De juridische status van de inrichting



Vergelijkbare documenten
De gevolgde procedure

Afvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal

Afvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal

Oprichting van een reststoffen energiecentrale (REC) te Harlingen door Omrin Toetsingsadvies over de aanvullende milieu-informatie

Thermische reinigingsinstallatie voor TAG te Son, A. Jansen B.V. Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport

Sectorplan 7 Afval van energievoorziening

Het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland p/a RUD Zeeland ing. M.I.R. de Pooter-De Winne Postbus AA Terneuzen

Gemeente Barneveld Raadhuisplein 2 tel: (0342) Postbus 63 fax: (0342) AB BARNEVELD

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Risico s beperken, leefbaarheid vergroten.

ADVIES VOOR DE M.E.R.-BEOORDELING OVER DE PRODUCTIE VAN PRIMAIR ALUMINIUM BIJ ALUMINIUM DELFZIJL 28 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen

11.2 Relatie tussen minimumstandaard en de Richtlijn industriële emissies (RIE)/BREF's

MER-Evaluatie. E.ON Energy from Waste Delfzijl BV. Datum 24 juli 2012 Versie 1.0

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

DEFINITIEVE VERGUNNING. EEW Energy from Waste Delfzijl BV

Omgevingsdienst Regio Nijmegen OMGEVINGSVERGUNNING. Aanvrager Datum besluit Onderwerp

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Oprichting varkenshouderij Banken B.V., gemeente Etten-Leur Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie

Vleeskuikenhouderij Haambergweg 11 te Beringe, gemeente Peel en Maas

(Voorlopige) verwijdering Uitvoer voor storten is op grond van nationale zelfverzorging in beginsel niet toegestaan.

Aardgasgestookte STEGcentrale InterGen in Rijnmond te Pernis

Sectorplan 12: Metalen

Uitbreiding pluimveehouderij maatschap Van der Cruijsen, gemeente Boxmeer Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop

Uitbreiding pluimveebedrijf Adams te Ell, gemeente Leudal

Provincie Noord-Brabant. Aanvulling. bij Planstudie/tracé-MER N261 Tilburg-Waalwijk. april 2005 / Definitief

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (Wnb)

Oprichting van een inrichting voor varkenshouderij Maatschap Jongen te Maria Hoop Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Varkenshouderij Pluk te Boekel Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop

sectorplan 27 Industrieel afvalwater

OMGEVINGSVERGUNNING. voor het flexibel kunnen opslaan van de hoeveelheid bodemasgranulaat. milieuneutraal veranderen van een inrichting

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7, LID 2, VAN DE WET NATUURBESCHERMING (WNB)

Handhaving Oplosmiddelenbesluit

Oprichting pluimveebedrijf Maatschap Huisman, gemeente Dalfsen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

OMGEVINGSVERGUNNING. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Industrieweg 16 te Noordhorn. datum besluit: 13 oktober 2017

het oprichten van een appartementengebouw Onyxdijk 167 te Roosendaal

20 Verbranden als vorm van verwijdering

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl)

Zeetoegang IJmond. Aanvullend advies over reikwijdte en detailniveau van de Milieutoets. 3 november 2011 / rapportnummer

Verplaatsing varkenshouderij van de Geerstraat naar de Begijnenstraat te Winssen, gemeente Beuningen

Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving.

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

(Ömgevingstí ienst Midden- en West-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING. Lubrizol Advanced Materials Resin BV

feiten& weetjes energiecentrale REC Alles wat je zou moeten weten... Hoe Hoe eigenlijk? zit het eigenlijk? De REC maakt van uw afval duurzame energie

niet-technisch rapport

Antwoord: Ja, onder bepaalde weersomstandigheden zal de pluim zichtbaar zijn als gevolg van waterdamp in de rook.

Varkenshouderij Straathof Koningsbosch BV, gemeente Echt-Susteren Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop

Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie

Uitbreiding agrarisch bedrijf Van Harten te Woubrugge

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Collin B.V. te Venlo. Zaaknummer:

Zienswijzenverslag Bestemmingsplan plattelandswoningen, Locatie Heikomstraat 16

Aan de slag met de uitdagingen uit Europa

Ontsluiting Houten. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 18 mei 2011 / rapportnummer

REACTIENOTA ZIENSWIJZEN BESTEMMINGSPLAN ANDEREN DORP, NIJEND 18 (ZAAGWERKZAAMHEDEN)

Directoraat-generaal Energie, Telecom & Mededinging Bezoekadres Postadres Factuuradres Overheidsidentificatienr Behandeld door Besluit

Waarom windenergie (op land)?

