Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3 en 4

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2

Atoommodel van Rutherford

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 4

Samenvatting Scheikunde H6 Water (Chemie)

Stoffen, structuur en bindingen

WATER. Krachten tussen deeltjes. Intramoleculaire en intermoleculaire krachten

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Samenvatting Scheikunde H6 (Chemie)

SCHEIKUNDE KLAS TITEL VAN HET BLAD

vrijdag 28 oktober :40:59 Nederland-tijd Moleculaire stoffen 4havo hoofdstuk 2; Chemie Overal

Hoofdstuk 1: Atoombouw

WATER. Krachten tussen deeltjes

Oplossen en mengen. Opdracht 2. Niet.

Bindingen. Suiker Suiker heeft de molecuulformule C 12 H 22 O 11

Antwoorden deel 1. Scheikunde Chemie overal

Hoe herken je een mengsel. Verschillende soorten mengsels

atomen die we nu kennen kunnen we tientallen miljoenen moleculen maken veel verschillende soorten stoffen.

Wednesday, 28September, :13:59 PM Netherlands Time. Chemie Overal. Sk Havo deel 1

Samenvatting Scheikunde Scheikunde Chemie overal H1 3 vwo

Intermoleculaire krachten ELEKTRONEGATIVITEIT, POLAIRE ATOOMBINDING, DIPOOLMOMENT, ION-

Alleen de metalen zullen de stroom geleiden omdat deze vrije elektronen hebben, dit zijn dus alleen kalium en tin.

Scheikunde Chemie overal Week 1. Kelly van Helden

8,1. Samenvatting door een scholier 2527 woorden 27 oktober keer beoordeeld. Scheikunde. Hoofdstuk 1

Niet-metalen + metalen. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water.

Hoofdstuk 1. Microstructuren. J.A.W. Faes (2018)

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2, 3, 4 en 6

6. Oplossingen - Concentratie

Samenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan

SCHEIKUNDE KLAS TITEL VAN HET BLAD

Samenvatting Pulsar Chemie (Scheikunde): boek 1

Hulpmiddelen: Binas T99, T40A. Hulpmiddelen: Binas T99, T40A

Schrap wat niet past: Een ionverbinding met grote roosterkrachten heeft een kleine/grote ionstraal en een kleine/grote ionlading.

Samenvatting Scheikunde Hfst. 6 Chemie en schoonmaken

5-1 Moleculen en atomen

systeem staat. Voorbeelden zijn calcium en magnesium.

Eindexamen scheikunde havo I

5 Formules en reactievergelijkingen

1) Stoffen, moleculen en atomen

Module 2 Chemische berekeningen Antwoorden

Samenvatting hoofdstuk 2

Scheikunde Samenvatting H4+H5

Antwoorden deel 1. Scheikunde Chemie overal

1 De bouw van stoffen

Hoofdstuk 5. Zouten HAVO

vrijdag 2 maart :26:18 Midden-Europese standaardtijd H4 Zouten

ZUIVERE STOF één stof, gekenmerkt door welbepaalde fysische constanten zoals kooktemperatuur, massadichtheid,.

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 november OPGAVE 1 zeven stoffen. Frank Povel

Inleiding in de RedOx chemie

Atoombinding structuurformules nader beschouwd (aanvulling 2.4)

Toets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde

Ar(C) = 12,0 u / 1 u = 12,0 Voor berekeningen ronden we de atoommassa s meestal eerst af tot op 1 decimaal. Voorbeelden. H 1,0 u 1,0.

Elementen; atomen en moleculen

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

Oefenvragen Hoofdstuk 7 Een indeling van stoffen. moleculaire stoffen zouten metalen

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3

Samenvatting Scheikunde H3 Reacties

Metalen & opfris molberekeningen. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

Oefenvraagstukken 4 VWO Hoofdstuk 6 antwoordmodel

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Chemie: opbouw materie 23/5/2015. dr. Brenda Casteleyn

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Mens erger je niet: chemistry edition

Basiskennis Scheikunde VWO 1. Derde klas:

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Chemie: opbouw materie 22/1/2017. dr. Brenda Casteleyn

Scheikunde leerjaar 2

Eindexamen scheikunde havo II

Eindexamen scheikunde havo 2001-I

Een atoom is opgebouwd uit een kern met daaromheen een elektronenwolk. Het grootste deel van het atoom bestaat uit niets.

