes het door mij ingeschatte aantal punten die te krijgen zijn voor die vraag. Dat heb ik ingeschat op grond van de totalen per opgave zoals op het voorblad van het tentamen gegeven is en op grond van wat ik denk dat een redelijke verdeling is. OPGAVE 1 chroomaluin a.(2) 24 protonen en 21 elektronen. b.(2) Ionbinding tussen bv. kalium- en sulfaationen. Polaire atoombinding tussen bv. O en H in de watermoleculen. Ion-dipoolbinding tussen ionen en watermoleculen. c.(3) De omringing van het zwavelatoom is 4 leidend tot een tetraeder-structuur. d.(2) CrK(SO 4 ) 2.12H 2 O Cr 3+ + K + + 2 SO 4 + 12 H 2 0 OPGAVE 2 - deodorant a.(1) 21,00 mmol Br 2 b.(3) C 9 H 7 NO(aq) + 2 Br 2 (aq) C 9 H 5 Br 2 NO(aq) + 2 H + (aq) + 2 Br - (aq) 1

c.(2) Al 3+ + 3 C 9 H 6 NO - Al(C 9 H 6 NO) 3 d.(4) Er ontstaat 21,00 mmol Br2 waarvan 21,00-0,660 = 20,340 mmol reageert met oxine in de verhouding oxine : broom =1 : 2. Er was dus 20,340 / 2 = 10,170 mmol vrij oxine. Dit kwam uit 10,170 / 3 = 3,390 mmol Al(C 9 H 6 NO) 3. Dus er was 3,390 mmol Al 3+ aanwezig in 10,0 ml. Dit is 3,390 x 26,98 / 10 = 9,15 mg Al 3+ in 1,00 ml van de deodorant. OPGAVE 3 pectine a.(1) Dat betekent dat er een spiegelbeeld isomeer is en dat deze het rechtsdraaiende isomeer is (D van dextro). Of kan je zeggen dat er in het molecuul geen spiegelvlak zit en dat het als geheel asymmetrisch is en dus optisch actief. Deze is dan de rechtsdraaiende versie. b.(3) C 3 H 8 O + H 2 0 C 3 H 6 O 2 + 4 H + + 4 e - Cr 2 O 7 + 14 H + + 6 e - 2 Cr 3+ + 7 H 2 O -------------------------------------------------------------------- 3 C 3 H 8 O +3 H 2 O + 2 Cr 2 O 7 +28 H + 3 C 3 H 6 O 2 + 12 H + + 4 Cr 3+ + 14 H 2 O Opschonen: 3 C 3 H 8 O + 2 Cr 2 O 7 +16 H + 3 C 3 H 6 O 2 + 4 Cr 3+ + 11 H 2 O c.(2) De andere OH-groepen in D-galactose zullen ook reageren en omgezet worden tot oxo-groepen. d.(1) Dat zal gebeuren met enzymen die er voor zorgen dat alleen de CH2OH-groep als reductor reageert. e.(2) Specifieke katalysatoren, zoals enzymen dat zijn. Let op: een methode waarbij de OH-groepen aan de ring eerst veresterd worden waarna de CH2OH groep geoxideerd wordt en vervolgens de estergroepen weer gehydolyseerd, zal niet werken omdat de CH2OH-groep ook veresterd wordt. Een methode waarbij alle OH-groepen worden geoxideerd en de in de ring ontstane oxogroepen dmv. additie met H 2 weer worden omgezet in OH-groepen, zal mogelijk meerdere ruimtelijke ordeningen van de OH-groepen opleveren. Feit is wel dat de OH-groepen aan de ring onderscheiden moeten worden van die aan C 6. Een term die hiervoor vaak gebruikt wordt is beschermen. 2

