10. In Nederland wonen daar veel mensen of weinig mensen? 10. veel mensen 10. En Holanda vive mucha o poca gente? 10. mucha gente



Vergelijkbare documenten

1. In welk deel van de wereld ligt Nederland? 2. Wat betekent Nederland?

Woordenlijst / Glosario TaalCompleet KNS 100 vragen

SPAANS HERHALINGLES 1 Español

Keuzevak Spaans voor beginners 1 - Extra oefeningen

SPAANS LES 8 Español

Woordenlijst / Glossary TaalCompleet KNS 100 vragen

SPAANS LES 7 Español

Immigratie Documenten

inlichtingenformulier basisregistratie personen

lombricita De jongste mag beginnen en een passend kaartje aan het openingskaartje leggen. Als je niet kan moet je een kaartje uit de pot pakken.

Immigratie Studeren. Studeren - Universiteit. Me gustaría matricularme en la universidad. Aangeven dat u zich wilt inschrijven

RUDOLF RASCH: DUIZEND BRIEVEN OVER MUZIEK VAN, AAN EN ROND CONSTANTIJN HUYGENS - Chièze aan Huygens 30 augustus B -

inlichtingenformulier Gemeentelijke Basisadministratie

SPAANS LES 2 Español

SPAANS LES 6 Español

Module 7 Staatsinrichting en rechtsstaat

Immigratie Studeren. Studeren - Universiteit. Aangeven dat u zich wilt inschrijven. Verklaren dat u graag wilt inschrijven voor een cursus.

Immigratie Studeren. Studeren - Universiteit. Aangeven dat u zich wilt inschrijven. Verklaren dat u graag wilt inschrijven voor een cursus.

Serie Crímenes al sol. Pasión mortal

Op het potje Al bacín

SPAANS LES 5 Español

Magie en musica kleur en zweet. Zingen, lachen en huilen: ze vermengen meng hun dromen meng pijn en vreugde houd van het leven!

Inmigración Documentos

Immigratie Documenten

Immigratie Documenten

cuál? cuál es su número de reserva? a ver... acento, el alfabeto, el apellido, el apellidos, los aquí tiene arroba, la ascensor, el baño, el

Nederlands leren? Maak er werk van! Doe mee in Leeuwarden!

SPAANS HERHALINGLES 2 Español

Het belang en het gemak van het Spaanse werkwoord

Uitwerking Tareas Spaans 3. Qué has hecho hoy?

Dit is een oefentoets KNM voor het inburgeringsexamen. Print deze toets uit. Elke vraag is multiple choice. U mag geen woordenboek gebruiken.

Jongens en Guillaume, aan tafel!

Spaans voor zelfstudie

Nederlands in 4 weken week 1 jsp-taligen.indd :26:18

SPAANS LES 4 Español

Woordenlijst / Glossaire TaalCompleet KNS 100 vragen

bab.la Uitdrukkingen: Persoonlijke correspondentie Gelukwensen Spaans-Nederlands

Sí, claro! 1.1. Instaptoets. Opgaven. 4. En un hotel. 1. En un viaje. Perdón, ustedes francés? No, sólo inglés. Hola, cómo? Ernesto, y tú?

k ga naar school Voy al colegio

5 Dienstverlening in Nederland

de aanbieding offerta De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen solo Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.

Woordenlijst Nederlands Spaans

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 241

at zijn Qué es la tecnología Qué es la tecnol connected lif onnected Lif? ts? ts?

NEERLANDÉS COMPRENSIÓN DE LECTURA

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Necesito ir al hospital. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet. Me siento mal.

TRACTATENBLAD VANHET KOMXNKRIJKDERNEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 139

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet. Om ogenblikkelijke medische hulp vragen

Schloss Neuschwanstein Füssen

ROT OP NAAR JE EIGEN LAND

Als kinderen ruzie maken Cuando los niños riñen

4. Waaraan moet een voorbereidingstekst voor gespreksvaardigheid voldoen?

Wiekendje. Vanuit het MT. Basisschool Het Molenven. In dit nummer: 25 februari

Module 5 Geschiedenis en geografie

DE DEMOCRATIE-INDEX GROEP 1: Hebben alle partijen min of meer gelijke kansen in de campagneperiode?