OIVIGEVINGSVERGUNNING. Gasunie Transport Services (GTS)

Extra impuls gemeenten voor afvalpreventie en afvalscheiding huishoudelijk afval

OMGEVINGSVERGUNNING (Ontwerp)

Uitbreiding pluimveehouderij Buijs VOF te Emmer-Compascuum

OMGEVINGSVERGUNNING WABO. Bos Recycling B.V. ten behoeve van het overslaan van bouw- en sloopafval en onverwerkte slakken voor metaal verwijdering.

Uitbreiding varkensbedrijf aan de Servennenstraat in Moergestel Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Samenvatting: Inleiding: Afweging: Advies:

De minimumstandaard voor het be- en verwerken van restafval van bedrijven is verbranden als vorm van verwijdering.

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Fibroned BV te Apeldoorn

Besluit op aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling. Provincie Gelderland datum: 23 december 2015 Nummer: OW2015EAM0003

Notitie. Dioxine emissies bij AVI's

Warmteleveringsinstallatie AKZO Nobel Chemicals BV te Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

Sectorplan 19 Kunststofafval

STEG-eenheid Moerdijk Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

Sectorplan 29 Batterijen

sectorplan 3 Restafval van handel, diensten en overheden

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 12 februari v3 M. Blankvoort

Bedrijvenpark IBF Heerenveen

Inhoud. Regelgeving voor stookinstallaties sterk in beweging

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS

Brandstofdiversificatie kerncentrale Borssele

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Toetsingsadvies over het Milieueffectrapport Uitbreiding Dierenpark Amersfoort en de aanvulling daarop. 3 oktober

Pangea Parc te Epe Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING LET OP! Dit is nog geen omgevingsvergunning. Hiermee kunt u nog niet starten met de werkzaamheden.

Uitbreiding olieopslagterminal VOPAK te Rotterdam Europoort Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Uitbreiding pluimveehouderij Mts. Van der Cruijsen te Sambeek

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Biomassa-energiecentrale Afvalverwerking Rijnmond te Rozenburg Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Memo. b. De VVGB is afgegeven op basis van onvolledige gegevens omdat deze gegevens pas zijn ingediend nadat de gemeenteraad de VVGB heeft afgegeven.

12 Toetsingskader in- en uitvoer

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V. te Roermond

Transcriptie:

Aan: Bezirksregierung Weser Ems, t.a.v. de heer B. Greten Theodor-Tanzen-Platz 8 26122 Oldenburg (Dld) Betreft: Assen, 4 maart 2004 Bezwaren tegen de aanvragen volgens 4 en 10 van de Duitse (Bundesimmissionsschutzgesetz, BimSchG) van firma Fa. Infracom GmbH, Itterbeck en de firma Fa. BBE Bewehrungs- und betoncenter Europark GmbH, Laar voor het bouwen en bedrijven van een biomassa-energiecentrale c.q. thermische afvalbehandelingsinstallatie in 49824 Laar, gemeente Laar Geachte heer, mevrouw, Hierbij maken wij als Stichting Milieufederatie Drenthe en mede namens Stichting Milieu Rondomme en Stichting Natuur en Milieu Overijssel, onze bezwaren kenbaar tegen de aanvragen volgens 4 en 10 van de Duitse (Bundesimmissionsschutzgesetz, BimSchG) van firma Fa. Infracom GmbH, Itterbeck en de firma Fa. BBE Bewehrungs- und betoncenter Europark GmbH, Laar voor het bouwen en bedrijven van een biomassaenergiecentrale c.q. thermische afvalbehandelingsinstallatie in 49824 Laar. De Milieufederatie Drenthe stelt zich ten doel de verbetering van de kwaliteit van de natuur, het milieu en het landschap van de provincie Drenthe. Stichting Milieu Rondomme stelt zich ten doel de bescherming van natuur en milieu in de regio Zuidoost Drenthe. Stichting Natuur en Milieu Overijssel stelt zich ten doel de bescherming van Natuur en Milieu in de provincie Overijssel. Vanuit deze, in hun statuten opgenomen doelstellingen maken deze organisaties bezwaar tegen de plannen om een grensoverschrijdende verbrandingsinstallatie te bouwen op het Europark bij de gemeente Coevorden, aangezien de belangen van natuur en milieu in (Zuidoost) Drenthe en Oost Overijssel daarmee aanzienlijk worden geschaad. In de aanvragen wordt de bescherming van het milieu onvoldoende als uitgangspunt genomen. De bezwaren van de Milieufederatie Drenthe, Stichting Milieu Rondomme en Stichting Natuur en Milieu Overijssel richten zich op de juridische status van de inrichting en de gevolgen daarvan voor handhaving en normstelling op milieugebied. Daarnaast richten de bezwaren zich op de procedure en gebrekkige informatieverstrekking/vertaling, waardoor de genoemde groepen onvoldoende in staat zijn de effecten op natuur en milieu te interpreteren. Uiteraard richten de bezwaren zich mede op de mogelijke effecten van de installatie op de natuur en het milieu. De juridische status van de inrichting Hoewel de procedurele gang van zaken het doet lijken alsof er op het Europark drie aparte inrichtingen voor het verbranden van afval zijn gepland, gaat het bij de aanvragen van Infracom en BBE in Duitsland en Westo in Nederland om één inrichting met drie verbrandingslijnen. 1

