Een vergelijkend onderzoek naar de taal van het handelsrecht vanuit het perspectief van de vertaler



Vergelijkbare documenten
JURIDISCHE SEMANTIEK

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

KONING ARTHUR visie en organisatieprincipes

Master in het vertalen

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

Standaardrapportage (strikt vertrouwelijk)

Op reis door het rijk der Letteren en der Godgeleerdheid

RESEARCH CONTENT. Loïs Vehof GAR1D

SSamenvatting. 1. Introductie

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen

2. Beter nu dan later

Werkstuk Geschiedenis Vlaams Waals conflict

PVA AFSTUDEERPROJECT BRITTA ZIMMERMAN 2015

Op de vraag of men de artikelen zelf in het Engels schrijft, gaf één wetenschapper het volgende aan:

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

SAMENWERKING DGT- VERTAALOPLEIDINGEN

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

Inhoudsopgave. Voorwoord 7

BRUSSEL t. Master in het tolken. Faculteit Letteren

Rapportgegevens Marketing en sales potentieel test

VAKBELEVING EN MOTIVATIE MODERNE VREEMDE TALEN.

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

Eindexamen filosofie vwo I

OVEREENKOMST BETREFFENDE BELASTINGHEFFING OP INKOMSTEN UIT SPAARGELDEN EN DE VOORLOPIGE TOEPASSING ERVAN

Examenopgaven VMBO-GL en TL

Waarom we een derde van ons leven missen Nieuwe wegen naar het innerlijke leven. Hoe de wetenschap dromen grijpbaar maakt 24

Ik geloof, geloof ik. Levensbeschouwelijk dossier Griftland college Bovenbouw. Mijn naam en klas:

E-COACHEN MET PASSIE JOKE VAN DER VEN

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Latijn: iets voor jou?

1. Ets J. E. Marcus, naar J. Smies, Den zedelijke en zinnelijke mensch. Spotprent op de wijsbegeerte van Kant. Ca

Verhaal van verandering

Korte scriptiehandleiding

Minor Filosofie en Wetenschap Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Doel. Spel. Duur: - Groep - Individueel. Laat je inspireren door de voorbeeld vragen in deze spiekbrief.

Studierichtingen voor de derde graad

VOORBEELDRAPPORT MARKETING EN SALES POTENTIEEL TEST

Common European Framework of Reference (CEFR)

Werken aan scheikunde

Onderwijs- en examenregeling

De rol van de multinationale taaldienstenonderneming in dekwaliteitsproductie.

Leren parafraseren & synthetiseren

Duitse taal schrijfvaardigheid

Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek. Ontdek de Bibliotheek

Eindexamen geschiedenis havo I

Leidraad bij het sjabloon onderzoeksvoorstel Masterscriptie Deel I

De klassieke tijdlijn

structureren onderzoeksverslag terugkombijeenkomst

Een sterk CV en motivatie

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

Vlaamse & Waalse singles, zijn we echt zo verschillend?

2. Beter nu dan later

De vragenlijst van de openbare raadpleging

Onderwijs- en examenregeling

40 jaar Vlaams parlement

INHOUDSOPGAVE XIII. Ten geleide. Inleiding 1

Samenwerking tussen twee personen in het perspectief van metaprogramma s

Rechtsvorm en gebruik van LLP s en LLC s

Samenvatting. Verkenning Prioriteiten e Justitie

Suggesties voor een volgende editie, zijn welkom bij de auteur op Alle constructieve opmerkingen worden in dank aanvaard.

Vrijwilligerswerk bij de directie Europees recht van de FOD Buitenlandse Zaken - Presentatie

Achtergrond van het onderzoek:

De ontwikkelingstrilogie

CV en motivatiebrief. 1. Kop Curriculum Vitae, eventueel je naam

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3

10 Innovatielessen uit de praktijk 1


Nota collectiebeleid 2011 De collectievorming voor de Vakbibliotheek Rechten

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde

logoocw De heer prof. dr. F. P. van Oostrom 26 mei 2005 ASEA/DIR/2005/23876 Taakopdracht voor de commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon geen

leerlingen sociale veiligheid

Transnationaal programma in gespecialiseerde vertaling: optie literair vertalen

Examenprogramma Klassieke Talen vwo

Hij/zij was de liefste, maar ook de ergste

Eindexamen Filosofie havo I

De theorie voor leesvaardigheid in de vorm van een stappenplan

Transnationaal programma in gespecialiseerde vertaling: optie literair vertalen

Moeilijke besluiten voor de Europese Raad

2.5 Seminar Literatur- und Sprachwissenschaft (3. und 4. Semester) 2.5 a Werkcollege met werkstuk (en presentatie) datum:

Doc. nr. E2:90---C36 Brussel, A D V I E S. over

Hier leer je verschillende academische teksten lezen, schrijven en voordragen. Deze cursus dient ook als een soort voorbereiding op je scriptie.

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

Breien in de late middeleeuwen Een stukje geschiedenis over een geliefd tijdverdrijf

Lesbrief nummer 23 december 2015

Verhaal van verandering

Weten het niet-weten

Kijktip: Nieuwsuur in de Klas

Bachelor in de wijsbegeerte: 10 opties voor je toekomst

Schrijf een goede betogende brief bij geschiedenis

Ronde 3. Nvt Nt2: één pot nat? 1. Inleiding. 2. Context

geschiedenis geschiedenis

Bronnenbank Onderwijstheorie Tessa van Helden. Inhoudsopgave Pagina. Bron 1 Design Marcel Wanders. 2. Bron 2 ADHD in de klas. 2

Nieuwsmonitor 6 in de media

Op 19 juni 2012 deed het Hof uitspraak in zaak C-307/10 IP Translator en gaf daarbij de volgende antwoorden op de prejudiciële vragen:

Wetenschap & Technologie Ontwerpend leren. Ada van Dalen

Nationaal verkeerskundecongres 2015

Collectievormingsprofiel Engelse taal en cultuur

Studeren na het HBO. stand van zaken Informatie van het Avans Studentendecanaat

Presentatie Tekst Top plan (talentontwikkelingsplan) Amy Kouwenberg OABCE1A

Transcriptie:

Een vergelijkend onderzoek naar de taal van het handelsrecht vanuit het perspectief van de vertaler A comparative study of the language of the business law from the point of view of the translator PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN DOCTOR IN DE LETTEREN 2012 Mgr. Pavlína Knap-Dlouhá

Universiteit / univerzita: Univerzita Palackého v Olomouci Vakgebied / Obor: Duitse Taalkunde / Německý jazyk Promotor / Školitel: Doc. Dr. Wilken Engelbrecht Prohlašuji, ţe jsem doktorskou práci vypracovala samostatně s vyuţitím uvedených pramenů a literatury. Ik verklaar dat ik mijn promotieonderzoek zelfstandig heb uitgevoerd onder opgave van alle gebruikte bronnen en met een bibliografie.

Een vergelijkend onderzoek naar de taal van het handelsrecht vanuit het perspectief van de vertaler Inhoudsopgave: Dankwoord... 4 Voorwoord... 7 1 Inleiding... 9 1.1 Onderzoeksmethode... 10 1.2 Corpus... 11 1.3 Doelstelling... 13 2 Historische schets van de rechtstalen en het handelsrecht...17 2.1 De respectievelijke rechtstalen: Tsjechië, Nederland, België, Duitsland... 22 2.1.1 Nederlandse rechtstaal in België... 22 2.1.2 Nederlandse rechtstaal in Nederland... 24 2.1.3 Duitse rechtstaal in de BRD... 26 2.1.4 Tsjechische rechtstaal... 27 2.2 Ontwikkeling van het handelsrecht... 29 2.2.1 Handelsrecht in Nederland... 30 2.2.2 Handelsrecht in België... 31 2.2.3 Handelsrecht in Tsjechië... 32 2.2.4 Handelsrecht in Duitsland... 33 2.2.5 Verschillen in handelswetgevingen... 34 3 Stand van het onderzoek...37 3.1 Rechtslinguïstiek... 37 3.2 Taalwetenschap classificatie rechtsteksten... 39 3.2.1 Afbakening algemene taal vaktaal rechtstaal... 45 3.2.2 Het sociaalcommunicatief kader... 45 3.2.3 Functies van juridisch taalgebruik... 48 3.2.4 Kenmerken en eigenschappen juridisch taalgebruik... 52 3.2.5 Taalhandelingen... 68 3.2.5.1 Directieve taalhandelingen... 69 3.2.5.2 Commissieve taalhandelingen... 70 4 De rechtstaal vanuit een translatologische optiek...77 4.1 Vertaalwetenschap... 77 4.1.1 Intralinguale / Interlinguale vertaling... 80 4.1.2 Rechtsvergelijking (interpretatie)... 83 4.1.3 Equivalentie... 85 4.1.3.1 Equivalentie van rechtstermen... 86 4.1.4 Subsidiaire vertaaloplossingen... 87 4.1.4.1 Onvertaald laten... 87 4.1.4.2 Neologisme... 88 4.1.4.3 Omschrijving... 89 2

4.2 Terminologieleer... 91 4.2.1 Term, begrip en benaming... 92 4.2.1.1 Begrip... 93 5 Presentatie van het gebruikte corpus alsmede een verantwoording ervan... 106 5.1 Corpusselectie... 108 5.2 Corpus... 110 6 Analyse van het corpus... 139 6.1 Taalkundige analyse van de primaire teksten uit het corpus... 139 6.1.1 Lexicaal niveau... 139 6.1.1.1 Lexicale kenmerken van Nederlandstalige rechtsteksten... 139 6.1.1.2 Terminologische verschillen bij de rechtstermen NL/BE... 143 6.1.1.3 Lexicale kenmerken van Tsjechische rechtsteksten... 146 6.1.2 Syntactisch en stilistisch niveau... 149 6.1.3 Niveau van taalhandelingen... 153 6.2 Translatologische analyse van de vertalingen uit het corpus... 156 6.2.1 Confrontatie van verschillende vertaalstrategieën... 156 6.2.2 Interpretatie van rechtstermen... 159 6.2.3 Toepassing van termenequivalentie... 160 6.2.4 Subsidiaire vertaaloplossingen... 166 7 Samenvatting en conclusie... 171 7.1 Zusammenfassung... 177 7.2 Shrnutí... 183 Bibliografie... 189 3

Dankwoord Dat het schrijven van een proefschrift een enorme uitdaging is, wist ik al voordat ik begon. Het is een proces dat over meerdere jaren heengetrokken wordt, een periode waarbinnen veel impulsen en indrukken opduiken die de begingedachtes en plannen nogal heftig kunnen aantasten. Op die manier ziet het eindproduct er vaak heel anders uit, dan hoe men in het begin dit trachtte te realiseren. Op de weg naar het eindproduct komen vele obstakels maar ook lichtpunten voor. Het verrichten van een promotieonderzoek is een zeer creatieve aangelegenheid die veel tijd, energie en inspanning vergt. Maar het is dan ook geweldig om in de eindfase te geraken, om te kunnen omkijken en iets tastbaars in de hand te hebben waar al die moeite inzit en wat een super bevrediging geeft! Iedereen die een proefschrift heeft geschreven weet dat het vaak een gevecht is met onvoldoende bronnen, weinig inspiratie en discipline. Bij mij was het soms ook niet anders. Het voelde daarom extreem verfrissend en moedgevend dat ik mensen om me heen had die me op de juiste momenten het hart onder de riem konden steken. Dat was op de eerste plaats mijn begeleider, Wilken Engelbrecht, die door zijn enorme gedrevenheid en werk een hele goede motivatie voor mijn was. Voor zijn ondersteuning, zowel professioneel als ook menselijk, wil ik hem op deze plaats heel hartelijk bedanken! Ook mijn andere collega s vormden een hele goede omgeving waarin dit stuk kon ontstaan. Maar ook mijn thuisfront verdient mijn grote dank. Mijn man die me geweldig, vooral in de eindfase heeft bijgestaan, maar ook mijn lieve ouders die me hebben geholpen overal waar ze maar konden en last but not least mijn zoon die geboren werd toen ik alles al BIJNA af had, maar juist toen werd het het zwaarst Zijn glimlach was de beste motivatie voor mij en gaf me elke dag nieuwe energie om door te gaan. En daarom wil ik mijn proefschrift graag aan jou, Fabian, toewijden! 4

Poděkování Ţe je psaní disertační práce obrovká výzva, jsem věděla uţ před jejím začátkem. Je to proces, který se táhne přes několik let; období, v němţ se vynořují mnohé impulzy a dojmy, které mohou značně poznamenat počáteční myšlenky a plány. Konečný produkt pak často vypadá podstatně jinak, neţ člověk na začátku chtěl realizovat. Na cestě ke konečnému dílu se vyskytují mnohé překáţky, ale také světlé body. Disertační výzkum je velmi kreativní činnost, která vyţaduje mnoho času, energie a úsilí. Je ale skvělé, dostat se do konečné fáze, moci se podívat zpět a mít v ruce něco konkrétního, do čeho je vloţeno všechno to úsilí, coţ poskytuje úţasné zadostiučinění! Kaţdý, kdo psal disertační práci, ví, ţe někdy je to boj s nedostatečným mnoţstvím zdrojů, inspirací a disciplínou. V mém případě to občas nebylo jinak. Nesmírně osvěţující proto byla skutečnost, ţe jsem kolem sebe měla lidi, kteří mi ve správnou chvíli dokázali dodat odvahu a podpořit mě. V prvé řadě to byl můj školitel, doc. Wilken Engelbrecht, který mě skvěle motivoval svou vlastní odhodlaností a prací. Na tomto místě bych mu ráda srdečně poděkovala za jeho podporu, jak profesionální, tak lidskou! I mí ostatní kolegové vytvořili velmi dobré prostředí, v němţ tato práce mohla vzniknout. Velký dík patří rovněţ mému rodinnému zázemí. Mému manţelovi, který mě ohromně podpořil zejména v závěrečné fázi, ale i mým milým rodičům, kteří mě podporovali všude, kde jen trošku mohli a v neposlední řadě mému synovi, který se narodil, kdyţ uţ jsem měla práci SKORO hotovou, avšak právě tehdy nastalo nejnáročnější období Jeho úsměv pro mě byl tou největší motivací a dával mi kaţdý den novou energii pokračovat. A proto bych ráda svou disertační práci věnovala Tobě, Fabiane! 5