Stoffen en materialen Samenvattingen Inhoud

Frank Povel. a. Fe + 2H + Fe 2+ + H 2 Er zullen gasbelletjes te zien zijn en de oplossing zal licht groen worden.

Eindexamen scheikunde havo 2006-I

4e jaar Wetenschappen

Hoofdstuk 4 Kwantitatieve aspecten

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

Eindexamen scheikunde havo 2005-I

Klas 4 GT. Atomen en ionen 3(4) VMBO-TG

Samenvatting Scheikunde Hoofdstukken 1, 2, 3, 4; 5.

scheikunde vwo 2016-II

met voorbeelden en aan de hand van de begrippen molecule en atoom, uitleggen wat een formule is;

H4SK-H6. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Module 1 Chemische binding Antwoorden

Extra oefenopgaven. Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008

SCHEIKUNDE samenvatting boek 1, H1 t/m H7

7, Samenvatting door een scholier 3350 woorden 3 mei keer beoordeeld. Scheikunde. Hoofdstuk 1: Atoombouw

Eindexamen scheikunde havo 2001-II

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Stabilisator voor PVC

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 april 2018

INTRODUCTIECURSUS BOUWCHEMIE HOOFDSTUK 2: ATOOMBOUW EN CHEMISCHE BINDING

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3

Correctievoorschrift HAVO en VHBO. Scheikunde

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Samenvatting: Scheikunde H4 Reacties met zoutoplossingen. Don van Baar Murmelliusgymnasium Leerjaar

a Hoeveel valentie-elektronen heeft elk atoom? Dat wil zeggen: hoeveel elektronen in de buitenste schil? Volgens: K 2 L 8 M 18

7.1 Het deeltjesmodel

ßCalciumChloride oplossing

Elektrovalentie: geeft aan met welke lading het van het atoom afgeleide ion voorkomt in een zout

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen

Transcriptie:

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3 en 4 Samenvatting door een scholier 5170 woorden 14 januari 2016 7,3 11 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Scheikunde Periode 2 Toetsstof: HS.3 (Par. 2 t/m 8) + HS.4 (Par. 1 t/m 5) 3.2 De bouw van stoffen Elektrische stroom is transport van geladen deeltjes. Om elektrische stroom te kunnen geleiden zijn er geladen deeltjes nodig die vrij kunnen bewegen. Bij het geleiden van stroom zijn er drie groepen te maken: Moleculaire stoffen Zouten Metalen Geleiding Vast Vloeibaar/ Opgelost Deeltjes Formule Moleculaire stoffen - - Moleculen (zonder lading) Niet-metaal Zouten - + Ionen (+ en -) Metaal en niet-metaal Metalen + + Vrije elektronen ionen (+) Metaal Kristalrooster: het regelmatige patroon waarin bouwstenen zijn gestapeld. In een vaste fase zitten de bouwstenen dicht op elkaar gestapeld. Het kristalrooster van een moleculaire stof heet molecuulrooster. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 1 van 23

Het kristalrooster van een zout heet ionrooster. Het kristalrooster van een metaal heet metaalrooster. Atoommodel van Dalton Binding: Metaalbinding: positieve metaalionen en negatieve vrije elektronen trekken elkaar aan (metalen) Ionbinding: positieve en negatieve ionen trekken elkaar aan. Een zout geleid geen stroom in de vaste fase omdat de ionen op een vaste plaats in het rooster zitten. In de vloeibaar fase verliezen de ionen de vaste plaats in het rooster en kunnen zich vrij bewegen (zouten). Vanderwaalsbinding: moleculaire stoffen zijn opgebouwd uit ongeladen moleculen en kunnen dus geen stroom geleiden. Moleculen in het kristalrooster trekken elkaar aan, deze aantrekkingskracht heet de vanderwaalsbinding. 3.3 Binding in moleculen Systematische naamgeving Dit geld alleen voor moleculaire stoffen. Als een molecuul is opgebouwd uit twee verschillende atomen eindigt de naam op ide. Numerieke voorvoegsels (Binas tabel 66C): Index Voorvoegsel 1 Mono 2 Di 3 Tri 4 Tetra 5 Penta 6 Hexa P 2O5 heet dan difosforpentaoxide. NO heet dan stikstofmono-oxide. Atoombindingen Als je de covalentie van een atoom wilt weten dan moet je gebruik maken van de octet-regel. Stel de buitenste schil bevat vier elektronen, dan is de covalentie vier. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 2 van 23