Ook de aanvragers maken in hun aanvragen duidelijk dat de drie verbrandingslijnen deel uitmaken van één inrichting. Het feit dat de installaties uitkomen op een gezamenlijk emissiepunt, bevestigt dit. Wij maken bezwaar tegen het feit dat voor één inrichting drie verschillende vergunningaanvragen zijn ingediend/gepland. Alleen een integrale aanvraag/ vergunning voor de gehele inrichting geeft de onderlinge samenhang en de effecten voor het milieu correct aan. Onderhavige aanvraag dient dan ook niet als zodanig beoordeeld te worden door het bevoegd gezag. Wij maken bezwaar tegen het feit dat voor één inrichting vergunningen worden aangevraagd door drie verschillende rechtspersonen. Bij eventuele toewijzing van vergunningen worden drie partijen door twee verschillende bevoegde gezagen verantwoordelijk gesteld voor 1 inrichting. Daarmee vervalt een centraal aanspreekpunt en zal handhaving voor zowel het Duitse als Nederlandse bevoegde gezag vrijwel onmogelijk worden. De opmerking dat de drie aanvragers naderhand zullen overgaan in een holding neemt de onzekerheden omtrent verantwoordelijkheden niet weg. Wij pleiten daarom sterk voor het aanvragen van een enkele vergunning door een enkele rechtspersoon die voldoet aan de eisen van beide overheden Aangezien het hier gaat om de oprichting van één installatie op de grens van twee landen, dient helderheid te worden verkregen omtrent de normering die gebruikt gaat worden voor de inrichting. Het is niet mogelijk om aan één inrichting verschillende milieunormen op te leggen, waarbij verantwoordelijkheden worden verspreid over verschillende rechtspersonen in verschillende landen. De handhaafbaarheid van milieugrenzen komt daarmee in het geding. Wij maken bezwaar tegen het feit dat er voor één inrichting verschillende normeringen ten aanzien van emissies, emissies en landschappelijke inpassing worden gehanteerd. Het Europese hof van justitie dient gezien het grensoverschrijdende karakter van de inrichting, uitspraak te doen over de wettelijke status van de inrichting en over de wijze waarop normeringen en vergunningverlening aan de inrichting dienen te worden opgelegd 1. Procedure en informatievoorziening Niet parallel lopen van vergunningaanvragen Wij maken bezwaar tegen het feit dat de vergunningprocedures in Duitsland en Nederland niet parallel lopen en niet op elkaar zijn afgestemd. Onvoldoende wordt uit de aanvraag duidelijk waarom de vergunningprocedures niet parallel lopen en op welke wijze is verzocht de procedures op elkaar af te stemmen. Sterker nog, uit niets in de huidige procedure blijkt dat het op elkaar afstemmen van de procedures onmogelijk was. Zowel de Nederlandse MER als de Duitse UVP konden gelijktijdig worden opgesteld, waarbij inspraak\ mogelijkheden voor burgers uit beide landen gewaarborgd waren. Wij maken bezwaar tegen het feit dat de vergunningaanvraag in Duistland al is ingediend en ter beoordeling is voorgelegd, terwijl de milieueffecten van de installatie vanuit Nederlandse optiek nog niet zijn beschreven. 1 In een aantal gevallen wordt bij grensoverschrijdende zaken binnen Europa (bijvoorbeeld bij de export van afvalstoffen) de stelregel gehanteerd dat het beleid of wetgeving van de strengste lidstaat geldt. Naar onze mening zou ook hier dat uitgangspunt dienen te gelden. 2