Voorwoord Recht lebt einzig und allein durch die jeweilige Sprache. Nur über die Sprache erfolgt der Zugriff auf Rechtvorschriften und Gesetze, Recht wird in sprachlich ausgedrückten Urteilen gesprochen bzw. definiert; d.h. es liegt ein an eine bestimmte Sprache gebundener Gegenstandsbereich vor, der nicht von der Sprache abgekoppelt werden kann wie etwa konkrete Sachverhalte in den Naturwissenschaften oder in der Technik. (Sandrini, 1996: 11) Dit onderzoek ontstaat in een tijd van moderne globale ontwikkelingen op het gebied van taal en communicatie, waar de juiste interpretatie vaak de sleutel is voor succes. We leven in een wereld waarin de menselijke communicatie meertalig is en dat nog lang zal zijn. Vertaalwetenschap heeft altijd haar plaats gehad binnen de humane wetenschappen, hoewel die plaats in verschillende periodes op diverse manieren werd ingevuld. Vandaag de dag wordt het vertalen beschouwd als een handeling van meertalige communicatie die de taalgrenzen overschrijdt. 1 De Europese Unie telt sinds de laatste uitbreiding (in 2007) 27 lidstaten en heeft 23 officiële talen. Kennis van vreemde talen is een kwalificatie die steeds meer gevraagd wordt. Binnen de EU wordt het ontwikkelen van nieuwe taaltechnologieën gezien als een middel ter bescherming van de waardevolle erfenis van Europa en als bron voor toekomstige economische groei. 2 De Europese Commissie is wereldwijd het grootste centrum van vertalers en al vóór de toetreding van de 10 nieuwe lidstaten in 2004, waaronder ook de Tsjechische Republiek, werkten er 1332 vertalers 3 (en 524 tolken) verdeeld in 6 thematische groepen. En het uitbreidingsproces is zeker nog niet afgerond. Alleen al voor het Tsjechisch moesten er voor alle Europese instellingen 200 nieuwe vertalers ingehuurd worden (waarvan 70 voor de Europese Commissie). Vooralsnog geldt de regel dat iedere EU-burger het recht heeft om de Europese instellingen in zijn moedertaal te contacteren en in die taal ook antwoord te krijgen. Bijna ieder document van de Europese Commissie moet vertaald worden naar alle officiële talen. Daarbij is de omvang van juridische teksten erg groot. Het aantal vertaalde pagina s stijgt elk jaar bij 1 Vergelijk bijv. Hrdlička 2005:106-107. 2 Zie http://europa.eu/index_nl.htm, laatst geraadpleegd op 21-3-2011 3 Zie http://ec.europa.eu/dgs/translation/translating/index_en.htm, laatst geraadpleegd op 21-3-2011 7

alle nieuwe lidtalen met 10%. 4 Naast de interne vertalers van de Europese instellingen werken er in de meeste EU-lidstaten nog plaatselijke afdelingen van de EU voor vertalen en tolken. Onafhankelijk van de EU functioneren er in de meeste EU-landen tientallen vertaalbureaus en duizenden freelance vertalers. Steeds meer bedrijven willen ook internationaal opereren en het werken in het buitenland zonder een werkvergunning wordt in een toenemend aantal EU-landen vanzelfsprekend. Dit alles verhoogt het belang van kwalitatieve opleidingen voor vertalers en tolken. Het vertalen wordt er ook niet makkelijker door. Het unificatieproces van de gehele Europese wetgeving heeft enorme invloed op de nationale wetgeving, economie en politiek en eigenlijk ook het dagelijkse leven van elke EU-burger. Maar voordat de EU-burgers met de nieuwe regels en normen worden geconfronteerd, hebben de vertalers al met de verschillende problemen moeten vechten die het vertalen van zulke teksten met zich meebrengt. Ook de terminologen worden voor grote uitdagingen gesteld bij het maken van nieuwe terminologie. Het Europese recht heeft het Tsjechische recht al lang voor de toetreding van Tsjechië in 2004 beïnvloed. Uit de associatieovereenkomst vloeide namelijk voor Tsjechië de verbintenis voort om bestaande en toekomstige Tsjechische juridische voorschriften aan de juridische voorschriften van de EU aan te passen. Voor het onderzoek van dit proefschrift hebben we het gebied van het handelsrecht gekozen. De motivatie voor deze keuze is het feit dat juist documenten uit dit rechtsgebied tot de meest vertaalde horen. Wij concentreren ons op het analyseren van een soort juridische teksten. Het corpus bestaat uit een selectie van juridische documenten gebaseerd op de nationale wetgeving van de landen in kwestie. Aan de hand van deze juridische teksten in vertaling worden o.a. verschillende problemen in kaart gebracht die vertalers en terminologen bij het vertaalproces moeten oplossen. Op basis van een vergelijkende analyse proberen we equivalenten te vinden voor termen uit het te onderzoeken corpus. Aan het eind van deze dissertatie maken we een resultatenevaluatie, waarbij we kijken naar het nut en gebruik van het uitgevoerde onderzoek voor de vertaalpraktijk. Ten slotte wordt er ook aandacht besteed aan verschillende internetbronnen en juridische woordenboeken voor vertalers en terminologen. 4 Alleen in het jaar 2000 heeft de vertaalafdeling van de Europese Commissie l 332 429 pagina s tekst vertaald, zie ook Hrdlička 2005, p.106. 8

1 Inleiding In het voorliggende onderzoek houden we ons bezig met de verhoudingen tussen recht en taal. Als voorbeeld ervan dat men zich al in het verre verleden met deze verhoudingen op een structurele manier vanuit taalkundig perspectief bezig heeft gehouden, nemen we een van de grondleggers van de Germaanse taalkunde, de jurist Jacob Grimm (1785-1863) en zijn werken over recht, taal en geschiedenis van begin 19 de eeuw. 1 In rechtswetenschappelijke studies is het allang een topos om de nauwe samenhang tussen recht en taal aan te tonen; alleen heeft men dit onderwerp vanuit andere invalshoeken bestudeerd. In het verleden richtte de aandacht zich vooral op het beschrijven van typische eigenschappen van juridische teksten die als negatief werden beschouwd. 2 De historische ontstaansgeschiedenis van de rechtstalen achten we van groot belang en een historische schets van de rechtstalen zal dan ook een onderzoeksonderdeel vormen. Hier wordt weergegeven hoe de onderzochte rechtstalen (de nadruk ligt op de Nederlandse rechtstaal in Nederland en in België, op de Tsjechische rechtstaal en op de rechtstaal van de BRD 3 ) zich afzonderlijk hebben ontwikkeld in afhankelijkheid van een culturele en politieke context. Op dit proces zal in het bijzonder vanuit het perspectief van de vertaler gereflecteerd worden. De wereld van het recht kan beschreven worden als een centrale maatschappelijke instelling, waaraan we allemaal deelnemen. Iedereen die over processen in recht spreekt, beschikt over terminologie die deze processen als verbale communicatie beschrijft. Zonder het echt te beseffen, brengen we dagelijks juridische processen tot stand door overeenkomsten te sluiten, producten in winkels te kopen of gebruik van het openbaar vervoer te maken. We doen mee aan politieke verkiezingen of verzorgen de verplichte schoolopleiding voor onze kinderen. Alleen in uitzonderingsgevallen zijn we 1 Deutsche Grammatik (1819), Deutsche Rechtsaltertümer (1828) en Geschichte der deutschen Sprache (1848). Het laatste werk is een duidelijke poging om taalgeschiedenis met sociale geschiedenis te verbinden. 2 We zullen hierop dieper ingaan in hoofdstuk 3 over de tot op heden behaalde stand van het onderzoek. 3 Zowel het Nederlands als ook het Duits functioneren in meerdere landen als de officiële taal en zodoende kennen beide talen meerdere verschillende rechtstalen. Bij het Duits betreft het de BRD, Oostenrijk, Zwitserland, Luxemburg, België en Liechtenstein. Het is binnen dit onderzoek niet mogelijk om een dergelijke diversiteit en complexiteit aan juridische terminologieën op te vatten. Daarom hebben we met name wegens de meest actieve handelsbetrekkingen tussen de BRD en de Tsjechische Republiek ervoor gekozen om alleen de Duitse rechtstaal zoals in de BRD gebruikt te onderzoeken. 9

ons ervan bewust dat we met recht te maken hebben, wanneer we bijvoorbeeld in het huwelijk treden, een huis kopen of een advocaat inhuren. De grote meerderheid van alle processen die met het recht samenhangen, verloopt als communicatie, in het bijzonder als verbale taalgebonden communicatie. In deze zin vindt recht dus zijn toepassing door communicatie en taal. Sommige wetenschappers spreken hierom in dit verband dan ook over het medium van de taal. (Nussbaumer 1997:3). De essentiële rol van taal in recht ligt dus voor de hand. Alle rechtsbronnen zijn door taal gevormd en zijn ondenkbaar zonder dit talige medium. Van Noortwijk (1995:7) noemt dit de input zijde (d.i. wetten, beschikkingen en rechterlijke uitspraken) van de taal voor het recht. Aan de andere kant onderscheidt hij de output zijde waarmee hij de interpretatie van het recht door de taal bedoelt. Juridische communicatie vindt in gesproken of geschreven taal plaats. Dit onderzoek bestudeert uitsluitend rechtstaal verwoord in geschreven taal. Een praktische reden hiervoor is de beschikbaarheid van documenten in schrijftaal in tegenstelling tot gesproken juridisch materiaal. Gebruikte citaten in een andere taal dan het Nederlands, Duits of Engels worden in de lopende tekst samen met de vertaling naar het Nederlands vermeld. Alle vertalingen zijn, tenzij expliciet anders aangegeven, van eigen hand van de auteur. 1.1 Onderzoeksmethode Binnen dit onderzoek wordt bijzondere aandacht besteed aan het beschrijven van de rechtstaal en de karakteristieke eigenschappen van rechtsteksten. We onderzoeken de rechtstaal als een aparte vorm van vaktaal. In de klassieke benadering 4 werd er vooral veel op het woordniveau onderzocht, hoewel rechtsteksten duidelijk ook op andere niveaus veel verschillen vertonen ten opzichte van de algemene taal. We proberen de rechtstaal te analyseren ook wat betreft specifieke syntactische structuren, zinsemantische middelen, coherentie en cohesie; we onderzoeken of er sprake is van bepaalde frequent gebruikte tekstsoorten en onderzoeken of bepaalde taalhandelingen (Sprechakte) in juridische handelingen gerealiseerd worden. Tot de zwaartepunten van ons onderzoek horen de kwesties van de rechtsvergelijking bij het werk met de rechtsterminologie als ook de kwesties van het toewijzen van begrip en benaming evenals de inhoud en uitdrukking van een term, de methoden en criteria 4 Vergelijk o.a. Bergh, van den - Broekman, 1979:3-6. 10

voor het uitwerken van benamingen voor begrippen die in de doeltaal ontbreken of die met de begrippen van de brontaal slechts gedeeltelijk overeenkomen. Zoals blijkt, is het vakgebied waaronder ons onderzoek valt, duidelijk een tussengebied tussen twee vakgebieden, namelijk de taalkunde en de rechtswetenschap. Hiermee kunnen we het onderzoekonderwerp als interdisciplinair classificeren. Hoewel het grootste gedeelte van het onderzoek vanuit het taalkundige perspectief wordt weergegeven, bedient de onderzoeksmethode zich ook van een rechtswetenschappelijke techniek, de rechtsvergelijking. Om praktische redenen beoogt het onderzoek desondanks veel meer toepassing binnen het taalkundige vakgebied dan binnen het vakgebied van het recht. De belangrijkste plaats binnen dit onderzoek neemt het juridisch vertalen in. Het proefschrift brengt problemen aan het licht die kunnen ontstaan bij tweetalige vakcommunicatie op het gebied van recht en probeert een bijdrage te leveren aan de oplossing ervan. Tot de grootste valkuilen behoort zeker ontbrekende equivalentie van de juridische termen. De reden hiervoor is de systeemgebondenheid van juridische terminologie. 1.2 Corpus Het te onderzoeken rechtsgebied is het handelsrecht/vennootschapsrecht. De terminologie van het handelsrecht zal worden geanalyseerd met als doel het vinden van equivalenten voor desbetreffende termen en het uitwerken van voorstellen voor de vertaling. Dit gedeelte van het onderzoek houdt zich bezig met het vertalen van juridische teksten op nationaal niveau. We zullen standaardrechtsteksten onder de loep nemen die bij de meest vertaalde documenten horen, zoals oprichtingsaktes, uittreksels uit het handelsregister etc. Het onderzoek steunt op standaardwerken op het gebied van de terminologieleer en toonaangevende werken over rechtstaal met name uit het Nederlandstalige, Duitstalige en Tsjechischtalige taalgebied. 5 5 Arntz, R., Picht, H., Mayer, F.: Studien zu Sprache und Technik. Einführung in die Terminologiearbeit. Olms, Hildesheim/Zürich/New York 2004. Cort, de, J.: Terminologieleer, een inleiding. Linguistica Antverpiensia. Antwerpen, 2000 Gerits, J.: Betere taal: meer recht. Handboek rechtstaalbeheersing. Acco. Leuven, 1999 Groot, de, G.-R.: Het vertalen van juridische informatie. Kluwer. Deventer, 1996 Groot, de, G.-R.: Recht en vertalen. Kluwer, Deventer 1987 Groot, de, G.-R.: Recht en vertalen II. Kluwer, Deventer 1993 11