Covalentie: het aantal elektronen dat een atoom beschikbaar heeft voor de atoombinding. Lewisstructuur Valentie-elektronen worden aangegeven als puntjes of kruisjes. In een Lewisstructuur worden alle atoombindingen getekend en ook de valentie-elektronen die geen binding vormen. Polaire en apolaire atoombindingen Apolair: als atomen even hard aan elkaar trekken dat ze in evenwicht zijn. Polair: als atomen,met een andere elektronegativiteit, niet even hard aan elkaar trekken zodat ze niet in evenwicht zijn. Een waterstofchloride bestaat uit één waterstofatoom en één chlooratoom. Beide atomen hebben één extra elektron nodig in de buitenste schil om aan de octetregel te voldoen. Daarom gaan ze één elektron delen. Omdat chloor sterker aan het elektronenpaar trekt zit de elektron iets meer naar chloor toe. Daarom is het chlooratoom een beetje -) en het waterstofatoom een beetje positief geladen (+). negatief geladen ( Om te bepalen welke atoomsoort het sterkst aan de elektronen trekt, kun je gebruik maken van de elektronegativiteit ( EN). (Binas tabel 40A) Atoombinding als EN 0,4 Polaire atoombinding als 0,4 < EN 1,7 Ionbinding als EN > 1,7 Voorbeeld: Er is een moleculaire stof die bestaat uit een chlooratoom ( EN = 2,8) en een waterstofatoom ( EN = 2,1). Het verschil is (2,8-2,1=) 0,7. Als het verschil in elektronegativiteit tussen de 0,4 en 1,7 zit, is de atoombinding polair. 3.4 Vanderwaalsbinding Je kunt faseovergangen het beste begrijpen door uit te gaan van twee elkaar teenwerkende effecten: De aantrekkingskracht tussen moleculen zorgt voor de vanderwaalsbinding. Een hogere temperatuur houdt in dat moleculen heftiger bewegen, de zogenaamde temperatuurbeweging. Hoe groter de molecuulmassa van de moleculen van een stof, hoe sterker de vanderwaalsbinding is en hoe hoger het smelt- en kookpunt van de stof. 3.5 Waterstofbruggen Waterstofbrug: heel sterke dipool-dipoolbinding. Dipoolmolecuul: een molecuul met ladingsverdeling. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 3 van 23

Dipool-dipoolbinding: binding tussen dipoolmoleculen. Deze binding treedt op naast de vanderwaalsbinding, maar is vaak sterker. Moleculaire stoffen waarvan de moleculen een OH- of een NH-binding bevatten hebben een hoger kookpunt dan je op grond van hun molecuulmassa zou verwachten. Apolaire moleculen Moleculen zonder polaire atoombindingen zijn altijd apolair, er is geen ladingsverdeling in het molecuul. Het is mogelijk dat een molecuul wel polaire atoombindingen heeft, maar dat deze niet leiden tot een polair molecuul. Als moleculen dezelfde elektronegativiteit hebben trekken ze even hard aan elkaar en is het dus in evenwicht. Dit is een apolair molecuul. 3.6 Mengsels van moleculaire stoffen Oplossen Apolair lost goed op in apolair Polair lost goed op in polair Hydrofiele stoffen: stoffen die goed oplossen in water. Deze stoffen zijn polair. Hydrofobe stoffen: stoffen die niet goed oplossen in water. Deze stoffen zijn apolair. Sommige stoffen zijn zowel hydrofiel als hydrofoob. Bijvoorbeeld aceton. Aceton lost wel op in water, maar kan geen waterstofbruggen vormen, omdat het geen OH- of NH-groep heeft. Aceton heeft wel een C=O-groep, deze kan wel meedoen met de waterstof bruggen. Deze groepen worden waterstofbrugontvangende groepen genoemd. Ze vormen geen waterstofbrug, maar ontvangen waterstofbruggen. Dynamisch evenwicht: concentraties in beide lagen zijn gelijk, maar moleculen blijven verplaatsen van de ene laag naar de andere laag. Verdelingsevenwicht: verdelen van een stof over twee lagen. 3.7 Mengsels van moleculaire stoffen Het volume van een mol gas Bij een constante temperatuur en druk bevatten gelijke volumes (bv. 1,00 dm3) van verschillende gassen evenveel https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 4 van 23