SPAANS LES 3 Español

SPAANS HERHALINGLES 3 Español

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Uit Eten. Uit Eten - Bij de ingang. Uit Eten - Eten bestellen

Persoonlijke correspondentie Brief

Reizen Uit Eten. Uit Eten - Bij de ingang. Uit Eten - Eten bestellen

Una escuela para. sus hijos TODO SOBRE LA EDUCACIÓN EN BRUSELAS PARA NUEVOS INMIGRANTES. spaans

SUBJUNTIVO. B. Tú + vos. 1. empezar 2. salir 3. decir 4. hacer 5. oír 6. encontrar 7. venir 8. poder 9. conocer 10. vivir

Dit is een oefentoets KNM voor het inburgeringsexamen. Print deze toets uit. Elke vraag is multiple choice. U mag geen woordenboek gebruiken.

1 Ficha de trabajo DOS POSTALES DESDE GALICIA. 1. Lee la postal de Elena para su madre. Completa el texto con las palabras.

SPAANS LES 10 Español

Wonen. In deze les leert u

Immigratie Bank. Bank - Algemeen. Bank - Openen van een bankrekening. Puedo sacar dinero en (país) sin pagar comisiones?

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet. Om ogenblikkelijke medische hulp vragen

Academisch schrijven Inleiding

oferta De appels zijn in de a. Ze zijn vandaag extra goedkoop. de arm brazo Ik kan vandaag niet zo goed schrijven, want ik heb pijn in mijn a.

Bienvenidos - Cuaderno de ejercicios

SPAANS LES 12 Español

agosto al lado de Alemania

Manual de instrucciones Gebruiksaanwijzing

Wat denken de jongens? Trek een lijn naar het denk-wolkje. Het is niet eerlijk, ik ben arm en hij is rijk. Ik wil graag vrienden blijven

Villa La Huerta. Samenvatting. Beschrijving. Kaart

Zakelijke correspondentie Brief

januari el/un coche el/un gato la/una casa la/una chica la/una mesa

Examen HAVO. Spaans. tijdvak 1 vrijdag 29 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Sí, claro! 1.2. Instaptoets. Opgaven. 1. Dos amigos miran el plano de Sevilla. 4. En la oficina de turismo.

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Om de weg naar je accommodatie vragen

1 Het ontstaan van het Koninkrijk De geboorte van een prins De jeugd van prins Willem-Alexander 20

Capítulo uno y dos + capítulo

EL HORARIO DE LOS CHICOS

Inhoudsopgave. Ondersteunend materiaal página 4. Inhoud + checklist páginas 2-3. Opdracht página 1. Información personal páginas 6-13

Reizen Wonen Koken & genieten Cultuur & vermaak

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De huisarts

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet. Om ogenblikkelijke medische hulp vragen

Geschiedenis kwartet Tijd van jagers en boeren

Ana María y Fernando en México. Mateo en la playa. Juan y sus compañeros de fútbol. Mamá, Clarita y Mirta

Zakelijke correspondentie

Zakelijke correspondentie

Transcriptie:

Buena suerte! 1. In welk deel van de wereld ligt Nederland? 1. Europa 1. En qué lugar del mundo está Holanda? 1. Europa 2. Welk land ligt ten zuiden van Nederland? 2. België 2. Qué país está al sur de Holanda? 2. Belgica 3. Welk land ligt ten oosten van Nederland? 3. Duitsland 3. Qué país está al Este de Holanda? 3. Alemania 4. Welk land is groter, Nederland of Marokko? 4. Marokko 4. Qué país es más grande, Holanda o Marruecos? 4. Marruecos 5. Welk land is kleiner, Nederland of Turkije? 5. Nederland 5. Qué país es más pequeño, Holanda o Turquía? 5. Holanda 6. Wat betekent Nederland? 6. laag land 6. Qué significa Nederland? 6. país bajo 7. Kijk naar de foto, wat is dit? 7. een dijk 7. Mira la foto, qué es eso? 7. un dique 8. Wat gebeurt er als er geen dijken zijn? 8. staat Nederland onder water 8. Qué sucedrá si no hubieran diques? 8. Holanda estará baja agua 9. Noem een grote stad in de Randstad? 9. Utrecht 9. Nombra una ciudad grande en de Randstad? 9. Utrecht 10. In Nederland wonen daar veel mensen of weinig mensen? 10. veel mensen 10. En Holanda vive mucha o poca gente? 10. mucha gente 11. Wat is de hoofdstad van Nederland? 11. Amsterdam 11. Cúal es la capital de Holanda? 11. Amsterdam 12. In welke stad zit de regering? 12. in Den Haag 12. En qué ciudad está el gobierno? 12. en La Haya 13. Waar woont de koningin? 13. in Den Haag 13. Dónde vive la reina? 13. en La Haya 14. Waar ligt de grootste zeehaven? 14. bij Rotterdam 14. Dónde está el puerto más grande? 14. cerca de Rotterdam

15. Hoe heet de nationale luchthaven? 15. Schiphol 15. Cómo se llama el aeropuerto nacional? 15. Schiphol 16. Waar ligt Schiphol? 16. bij Amsterdam 16. Dónde está Schiphol? 16. cerca de Amsterdam 17. Wie helpt u als u in Nederland aankomt? 17. mijn partner 17. Quién le ayudará cúando usted llega en Holanda? 17. mi pareja 18. Is Nederland vaak nat of droog? 18. nat 18. Es Holanda seco o humedo? 18. humedo 19. Als u naar Nederland komt, moet u dan opnieuw uw rijbewijs halen? 19. ja 19. Cúano usted llegue a Holanda, necesitará obterner su licencia de conducir de nuevo? 19. sí 20. In Nederland, zijn de wegen daar rustig of druk? 20. druk 20. En Holanda, las carretaras son vacías o ocupadas? 20. ocupadas 21. In Nederland, zijn er veel fietsen of weinig fietsen? 21. veel 21. En Holanda, hay muchas o pocas bicicletas? 21. muchas 22. Wat is typisch Nederlands in het verkeer? 22. fietsen 22. Qué es algo típico en el trafico en Holanda? 22. bicicletas 23. Leven Nederlanders veel binnen of buiten? 23. binnen 23. Los Holandeses viven mucho dentro o afuera? 23. dentro 24. Wie ziet u op het plaatje? 24. Willem van Oranje 24. Quién es en el dibujo? 24. Willem van Oranje 25. Was de koning van Spanje protestant of katholiek? 25. katholiek 25. El rey de España era protestante o católico? 25. católico. 26. Hoe lang duurde de oorlog met Spanje? 26. tachtig jaar 26. Qúanto tiempo duró la guerra con España? 26. ochenta años 27. Hoe lang bestaat de Nederlandse staat ongeveer, vijftig jaar of vierhonderd jaar? 27. vierhonderd jaar 27. Desde cúando existe el estado de Holanda aproximadamente, cincuenta años o cuatrocientos años? 27. cuatrocientos años 28. Waren de VOC schepen voor de visvangst of voor de handel? 28. handel 28. Los barcos del VOC eran para la pesca o para negocios? 28. negocios