f.(2) De gevormde ester heet methylpropanoaat. g.(2) Waterstofbruggen met de polysachariden. Pectine kan aan alle kanten waterstofbruggen vormen met de OH-groepen van de polysachariden en dus ook aan meerdere kanten polysacharide bevattende wanden van cellen aan zich hechten. h.(3) [H 3 O + ] =[Z - ] =1. 10-4 Dus K z = 10-8 / [HZ] = 5. 10-3 dus [HZ] = 2.10-6 Dus [HZ] o = [HZ] + [Z - ] = 2. 10-6 + 1.10-4 = 102.10-6 [HZ] o is de totale concentratie van de niet-veresterde carbonzuurgroepen. Dus de hoeveelheid aanvankelijk aanwezige carbonzuurgroepen (voor de verestering) was 100/60 x 102.10-6 = 170.10-6 Daarvan is gesplitst 1.10-4. Het percentage gesplitst van de oorspronkelijk aanwezige zuurgroepen wordt daarmee 1.10-4 /170.10-6 x 100% = 58,8 % OPGAVE 4 oxiden en water a.(2) K 2 O + H 2 O 2K + + 2OH - b.(1) Mg 2+ en OH - c.(2) Stel x mol Mg(OH)2 lost op in een liter water. Dan is [Mg 2+ ] = x en [OH - ] = 2x Dus x. (2x) 2 = 4x 3 = 5,6.10-12 Waaruit volgt dat x= 1,12.10-3 mol/l Dit is minder dan de 0,01 mol/l dat de bovengrens is voor s. d1.(1) Kalkmelk heeft een hogere ph. Want het gevormde calciumhydroxide is matig oplosbaar dus beter dan slecht oplosbaar. 3

d2.(2) Zinkhydroxide heeft een kleiner oplosbaarheidsproduct dan magnesiumhydroxide. Er zijn dus minder OH - -ionen, dus een lagere ph. e.(2) Niets. Het verhoogt alleen maar de hoeveelheid vast magnesiumoxide. Het water is al verzadigd met magnesiumhydroxide. OPGAVE 5-4-methylpent-een a.(2) b.(2) Ja, twee stereoisomeren te weten cis en trans (er is geen sprake van optische isomerie). c.(2) 2,3-dibroom-4-methylpentaan (hier is wel sprake van optische isomerie) d.(3) e.(2) Ongeveer hetzelfde, alleen zal de gemiddelde afstand tussen dezelfde vertakkingen (de propylgroepen of de methylgroepen) groter zijn. 4

OPGAVE 6 - alkaan uit elektrolyse a.(3) 2 C 6 H 5 CH 2 COOH C 6 H 5 CH 2 CH 2 C 6 H 5 + 2 CO 2 + 2 H + + 2e - S 2 O 8 + 2 e - 2 SO 4 b1.(3) 2 Na + 2 C 2 H 5 OH 2 Na + + 2 C 2 H 5 O - + H 2 C 2 H 5 O - + C 4 H 9 COOH C 2 H 5 OH + C 4 H 9 COO - 1x 2x -------------------------------------------------------------------------------------------------- 2 Na + 2 C 4 H 9 COOH 2 Na + + 2 C 4 H 9 COO - + H 2 b2.(2) Het ethanolaat is een sterke base. Sterke basen geven altijd een aflopende reactie met een zwak zuur, wat pentaanzuur is (vergelijk met bv. ethaanzuur). c.(2) De polymerisatie van fenyletheen wordt in gang gezet door radicalen. In dit geval het radicaal dat in stap 2 ontstaat. d1.(4) 0,11 mol. De 0,020 mol pentanoaat begint bij de positieve elektrode te reageren tot octaan volgens het drie stappen mechanisme. Ondertussen wordt aan de negatieve elektrode uit 0,20 mol pentaanzuur 0,20 mol nieuwe pentanoaat gevormd dat, na migratie naar de positieve elektrode, wordt omgezet in octaan. Er reageert dus in totaal 0,22 mol pentanoaat aan de positieve elektrode, leidend tot 0,11 mol octaan. d2.(2) Per mol octaan wordt 2 mol CO 2 gevormd (zie opgave a.) Dus 0,22 mol CO 2. Met V m = 24,5 L/mol, wordt dit 5,4 L CO 2. e.(2) CH 3 CH 2 CH 2 COOH en CH 3 CH 2 CH 2 CH 2 CH 2 COOH. (Er ontstaat dan ook hexaan en decaan en moet er een scheidingsmethode worden toegepast.) f.(2) Kleiner, vanwege de parallelle vorming van hexaan en decaan. EINDE 5