De wijze van beschrijving en onderzoek vanuit de Nederlandse Milieueffectrapportage kan effecten hebben op de bouw en vormgeving van het Duitse gedeelte van de inrichting. Ook kan het zijn dat deze Milieueffectrapportage aanvullende vragen en bezwaren oproept ten aanzien van de installaties in Duitsland. Het is zelfs mogelijk dat de Nederlandse MER bezwaren afzwakt of opheft. Zonder de uitkomst van de Nederlandse MER is het voor de burgers en belanghebbenden in Nederland en Duitsland niet mogelijk zich een geheel beeld te vormen van de mogelijke effecten van de installatie. Dat betekent dat er nu nog een onvolledig beeld bestaat. Het niet-ontvankelijk verklaren van deze vergunningaanvragen is derhalve noodzakelijk. Eventuele nieuw in te dienen vergunningaanvragen zullen met de uitkomsten vanuit het Nederlandse MER rekening moeten houden en rekening moeten houden met het vergunningtraject in Nederland. Zowel de provincie Drenthe als de gemeente Coevorden hebben aan u aangegeven dat de Duitse procedure in hun ogen niet mag leiden tot onomkeerbare keuzes. Daaruit blijkt dat de bij de vergunningverlening betrokken bevoegde gezagen niet tot overeenstemming zijn gekomen voor wat betreft de uitvoering van de vergunningprocedures. Gebrekkige informatievoorziening en onvoldoende vertaling In 2002 zijn tussen Duitsland en Nederland een aantal beginselen afgesproken inzake de uitvoering van grensoverschrijdende milieueffectrapportages (Dusseldorf 6 mei 2002, kenmerk: grensoverschrijdende MER 19 VI A6-70-02-40). Hierin staat onder andere vermeld: het publiek van het mogelijk benadeelde buurland dient op dezelfde wijze in gelegenheid te worden gesteld commentaar te leveren als het eigen publiek. Dit geldt ook wanneer procedurestappen plaatsvinden die niet dwingend zijn voorgeschreven en waarover het bevoegd gezag beslist. Dit wordt alleen volledig gewaarborgd wanneer documenten worden vertaald. Op verschillende punten is bij de ter inzage legging van onderhavige aanvraag aan de voormelde afspraken geen gevolg gegeven. De ter inzage legging van onderhavige vergunningaanvraag is niet gepaard gegaan met een vertaling van alle milieurelevante informatie. Veel informatie die voor de Nederlandse burgers van belang kan zijn is niet vertaald, datzelfde geldt voor rapportages van waaruit de conclusies zijn getrokken ten aanzien van de bouw en veiligheid van de installatie. Ook de legenda s van relevante kaarten zijn niet in het Nederlands vertaald. Het feit dat er documenten zijn verspreid in een 14-tal orders, waarvan de Nederlandse omschrijving/ gedeeltelijke vertaling slechts een halve in beslag neemt, geeft al aan dat lang niet alle informatie voor de Nederlandse burger bereikbaar was op een voor hem begrijpelijke wijze. Ook de Milieufederatie Drenthe heeft niet alle documenten tot zich kunnen nemen wegens gebrek aan vertaling. Overigens bleek de in de Nederlandse samenvattingen gebruikte beoogde nummering van de ordners niet overeen te stemmen met de daadwerkelijke nummering van de ordners, waardoor inzage werd bemoeilijkt. Wij maken tevens bezwaar tegen het feit dat in de ter inzage liggende ordners slechts de vergunningaanvraag van BBE in het Nederlands is vertaald. De vergunning van Infracom heeft, voor zover wij konden beoordelen, niet (herkenbaar) in het Nederlands vertaald ter inzage gelegen. Dat betekent dat het niet mogelijk was deze vergunningaanvraag op zijn merites te beoordelen. De wel in het Nederlands beschikbare documenten zijn op een dusdanige wijze vertaald dat een groot aantal zinnen/ zinsneden niet leesbaar of begrijpelijk zijn. De vertaling geeft aanleiding tot grote onrust en onzekerheid over de geplande installaties. 3