Dit onderzoek werd gestimuleerd door een aantal prikkels uit de recente geschiedenis. Veranderingen in het Tsjechische rechtssysteem, veroorzaakt door de wijziging van het politieke regime, hebben veel invloed gehad op juridische terminologie, in het bijzonder de terminologie van het handelsrecht. Onder het socialistische systeem bestonden er geen vrije handel en waren er bijvoorbeeld ook geen Kamers van Koophandel. De moderne ontwikkeling van het Tsjechische rechtssysteem in de afgelopen twee decennia heeft noodzakelijkerwijs voor het creëren van een grote hoeveelheid nieuwe terminologie gezorgd. Ondanks de naar onze overtuiging grote maatschappelijke relevantie en het belang van juridische taal in alle economische activiteiten is er op het gebied van rechtstaal in Tsjechië nauwelijks vergelijkend onderzoek verricht. Dit niettegenstaande het feit dat de handelsbetrekkingen van Tsjechië met Duitsland, Nederland en Vlaanderen in de laatste jaren zeer actief zijn. Duitsland is al sinds jaren de belangrijkste handelspartner van Tsjechië 6, Nederland bevindt zich op plaats nummer 8 en België op plaats nummer 12. 7 Omdat dit proefschrift een bijdrage zal vormen aan contrastief terminologisch onderzoek en juridische lexicografie als interdisciplinaire onderzoeksgebieden, beschouwen we een hoge mate aan diversiteit als een pré. We hebben immers te maken met twee Knapp, V. en collectief: Právo a informace. Academia, Praha, 1988 Machová, S.: Terminografie. In: Čermák, F. Blatná, R. (ed.). Manuál lexikografie. Nakladatelství H&H, Praha, 1995 Nussbaumer, M.: Sprache und Recht. Groos, Heidelberg, 1997 Sandrini, P.: Deskriptive begriffsorientierte Terminologiearbeit im Recht Problemstellung und Lösungssätze von Standpunkt des Übersetzers. Insbruck, 1996 Sarcevic, S.: New approach to legal translation. Kluwer Law International, Den Haag/London/Boston 1997 Smedts, W.: Nederlandse Rechtstaal. Acco, Leuven, 2007 Temmerman, R.: Taaltechnologie, Terminologie met Multiterm. EHS-Toegepaste taalkunde, Brussel, 1999 Termorshuizen-Arts, M.: Juridische Semantiek, Een bijdrage tot de methodologie van de rechtsvergelijking, de rechtsvinding en het juridisch vertalen. Wolf Legal Publishers, Nijmegen 2003. Tomášek, M.: Překlad v právnì praxi. Linde Praha a.s., Praha 2003 6 Al is 2004 overschreed de wederzijdse omzet van buitenlandse handel één biljoen CZK. 7 Voor gedetailleerde info zie http://www.businessinfo.cz/cz/, het officiële Tsjechische portaal voor ondernemen en export (geraadpleegd op 29-6-2010) of de website van het Tsjechische Bureau voor statistiek http://www.czso.cz/. 12

heel verschillende situaties: aan de ene kant de Tsjechische situatie waar er onder het socialistische systeem geen vrije handel bestond en aan de andere kant het Nederlands, een taal die binnen de Germaanse talen veelal aan de basis van de handelsterminologie staat als gevolg van de historische situatie. Een illustratie van dit feit is bijvoorbeeld dat de eerste aandelenbeurs in Amsterdam gevestigd was en de eerste financiële beurs in Brugge c. q. Antwerpen. Brugge speelde overigens een cruciale rol bij het introduceren van de aandelenhandel in Noordwest-Europa. De eerste aanzetten werden in de steden van Noord-Italië gegeven. Na het verval van de jaarmarkten in het Franse Champagne hebben de Italianen in de 14 de eeuw een nieuwe weg naar Noord-Europa via Brugge gevonden. Dit kwam o.a. door de gunstige ligging van Brugge tussen twee belangrijke handelswegen, uit de Oostzee (Duitse Hanze) en het Middellandse Zeegebied, waar de Italianen vandaan kwamen. De Bruggelingen functioneerden hoofdzakelijk als een soort bemiddelaars in de handel tussen kooplieden uit het buitenland. Door het geven van onderdak speelden met name de herbergiers een centrale rol. Zij vertegenwoordigden ook vaak de buitenlandse kooplieden. Onder de Brugse herbergierfamilies stak de familie Van der Buerse uit. Hun herberg Ter Buerse hebben ze vijf generaties lang bedreven, waarbij de eerste vermeldingen van de familie al uit de 13 de eeuw komen. In de 14 de eeuw heeft zich het plein voor de herberg Ter Buerse tot het Brugse centrum van handel en financiën ontwikkeld, waar bemiddelaars elkaar op geregelde momenten ontmoetten en zaken deden. Het functioneren van de eerste handelsbeurs was op basis van gebruiken geregeld die nooit op schrift werden gesteld. De eerste op schrift gestelde beurs werd in de 17 de eeuw in Antwerpen opgericht. Desniettemin zal niemand kunnen betwijfelen dat de familie Van der Buerse in het woord niet alleen in het Brugse beursplein verder leeft. 8 1.3 Doelstelling Ons onderzoek heeft in belangrijke mate een descriptief karakter. Een centrale plaats binnen dit onderzoek wordt ingenomen door het in kaart brengen en analyseren van karakteristieke eigenschappen en kenmerken van het vertalen van juridische teksten van nationaal niveau. Aan de hand van een intralinguale analyse worden ook de twee verschillende Nederlandstalige rechtstalen/terminologieën met elkaar vergeleken. De 8 Voor meer informatie zie http://www.nbbmuseum.be/doc/obj_month/obj201001nl.pdf, geraadpleegd op 22-06-2010. 13

geconstateerde afwijkingen of overeenkomsten zullen worden bestudeerd. Het onderzoek streeft na om de meest voorkomende problemen te definiëren en om hiervoor oplossingen te bieden of tenminste vertaalvoorstellen te maken. Hierbij is het tevens de doelstelling om te komen tot een methodische aanpak van de problematiek van het terminologisch vertalen van minder verspreide talen. Hoewel dit onderzoek beperkt is tot drie verschillende talen, zullen we proberen, waar mogelijk, om een algemenere geldigheid te bereiken, zodat de behaalde resultaten ook in andere talencombinaties toegepast kunnen worden. Op deze manier zou een breder scala van deskundigen aangesproken kunnen worden en dat niet alleen uit de wereld van vertalers maar ook binnen andere vakgebieden. Zoals eerder aangegeven, is dit onderzoek interdisciplinair opgezet en zal het ook interdisciplinair uitgevoerd worden. Het te onderzoeken materiaal zal niet alleen vanuit het translatologische perspectief onderzocht worden. De gekozen juridische teksten zullen ook beoordeeld worden wat de taalkundige en terminologische eigenschappen betreft en aan de methoden van de rechtsvergelijking onderworpen worden. Daarom liggen de mogelijkheden voor een toepassing binnen het rechtsgebied ook voor de hand. We hopen ook juristen en andere rechtsspecialisten hiermee te kunnen aanspreken. Te denken valt bijvoorbeeld aan juristen die zich op internationaal recht specialiseren. Want zoals wij ons vooral op het recht als factor in de taal richten, kunnen zich andersom rechtsspecialisten op de taal als factor in het recht concentreren. Dat taal een belangrijke rol speelt in de rechtswetenschap en de rechtspraktijk is niet onbekend. Niet voor niets vormen speciale colleges over rechtstaal tegenwoordig een verplicht of facultatief onderdeel van het curriculum aan de meeste rechtenfaculteiten. De gegevens die dit onderzoek oplevert, zullen onder andere ook startmateriaal voor mogelijke vervolgprojecten vormen. We zullen hierop dieper ingaan in hoofdstuk 7. Samengevat kunnen opzet en doelstellingen van ons onderzoek puntsgewijs als volgt worden omschreven: In het inleidende hoofdstuk presenteren we de probleemstelling van dit onderzoek. We geven een inleiding tot de relatie tussen recht en taal en stellen dat dit een interdisciplinair onderzoek zal zijn. We geven aan dat ons onderzoek anders opgevat is dan oudere onderzoeken verricht naar rechtstaal die zich vooral hebben gericht op het beschrijven van de negatieve eigenschappen ervan en het bekritiseren van het algemene woordgebruik van juristen. Ook waren de vroegere werken teveel tot het woordniveau 14

beperkt hetgeen we willen vermijden door ook de zinsstructuur onder de loep te nemen, frequent gebruikte tekstsoorten te onderzoeken en specifieke taalhandelingen proberen vast te stellen. Ons onderzoek zal de rechtstaal en de in rechtstaal verwoorde teksten op verschillende manieren analyseren. Naast een taalkundige analyse zullen we ons concentreren op een chronologische beschrijving van de ontwikkeling van de onderzochte rechtstalen (Nederlands, Duits en Tsjechisch). Deze ontwikkelingen zullen we ook in de context van de politieke situatie en mogelijke veranderingen plaatsen. Met name in het geval van de Tsjechische rechtstaal verwachten we binnen dit kader veel invloed van de politieke achtergrond op de gebruikte terminologie en het recht zelf te kunnen vaststellen. De kern van dit onderzoek vormt het translatologische gedeelte. We analyseren de respectievelijke taalversies aan de hand van het gekozen corpus. Dit corpus bestaat uit een selectie van documenten die bij de meest frequent vertaalde horen op het gebied van het handelsecht/ vennootschapsrecht. Bij het uitwerken van de vertaalvarianten voor onbekende equivalenten uit het corpus passen we de terminologische methoden en technieken toe. We illustreren ook hoe de praktijken van de rechtsvergelijking in de rechtslinguïstiek toegepast kunnen worden. Het inleidende hoofdstuk wordt vervolgd door hoofdstuk 2 met een historische schets van de taal van het recht voor Tsjechië, Nederland, België en Duitsland. Verder behandelt dit hoofdstuk op contrastieve wijze de ontwikkeling van het handelsrecht in de landen in kwestie. Er wordt beschreven in welke wetboeken het handelsrecht is omvat, hoe het gestructureerd is en of er een bepaalde ontwikkeling in zit in de afzonderlijke landen. Te denken valt hierbij vooral aan de voortschrijdende afschaffing van het Wetboek van Koophandel in Nederland en de verplaatsing van de daarin opgenomen bepalingen naar het Burgerlijk Wetboek. Ook het Tsjechische Obchodnì zákonìk (Wetboek van Koophandel) van 1991 en de situatie met betrekking ertoe voor dit wetboek is een interessant geval. Hoofdstuk 3 reflecteert de stand van het onderzoek op het gebied van taal en recht" voor het Nederlands, Duits en Tsjechisch. Daarbij spelen vooral de stand van de huidige rechtslinguïstiek en taalwetenschap een belangrijke rol. We zullen daarbij de raakvlakken met ons onderzoek benadrukken; dat wil zeggen de classificatie van de rechtsteksten, hun eigenschappen en kenmerken, de functie van het juridische taalgebruik en de juridische taalhandelingen. Hoofdstuk 4 is gewijd aan de rechtstaal vanuit het perspectief van de vertaalwetenschap. We houden ons o.a. bezig met de bevindingen en methoden van de rechtsvergelijking, de intralinguale vertaling, de equivalentie en de subsidiaire vertaal- 15

oplossingen. Een belangrijke rol speelt in ons onderzoek ook de terminologieleer en daarom concentreren we ons eveneens kort op de basisbeginselen ervan. In hoofdstuk 5 wordt het corpus van juridische documenten gepresenteerd en de keuze ervan verantwoord. Het corpus omvat teksten gebaseerd op de nationale wetgeving van de desbetreffende landen met een vertaalvoorstel ervan. Er worden zowel Nederlandstalige rechtsteksten in vertaling naar het Tsjechisch als ook Tsjechische rechtsteksten in vertaling naar het Nederlands gepresenteerd. Hoofdstuk 6 omvat een taalkundige analyse van de primaire teksten uit het corpus. De analyse zal worden uitgevoerd op verschillende niveaus. Zoals eerder aangegeven is ons onderzoek niet alleen tot het woordniveau beperkt. We zullen naast het onderzoeken van de specifieke kenmerken van rechtsteksten en de eigenschappen van juridische termen binnen dit corpus eveneens de niveaus van de stilistiek en syntaxis onder de loep nemen. Verder zullen we kijken of er binnen dit corpus sprake is van bepaalde taalhandelingen. We streven ernaar een zo compleet mogelijke taalkundige analyse te kunnen uitwerken. Op deze taalkundige analyse zal een analyse vanuit het perspectief van de translatologie volgen. In dit hoofdstuk zullen we ook de bevindingen van de algemene inleiding tot de terminologieleer uit hoofdstuk 4 toepassen. De geanalyseerde juridische termen uit het corpus (indien nodig aangevuld met andere contextueel samenhangende termen) zullen onderworpen worden aan de rechtswetenschappelijke methoden van de rechtsvergelijking, met name interpretatie. Met behulp van deze methoden zullen we proberen om de termen te onderzoeken op graad van equivalentie. Bij ontbrekende equivalentie confronteren we verschillende subsidiaire vertaalstrategieën om te testen welke vertaalstrategie de meest geschikte is voor het vertalen van juridische terminologie en hoe substitutie van terminologie werkt. Hoofdstuk 7 tenslotte wordt gevormd door de conclusie en de resultatenevaluatie van dit onderzoek. We beschrijven de mogelijkheden van toepassing van dit onderzoek in de praktijk. We hebben eerder aangegeven dat ons streven niet alleen beperkt is tot de wereld van de vertalers, terminologen en andere taalkundigen maar dat we hopen dat ook juristen die zich bezig houden met internationaal recht en meertalige communicatie, interessante bevindingen en informatie in dit proefschrift kunnen vinden. De conclusie wordt gevolgd door samenvattingen in het Duits en het Tsjechisch en door de bibliografie. 16