29. Wie schilderde dit schilderij? 29. Rembrandt van Rijn 29. Quién pintó este cuadro? (foto del Nachtwacht) 29. Rembrandt van Rijn 30. Is er in Nederland scheiding van kerk en staat? 30. ja 30. En Holanda hay separación entre iglesia y estado? 30. sí 31. Door welk land is Nederland bezet tijdens de Tweede Wereldoorlog? 31. Duitsland 31. Qué país ocupó Holanda durante la segunda guerra mundial? 31. Alemania 32. Welke grote stad is in 1940 gebombardeerd? 32. Rotterdam 32. Qué ciudad grande fue bombardeada en 1940? 32. Rotterdam 33. Waarom is Anne Frank beroemd? 33. ze schreef een dagboek 33. Por qué es famosa Anna Frank? 33. escribió un diario 34. Welke kolonie van Nederland wordt onafhankelijk vlak na de Tweede Wereldoorlog? 34. Indonesië 34. Qué colonia de Holanda obtuvo su independencia muy pronto despúes de la segunda guerra mundial? 34. Indonesia 35. Uit welk land kwamen veel gastarbeiders, uit Turkije of uit Engeland? 35. Turkije 35. De qúe país vinieron muchos trabajadores extranjeros, de Turquía o de Inglaterra? 35. Turquía 36. Welke kolonie van Nederland wordt in 1975 onafhankelijk? 36. Suriname 36. Qué colonia de Holanda obtuvo su independencia en 1975? 36. Suriname 37. Wie zijn dit? (foto) 37. prinses Maxima en prins Willem-Alexander 37. Quiénes son? (foto) 37. Princesa Maxima y principe Willem-Alexander 38. Uit welk land komt prinses Maxima? 38. Argentinië 38. De qúe país es la princesa Maxima? 38. Argentina 39. Hoe heet de kroonprins? 39. Willem-Alexander 39. Cómo se llama el príncipe heredero? 39. Willem-Alexander 40. Is Nederland een democratie? 40. ja 40. Es Holanda demócrata? 40. sí 41. In welke stad zit het parlement? 41. Den Haag 41. En qúe ciudad está el parlamento? 41. La Haya 42. Wat is de belangrijkste wet in Nederland? 42. grondwet 42. Cúal es la ley más importante en Holanda? 42. la constitución

43. Wie is de voorzitter van de raad van ministers, de minister president of de koningin? 43. minister president 43. Quién es el presidente del consejo de ministros, el primer ministro o la reina? 43. primer ministro 44. Wie vergaderen in deze zaal? 44. de Tweede Kamer 44. Quiénes se reúnen en esta sala? 44. El Congreso 45. Hoe vaak zijn er verkiezingen, elke vier jaar of elke zes jaar? 45. vier jaar 45. Cúantas veces hay elecciones, cada cuatro años o cada seis años? 45. cuatro años 46. Hoe oud moet u zijn om te mogen stemmen? 46. achttien jaar 46. Qúe edad tiene que tener para votar? 46. dieciocho 47. Heeft Nederland één politieke partij of meer politieke partijen? 47. meer politieke partijen 47. Tiene Holanda uno partido politico o más que uno? 47. más que uno 48. Wat is de functie van deze man? (foto) 48. burgemeester 48. Cúal es la función de este hombre? (foto) 48. alcalde 49. Is discriminatie strafbaar of toegestaan? 49. strafbaar 49. La discriminación es sancionada o permitida? 49. sancionada 50. Hebben vrouwen méér rechten dan mannen of dezelfde rechten? 50. dezelfde rechten 50. Tienen más derechos las mujeres qúe los hombres o los mismos derechos? 50. mismos derechos 51. Mogen vrouwen in Nederland zelf kiezen met wie ze willen trouwen? 51. ja 51. Las mujeres en Holanda pueden escoger por si mismas con quién casarse? 51. sí 52. Is het discrimineren van homoseksuelen strafbaar of toegestaan? 52. strafbaar 52. La discriminación de los homosexuales es sancionada o permitida? 52. sancionada 53. Heeft Nederland één staatsgodsdienst of zijn er veel godsdiensten? 53. veel godsdiensten 53. Tiene Holanda una religión de estado o hay muchas religiones? 53. muchas religiones 54. Zijn de kranten, radio en televisie vrij in hun mening? 54. ja 54. Los periódicos, la radio y la televisión son libre en su opinión? 54. sí 55. Heeft Nederland veel televisiekanalen of is er één staatstelevisie? 55. veel kanalen 55. Tiene Holanda muchas cadenas de televisión o hay una cadena de estado? 55. muchas cadenas 56. Is homoseksualiteit toegestaan of strafbaar? 56. toegestaan 56. La homosexualidad es permitida o sancionada? 56. permitida