Een voorbeeld hiervan: Naast de afvalverbranding moet het mogelijk zijn tot 10% van de totale brandstof in de vorm van slib mee te verbranden (pag 15/72). Uit deze zin blijkt een grote mate van onzekerheid. Mag hieruit worden verondersteld dat de initiatiefnemers niet weten welk percentage in hun beoogde installatie als slib kan worden meeverbrand? Als de initiatiefnemers daarover geen zekerheid hebben, op welke gegevens wordt de aanvraag dan gebaseerd? Wij maken bezwaar tegen het feit dat er in deze procedure is afgezien van een volledige tweetaligheid in communicatie. Het feit dat het hier om een grensoverschrijdende inrichting gaat waardoor burgers van beide landen mogelijk getroffen worden, had moeten leiden tot een volledig tweetalige informatievoorziening. In de huidige situatie is het voor Nederlandse burgers niet mogelijk geweest zich een volledig en vertrouwd beeld te vormen van de plannen en mogelijke effecten op het gebied van milieu en de natuur. Bij verlangen derhalve een hernieuwde procedure waarbij de documenten gezien het internationale karakter van de inrichting volledig in zowel het Duits als het Nederlands worden gesteld. Onvolledige conclusies in de korte beschrijving (hoofdstuk 1.2 uit de aanvraag) De conclusies uit de Nederlandse vertaling van de korte beschrijving zijn onvoldoende en zonder referentie onderbouwd. Deze conclusies mogen in onze ogen niet de basis vormen van een vergunning van deze installatie. Hieronder volgen een drietal voorbeelden waaruit de onvolledigheid van deze beschrijving blijkt. In par. 6.3 wordt aangegeven: In het onderzoeksgebied bevindt zich het natuurbeschermingsgebied Laarsche Bruch. Het is niet bekend of zich hier volgens de rode lijst bedreigde planten en/of dieren bevinden. Door de installaties veroorzaakte schadelijke invloeden worden hier niet verwacht. Tegen deze conclusie maken wij bezwaar. Er zal immers eerst in kaart moeten worden gebracht of er rode lijstsoorten aanwezig zijn en om welke het gaat. Hierna zal per soort moeten worden onderzocht welke hindereffecten op de soort van invloed zijn. Pas daarna kan een conclusie worden getrokken ten aanzien van de schadelijke invloeden van de installatie. In par. 6.5 wordt aangegeven: De omgeving van de installaties is een landschap met agrarisch karakter, hoofdzakelijk gebruikt voor akkerbouw en in Nederland als weideland. Recreatiegebieden zijn aan Nederlandse zijde de Huttenheugte. Verdere recreatiegebieden zijn niet bekend. In de omgeving zijn een aantal gebieden met een grote toeristische en dus economische potentie (Groote Scheere, Vechtdal). De effecten op die gebieden zouden in ieder geval in kaart moeten worden gebracht. In par. 6.6 wordt aangegeven: De mens neemt een centrale plaats in op milieugebied, resp. wat betreft de beschreven te beschermen waardes en goederen. Het onderzoek naar het effect op de individuele milieugebieden leverde op dat wat betreft een mogelijke invloed op de mens geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn. Ook deze conclusie is onvoldoende om een vergunning op te baseren. Immers, wat zijn aanzienlijke effecten? Hoe zijn deze vastgesteld? Hoe wordt deze conclusie onderbouwd? Welk onderzoek heeft daartoe ten grondslag gelegen? De vergunningaanvraag en UVP dienen op deze vragen in ieder geval antwoord te geven. Het onderzoek waarop de conclusie is gebaseerd, zal in ieder geval in Nederlandse taal ter beschikking moeten komen aan geïnteresseerden. 4