2 Historische schets van de rechtstalen en het handelsrecht Nederlands taalgebied We hebben al opgemerkt dat de verhouding tussen recht en taal een onderwerp is waarvoor mensen al lang belangstelling hebben gehad, hoewel de invalshoeken van de desbetreffende onderzoeken met de tijd zijn veranderd. De eerste aanzetten voor het onderzoek op de taal-recht-verhouding dateren uit de 19 de eeuw. In een kort historisch overzicht zullen we de belangrijkste werken noemen die van invloed zijn geweest voor de huidige stand van het rechtslinguïstisch onderzoek. In het Nederlandse taalgebied bestond er in de 19 de eeuw vooral descriptief onderzoek gericht op het beschrijven van de ongewenste aspecten van het taalgebruik van juristen. Men was van mening dat juist in het recht onzuiver taalgebruik, te lange zinnen, archaïsch taalgebruik, juristenlatijn, vreemde woorden etc. niet te pas kwamen. (Van Noortwijk 1995:10) Van Noortwijk (1995:11) stelt dat pas in de jaren zeventig van de 20 ste eeuw de interesse voor dit thema weer groeide en beschouwt de werken van deze periode ook van serieuzer belang dan de oudere werken. In 1979 publiceerden Van den Bergh en Broekman hun bijdrage met een tot op dat moment onbekend breed overzicht van de verhouding tussen recht en taal. Hun bijdrage is geschreven in de vorm van een preadvies voor de Koninklijke Notariële Broederschap. 1 Deze auteurs beperken zich niet meer alleen tot het beschrijven van de negatieve eigenschappen van de rechtstaal maar houden zich ook bezig met de filosofie van de rechtstaal. Ze besteden aandacht aan de betekenis en invloed van taal voor het recht en gaan ook in op de systematische overeenkomsten tussen taal en recht. Het eerste bekende werk dat zich met kwantitatieve aspecten van juridisch taalgebruik bezig houdt, is volgens Van Noortwijk het onderzoek van De Mulder en Oskamp 2 (1979). Het tweede werk dat we in dit verband willen noemen is het werk van Leliard 3 dat eveneens in 1979 verscheen. Een interessant aspect van dit werk is, dat Leliard het braakliggende onderzoeksveld van de Neder- 1 Bergh, van den - Broekman, 1979 2 Mulder, de Oskamp, 1979 3 Leliard, 1979. 17

landse rechtstaal vooral aan de Zuid-Nederlandse rechtswetenschappers verwijt en daarbij van mening is dat er binnen dit onderzoeksveld in Nederland veel meer gedaan is. Dit begrijpen we als een weerspiegeling van het feit dat de Zuid-Nederlandse rechtstaal pas zeer langzaam tot ontwikkeling kwam door de onderdrukking van het Nederlands als officiële taal en taal van de wetgeving en het gerecht in België. We zullen hierop gedetailleerd ingaan in subhoofdstuk 2.1. In de jaren tachtig groeide de belangstelling verder. Er kwamen meerdere publicaties over dit onderwerp. Van Noortwijk noemt o.a. het werk van Bax 4 (1986), die de rechtstaal en rechtswereld ziet als een nogal autonoom stelsel ten opzichte van algemeen Nederlands taalgebruik. Een belangrijke rol schrijft hij vooral aan de interpretatie toe. De interpretatie van juridische uitspraken gebeurt volgens hem anders dan de interpretatie van algemene taaluitingen, die niet binnen de wettelijke ruimte van regels gebonden zijn. 5 Als een vernieuwing binnen het onderzoeksveld van de rechtslinguïstiek zien we de in 1988 verschenen bundel Meesterlijke taal. De inhoud van deze bundel wordt gevormd door artikelen van verschillende auteurs (taalwetenschappers, rechtswetenschappers en juristen) die de taal in de rechtspraktijk beschrijven. De auteurs richten zich op semantiek, pragmatiek maar ook op syntactische aspecten van o.a. rechterlijke uitspraken. We vinden ook al bijdragen over juridische interpretatie en argumentatie. Tot zover wilden we de oudere werken in kaart brengen die we als belangrijk beschouwen voor de ontwikkeling van tegenwoordig onderzoek op het gebied van rechtslinguïstiek in het Nederlandse taalgebied. De huidige stand van dit vakgebied zal in subhoofdstuk 3.1 behandeld worden. Duitsland In hoofdstuk 1 hebben we reeds herinnerd aan de jurist en taalwetenschapper, Jacob Grimm en zijn werken over recht, taal en geschiedenis van begin 19 de eeuw. Maar ook zijn leraar, Friedrich Carl von Savigny (1779-1861), die we in de meeste leerboeken over de juridische methode aantreffen en die een van de grondleggers van de interpretatieleer is, verdient zijn plaats binnen dit kader. In zijn methodeleer stelt hij al 4 Bax, 1986 5 Zie Noortwijk, van, 1995, p.11 18

in 1802: die Jurisprudenz ist eine philologische Wissenschaft. 6 De rechtswetenschappelijke interpretatiemethodiek stond dus sinds het ontstaan van het moderne rechtssysteem heel dicht bij de andere filologische disciplines. De belangstelling voor recht en taal in Duitsland is ongeveer even oud als in het Nederlandse taalgebied. In de periode van het ontstaan van het Duitse Bürgerliches Gesetzbuch (Burgerlijk Wetboek, 1896) verschenen er in Duitsland een aantal taalkritische beschouwingen van Duitse juristen. Net als in het Nederlandstalige gebied waren deze werken echter beperkt tot het opsommen van negatieve aspecten van de gehanteerde rechtstaal. In Duitsland was er altijd een grote belangstelling voor de interpretatieleer. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de juridische interpretatieleer veel nieuwe impulsen van verschillende kanten. Aan de ene kant van de taalanalytische filosofie (Ludwig Wittgenstein), aan de andere kant van de filosofische hermeneutiek (Hans Georg Gadamer). Wat ons zeer toepasbaar lijkt voor het classificeren van de rechtstaal is de manier waarop Wittgenstein (1953) 7 het fenomeen taal in zijn latere werk beschrijft. Hij vergelijkt taal met een taalspel en wijst op de verscheidenheid van taalspelen. Sommige taalspelen lijken in veel opzichten op elkaar maar er zijn ook taalspelen die als enige overeenkomst hebben dat ze tot een taalspel behoren. Dit principe past hij toe op de taal die niet altijd dezelfde werkelijkheid uitdrukt. Het komt op de context aan waarin taal gebruikt wordt. De betekenis van taal is niet te vinden in de ontleding van de logische vorm ervan. We moeten taal altijd in een concrete context en situatie bekijken. Deze stelling is bijzonder geschikt voor het onderzoeken van rechtstalen die nooit los kunnen bestaan zonder de context van een rechtssysteem en bepaalde culturele, sociale en politieke waarden en achtergrond. Nussbaumer (1997), die een bibliografie samengesteld heeft van werken over recht en taal, merkt op dat er in Duitsland pas in de jaren zeventig (20 ste eeuw) sprake is van serieuzere werken over dit onderwerp. Dat komt dus ook met het Nederlandstalige gebied overeen. Opvallend is dat het onderzoek veel meer door rechtswetenschappers werd bedreven en veel minder door taalwetenschappers. Toch zijn er in de jaren zeventig hier en daar werken ontstaan die zich op betekenistheoretische, taalhandelingtheoretische of vaktaaltheoretische bezigheden met het recht en de taligheid ervan oriënteerden. 6 Citaat naar Busse, 1992:1. 7 Wittgenstein, 1953 19

Tsjechië De ontwikkeling en totstandkoming van het onderzoeksgebied van de rechtslinguïstiek in Tsjechië is heel anders verlopen. De belangstelling voor het onderwerp kwam langzaam in beweging en was in het begin niet zo groot als bijvoorbeeld in Nederland, België en Duitsland. Een van de weinigen die zich sinds de jaren tachtig van de 20 ste eeuw serieus met het onderwerp bezighielden, was Michal Tomášek, 8 zowel taalkundige als rechtwetenschapper. In die tijd hoorden in Tsjechië vreemde talen, de studie en het gebruik ervan onder de juristen eerder bij de hobby s dan bij de pragmatische noodzaken van het beroep van een jurist. Daarom was het in de context van de tijd nodig om de taalproblemen van het recht te verbinden met concrete juridische disciplines. Het meest logische onderzoeksgebied voor het toepassen van de kennis van het vertalen van rechtstalen bleek het internationaal recht te zijn. De val van het IJzeren Gordijn in 1989 ziet hij ook als een mijlpaal in de rechtswetenschap, c.q. rechtslinguïstiek. Vanaf dat moment was er in Tsjechië sprake van een sterke confrontatie met een toen in Tsjechië nieuwe discipline, het Europees recht. In zijn boek Překlad v právnì praxi (Vertaling in de rechtspraktijk, 1998) gaat Tomášek vooral uit van zijn academische activiteit bij de vakgroep Europees recht aan de Karelsuniversiteit te Praag. Als een tweede mijlpaal voor de rechtslinguïstiek kunnen we zeker ook de toetreding van Tsjechië tot de Europese Unie in 2004 zien. Hoewel het aspect van de vertaling in de rechtspraktijk niet bij de conventionele problemen van de toepassing van het recht hoort, steeg het belang van vertalingen enorm. Met het lidmaatschap van Tsjechië in de EU kwam o.a. ook de uitbreiding en verdieping van juridische contacten met andere landen van Europa. Het harmoniseren van het nationaal recht van de lidstaten en de stapsgewijze invoering van het Europees recht heeft een enorme impact op het dagelijkse leven van alle EU-burgers maar gaat ook gepaard met nieuwe problemen voor juridische vertalers. Zoals Tomášek zegt: Každý z právních jazyků všech členských zemí Evropské unie a potažmo právní jazyk komunitární spočívá na osobitém sociálním a politickém základë, odrážejícím názory či zvyklosti každého z národů. Tento základ je zřídka srovnatelný se základem v jiné zemi, i když původ politického a právního systému srovnávaných států má stejné kořeny. To platí i v současné Evropské unii, kde specifičnost právních projevů a zejména 8 Tegenwoordig hoofd van de vakgroep Europees recht aan de Karelsuniversiteit te Praag 20

právních termínů stále zakládá jednu z nejvëtších překážek pro vypracování všeobecného překladatelského postupu. (Tomášek, 2003: 12) [De rechtstalen van alle lidstaten van de Europese Unie en respectievelijk de communautaire rechtstaal zijn gebaseerd op een bijzondere sociale en politieke basis die opvattingen of gewoontes van de volkeren weerspiegelen. Deze basis is zelden vergelijkbaar met de basis in een ander land, dit zelfs indien de oorsprong van het politieke en juridische systeem van de te vergelijken staten dezelfde wortels heeft. Dat geldt ook in de tegenwoordige Europese Unie, waar de specificiteit van juridische uitingen, in het bijzonder juridische termen, nog steeds een van de grootste obstakels vormt voor het uitwerken van een algemeen toepasbare vertaalstrategie.] In deze samenhang moet worden geconstateerd dat de nationale juridische terminologie en de Europese juridische terminologie niet twee afzonderlijke maar twee verbonden systemen zijn en zoals hierboven gesteld dat juridische terminologie niet uit zichzelf bestaat, maar dat ze altijd onderdeel is van een bepaald legislatief systeem en dat het daarom nodig is dat zowel de legislatieve regels van de EU als ook de nationale legislatieve regels in bepaalde mate geharmoniseerd worden. Een andere vroege Tsjechische rechtswetenschapper die zich met de verhouding tussen recht en taal bezighield, is Viktor Knapp. In zijn werk Právo a informace (Recht en informatie, 1988) spreekt hij over de rechtstaal als over een vaktaal waarin rechtsteksten zijn verwoord. Op zijn classificatie komen we terug in subhoofdstuk 2.2 over de stand van zaken in de tegenwoordige taal- en vertaalwetenschap en de rechtslinguïstiek. In dat subhoofdstuk zullen we ook een aantal opvallende verschillen tussen de Tsjechische en Germaanse situatie beschrijven. We zullen zien dat de classificaties van de rechtsteksten in de twee taalgebieden niet met elkaar overeenkomen, maar dat we desondanks bepaalde gemeenschappelijke conclusies kunnen trekken. We spreken in dit verband slechts over twee taalgebieden, hoewel we vier landen vergelijken. Hiermee wijzen we op het feit dat de classificatie binnen de Germaanse talen dezelfde zal zijn, terwijl de situatie in het Tsjechische taalgebied verschillen ten opzichte hiervan zal vertonen. De verschillen in classificatie zullen de hierboven geschetste stelling bevestigen dat de ontwikkeling van de rechtslinguïstiek in Tsjechië een andere weg heeft gevolgd dan de rechtslinguïstiek in het Germaanse taalgebied. 21