57. Is wapenbezit zonder vergunning toegestaan of strafbaar? 57. strafbaar 57. La tenencia de armas sin licencia es permitida o sancionada? 57. sancionada 58. Is vrouwenbesnijdenis toegestaan of strafbaar? 58. strafbaar 58. La circuncisión de mujeres es permitida o sancionada? 58. sancionada 59. Is slaan van vrouwen toegestaan of strafbaar? 59. strafbaar 59. Pegarle a las mujeres es permitido o sancionado? 59. sancionado 60. Hebben alle mensen in Nederland hetzelfde geloof? 60. nee 60. En Holanda tienen todos la misma creéncia/religión? 60. no 61. Welke taal spreken de mensen in Nederland? 61. Nederlands 61. Qué idioma hablan en Holanda? 61. Holandés 62. Is het belangrijk om snel Nederlands te leren? 62. ja 62. Es importante aprender el Holandés rápido? 62. sí 63. Wat leert u in de Nederlandse taalles? 63. Nederlands 63. Qué aprende usted en la clase de idioma de Holandés? 63. Holandés 64. Moet u voor een taalcursus betalen of is het gratis? 64. betalen 64. Tiene que pagar para recibir clases / un curso de idioma o es gratuito? 64. pagar 65. Wie betaalt de taalcursus, de school of uzelf? 65. ikzelf 65. Quién paga la clase de idioma, la escuela o usted? 65. yo 66. Gaan in Nederland alleen kinderen naar school of ook volwassenen? 66. ook volwassenen 66. En Holanda, van a la escuela solo los niños o los adultos también? 66. adultos también 67. Worden verjaardagen in Nederland gevierd? 67. ja 67. Celebran los cumpleaños en Holanda? 67. sí 68. Als u bij iemand op bezoek gaat, maakt u dan meestal een afspraak of loopt u zomaar naar binnen? 68. ik maak een afspraak 68. Si usted va a visitar a alguién, hace una cita o entre así como así? 68. hago una cita 69. Opa's en oma's wonen die bij hun kinderen of wonen ze apart? 69. apart 69. Los abuelos viven con sus niños o viven aparte? 69. aparte 70. Waarom is het goed om met kinderen naar de Nederlandse televisie te kijken? 70. om Nederlands te leren 70. Por qué es bueno ver la televisión Holandesa con los niños? 70. para aprender Holandés

71. Wie is verantwoordelijk voor wat kinderen doen: de school of de ouders? 71. de ouders 71. Quién es responsable por lo que hacen los niños: la escuela o los padres? 71. los padres 72. Hoe oud zijn de meeste kinderen als ze naar school gaan? 72. vier jaar 72. Qué edad tiene la majoria de los niños cúando van a la escuela? 72. cuatro años 73. Vanaf welke leeftijd is onderwijs verplicht? 73. vanaf vijf jaar 73. Desde qué edad es obligatoria la educación? 73. desde cinco 74. Tot welke leeftijd is onderwijs verplicht? 74. tot achttien jaar 74. Hasta qué edad es obligatoria la educación? 74. hasta dieciocho 75. Leren kinderen als ze spelen? 75. ja 75. Aprenden los niños cúando están jugando? 75. sí 76. Wie kiest de school voor het kind: de ouders of de gemeente? 76. de ouders 76. Quién escoge la escuela para el niño: los padres o el municipio? 76. los padres 77. Zijn er op school aparte klassen voor jongens en voor meisjes of zitten ze samen in één klas? 77. samen in één klas 77. En la escuela hay clases apartes para los niños y las niñas o están en la clase juntos? 77. juntos 78. Dragen kinderen op school een uniform? 78. nee 78. Llevan uniformes los niños a la escuela? 78. no 79. Wat doet de jongen achter de computer, leren of spelen? (foto) 79. leren 79. Que está haciendo el niño en la computadora, está aprendiendo or jugando? (foto) 79. aprendiendo 80. Voortgezet onderwijs is dat voor kinderen vanaf vier jaar of vanaf twaalf jaar? 80. vanaf twaalf jaar 80. Educación continua es para los niños desde cuatro años o doce años? 80. desde doce años 81. Gaan alle kinderen vanaf twaalf jaar naar hetzelfde soort onderwijs, of zijn er twee richtingen? 81. twee richtingen 81. Van a la misma clase de educación todos los niños desde los doce años o hay dos direcciones? 81. dos direcciones 82. Tot welke leeftijd moeten kinderen naar school? 82. tot achttien jaar 82. Hasta qué edad tienen que estar en la escuela los niños? 82. hasta dieciocho 83. Vanaf welke leeftijd mogen jongeren hun eigen keuzes maken? 83. vanaf achttien jaar 83. Desde qué edad pueden tomar sus propias deciciones los niños? 83. desde dieciocho