In de UVP wordt aangegeven dat effecten als aanzienlijk worden beoordeeld wanneer ze een te beschermen goed existentieel beschadigen. Wat wordt hier bedoeld met existentieel beschadigen? Waarop is deze terminologie gebaseerd? Onvolledigheden in de UVP. Ook de bijgevoegde UVP is op punten onduidelijk, onvolledig of slecht onderbouwd. Hieronder volgen daarvan drie voorbeelden. In tabel 2 (pag. 8/72) wordt aangeven dat met betrekking tot vervoer de omwonenden van de hoofdverkeersweg als te beschermen goed zijn aangegeven. Een groot deel van het afval zal per goederenspoorlijn worden aangevoerd. In onze optiek zullen ook mensen die aan het beoogde goederenspoor wonen als te beschermen goed moeten worden gekenschets en effecten daarop worden onderzocht, zowel in Duitsland als in Nederland. Paragraaf 3.2.1 blinkt uit in onduidelijkheid. Wat wordt bedoeld met 50 volledige aanvoerdagen/jaar? Moeten dit aanvoerweken zijn? De in de UVP gebruikte nul-variant is niet bruikbaar of representatief als vergelijking. Evenzogoed zou als nul-variant een volgens de meest milieuvriendelijke principes gebouwde en ingepaste industrie kunnen worden aangevoerd. Hierbij zouden de effecten van de verbrandingsinstallatie op alle punten slechter scoren. Onduidelijk is op welke basis men de huidige nulvariant heeft gekozen en op basis van welk onderzoek men de gebruikte toekomstvisie heeft gebaseerd. De aangevoerde nulvariant is derhalve van nul en generlei waarde en dient niet in de besluitvorming betrokken te worden. In de UVP worden effecten op de mens beschreven (hoofdstuk 5). De gevoeligheidsclassificatie van de mens lijkt te passen bij een Duitse invulling van de door de mens gebruikte zones. Onder andere de referentie park in een kuuroord duidt daarop. Aangenomen mag worden dat de classificaties voor het dichterbevolkte Nederland anders liggen dan de classificaties waarop de UVP is gebaseerd. In de UVP dient in ieder geval duidelijk te worden gemaakt waarop de classificatie is gebaseerd en op welke wijze daarin de specifiek Nederlandse situatie is meegenomen. De werkingsprognose vermeldt de met het voornemen verbonden factoren op de mensen: Lawaai, Bouwwerken, Afval, Afvalwater en Schadelijke stoffen naar de lucht. In de werkingsprognose is de prognose voor de factor Bouwwerken niet beschreven. Het niet beschrijven van de factor bouwwerken in deze is zeer onvolledig. De onduidelijkheid in informatieverstrekking en de lacunes in de vergunningaanvraag en onderbouwing van de conclusies in het UVP maken dat de onderhavige aanvragen in deze vorm niet voor beoordeling in aanmerking kunnen komen. De effecten op het milieu De aanvraag besteedt onvoldoende aandacht aan het voorkomen van de negatieve effecten op het milieu. Daarmee wordt het ALARA principe in deze aanvraag onderuit gehaald. Voor een adequate bescherming van het milieu is het noodzakelijk de mogelijkheden te onderzoeken waarop de beoogde installatie gevolgen voor het milieu kan minimaliseren. Dat is bij de voorliggende aanvraag nagelaten. Hieronder volgen daarvan een aantal voorbeelden. In de aanvraag wordt onvoldoende uitputtend aangegeven wat de samenstelling van de te verbranden afvalstromen zullen zijn en wordt onvoldoende aangetoond op welke wijze vervuiling vanuit deze verbranding wordt tegengegaan. 5

Cadmium, kwik, dioxine zijn stoffen die internationaal op de zwarte lijst staan, waarvoor in Nederland een minimalisatieverplichting geldt. Aangezien het hier gaat om een Nederlands-Duits initiatief dient in de UVP voor de gehele installatie te worden beschreven op welke wijze de emissie van deze stoffen naar de diverse compartimenten, met name lucht, wordt voorkomen, dan wel geminimaliseerd. Dit laatste geldt ook voor de kankerverwekkende stoffen als chroomvi, nikkel, arseen, cadmium, dioxines, furanen en PAK. Het voorgenomen alternatief lijkt uit te gaan van een twee traps rookgasreiniging, bestaande uit een elektrofilter en kalk/koolinspuiting, gevolgd door een doekfilter. Bestaande afvalverbrandingsinstallaties voor huishoudelijk afval maken in de regel gebruik van een meer dan twee traps rookgasreiniging met één of twee gaswastrappen. In feite is dit laatste als stand der techniek op te vatten. Het voorgenomen alternatief lijkt hiermee niet aan de stand der techniek/alara te voldoen. Noch de aanvraag, noch de bijbehorende UVP toont aan dat de installatie wordt gebouwd conform de normen die volgen uit de IPPC richtlijn en de BAT. Zowel de IPPC als het bijbehorende BREF dienen als referentiekader te worden gebruikt bij de vergunningverlening. Installaties: informatie en beoordeling De verbranding van spoorbielzen vindt plaats bij een temperatuur van 850 graden celsius. Om spoorbielzen en de daarin aanwezige schadelijke stoffen te verbranden is verbranding op een veel hogere temperatuur (tot zo n 1300 co) noodzakelijk om uitstoot naar de omgeving te minimaliseren. Noch de aanvraag noch de UVP geven aan waarom de keuze voor een dergelijke oven die uitstoot naar milieu minimaliseert niet is gekozen. De beschrijving van de techniek van de installaties (incl. de voor- en nabehandeling van het afval) in de Nederlandstalige tekst is summier en is onvoldoende voor een toetsing aan de best-bestaande-technologie (BBT, volgens IPPC 2003 en de voorbereidende inventarisaties in Duitsland (UBA 2001) en Nederland (Infomil 2002). Een toetsing van de voorgestelde technologie aan de BBT (als consequentie van het Alara principe) vindt in de aanvraag niet plaats, noch een motivatie en een verkenning van de consequenties wanneer niet voor BBT wordt gekozen. Ook in de Duitstalige tekst, weliswaar een uitvoeriger beschrijving, ontbreekt deze toetsing en motivatie. Dit onderdeel uit ons bezwaar betreft de volgende aspecten: -de herkomst, samenstelling en selectie van de afvalstromen -de voorscheiding van afvalstromen (bij inzameling dan wel op locatie) -de voorbewerking -de verbrandingstechniek -de optimalisatie van het energetisch rendement -de rookgasreiniging -de verwerking van vaste restproducten. In onze optiek is het niet mogelijk om met deze onvolledige informatie, een vergunningaanvraag in behandeling te nemen. 6