Zoals uit de beschikbare bronnen blijkt, was er ook in Tsjechië een lange tijd meer belangstelling voor rechtslinguïstiek vanuit de wereld de rechtswetenschappers dan vanuit de wereld van de taalwetenschappers. 2.1 De respectievelijke rechtstalen: Tsjechië, Nederland, België, Duitsland De situatie van de Nederlandse rechtstaal is specifieker dan die voor andere rechtstalen. Omdat het Nederlands in zes landen een van de officiële talen is, bestaan er eigenlijk zes verschillende Nederlandse rechtstalen. Als we ook de Europeesrechtelijke Nederlandse taal als een aparte rechtstaal beschouwen, kunnen we zelfs over zeven Nederlandse rechtstalen spreken. De resterende zes gebieden met een Nederlandse rechtstaal zijn Nederland, Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Suriname 9 en het Vlaamse gedeelte van België. 10 De systeemgebonden juridische terminologieën lopen vaak nogal uiteen, wat vooral bij het vertalen van juridische teksten tot problemen kan leiden. Daarom zullen we ook de ontwikkeling van de Nederlandse rechtstaal in Nederland en in het Vlaamse gedeelte van België apart weergeven. 2.1.1 Nederlandse rechtstaal in België De Nederlandse rechtstaal in België is in een paar aspecten specifiek. De Nederlandse rechtstaal in België heeft zich anders gevormd dan de Nederlandse rechtstaal in Nederland. Dit heeft te maken met de historische ontwikkeling van België, de politieke situatie en bepalende maatschappelijke factoren. De Nederlandse rechtstaal in België bestaat slechts iets langer dan 100 jaar en heeft zich pas na de Tweede Wereldoorlog werkelijk kunnen ontwikkelen. 11 In het tijdperk 9 Atruba, Curaçao en Sint-Maarten hoorden bij de Nederlandse Antillen. Dit groepje van zes Caribische eilanden was vanaf 1634 tot 1795 onder beheer van de West-Indische Compagnie, kreeg vervolgens, samen met Suriname dat sinds 1667 Nederlands was, de status van een kolonie en werd in 1954 een onafhankelijk land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. In 1975 werd Suriname een onafhankelijke republiek die Nederlands als landstaal handhaafde. In 1986 werd Aruba een onafhankelijk land binnen het Koninkrijk der Nederlanden en in 2010 verwierven ook Curaçao en Sint-Maarten deze status. De resterende drie Antilliaanse eilandjes Bonaire, Saba en Sint-Eustatius kozen ervoor om de status van een speciale gemeente binnen Nederland te krijgen. 10 België is in 1993 gefederaliseerd. Het Vlaams Gewest is daarmee een deelstaat van België met als enige landstaal het Nederlands geworden. 11 Toch werd in de middeleeuwen niet alleen literatuur in het Nederlands geschreven. Willemyns (2003: 67) stelt dat er toen ook al Nederlandstalige ambtelijke stukken (oorkonden, schepenbrieven) ontstonden. 22

hiervoor was het Frans in België de belangrijkste voertaal in het juridische domein. Vandaar dat we tot op vandaag een grote invloed van het Frans op de rechtstaal zoals gebruikt in Vlaanderen kunnen merken. Ook de rechtstaal in Nederland is in veel opzichten door de Franse rechtstaal beïnvloed, maar wel op een andere manier. De Franse juridische taal gold niet alleen in België en in Nederland als een prestigieuze taal, maar in heel Europa van de 19 de eeuw. 12 In die tijd spreken we in België over de Franstalige overheersing. Met uitzondering van de periode 1815-1830 toen België deel uitmaakte van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, waren de Belgische rechtspleging en wetgeving tot 1898 bijna volledig Franstalig. Er verschenen wel vertalingen van wetteksten in het Nederlands vanaf 1845, maar die werden niet in het Staatsblad gepubliceerd en hadden dus geen rechtskracht. 13 In 1898 kwam de zogenaamde Gelijkheidswet tot stand (opgesteld door de Kamerleden De Vriendt en Cooremans). Door de Gelijkheidswet kregen alle wetten in België een authentieke Franse en Nederlandse versie. Het betekende zeker niet dat er onmiddellijk een Nederlandse vertaling beschikbaar was van alle wetboeken. De grote wetboeken verschenen in de negentiende eeuw en bestonden alleen in het Frans. Daarom richtte de Belgische regering in 1923 de Commissie tot vertaling van de wetboeken op; de leiding kreeg Emile Van Dievoet, een hoogleraar uit Leuven. De commissie heeft gezorgd voor de vertaling van alle grote wetboeken in het Nederlands. Het werk van de commissie werd tijdens de Tweede Wereldoorlog onmogelijk gemaakt, maar na de Tweede Wereldoorlog werd de commissie heropgericht. Deze keer kreeg de commissie een andere taak dan voorheen. Ze moest geen vertaling maken van de wetboeken, maar zorgen voor een gelijkwaardige Nederlandstalige versie ervan. Terecht zegt men nog vandaag de dag dat het zeer goede werk van de commissie de Echter het maken van zulke stukken was nogal duur en daarom kon niet iedereen zijn stukken op schrift laten opstellen. De kerkelijke instellingen en grote grondbezitters konden zich het vervaardigen ervan het best permitteren. De rechtspraak gebeurde toen al in de Nederlandse volkstaal maar tot de 12 de eeuw is niet veel opgeschreven en als het wel gebeurde dan meestal toch in het Latijn. Het tijdstip waarop er in Vlaanderen van Latijn naar de volkstaal werd overgegaan varieerde van stad tot stad. De eerste ambtelijke tekst die volledig in het Nederlands is gesteld vormen de statuten van de Gentse leprozerie (1236). Overigens wordt meestal de schepenbrief van Boechoute bij Gent (1249) als eerste complete Nederlandse ambtelijke tekst aangegeven. 12 Vanaf de 13 de tot diep in de 19 de eeuw was de universiteit van Orléans de belangrijkste juridische opleiding. Afgezien van de internationale status van het Frans (15 de -20 ste eeuw), speelde dit ook een grote rol. 13 Zie daarover o.m.: Hendrickx, 1999, www.interaxis.org, laatst geraadpleegd op 25-08-2010 23

Nederlandse rechtstaal in België heeft 'gecreëerd'. 14 De terminologie en formuleringen ingevoerd door de commissie vormen de basis van alle later afgeleide wettelijke teksten in België. Het taalgebruik in rechtszaken werd in België pas in 1935 officieel geregeld met de invoering van de wet-marck. In 1948 werd nog een terminologische commissie opgericht en in 1954 de Centrale Commissie voor de Nederlandse Rechts- en Bestuurstaal in België. De periode waarin deze commissies bezig waren met het vertalen naar c.q. creëren van de Belgische Nederlandse rechtstaal duidt erop hoe kort de officiële Nederlandse rechtstaal in België bestaat. Sommige oudere wetteksten zijn nu nog steeds niet officieel vertaald. Pas in 1967 kreeg België de officiële Nederlandstalige versie van de Grondwet! Ook hierbij was de Commissie Van Dievoet betrokken; zij heeft voor de Nederlandse tekst van de grondwet gezorgd, het Burgerlijk Wetboek, het Strafwetboek enz. Bij het vertaalwerk werd bewust aansluiting gezocht bij de rechtstaal in Nederland. De commissie Van Dievoet heeft taalvormend werk verricht doordat een aantal termen als verplicht werden ingevoerd via de wetgeving. Soms gingen de tendensen iets te ver in het vermijden van gallicismen en het invoeren van Nederlandse purismen in plaats daarvan. Ook van origine vreemde termen die in Nederland wel gebruikelijk waren, werden in België door Nederlandse equivalenten vervangen. Hendrickx (1999) noemt in dit verband o. a. volgende voorbeelden: in Nederland gebruikelijke termen: 'enquête', 'dispensatie', 'gratie', 'privilege', 'getuige à decharge' in België vervangen door purismen: 'onderzoek', 'vrijstelling', 'genade', 'voorrecht', 'getuige ter ontlasting' Met name het laatst genoemde voorbeeld ('getuige ter ontlasting') is vooral in het noorden lachwekkend omdat de ontlasting met nogal andere zaken wordt geassocieerd. 2.1.2 Nederlandse rechtstaal in Nederland De Nederlandse rechtstaal in Nederland heeft zich heel anders kunnen ontwikkelen dan de Nederlandse rechtstaal in België. Terwijl de Nederlandse rechtstaal ook in grote mate op de Franse is gebouwd, vooral na de invoering van de Napoleontische wetgeving aan het begin van de negentiende eeuw, heeft ze zich daarna onafhankelijk kunnen ontwikkelen. Het resultaat is dat de rechtstaal in Nederland wel veel Franse technische termen bevat - meer zelfs dan de 14 Zie bijv.: Hendrickx, 1999, www.interaxis.org, laatst geraadpleegd op 21-3-2011 24

rechtstaal in Vlaanderen - maar dat er veel minder 'letterlijke vertalingen' uit het Frans overgenomen zijn en dat ook de zinsstructuren volledig Nederlands zijn. Zo zullen de Nederlanders wel termen als 'rekwirant' of 'gelaedeerde' gebruiken, waar wij respectievelijk 'eiser' en 'benadeelde' gebruiken, maar je zult in Nederland niemand horen zeggen 'het besluit dat ik de eer heb u voor te leggen', letterlijk vertaald van 'l'arrêté que j'ai l'honneur de vous présenter', een constructie die je vaak in tweetalige wetteksten in Belgiì tegenkomt. (Hendrickx, 1999, in: InterAxis 5) In de Middeleeuwen bestond er een echte Nederlandse rechtstaal, doorspekt met juristenlatijn, maar geleidelijk aan nam de Franse invloed toe. Na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij Frankrijk werden de Napoleontische wetboeken vijfentwintig jaar lang (1810-1835) in het Frans toegepast en in het Nederlands bestudeerd. In de negentiende eeuw werd begonnen met het vertalen van die wetboeken. Ook toen een aantal Franse woorden door Nederlandse termen werd vervangen, werd vaak de Franse term ter verduidelijking mede vermeld; bijvoorbeeld het Franse woord donatie werd vervangen door de Nederlandse term schenking. De reden voor het alsnog toevoegen van de Franse termen lag erin dat alle juristen vernederlandst Frans of Latijn begrepen, terwijl Nederlandse termen vaak onduidelijk bleven. Vaak ondergingen Franse termen alleen een lichte vormaanpassing. Ondanks pogingen tot verdere vernederlandsing bleven de Franse termen in de Nederlandse rechtstaal wel bestaan. Het gebruik van veel vreemde woorden is zeker niet goed voor de communicatie met de gewone burger. De vraag is echter of dat probleem opgelost wordt door woorden uit de gewone omgangstaal ook nog te beladen met een juridische betekenis. In het woordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands zijn onder meer de volgende woorden als juridisch gemarkeerd: daad, nietig, bezit, akkoord, afwijzen, partij. Toch is de betekenis van zo een gewoon woord uit de omgangstaal voor een niet-jurist vaak onduidelijk. Dit verschijnsel heet interpenetratie (doordringen) tussen de gewone taal en de rechtstaal. Er is nog steeds een proces aan de gang waarbij er bij nieuwe uitgaven van juridische woordenboeken altijd een paar Franse termen uit de Nederlandse rechtstaal verdwijnen en door Nederlandse termen worden vervangen. Maar omdat de rechtstaal in het algemeen zeer behoudend is, kan dit tot problemen leiden. Wetteksten en andere teksten die met het recht te maken hebben, bouwen namelijk op elkaar voort en verwijzen naar elkaar. Een nieuwe term wordt soms vandaag nog door 25

een vermelding van de reeds verdwenen (Franse) term gevolgd, die tussen haakjes wordt vermeld. De reden dat de nu nog steeds duidelijke sporen in de Nederlandse juridische woordenschat in Nederland niet zoals in België tot ontevredenheid over de rechtstaal bijdragen, zien we daarin dat de rechtstaal zich in vergelijking met de Nederlandse rechtstaal in België veel vrijer en eerder kon ontwikkelen. 2.1.3 Duitse rechtstaal in de BRD In de 15 de eeuw begon in heel Europa een fase van de wetgeving die het geldende recht verder ontwikkelde met inachtneming van de tijdgebonden behoeften, als ook onder invloed van het Romeinse recht. In die tijd werden de meeste rechtsteksten al door opgeleide juristen geschreven die bij het hoogste niveau van de geleerden hoorden; opvallend is misschien dat de rechters tot ver in de 17 de eeuw nog geen academici waren. 15 Toen al tekende het conflict van het recht tussen vaktaligheid en verstaanbaarheid zich zoetjesaan af. Tussen de 15 de en de 18 de eeuw voltrok zich ook de verandering van schriftelijke dialecten naar een bovenregionaal verstaanbare schrijftaal die als standaardtaal ook de taal werd van de mondelinge communicatie. 16 Hiermee veranderde ook de taal zelf, regionaal gebonden vormen namen af en retorisch geconditioneerde versterkingen namen in grote mate toe; als gevolg daarvan verloren de juridische teksten van de 17 de eeuw veel aan duidelijkheid en eenvoudige verstaanbaarheid. De toenemende latinisering die door de receptie van het Romeinse recht werd veroorzaakt, zorgde ervoor dat de syntactische structuur van het Duits met veel Latijnse uitdrukkingen doorspekt werd; de rechtstaal groeide steeds verder weg van de algemene taal. Vanaf de tweede helft van de 18 de eeuw kunnen we dan spreken van verlichtingscodificaties van het geldende recht. Het algemene landrecht voor de Pruisische staten trad uiteindelijk in 1794 in werking. Het algemene landrecht is taalkundig gezien exemplarisch; het heeft een duidelijke wettelijke stijl die korte normenformuleringen 15 Gedetailleerder zie: Undergerichtsordnung des Ertzstiffts Trier, uitgegeven door Kurfürst Johann von Metzenhausen 1539, p. 14. 16 Zie bijv. Hoberg, R.- Hoberg, U., 1997, p. 28-34 of König, 1994, p. 79-99 26