moleculen dus evenveel mol. 1,00 dm3 waterstof heeft een massa van 0,0846 g 1,00 dm3 zuurstof heeft een massa van 1,344 g 1,00 dm3 koolstofdioxide heeft een massa van 1,85 g gram H2 2,016 0,0846 mol H2 1 x gram O2 32 1,344 mol O2 1 x gram CO2 44,01 1,85 mol CO2 1 x Wet van Avogadro: moleculen nemen in de gasfase evenveel ruimte in. De moleculen hebben dan een grote afstand tot elkaar. Daarom heeft de grootte van het molecuul geen invloed meer op het aantal moleculen dat in een ruimte past. Rekenen aan het volume van een mol gas Molair Volume (Vm): het volume van 1,00 mol gas. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 5 van 23

Significante cijfers Significante cijfers: Vermenigvuldigen + delen: Bij vermenigvuldigen en delen geef je je antwoord in het minste significante cijfers: Optellen + aftrekken: Bij vermenigvuldigen kijk je naar het getal met de minste cijfers achter de komma: https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 6 van 23

3.8 Percentage, promillage en ppm Volumepercentage: hoeveel volume stof in percentage. Percentage: 1 op de 100 Promillage: 1 op de 1000 Parts per million (ppm): aantal deeltje per miljoen (1 op de 1.000.000) 4.2 Zouten De vorming van een zout Het atoommodel van Bohr en de octetregel worden gebruikt om de vorming van zouten te verklaren. Het is namelijk een reactie tussen niet-metalen en metalen. Hierbij wordt door het metaalatoom één of meerdere elektronen afgestaan aan het niet-metaalatoom. De ionbinding Elektrostatische krachten: aantrekkingskracht die negatieve en positieve ionen op elkaar uitoefenen. Hierdoor ontstaat een ionbinding. Ionbinding: sterke binding tussen de positieve en negatieve ionen. Deze binding is veel sterker dan een vanderwaalsbinding of een waterstofbrug. Hierdoor is het smelt- en kookpunt van zouten veel hoger dan van moleculaire stoffen. 4.3 Namen en formules van zouten Enkelvoudige ionen: ionen die uit één atoomsoort bestaan. Naamgeving van ionen: De naam van het metaalion ontstaat door achter de naam van het metaal ion te plaatsen (Natriumion). Bestaan er van een atoomsoort meerder elektrovalenties, dan gebruik je een Romeins cijfer om de lading aan te geven, zoals Goud(III)ion. De naam van het niet-metaalion ontstaat door achter de van het niet-metaal het woord ide te plaatsen. En daar achter weer het woord ion (Oxide-ion). https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 7 van 23