84. Uzelf verzekeren tegen ziektekosten, is dat verplicht of vrij? 84. verplicht 84. Tener un seguro para gastos de enfermedad, es obligatorio o libre? 84. obligatorio 85. Wie betaalt uw verzekering tegen ziektekosten: de gemeente of uw partner? 85. mijn partner 85. Quién paga el seguro para gastos de enfermedad, el municipio o su pareja? 85. mi pareja 86. Als u ziek wordt, waar gaat u dan naar toe? Naar de huisarts of naar het ziekenhuis? 86. naar de huisarts 86. Si usted se enferma, adónde va? Al médico de cabecera o al hospital? 86. al médico de cabecera 87. Waar haalt men medicijnen op recept? Bij de drogist of bij de apotheek? 87. bij de apotheek 87. Dónde consigue usted medicina con receta? En la droguería o en la farmacia? 87. en la farmacia 88. In noodgevallen, waar gaat u dan naar toe, naar het ziekenhuis of naar de drogist? 88. naar het ziekenhuis 88. En caso de urgencia, adónde va? Al hospital o a la droguería? 88. al hospital 89. Waar werken de meeste specialisten? 89. in het ziekenhuis 89. Dónde trabaja la major parte de los especialistas? 89. en el hospital 90. Voor wie is het consultatiebureau, voor grote kinderen of voor kleine kinderen? 90. voor kleine kinderen 90. Para quién es el consultorio, para niños grandes o niños pequeños? 90. niños pequeños 91. Wie werken er in Nederland, alleen mannen of mannen én vrouwen? 91. mannen en vrouwen 91. Quiénes trabajan en Holanda, solo los hombres o hombres y mujeres? 91. hombres y mujeres 92. Wanneer moet u werk gaan zoeken, zo snel mogelijk of later? 92. zo snel mogelijk 92. Cúando tiene que encontrar trabajo, lo más antes posible o después? 92. lo más antes posible 93. Waar is steeds minder werk te vinden: in de industrie of in de zorg? 93. in de industrie 93. Dónde se encuentra menos y menos trabajo: en la industria o en los hospitales? 93. en la industria 94. Waar is veel werk te vinden: in de landbouw of in de zorg? 94. in de zorg 94. Dónde se encuentra mucho trabajo: en la agricultura o en los hospitales? 94. en los hospitales 95. Wat is makkelijker te vinden: werk in de beveiliging of in de landbouw? 95. in de beveiliging 95. Qué se encuentra más facilmente: trabajo en seguridad o en la agricultura? 95. en seguridad (de edificios etc.) 96. Hoe vindt u gemakkelijker werk, via familie of via de krant? 96. via familie 96. Cómo encuentra usted trabajo más facilmente, a través de la familia o a través del periódico? 96. a través de la familia

97. Waar kunt u zich inschrijven als u werk zoekt, bij een school of bij een uitzendbureau? 97. bij een uitzendbureau 97. Dónde puede registrarse si usted busca trabajo, en una escuela o en una agencia de colocaciones? 97. en una agencia de colocaciones 98. Geeft men elkaar bij dit gesprek eerst een hand of gaat men direct zitten? 98. eerst een hand geven 98. En una conversación, primero se da la mano el uno al otro o se sientan de una vez? 98. primero dar la mano 99. Krijgt u in Nederland een uitkering of moet uw partner voor u zorgen? 99. mijn partner 99. Usted recibirá una prestación en Holanda o tiene que cuidar de usted su pareja? 99. mi pareja 100. Is het leven in Nederland duur of goedkoop? 100. duur 100. La vida en Holanda es barata o cara? 100. cara