vereiste; deze dienen zo mogelijk slechts uit één hoofd- en één nevenzin te bestaan. 17 Daarmee is het vandaag de dag nog verbazend goed leesbaar. Die verdere ontwikkeling van de Duitse rechtstaal laat zich heel goed illustreren aan de hand van het Bürgerliches Gesetzbuch (hierna BGB ) van 1896. Na het verschijnen van het eerste ontwerp ervan kwam er een groot debat over de begrijpelijkheid van deze tekst. Dit debat heeft zich al snel uitgebreid tot een debat over de begrijpelijkheid van het recht op zich. Men was toen van mening dat wetboeken niet voor leken zijn bedoeld, maar voor degene die het recht beoefent; wetboeken hoeven daarom niet voor leken grijpelijk te zijn. Het Duitse BGB is ook vandaag nog door zijn systematiek en duidelijkheid bewonderenswaardig, maar desniettemin voor juridische leken moeilijk toegankelijk. We kunnen dit eveneens over de tegenwoordige Duitse rechtstaal zeggen. Door de hierboven genoemde vaktaligheid van de rechtstaal wordt een bepaalde dogmatische en conceptuele basis bij de recipiënten als gegeven verondersteld. 2.1.4 Tsjechische rechtstaal De Tsjechische rechtstaal heeft een bijzonder moeilijke ontwikkeling gehad. Net als de Nederlandse rechtstaal in België onderdrukt werd door de Franse rechtstaal die veel meer als de prestigieuze taal gold, heeft het Tsjechisch altijd met het Duits moeten vechten. De Duitse taal was in verschillende periodes van de Tsjechische geschiedenis de taal van de overheersers. De oudste pogingen om het recht in het Tsjechisch te schrijven en te codificeren komen uit de 13 de eeuw. 18 Tegelijkertijd ontstaan ook werken over het geldige gewoonterecht die voor privédoeleinden werden geschreven door rechtkenners. Al in de 14 de eeuw bestond een vrij ontwikkeld juridisch en administratief Tsjechisch, dat gewoonlijk ook in de gesproken communicatie werd gebruikt. Er werd ook veel naar het Tsjechisch vertaald, met name uit het Latijn. Het oudste juridische boek dat in het Tsjechisch werd geschreven is het Roţmberská kniha (Het boek van Rosenberg), dat nog voor 1300 is ontstaan 19. Hoewel de samengestelde zinnen in het boek vaak nog onduidelijk zijn, is de gebruikte juridische terminologie al functioneel en vrij compleet. De bloei van het Tsjechische rechtswezen werd voortgezet in de 15 de en 16 de eeuw, toen het Tsjechisch 17 Vergelijk bijv. Hattenhauer 1970:35. 18 Malý - Sivák 1993:168. 19 Brandl (ed.), 1872 27

onder de koning Vladislav II (1471-1516) als de officiële wetgevende taal werd aangenomen. De situatie veranderde totaal na de Slag op de Witte Berg (1620). 20 Daarmee kwam de godsdienstvrijheid ten einde, de protestanten vluchtten het land uit en Bohemen verloor 300 jaar lang zijn onafhankelijkheid. Voor de Tsjechische taal begon toen een zeer ongunstige periode, ten voordele van het Duits. Ook onder Oostenrijk-Hongarije (1867-1918) had het Tsjechisch een minder prestigieuze positie dan bijvoorbeeld het Duits en het Hongaars. Na het ontstaan van de zelfstandige Tsjechoslowaakse Republiek in 1918 werd de receptie van het recht van het voormalige Oostenrijk-Hongarije nog lang gehandhaafd. Het gevolg daarvan is o. a. dat de Tsjechische juridische terminologie enorm werd beïnvloed door het (Oostenrijkse) Duits. In de tijd van de Duitse bezetting (1939 1945) werd het Tsjechisch opnieuw op een zijspoor gezet. De naoorlogse politieke ontwikkeling, vooral na de communistische staatsgreep in 1948, had ook veel invloed op het Tsjechische recht, in het bijzonder op het handelsrecht. Na de val van het communisme in 1989 kon de oude rechtstoestand niet meer voldoen aan de nieuwe behoeftes van de maatschappij die zich weer ging richten op het democratische gedachtegoed van West-Europa. Snel ontstond er behoefte aan het vormen van nieuwe terminologie die onder het communisme niet bestond. Daarbij werd vaak de Duitstalige terminologie, vooral uit Oostenrijk, in het Tsjechisch omgezet. Dit is nog tot op heden te merken aan veel juridische termen die een deel vormen van de Tsjechische nationale wetgeving. Právnická čeština je až dosud více či ménë zdařilý překlad z rakouské právní nëmčiny. 21 Citaat van een artikel van Karel Čermák van het Tsjechische web Jiné právo (Ander recht), 12-3-2009) [Juridisch Tsjechisch is tot op nu een min of meer gelukte vertaling van het Oostenrijks juridisch Duits.] 20 Tijdens de slag op de Witte Berg (de Tsjechische Bílá Hora bij Praag), op 8 november 1620, werd het Boheemse leger onder leiding van Christian van Anhalt op de vlucht gejaagd door de gecombineerde legers van het Heilige Roomse Rijk en de Katholieke Liga onder Johan Tserclaes, graaf van Tilly. De slag betekende het einde van de Boheemse periode van de Dertigjarige Oorlog (overgenomen uit de Wikipedia encyclopedie, zie http://nl.wikipedia.org/wiki/slag_op_de_witte_berg, geraadpleegd op 16-7-2010) Gedetailleerder zie ook Polišenský, 1991:193, 197, 222, 231, 246. 21 Zie: http://jinepravo.blogspot.com/2009/03/karel-cermak-o-pravnicke-cestine.html, laatst geraadpleegd op 30-3-2011 28

De zogeheten austriacismen kunnen met erg veel voorbeelden worden geïllustreerd. Sommige zijn in ongewijzigde vorm overgenomen (pacht 22 ), de meeste zijn letterlijk vertaald en in de vorm van een calque in het Tsjechisch ingevoerd. Čermák noemt o. a. de volgende voorbeelden: Ein-gabe = po-dání, Be-lehrung = po-učení, Voll-macht = plná moc, Be-voll-mächtigung = z-plno-mocnëní, Be-rufung = od-volání. De aangevoerde voorbeelden betreffen het woordniveau, maar er zijn ook talloze voorbeelden te vinden op het zinsniveau. V této sou-vislosti musí být u-vedeno (in diesem Zusammen-hang muss es an-geführt werden). V rámci tohoto musí být soudem pou-kázáno na to (im Rahmen dessen muss vom Gericht darauf hin-gewiesen werden). Nemohlo být pře-hlédnuto (es konnte nicht über-sehen werden). S o-hledem na to (mit Rück-sicht dar-auf). V tomto o-hledu (in dieser Hin-sicht). Od-hlédnuto od toho, že (ab-gesehen davon, dass). Mëlo být z-o-hlednëno (es sollte be-rück-sichtigt werden). Bylo vzato do ú-vahy (es wurde in Be-tracht genommen). De inhoud van de Duitse en Tsjechische zinnen komt volledig overeen. 2.2 Ontwikkeling van het handelsrecht Dit subhoofdstuk wordt ingeleid met een indeling van de diverse rechtsgebieden in de desbetreffende landen en behandelt op contrastieve wijze de ontwikkeling van het handelsrecht in Nederland, België, Tsjechië en Duitsland. Er zal ook worden beschreven in welke wetboeken het handelsrecht in al de landen is omvat, hoe het gestructureerd is en of er een bepaalde ontwikkeling in zit in de afzonderlijke landen. Te denken valt 22 De herkomst van de term pacht is naar onze mening niet zo evident zoals Čermák die laat lijken. Pacht is een begrip dat in de middeleeuwen is ontstaan als overgang van lijfeigenschap naar vrij (boeren)grondbezit. Daarom betwijfelen wij dat het een austriacisme is, want het vrije grondbezit (pacht) is een verschijnsel dat bij ons weten in Centraal-Europa met de import van Duitse en Vlaamse boeren gepaard is gegaan. Volgens sommige bronnen is de eerste die grond in pacht heeft gegeven de Olomoucer bisschop Bruno van Schaumburg geweest (1245-1281) en die heeft zijn boeren vooral uit Rijksduitsland geïmporteerd. 29

hierbij vooral aan de voortschrijdende afschaffing van het Wetboek van Koophandel in Nederland en de verplaatsing van de daarin opgenomen bepalingen naar het Burgerlijk Wetboek. Ook het Tsjechische Obchodnì zákonìk (Wetboek van Koophandel) van 1991 en de situatie met betrekking ertoe vóór dit wetboek is ons inziens een interessant geval. 2.2.1 Handelsrecht in Nederland Het Nederlandse recht wordt in drie sectoren verdeeld: het privaatrecht, het staatsrecht en het strafrecht. Deze onderscheiding wordt verder in het strafrecht, het burgerlijk recht en handelsrecht, en in het staats- en administratief recht ingedeeld. Het volgende schema laat de zien hoe de verhoudingen precies liggen. Privaatrecht Publiek recht Materieel recht burgerlijk en handelsrecht staats- en administratief recht strafrecht Formeel recht (procesrecht) burgerlijk procesrecht administratief procesrecht strafprocesrecht De belangrijkste takken van het Nederlandse recht worden gevormd door het publiek recht en het privaatrecht. Het publiek recht regelt de verhouding tussen de overheidsinstanties en de relatie tussen overheid en burger. Het privaatrecht is met de verhouding tussen burgers onderling (natuurlijke personen en rechtspersonen) verbonden. Het materieelrecht 23 hangt samen met de rechtsregels die rechten verlenen of verplichtingen opleggen. Het formeel recht betreft rechtsregels waarbij rechten of plichten kunnen worden afgedwongen. Het wordt ook het procesrecht genoemd. Het Nederlandse Wetboek van Koophandel werd in 1838 ingevoerd ter vervanging van de Franse Code de Commerce. Het handelsrecht in Nederland maakt, in tegenstelling tot dat in Tsjechië, Duitsland en België, deel uit van het burgerlijk recht. Sommige bepalingen van het Wetboek van Koophandel zijn reeds naar het Burgerlijk Wetboek overgebracht. Er bestaat zelfs een plan om het Wetboek van Koophandel volledig af te schaffen en in het Burgerlijk Wetboek op te laten gaan. Het Nederlandse Wetboek van Koophandel bestaat uit drie delen: de Algemene bepaling (Artikel 1), het Eerste Boek 23 De meeste regels uit het Burgerlijk Wetboek bestaan uit het materieel recht (bijv. de zaken samenhangende met koophandel). 30

(Artikel 2 tot en met 308) met ondertitel Van den koophandel in het algemeen en het Tweede Boek (Artikel 309-958) met ondertitel Van de regten en verpligtingen uit scheepvaart voortspruitende. Het derde boek werd inmiddels geschrapt en is onderdeel geworden van het Burgerlijk Wetboek. 2.2.2 Handelsrecht in België Het Belgische recht kan men nader in het publiekrecht en privaatrecht verdelen, waarbij de taken en bevoegdheden van deze rechtsgebieden dezelfde zijn als bij het Nederlandse recht. Het Belgische handelsrecht regelt de commerciële activiteiten en het statuut van handelaars 24. De commerciële activiteiten worden verder in subjectieve en objectieve handelsdaden verdeeld 25. Bij de subjectieve handelsdaden horen alle rechtshandelingen gesteld door handelaars in verband met hun bedrijf (bijv. een autohandelaar die een oplegger koopt). De objectieve handelsdaden zijn in het Wetboek van Koophandel vervat (art. 2 en 3 Wet 15 december 1872). Het betreft o. a. de uitgifte van wisselbrieven, de productie of aankoop van goederen voor verdere verkoop, de verrichting van bankof verzekeringstransacties, de uitbating van een transport- of bouwonderneming of van openbare schouwspelen. Deze activiteiten zijn door hun natuurlijke handelskarakter gekenmerkt. Het handelsrecht in België vormt echter een apart rechtsgebied en geen onderdeel van het burgerlijk recht zoals in Nederland. Daarom zijn er in België ook afzonderlijke rechtbanken van koophandel (in de praktijk meestal handelsrechtbanken genoemd). In elk gerechtelijk arrondissement is er naast de gewone rechtbank van eerste aanleg ook een rechtbank van koophandel. De rechtbanken van koophandel zijn in eerste aanleg belast met geschillen tussen kooplieden of handelaars en geschillen met betrekking tot wisselbrieven boven een bepaald bedrag. 26 Ze behandelen ook het hoger beroep tegen vonnissen van vrederechters in handelsgeschillen. Het Wetboek van Koophandel werd in België reeds in de Franse periode in 1807 uitgevaardigd. In de recente geschiedenis zijn een paar wetten van het Wetboek van Koophandel afzonderlijke wetten geworden, zoals de Faillissementswet vanaf 1997 en het Wetboek van Vennootschappen vanaf 1999. 24 Handelaars zijn personen die objectieve handelsdaden verrichten in verand met hun beroep. 25 Gedetailleerder zie Hoecke, van Bouckaert, 2003, p. 38 26 Wisselbrieven boven het bedrag van 1860. 31

Het Belgische Wetboek van Koophandel bestaat uit twee boeken, het eerste boek behandelt de Koophandel in het algemeen (en zo heet het ook), het tweede boek de Zee- en Binnenvaart, ook de Zeewet genoemd, vormt de basis van het Belgische zeerecht. 2.2.3 Handelsrecht in Tsjechië Na het ontstaan van de zelfstandige Tsjecho-Slowaakse Republiek in 1918 werd de receptie van het recht van het voormalige Oostenrijk-Hongarije nog lang gehandhaafd, met als gevolg dat er in verschillende gebieden van Tsjecho-Slowakije verschillende voorschriften geldig waren. De Oostenrijkse regelgeving gold voor de zogeheten historische landen (Bohemen, Moravië en Silezië) en de Hongaarse regelgeving voor Slowakije en de Karpaten-Oekraïne. Eliáš spreekt in dit verband over het ontstaan van een juridisch dualisme (Eliáš, 2004: 15). In 1930 werd er een speciaal comité samengesteld dat de taak kreeg om het Obchodnì zákonìk (Wetboek van Koophandel) te unificeren. Door de Duitse bezetting en de dood van Hermann-Otavský 27, voorzitter van dit comité, in 1939 werd het project niet vóór Wereldoorlog II afgerond. De veranderde politieke situatie na 1945 zorgde ervoor dat de modernisering van het handelsrecht niet meer actueel was en het project nooit werd klaargemaakt. De naoorlogse politieke ontwikkeling, vooral na de communistische staatsgreep in 1948, was voor het handelsrecht niet erg gunstig. Tussen 1948 en 1950 verdween het Wetboek van Koophandel zelfs helemaal uit het Tsjechische rechtssysteem. Begin jaren zestig werd het Hospodářský zákonìk (het Wetboek van Landbouw en Industrie) opgezet dat conceptueel de economische relaties van het Tsjechische binnenland weerspiegelde. Als gevolg daarvan is alleen het Tsjechische handels- en verdragsrecht vanaf 1963 in het Internationale Wetboek van Koophandel geconserveerd (nr. 101/1963 Wetb.). Na de val van het communisme in 1989 kon deze rechtstoestand niet meer voldoen aan de nieuwe behoeftes van de maatschappij die zich weer ging richten op het democratische gedachtegoed van West-Europa. Daarom kwam in 1991 het nieuwe Tsjechische Obchodnì zákonìk (Wetboek van Koophandel) tot stand. Het Tsjechische rechtsstelsel wordt als volgt ingedeeld: 27 Vergelijk bijv. Eliáš, 2004, p. 14-18 32