Herkomst en samenstelling van afvalstromen De samenstelling en herkomst van de input voor de afvalinstallatie is onduidelijk. Wat is (de variatie in) het aandeel van huishoudelijk afval, gaat het hier om afval dat een voorscheiding heeft ondergaan, wat is de motivatie om het afval al dan niet vooraf te scheiden? Scheiding vooraf (o.a. ter vermindering van het vochtgehalte en ter verhoging van de calorische waarde en het elektrisch rendement) zijn conform de aanbeveling van het LAP en BBT volgens IPPC. Wat is de herkomst en samenstelling van bedrijfsafval en grof vuil en welke voorscheiding vindt eventueel plaats? Wat is de herkomst en samenstelling van de te verwerken slibben en welke voorbehandeling (drogen) is hier voorgenomen? Welke zijn de criteria voor het al dan niet apart verwerken van afval en biomassa (van welke kwaliteit) afkomstig uit Duitsland resp. Nederland? Hoe worden deze gecontroleerd? Biedt de bunker mogelijkheden deze afvalstromen gescheiden te houden? Waar in de installatie vindt vermenging van afvalstromen dan wel reststromen plaats? Hoe vindt de controle van de samenstelling en herkomst plaats en hoe wordt deze gerapporteerd? Welke normen worden hierbij gehanteerd en hoe worden deze met het bevoegd gezag overlegd? In het algemeen ontbreekt (in de ons bekende, in Nederlands vertaalde stukken) een organisatorische paragraaf, de aanzet voor een milieuzorgsysteem dan wel bedrijfsmilieuplan en de wijze van communicatie met de betreffende overheden in Duitsland en Nederland. Het verdient aanbeveling daarover uitdrukkelijke en uitgewerkte voorschriften op te nemen, met tenminste inachtneming van procedures voor grensoverschrijdende activiteiten. Rookgasreiniging Zoals genoegzaam bekend zijn de emissie-normen in Nederland scherper gesteld dan in de Duitse 17. BImSchG. In Nederland worden de Europese richtlijnen (IPPC) en BREF- Incineration verwerkt in het ontwerp Besluit Verbrandingafvalstoffen (BVA) dat voor deze installatie van toepassing zal zijn. Naar onze mening bieden deze Europese richtlijnen de mogelijkheid de emissie-normen scherper te stellen dan de 17. BImSchG. Mede om rechtsongelijkheid tussen de Nederlandse en Duitse burgers te voorkomen verzoeken wij U dan ook met klem in de vergunning bij het onderdeel emissie-grenzen, strengere grenzen die volgen vanuit het gebruik van de stand der techniek als uitgangspunt te nemen. Overigens is ook in Nederland nog discussie over de normering vanuit het ontwerp-bva, aangezien deze volgens recente uitspraken van de Raad van State niet voldoet aan de IPPC-richtlijn. Vanuit de meest optimale bescherming van mens en natuur veragen wij een vertaling van deze IPPC in normen voor deze installatie. DeNox: gekozen is voor SNCR technologie. Dit is conform BBT: SCR haalt wat lagere concentraties, maar vergt energie-input. De afweging ontbreekt; tevens is aandacht nodig voor het risico van de vorming van N 2 O (sterk broeikasgas) in SNCR. Wat is de prognose van het rendement (resp. de uiteindelijke emissie) en wat is het programma om dit te optimaliseren? Wat is de te verwachten slib van ammonia en hoe kan deze worden geminimaliseerd? (70 mg/3 is goed haalbaar, Nederlandse norm is hierop gebaseerd, Duitse niet). 7