Samengesteld ion: één ion die in twee of meer verschillende atoomsoorten voorkomen. Systematische naam: de officiële naam van een zout. De naam van het positieve ion staat voorop, gevolgd door de naam van het negatieve ion. Verhoudingsformule: de verhouding in deze formule tussen het positieve ion en het negatieve ion is zo, dat de formule een elektrisch neutrale stof is. Naam Formule Enkelvoudige positieve ionen aluminiumion Al3+ bariumion Ba2+ calciumion Ca2+ goud(i)ion Au+ goud(iii)ion Au3+ ijzer(ii)ion Fe2+ ijzer(iii)ion Fe3+ kaliumion K+ koper(i)ion Cu2+ kwik(i)ion Hg+ kwik(ii)ion Hg2+ lithiumion Li+ lood(ii)ion Pb2+ lood(iv)ion Pb4+ magnesiumion Mg2+ mangaan(ii)ion Mn2+ mangaan(iv)ion Mn4+ natriumion Na+ tin(ii)ion Sn2+ tin(iv)ion Sn4+ uraan(iii)ion U3+ uraan(vi)ion U6+ zilverion Ag+ zinkion Zn2+ Enkelvoudige negatieve ionen bromide-ion Brchloride-ion Clfluoride-ion F- jodide-ion I- oxide-ion O2- sulfide-ion S2- https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 8 van 23

https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 9 van 23

Naam Formule Samengesteld positief ion ammoniumion NH4+ Samengestelde negatieve ionen acetaation CH3COOcarbonaation CO32- fosfaation PO4-3 hydroxide-ion OHnitraation NO3- nitrietion NO2- permanganaation MnO4- sulfaation SO42- sulfietion SO32- thiosulfaation S2O32- waterstofcarbonaation HCO3- https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 10 van 23

4.4 Zouten in water Als een zout wordt opgelost in water dan laten de zoutionen elkaar los en worden ze omringt door watermoleculen. Hydratatie: het omringen van ionen door watermoleculen. (keukenzout) lost goed op in water. Dit komt omdat water een ladingsverschil heeft. Het zijn dus dipoolmoleculen. Als oplost in water gaan de -ionen en de -ionen uitelkaar. De negatieve kant van de watermoleculen () keert zich naar de positieve -ionen. En de positieve kant van de watermoleculen () keert zich naar de negatieve -ionen. (= hydratatie) Oplosvergelijking: Het indampen van water uit een zoutoplossing dan gebeurt er eigenlijk het tegenovergestelde van wat er bij het oplossen zou gebeuren. Indampvergelijking: Geleidingsvermogen: een zout kan stroom geleiden als deze oplosbaar is in water. Ionen die niet oplosbaar zijn in water hebben namelijk een te sterk ionrooster. Ionen kunnen dan niet vrij bewegen. Voor stroomgeleiding zijn juist geladen deeltjes nodig die vrij kunnen bewegen. Of een zout geleid vindt je in Binas tabel 45A. Verzadigd: als de maximale hoeveelheid stof is opgelost. Onverzadigd: als de maximale hoeveelheid stof nog niet is opgelost. Vier zouten die reageren met H2O: Trivale naam: Binas tabel 66 https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 11 van 23

4.5 Zouthydraten Kristalwater: water dat wordt opgenomen in een ionrooster. Zouthydraat: zout die kristalwater heeft opgenomen in zijn ionrooster. Het opnemen van kristalwater door wit koper(ii)sulfaat: Koper(II)sulfaat kleurt blauw als het gehydrateerd wordt. De formules en de kleuren van een paar hydraten staan in Binas tabel 65B. Zouthydraten worden voornamelijk gebruikt als droogmiddel, in bouwmaterialen en als gips. Er is geen regel voor hoeveel kristalwater een zout kan opnemen. Scheikunde Periode 2 Toetsstof: HS.3 (Par. 2 t/m 8) + HS.4 (Par. 1 t/m 5) 3.2 De bouw van stoffen Elektrische stroom is transport van geladen deeltjes. Om elektrische stroom te kunnen geleiden zijn er geladen deeltjes nodig die vrij kunnen bewegen. Bij het geleiden van stroom zijn er drie groepen te maken: Moleculaire stoffen Zouten Metalen Geleiding Vast Vloeibaar/ Opgelost Deeltjes Formule Moleculaire stoffen - - Moleculen (zonder lading) Niet-metaal Zouten - + Ionen (+ en -) Metaal en niet-metaal Metalen + + Vrije elektronen ionen (+) Metaal https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 12 van 23