Privaatrecht Publiekrecht Burgerlijk recht (materieel, proces) Handelsrecht Arbeidsrecht Familierecht Constitutioneel recht Straf recht (materieel, proces) Administratief recht (overtredings-, bestuursproces) Financieel recht Het handelsrecht van de Tsjechische Republiek, zoals dit is omvat in het nieuwe Obchodnì zákonìk (Wetboek van Koophandel), is een complex van juridische normen die bezitsrechtelijke positie van ondernemers en hun onderlinge relaties met betrekking tot hun ondernemingsactiviteit regelen. Het handelsrecht wordt als een onderdeel van het privaatrecht beschouwd en is in het algemene en speciale onderdeel ingedeeld. Het Tsjechische Wetboek van Koophandel bestaat uit vier delen, Obecná ustanovenì (Algemene bepaling), Obchodnì společnosti a druţstvo (Handelsmaatschappijen en vereniging), Obchodnì závazkové vztahy (Handelsverbintenissen), Ustanovenì společná, přechodná a závěrečná (Gemeenschappelijke, tijdelijke en afsluitende bepalingen). 2.2.4 Handelsrecht in Duitsland Het Duitse rechtssysteem wordt in vier gebieden verdeeld, waarbij de belangrijkste door het privaatrecht en het publiekrecht worden gevormd. De taken van al de vier rechtsgebieden zijn in de volgende tabel omschreven: Privaatrecht Publiekrecht Strafrecht Procesrecht Het privaatrecht regelt de verhoudingen tussen burgers. Hierbij horen o.a. het burgerlijk recht als een algemeen privaatrecht, het handelsrecht als een special privaatrecht, het vennootschapsrecht, het recht van commerciële rechtsbescherming en het concurrentierecht. Het publiekrecht omvat de verhoudingen van burgers ten opzichte van overheidsinstellingen als ook van verschillende overheden onderling. Hierbij horen o.a. het EU-recht, volkenrecht, staatsrecht en belastingrecht. Het strafrecht als een zelfstandig deel van het publiekrecht bestraft bepaalde wetsovertredingen. Het procesrecht is net als het strafrecht eigenlijk een deel van het publiekrecht dat wegens zijn doeleinden als een zelfstandig rechtsgebied beschouwd wordt. Het behandelt m.n. gerechtelijke procedures betreffende het beslechten van betwistbare rechtsverhoudingen. 33

Het eerste Duitse Wetboek van Koophandel, das Allgemeine Deutsche Handelsgesetzbuch, dateert van 1861 en werd door de Bundesversammlung des Deutschen Bundes ontworpen. Het huidige Duitse Handelsgesetzbuch (Wetboek van Koophandel) verscheen op 10 mei 1897 en werd op 1 januari 1900 van kracht. Net als in de Tsjechische Republiek of in België is het een bijzonder, van de bepalingen van het Duitse Burgerlijk Wetboek afwijkend, kooprecht, terwijl men in het Nederlandse rechtssysteem net als bijvoorbeeld in Zwitserland of Italië eerder de weg van een gecommercialiseerd Burgerlijk Wetboek heeft gekozen. Het Handelsgesetzbuch bestaat uit vijf boeken, te weten het Algemene deel en de delen over Handelsmaatschappijen, Handelsboeken, Koophandel en Zeerecht. In totaal zijn dat 905 artikelen. In zijn geschiedenis heeft het Handelsgesetzbuch twee belangrijke wijzigingen meegemaakt: in 1937 werd de Aktiengesetz (Aandelenwet) eruit gehaald en in 1986 werd het derde boek Bilanzrichtlinien-Gesetz (Balansrichtlijnen-wet) ingevoerd. Het handelsrecht in Duitsland is een speciaal recht ( Sonderrecht 28 ) dat de handelsactiviteiten van bepaalde ondernemers regelt. Hierin zien we een duidelijk onderscheid ten opzichte van bijvoorbeeld het Nederlandse handelsrecht dat geen speciaal recht is maar een voor iedereen geldig rechtsgebied. Het Duitse Handelsgesetzbuch behandelt het rechtsverkeer tussen kooplieden, resp. kooplieden en burgers. De aankoop tussen burgers wordt in het Burgerlijk Wetboek geregeld (Bürgerliches Gesetzbuch). Verschillen tussen het Handelsgesetzbuch en het Bürgerliches Gesetzbuch liggen naar Weyers (1992: 45) vooral in de opvatting van de volgende principes: a) eigen verantwoording van de ondernemer (eigen controle op aangaan van deals) b) duidelijkheid en een snel afwikkelingstempo (dwang tot snel handelen m.b.t. overeenkomsten en leveringen) c) publiciteit en vertrouwensbescherming (Handelsregister: ondernemers moeten snel informatie kunnen verkrijgen en op de informatie kunnen vertrouwen) d) praktijknabijheid en internationaliteit (arbitrage) 2.2.5 Verschillen in handelswetgevingen Nadat we de handelswetgevingen van desbetreffende vier landen onder de loep hebben genomen, bekijken we ze nog een keer vanuit een contrastief perspectief. Tussen het 28 Weyers spreekt van een Sonderrecht der Kaufleute. Vergelijk Weyers, 1992, p. 19 en 45. 34

Nederlandse Wetboek van Koophandel (1838), het Duitse Handelsgesetzbuch (1897), het Belgische Wetboek van Koophandel (1872) en het Tsjechische Obchodní zákoník (1991) constateren we drie meest opvallende verschillen. Een groot verschil merken we in de diversiteit van de aan de ene kant qua ontstaansjaar vergelijkbare Nederlandse, Belgische en Duitse Wetboeken van Koophandel en aan de andere kant het Tsjechische Wetboek van Koophandel dat een zeer moeilijk vormingsproces heeft meegemaakt door de politieke ontwikkelingen van de Tsjechische (en Tsjecho-Slowaakse) staat en daarom veel later verscheen. Er zijn ook bepaalde verschillen in de structuur en inhoudsverdeling van de handelswetgevingen maar dat beschouwen we als een natuurlijk fenomeen omdat elk rechtsgebied van een land vooral de nationale behoeftes dient te vervullen en daar zouden we altijd van een bepaalde diversiteit kunnen spreken. Een ander groot verschil zien we in het feit dat het Nederlandse Wetboek van Koophandel in tegenstelling tot het Duitse Handelsgesetzbuch, het Belgische Wetboek van Koophandel en het Tsjechische Obchodní zákoník niet meer een apart wetboek vormt en in de toekomst volledig afgeschaft zal worden. Het derde nogal merkbare verschil zien we daarin dat het handelsrecht in Duitsland een speciaal recht is dat de handelsactiviteiten van alleen bepaalde ondernemers regelt. Dat is een duidelijk onderscheid ten opzichte van de andere nationale handelswetboeken waarbinnen het handelsrecht geen speciaal recht is maar een voor iedereen geldig rechtsgebied. 35

3 Stand van het onderzoek In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de stand van het onderzoek in de tegenwoordige taal- en vertaalwetenschap en in de rechtslinguïstiek. Dit theoretische kader helpt ons om de problematiek van het juridisch vertalen op de juiste manier te classificeren. We zullen taalkundige methoden en criteria toepassen om na te gaan bij welke soorten teksten de rechtsteksten horen. Een algemene karakteristiek van de rechtsteksten toont aan welke kenmerken het verschil uitmaken tussen rechtsteksten en andere vaktalige teksten. De vastgestelde typische kenmerken en eigenschappen zullen we vervolgens in de te onderzoeken concrete rechtsteksten proberen te vinden. Het zijn de afwijkende eigenschappen en kenmerken van de rechtsteksten die een sterke invloed hebben op het kiezen en toepassen van de juiste vertaalstrategie en indien nodig, het zoeken naar een subsidiaire vertaaloplossing. Indien een vertaler niet over de nodige theoretische kennis over dit soort teksten beschikt, kan hij zelden de problemen die bij het vertalen van juridische teksten naar voren komen, op een correcte wijze oplossen. Maar alleen een goede kennis van de typische stereotypen van rechtsteksten is niet voldoende. Hierbij is ook kennis van andere wetenschappen onmisbaar, waaronder zeker de translatologie en de terminologie. Daarom zullen we uitleggen hoe we de bevindingen uit de terminologieleer kunnen toepassen bij het zoeken van de juiste vertaaloplossingen, in het bijzonder het zoeken naar termenequivalenten. Het eerste subhoofdstuk is gewijd aan het in kaart brengen van de tegenwoordige rechtslinguïstiek en het beschrijven van de doelstellingen ervan. 3.1 Rechtslinguïstiek De rechtslinguïstiek staat voor een interdisciplinair onderzoeksgebied dat zich uit de taal- en rechtswetenschap ontwikkelt. Het onderzoeksmateriaal van de rechtslinguïstiek zijn uiteraard taal en recht. Niet toevallig is binnen de wereld van de juristen de volgorde recht en taal gebruikelijker. Dit geeft direct de verschillen in benadering en aanpak aan. We zijn het niet eens met de mening van sommige rechts- en (zelfs) taalwetenschappers die de rechtstaal uitsluitend zien als een instrument voor het uitdrukken van een juridische mededeling. 1 1 Mounin presenteert deze mening in zijn artikel La linguistique comme science auxiliare dans les disciplines juridiques, 1979

In dit onderzoek behandelen we de rechtslinguïstiek vanuit de hoek van de taalkunde en zien de rechtslinguïstiek daarmee als een taalkundige discipline. Deze discipline houdt zich bezig met het systematisch onderzoeken van de vorming, de stand en de ontwikkeling van de rechtstaal. De rechtslinguïstiek beoogt een samenwerking in de vorm van een dialoog tussen taalwetenschappers en rechtswetenschappers. Omdat we in dit onderzoek verschillende rechtstalen onderzoeken die gekoppeld zijn aan verschillende rechtssystemen, is deze dialoog per definitie tevens intercultureel en contrastief. Uitgaande van deze stelling moet een vertaler van juridische teksten dus niet alleen taalverschillen overbruggen maar ook rechtsverschillen en culturele verschillen. Dankzij de harmoniserende tendensen van de Europese Unie op het gebied van het recht vallen bij het vertalen van de Europese wetgeving de nationale verschillen in zekere mate toch weg. Het onderzoeksveld van de rechtslinguïstiek omvat de schriftelijke en mondelinge communicatie in het rechtswezen. Bij de voorbeelden van onderzochte schriftelijke communicatiebronnen horen tweetalige overeenkomsten of arresten van het Hof van Justitie, maar ook briefuitwisseling van allerlei aard tussen nationale en bovennationale griffies. Het is de taak van de taalkundige om gedetailleerde profielen van desbetreffende rechtsteksten uit te werken en om toegang te creëren tot de veelzijdigheid van het juridische taalgebruik. De taalkundige analyse van een juridische tekst gebeurt natuurlijk niet altijd op het niveau van tweetaligheid. Er is dan ook tot nu toe veel meer onderzoek verricht op het gebied van eentalige rechtteksten dan op het gebied van tweetalige rechtteksten. Maar juist een vergelijkende analyse lijkt zeer nuttig te zijn voor het formuleren van vertaalstrategieën voor het vertalen van zulke teksten. Omdat dit onderzoek gericht is op het vergelijken van twee- of meertalige communicatie (bij het vertalen), zal dit onderzoeksterrein niet achterwege blijven. Die Rechtstexte sind Produkt fachintern geltender kulturgebundener Kommunikationsregeln. Diese können nicht einfach von einem Rechtskreis auf den anderen übertragen werden. Institutionelle und kulturelle Verständigungsbedingungen und Zwecke sind vielmehr grundlegend zu reflektieren. (Luttermann, 1999:52) Rechtslinguïstiek maakt als een interdisciplinaire discipline in bredere zin ook gebruik van andere wetenschappen. Te denken valt in dit verband aan politieke wetenschap, sociologie, filosofie, cultuurwetenschap en antropologie. In dit onderzoek zullen we het onderzoeksterrein ook vanuit een tussengebied van de recht- en taalwetenschap behandelen, namelijk het handelsrecht. Zoals reeds in de probleemstelling aangegeven, zullen we dit tussengebied vanuit verschillende taalkundige hoeken onder de loep nemen. We zullen ons richten op het perspectief van de semantiek, pragmatiek, tekstlin- 38