Kristalrooster: het regelmatige patroon waarin bouwstenen zijn gestapeld. In een vaste fase zitten de bouwstenen dicht op elkaar gestapeld. Het kristalrooster van een moleculaire stof heet molecuulrooster. Het kristalrooster van een zout heet ionrooster. Het kristalrooster van een metaal heet metaalrooster. Atoommodel van Dalton Binding: Metaalbinding: positieve metaalionen en negatieve vrije elektronen trekken elkaar aan (metalen) Ionbinding: positieve en negatieve ionen trekken elkaar aan. Een zout geleid geen stroom in de vaste fase omdat de ionen op een vaste plaats in het rooster zitten. In de vloeibaar fase verliezen de ionen de vaste plaats in het rooster en kunnen zich vrij bewegen (zouten). Vanderwaalsbinding: moleculaire stoffen zijn opgebouwd uit ongeladen moleculen en kunnen dus geen stroom geleiden. Moleculen in het kristalrooster trekken elkaar aan, deze aantrekkingskracht heet de vanderwaalsbinding. 3.3 Binding in moleculen Systematische naamgeving Dit geld alleen voor moleculaire stoffen. Als een molecuul is opgebouwd uit twee verschillende atomen eindigt de naam op ide. Numerieke voorvoegsels (Binas tabel 66C): Index Voorvoegsel 1 Mono 2 Di 3 Tri 4 Tetra 5 Penta 6 Hexa https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 13 van 23

P 2O5 heet dan difosforpentaoxide. NO heet dan stikstofmono-oxide. Atoombindingen Als je de covalentie van een atoom wilt weten dan moet je gebruik maken van de octet-regel. Stel de buitenste schil bevat vier elektronen, dan is de covalentie vier. Covalentie: het aantal elektronen dat een atoom beschikbaar heeft voor de atoombinding. Lewisstructuur Valentie-elektronen worden aangegeven als puntjes of kruisjes. In een Lewisstructuur worden alle atoombindingen getekend en ook de valentie-elektronen die geen binding vormen. Polaire en apolaire atoombindingen Apolair: als atomen even hard aan elkaar trekken dat ze in evenwicht zijn. Polair: als atomen,met een andere elektronegativiteit, niet even hard aan elkaar trekken zodat ze niet in evenwicht zijn. Een waterstofchloride bestaat uit één waterstofatoom en één chlooratoom. Beide atomen hebben één extra elektron nodig in de buitenste schil om aan de octetregel te voldoen. Daarom gaan ze één elektron delen. Omdat chloor sterker aan het elektronenpaar trekt zit de elektron iets meer naar chloor toe. Daarom is het chlooratoom een beetje -) en het waterstofatoom een beetje positief geladen (+). negatief geladen ( Om te bepalen welke atoomsoort het sterkst aan de elektronen trekt, kun je gebruik maken van de elektronegativiteit ( EN). (Binas tabel 40A) Atoombinding als EN 0,4 Polaire atoombinding als 0,4 < EN 1,7 Ionbinding als EN > 1,7 Voorbeeld: Er is een moleculaire stof die bestaat uit een chlooratoom ( EN = 2,8) en een waterstofatoom ( EN = 2,1). Het verschil https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 14 van 23

is (2,8-2,1=) 0,7. Als het verschil in elektronegativiteit tussen de 0,4 en 1,7 zit, is de atoombinding polair. 3.4 Vanderwaalsbinding Je kunt faseovergangen het beste begrijpen door uit te gaan van twee elkaar teenwerkende effecten: De aantrekkingskracht tussen moleculen zorgt voor de vanderwaalsbinding. Een hogere temperatuur houdt in dat moleculen heftiger bewegen, de zogenaamde temperatuurbeweging. Hoe groter de molecuulmassa van de moleculen van een stof, hoe sterker de vanderwaalsbinding is en hoe hoger het smelt- en kookpunt van de stof. 3.5 Waterstofbruggen Waterstofbrug: heel sterke dipool-dipoolbinding. Dipoolmolecuul: een molecuul met ladingsverdeling. Dipool-dipoolbinding: binding tussen dipoolmoleculen. Deze binding treedt op naast de vanderwaalsbinding, maar is vaak sterker. Moleculaire stoffen waarvan de moleculen een OH- of een NH-binding bevatten hebben een hoger kookpunt dan je op grond van hun molecuulmassa zou verwachten. Apolaire moleculen Moleculen zonder polaire atoombindingen zijn altijd apolair, er is geen ladingsverdeling in het molecuul. Het is mogelijk dat een molecuul wel polaire atoombindingen heeft, maar dat deze niet leiden tot een polair molecuul. Als moleculen dezelfde elektronegativiteit hebben trekken ze even hard aan elkaar en is het dus in evenwicht. Dit is een apolair molecuul. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 15 van 23

3.6 Mengsels van moleculaire stoffen Oplossen Apolair lost goed op in apolair Polair lost goed op in polair Hydrofiele stoffen: stoffen die goed oplossen in water. Deze stoffen zijn polair. Hydrofobe stoffen: stoffen die niet goed oplossen in water. Deze stoffen zijn apolair. Sommige stoffen zijn zowel hydrofiel als hydrofoob. Bijvoorbeeld aceton. Aceton lost wel op in water, maar kan geen waterstofbruggen vormen, omdat het geen OH- of NH-groep heeft. Aceton heeft wel een C=O-groep, deze kan wel meedoen met de waterstof bruggen. Deze groepen worden waterstofbrugontvangende groepen genoemd. Ze vormen geen waterstofbrug, maar ontvangen waterstofbruggen. Dynamisch evenwicht: concentraties in beide lagen zijn gelijk, maar moleculen blijven verplaatsen van de ene laag naar de andere laag. Verdelingsevenwicht: verdelen van een stof over twee lagen. 3.7 Mengsels van moleculaire stoffen Het volume van een mol gas Bij een constante temperatuur en druk bevatten gelijke volumes (bv. 1,00 dm3) van verschillende gassen evenveel moleculen dus evenveel mol. 1,00 dm3 waterstof heeft een massa van 0,0846 g https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 16 van 23

1,00 dm3 zuurstof heeft een massa van 1,344 g 1,00 dm3 koolstofdioxide heeft een massa van 1,85 g gram H2 2,016 0,0846 mol H2 1 x gram O2 32 1,344 mol O2 1 x gram CO2 44,01 1,85 mol CO2 1 x Wet van Avogadro: moleculen nemen in de gasfase evenveel ruimte in. De moleculen hebben dan een grote afstand tot elkaar. Daarom heeft de grootte van het molecuul geen invloed meer op het aantal moleculen dat in een ruimte past. Rekenen aan het volume van een mol gas Molair Volume (Vm): het volume van 1,00 mol gas. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 17 van 23

Significante cijfers Significante cijfers: Vermenigvuldigen + delen: Bij vermenigvuldigen en delen geef je je antwoord in het minste significante cijfers: Optellen + aftrekken: Bij vermenigvuldigen kijk je naar het getal met de minste cijfers achter de komma: https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 18 van 23

3.8 Percentage, promillage en ppm Volumepercentage: hoeveel volume stof in percentage. Percentage: 1 op de 100 Promillage: 1 op de 1000 Parts per million (ppm): aantal deeltje per miljoen (1 op de 1.000.000) 4.2 Zouten De vorming van een zout Het atoommodel van Bohr en de octetregel worden gebruikt om de vorming van zouten te verklaren. Het is namelijk een reactie tussen niet-metalen en metalen. Hierbij wordt door het metaalatoom één of meerdere elektronen afgestaan aan het niet-metaalatoom. De ionbinding Elektrostatische krachten: aantrekkingskracht die negatieve en positieve ionen op elkaar uitoefenen. Hierdoor ontstaat een ionbinding. Ionbinding: sterke binding tussen de positieve en negatieve ionen. Deze binding is veel sterker dan een vanderwaalsbinding of een waterstofbrug. Hierdoor is het smelt- en kookpunt van zouten veel hoger dan van moleculaire stoffen. 4.3 Namen en formules van zouten Enkelvoudige ionen: ionen die uit één atoomsoort bestaan. Naamgeving van ionen: De naam van het metaalion ontstaat door achter de naam van het metaal ion te plaatsen (Natriumion). https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 19 van 23