guïstiek en vertaalwetenschap. Een veronderstelling bij het vertalen van juridische teksten van een bepaalde juridische wereld naar een rechtstaal van een andere juridische wereld is de cultuurgebonden taal- en zaakkennis. Het onderwerp van het juridisch vertalen wordt binnen de rechtslinguïstische werken door sommigen nog vanuit een ander perspectief behandeld, namelijk het perspectief van de rechtsvergelijking. Dit gebeurt in de Nederlandstalige landen vooral door G.-R. de Groot (1987:17). Aan de hand van voorbeelden van begrippen uit het burgerlijk recht laat hij de systeemgebondenheid van deze begrippen in diverse talen zien, maar ook de structurele verschillen van de desbetreffende rechtssystemen. De basis van het vertalen van juridische terminologie van twee talen (en twee rechtssystemen) ziet hij in het vergelijken van de rechtssystemen van de bron- en doeltaal. Het vertalen komt volgens hem op hetzelfde neer als op rechtsvergelijken. Maar omdat we het juridisch vertalen vanuit de taalkundige hoek analyseren, zijn we van mening dat het vertaalproces meer omvat dan alleen het rechtsvergelijken. Het uitvoeren van een taalkundige analyse is een onafscheidbaar onderdeel van dit proces. Het taalgebruik gebonden aan een land dient te worden onderzocht en overgedragen naar een ander taalgebruik, waarbij de functie en de boodschap dezelfde moet blijven. Daarbij is het vaak ook nog zo dat het juridische taalgebruik polyseem is en dat maakt de overdracht nog moeilijker. Verder mogen we niet vergeten dat de betrokken talen meestal ook een andere linguïstische en grammaticale structuur hebben. Daarnaast ligt de structuur van bepaalde concrete juridische documenten vaak vast en dient deze door een goede vertaler te worden gehandhaafd, terwijl de structuur van het document in de brontaal verschillend kan zijn. De vertaler zal rekening moeten houden met de recipiënten van de toekomstige vertaling en met hun verwachtingen. Zulke kennis zou niet te verkrijgen zijn, als we alleen de verschillende rechtssystemen zouden vergelijken. Met een taalkundige analyse kunnen we dus ook een taal en tekstanalyse op een contrastieve manier uitvoeren, waardoor we tot betere resultaten kunnen komen bij het vertalen van juridische teksten, doordat we meer te weten kunnen komen over bepaalde tekstuele kenmerken van zowel de brontaal als ook van de doeltaal. 3.2 Taalwetenschap classificatie rechtsteksten Om de rechtsteksten en de vertalingen ervan te kunnen analyseren, moeten we eerst een classificatie van de rechtstaal maken. Daarbij bedienen we ons van algemene bevin- 39

dingen van de taalwetenschap. 2 We merken echter op dat verschillende auteurs de rechtstaal op diverse manieren definiëren. Er zal aandacht worden besteed aan het afbakenen van de rechtstaal ten opzichte van de algemene taal en van andere vaktalen. Vervolgens zullen we de kenmerken en eigenschappen van de rechtstaal beschrijven. Aan de hand van een paar verschillende definities van de rechtstaal proberen we aan te tonen dat de rechtstaal en de inhoud ervan in verschillende taalkundige tradities op uiteenlopende manieren worden geïnterpreteerd. Knapp (1988) definieert de rechtstaal als een onderdeel van de standaardtaal. Het is een vaktaal waarmee rechtsteksten uitgedrukt en overgedragen worden. Naast de standaardrechtstaal spreekt hij ook over verschillende juridische jargons gekoppeld aan diverse juridische beroepen (bijv. van rechters). Tomášek (2003) bekijkt de rechtstaal vanuit het perspectief van de functie ervan. Zo is de rechtstaal voor hem een communicatiemiddel in het kader van het recht als een normatief systeem. Vanuit het oogpunt van een systeem is de rechtstaal onderdeel van elke standaardtaal, vanuit het oogpunt van de inhoud is de rechtstaal een systeem van tekens, waarbij afzonderlijke woorden (juridische termen), woordverbindingen (vaste uitdrukkingen), taalsjablonen of hele zinnen als afzonderlijke tekens worden beschouwd. Tomášek sluit hierdoor duidelijk op de het gedachtengoed van De Saussure aan die het talige teken ( signe linguistique ) als een mentale en fysiologische eenheid zag die door het articuleren geproduceerd wordt (het teken construeert het betekende). De Saussure formuleert het als volgt: Jazykový znak nesjednocuje vëc a jméno, ale pojem a akustický obraz. Akustický obraz není materiální zvuk, nëco čistë fyzického, ale psychický otisk tohoto zvuku, reprezentace, o které nám poskytují svëdectví naše smysly; je smyslový, a nazveme-li ho tu a tam materiálním, pak jen v tomto smyslu a v protikladu k druhému termínu této asociace, pojmu, jenž je obecnë abstraktnëjší. (De Saussure 1996:96) [Het teken uit de taal verenigt niet een naam en een ding, maar een begrip en een akoestisch beeld. Het akoestische beeld is geen materieel geluid, iets puur fysieks, maar een psychische afdruk van dit geluid, een representatie waarvan onze zintuigen ons een getuigenis verschaffen; het heeft een zintuigkarakter, en als we het hier en daar materieel noemen, dan alleen in deze zin en in tegenstelling tot de andere term van deze associatie, het begrip, dat algemeen abstracter is. ] 2 Zoals genoteerd in bijv. Knittlová 2000:121-131, in Gerits 1999:8-12 of Termorshuizen-Arts 2003:30 40

De rechtstaal wordt als een communicatiemiddel toegepast en wel door middel van juridische uitingen als een concrete realisatie van de rechtstaal. Een juridische uiting kan in de gesproken of geschreven vorm plaatsvinden. Zonder een dergelijke realisatie in juridische uitingen beschouwt Tomášek de rechtstaal als een onderdeel van een systeem van tekens van elke taal, als een vakgebonden subsysteem ervan. Sommige wetenschappers 3 stellen zich de vraag of we alle talige uitingen die met het recht of juristen samenhangen in één en hetzelfde subsysteem van de rechtstaal kunnen onderbrengen of dat er ook nog andere subsystemen van de volkstaal bestaan die juridische verschijnselen beschrijven en tegelijkertijd een middel van deze niveaus van de juridische communicatie representeren en zo ja in wat voor een verhouding staan deze ten opzichte van de rechtstaal? Nico Alexander Florijn definieert de rechtstaal als volgt: De rechtstaal is geen aparte taal of afzonderlijk dialect in de gebruikelijke zin. Ik zou het een register willen noemen, een taalvariant die afhangt van de sociale rol van de spreker op het moment van uiting en van de onmiddellijke situatie waarin de uiting plaatsvindt. Volgens Florijn valt hier te denken aan bijvoorbeeld de taal van een advocaat die een klant verdedigt tegenover de eisende partij voor de rechter. Het register wordt gekarakteriseerd door registerkenmerken, taalkundige fenomenen die het register op een structurele manier onderscheiden van gewoon taalgebruik. in: Recht en vertalen II, 1993:6) Net als Florijn zijn ook vele anderen van mening dat de rechtstaal verder onderverdeeld moet worden. Wroblewski (1986:35-43) maakt onderscheid tussen één rechtstaal en drie juridische talen. De rechtstaal is voor hem de taal waarin wetten zijn geschreven. Bij de drie juridische talen horen dan de: 1) De taaluitingen van rechters 2) Juristen 3) Wetenschappers Wroblewski maakt dus een onderverdeling op basis van de auteur van de juridische taaluiting. De onderverdeling kan natuurlijk ook op grond van andere criteria gemaakt worden. Otto (1981:51) ziet hierin de bron, de inhoud en het informatiedoel. Hij trekt 3 Hlouch 2008:45, Knapp 2003:189-190 41

deze lijn door en onderscheidt de taal van de wet, van arresten en uitspraken, van wetenschappelijke adviezen en verhandelingen, van het ambtelijke verkeer en van het bestuursjargon. 4 Florijn ziet in diverse retorische situaties verschillen in de gebruikte rechtstaal. Hij spreekt over verschillende deelnemers bijvoorbeeld bij een rechtszitting. Die verschillende deelnemers (rechter, advocaat, officier van justitie, tolk, getuige, verdachte, ) vervullen allen weer verschillende rollen en hebben verschillende rechten en plichten. Hij noemt de volgende varianten van retorische situaties: 1) wetgevervariant 2) variant van lagere, decentrale regelgevers 3) bestuurlijke variant 4) rechterlijke variant 5) variant van het juridische advies 6) rechtwetenschappelijke variant. We zijn het met Florijn eens en willen zijn gedachte in dezelfde lijn doorzetten. De keuze van taalmiddelen die worden gebruikt in bepaalde retorische situaties is afhankelijk van zowel subjectieve als objectieve factoren. Bij de subjectieve factoren, die invloed hebben op de keuze van taalmiddelen, horen bijvoorbeeld het opleidingsniveau van de spreker, zijn/haar leeftijd en de diepte van zijn/haar taalgevoel. Bij de objectieve factoren horen onder andere vastheid van gestandaardiseerde uitingen in bepaalde vakkundige contexten (incl. de juridische context) en het taalsysteem zelf. Het verschil in de keuze van taalmiddelen van een taalsysteem vereist dan ook een stratificatie 5 van taal volgens de vakgebieden die een dergelijke keuze beïnvloeden. De stratificatie van taal in subsystemen hoort vooral dankzij de Praagse linguïstische kring tot de veel bediscussieerde kwesties in de taalkunde. De leer van de vakkundige subsystemen is een zelfstandig taalkundig vak geworden dat traditioneel de stilistiek wordt genoemd. De termen stijl en subsysteem zijn echter niet 4 Florijn is het met de hierboven genoemde onderverdelingen niet eens. Hij vindt dat deze grotendeels stoelen op algemene juridische intuïtie. Hij ziet de rechtstaal als een register en spreekt over de onderlinge talige afhankelijkheid van rechtstaalgebruikers in bepaalde communicatieve situaties. 5 Deze benaming voor de verdeling van taal is o.a. door de Praagse linguïstische kring gebruikt. Bekend is met name het stratificatiemodel van taal opgesteld door Bohumil Trnka. Traditioneel wordt taal in de standaardtaal, sociolecten (sociaal) en dialecten (regionaal), c.q. interdialecten verdeeld. Zie bijvoorbeeld Havránek, B.: Úkoly spisovného jazyka a jeho kultura. In: Havránek, B., Weingart, M. (ed.) Spisovná čeština a jazyková kultura. Praha, 1932, p. 14-84. 42

inwisselbaar. Het juridische subsysteem van elke taal is een historisch gevormde en door de maatschappij aanvaarde vorm binnen het systeem van de nationale taal. Het juridische subsysteem beschikt over een hoeveelheid van bijzondere uitdrukkingsmiddelen en systeemkenmerken. Het deelt samen met andere vakkundige subsystemen van de desbetreffende taal de meeste uitdrukkingsstructuren. De juridische stijl is gebaseerd op de keuze van taalmiddelen en op de indeling ervan. De stijl van een tekst wordt bepaald door de bewuste keuzes van een bepaalde spreker. Elke boodschap kan op diverse manieren in een tekst gestructureerd worden. Toch heeft de juridische stijl tot een bepaald niveau een eenheidsvorm met een vaste grammatica en woordenschat. Hoewel in de Tsjechische taalkundige traditie de term (juridische) stijl gebruikelijker is, zullen we in dit onderzoek vooral de term rechtstaal (juridische taal) gebruiken. De reden hiervoor is het feit dat in de Nederlandstalige en Duitstalige wetenschappelijke literatuur van dit vakgebied de termen rechtstaal (ofwel juridische taal) en Rechtssprache zó ingeburgerd zijn dat een andere benaming verwarrend zou kunnen overkomen. Daarnaast zijn we van mening dat de termen juridische stijl en juridische taal ( rechtstaal ) in dit verband inhoudelijk inwisselbaar zijn. De term juridische stijl zullen we gebruiken in geval van het bespreken van of aansluiten op bronnen van de Tsjechische taalkundige vakliteratuur, waarin uitsluitend deze term voorkomt. De stilistiek houdt zich onder andere ook bezig met het karakteriseren en classificeren van vakteksten. Omdat de teksten van ons onderzoek zeker bij dit soort teksten horen, zullen we hierop dieper ingaan. Bohuslav Havránek, een ander lid van de Praagse linguïstische kring, begrijpt de vaktaal (zie schema) als één van de vier functionele stijlen van de taal, waarin het proces van de menselijke communicatie bestaat 6 : 1) Communicatieve stijl (dagelijkse gewone communicatie) 2) Vakkundig praktische stijl (communicatie in arbeidsproces en openbaar contact) 3) Wetenschappelijk theoretische stijl (communicatie in wetenschappelijk onderzoeksgebied) 4) Esthetische stijl (taal van de poëzie en proza) 6 Taaluitingen kunnen we met name aan de hand van inhoud en doel in enkele groepen (stijlen) verdelen. Voor elke van deze stijlen zijn bepaalde specifieke kenmerken en taalmiddelen typisch. Hierdoor worden diverse stijlniveaus gecreëerd (spreektaal, vaktaal en derg.). Daarnaast worden ook neutrale middelen gebruikt. 43

Net als de andere leden van de Praagse linguïstische kring houdt Havránek zich vooral vanuit het perspectief van de functionaliteit van de structuur van het taalsysteem ermee bezig. Dit perspectief is als een van de weinige zinvolle voor het onderscheiden van specifieke groepen binnen een taal. In het schema is de vaktaal omvat in punten b) en c). Interessant is, dat Havránek de vaktaal duidelijk als een onderdeel van de algemene taal ziet (zie de classificatie in de categorie taal van mededelingen). Hiermee uitte Havránek reeds in de jaren dertig van de 20 ste eeuw de opvatting dat alle taalvariaties van een taalsysteem met elkaar verbonden zijn. 7 Deze mening begon in Duitsland op het onderzoeksgebied van de vaktaal bijvoorbeeld pas in de jaren zeventig officieel door te breken. De vakkundige stijl is in elke taal een centrale functionele stijl. Deze stijl wordt vooral gekenmerkt door het gebruik van vakkundige benamingen - termen. Net als elke andere functionele stijl heeft ook de juridische functionele stijl de volgende twee belangrijkste bestanddelen: a) Bestanddeel van de algemene grammaticale basis (woordenschat en grammaticaal systeem van de standaardtaal) b) Vakkundige terminologie (termen, taalsjablonen). Tomášek definieert het juridische subsysteem als volgt: 7 Havránek publiceerde dit schema in 1932 in het artikel The functional differentiation of the standard language (Havránek 1932/1964). 44