Bestaan er van een atoomsoort meerder elektrovalenties, dan gebruik je een Romeins cijfer om de lading aan te geven, zoals Goud(III)ion. De naam van het niet-metaalion ontstaat door achter de van het niet-metaal het woord ide te plaatsen. En daar achter weer het woord ion (Oxide-ion). Samengesteld ion: één ion die in twee of meer verschillende atoomsoorten voorkomen. Systematische naam: de officiële naam van een zout. De naam van het positieve ion staat voorop, gevolgd door de naam van het negatieve ion. Verhoudingsformule: de verhouding in deze formule tussen het positieve ion en het negatieve ion is zo, dat de formule een elektrisch neutrale stof is. Naam Formule Enkelvoudige positieve ionen aluminiumion Al3+ bariumion Ba2+ calciumion Ca2+ goud(i)ion Au+ goud(iii)ion Au3+ ijzer(ii)ion Fe2+ ijzer(iii)ion Fe3+ kaliumion K+ koper(i)ion Cu2+ kwik(i)ion Hg+ kwik(ii)ion Hg2+ lithiumion Li+ lood(ii)ion Pb2+ lood(iv)ion Pb4+ magnesiumion Mg2+ mangaan(ii)ion Mn2+ mangaan(iv)ion Mn4+ natriumion Na+ tin(ii)ion Sn2+ tin(iv)ion Sn4+ uraan(iii)ion U3+ uraan(vi)ion U6+ zilverion Ag+ zinkion Zn2+ Enkelvoudige negatieve ionen bromide-ion Brchloride-ion Clfluoride-ion F- jodide-ion I- oxide-ion O2- sulfide-ion S2- https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 20 van 23

https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 21 van 23

Naam Formule Samengesteld positief ion ammoniumion NH4+ Samengestelde negatieve ionen acetaation CH3COOcarbonaation CO32- fosfaation PO4-3 hydroxide-ion OHnitraation NO3- nitrietion NO2- permanganaation MnO4- sulfaation SO42- sulfietion SO32- thiosulfaation S2O32- waterstofcarbonaation HCO3-4.4 Zouten in water Als een zout wordt opgelost in water dan laten de zoutionen elkaar los en worden ze omringt door watermoleculen. Hydratatie: het omringen van ionen door watermoleculen. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 22 van 23

(keukenzout) lost goed op in water. Dit komt omdat water een ladingsverschil heeft. Het zijn dus dipoolmoleculen. Als oplost in water gaan de -ionen en de -ionen uitelkaar. De negatieve kant van de watermoleculen () keert zich naar de positieve -ionen. En de positieve kant van de watermoleculen () keert zich naar de negatieve -ionen. (= hydratatie) Oplosvergelijking: Het indampen van water uit een zoutoplossing dan gebeurt er eigenlijk het tegenovergestelde van wat er bij het oplossen zou gebeuren. Indampvergelijking: Geleidingsvermogen: een zout kan stroom geleiden als deze oplosbaar is in water. Ionen die niet oplosbaar zijn in water hebben namelijk een te sterk ionrooster. Ionen kunnen dan niet vrij bewegen. Voor stroomgeleiding zijn juist geladen deeltjes nodig die vrij kunnen bewegen. Of een zout geleid vindt je in Binas tabel 45A. Verzadigd: als de maximale hoeveelheid stof is opgelost. Onverzadigd: als de maximale hoeveelheid stof nog niet is opgelost. Vier zouten die reageren met H2O: Trivale naam: Binas tabel 66 4.5 Zouthydraten Kristalwater: water dat wordt opgenomen in een ionrooster. Zouthydraat: zout die kristalwater heeft opgenomen in zijn ionrooster. Het opnemen van kristalwater door wit koper(ii)sulfaat: Koper(II)sulfaat kleurt blauw als het gehydrateerd wordt. De formules en de kleuren van een paar hydraten staan in Binas tabel 65B. Zouthydraten worden voornamelijk gebruikt als droogmiddel, in bouwmaterialen en als gips. Er is geen regel voor hoeveel kristalwater een zout kan opnemen. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-scheikunde-hoofdstuk-3-en-4 Pagina 23 van 23