Vliegas: voorgesteld wordt een -droog- elektrostatisch (niet elektronisch, zoals in tekst) filter. Voor de scheiding van stof voorafgaand aan rookgasreiniging is dit BBT. De prognose voor het rendement (concentratie na filter 200 mg/m3) lijkt erg conservatief, concentraties van 15-25 mg/m3 zijn haalbaar. Zure gassen: voorgesteld wordt een semi-droog systeem van kalkinjectie (met sproeikoeler) in een éénstaps proces. Dit is niet in overeenstemming met de BBT voor de verwijdering van zure gassen (en zware metalen). In Nederland wordt deze techniek alleen in kleine installaties toegepast. Het alternatief is ofwel natte wassing ofwel (bij voorkeur) een tweestaps proces van semi-droge en natte reiniging. Dit ondervangt grotendeels het belangrijkste nadeel van natte reiniging: het ontstaan van een waterige afvalstroom. Met deze combinatie zijn zeer lage emissiewaardes te behalen (tegen relatief geringe inzet van chemicaliën). In de aanvraag ontbreekt een afweging van de diverse mogelijkheden voor de reiniging van zure gassen (incl. de diverse varianten van natte reiniging), een motivatie van de keuze en de afwijking van de BBT en een prognose van het te verwachten rendement. Controle Meetprogramma voor procescondities van verbrandingsinstallatie en rookgasreiniging (incl. beveiligingen) en de concentraties van diverse componenten in de rookgassen zijn niet gevonden in de beschikbare tekst. Dit geldt ook voor programma s op het gebied van rapportages en de toetsing van het meetregime aan TA Luft of anderszins. Toetsing concentratie en optimalisatie De prognose van de emissie van schadelijke stoffen is onvoldoende. Zonder onderbouwing wordt gesteld dat de normen van TA Luft gehaald zullen worden. Er wordt geen prognose gedaan van het werkelijke rendement van de rookgasreiniging en de concentraties die hiervan het gevolg zijn. Dit in weerwil van het feit dat de emissies van bestaande installaties met vergelijkbare dan wel BBT rookgasreiniging uitstekend zijn gedocumenteerd via de BAT documenten. Deze emissies liggen ruimschoots beneden de normen. In het licht van het Alara principe zijn deze normen dus conservatief. In de vergunning dienen normen en doelstellingen voorgeschreven te worden die voldoen aan de stand der techniek, zoals die in de praktijk is bewezen haalbaar te zijn. In Nederland is inmiddels ruimschoots jurisprudentie over dergelijke normstelling in overeenstemming met de BBT voor verbrandingsinstallaties (zowel afval als biomassa). Prognose van gezondheids- en milieueffecten In vergelijking tot de richtlijnen voor de MER van het Nederlandse deel van de installatie, zoals onlangs voorgesteld door de Commissie Mer, is de UVP bij de aanvraag ruim beneden de maat. Er vindt geen beoordeling plaats van de keuzes voor afvalstromen, alternatieve (voor)behandeling en rookgasreinigingstechnieken als bovengenoemd. Er vindt geen serieuze prognose plaats van de daadwerkelijke emissie en dus ook niet van de immissie. Toetsing van de berekende immissie op grond van de emissiennormen vindt alleen plaats aan de luchtkwaliteitsnorm (voor die componenten waarvoor een norm gesteld is) en niet aan de huidige achtergrondconcentratie. Dit impliceert opvulling van de kwaliteitsnorm en is in strijd met het standstill beginsel. De criteria van de luchtkwaliteitsnormen worden niet expliciet gemaakt. Er wordt geen onderscheid gemaakt naar grens- en streefwaarden. Voor fluoride wordt ten onrechte de daggemiddelde waarde gehanteerd; de jaargemiddelde immissienorm is 0.05 ug/m3, zodat de irrelevantiegrens ruim wordt gehaald (8%). 8

De gevolgen van transport en logistiek voor de kwaliteit van het milieu hebben wij niet kunnen vinden. Het nulscenario van het UVP (een willekeurige industriele activiteit) is niet serieus. Een beschrijving van afweging van een meest-milieuvriendelijk-alternatief ontbreekt. Immissie De informatie uit de vergunningaanvraag over de te verwachten immissie is volstrekt onvoldoende om een beeld te vormen van de invloed van de installatie op zijn omgeving. De volgend onderdelen achten wij daarvoor noodzakelijk: - een complete meting van achtergrondconcentraties (van te emitteren stoffen); - een becijfering van de bijdrage van de inrichting aan het achtergrondniveau; - een toxicologische beoordeling van de situatie en de bijdrage door de inrichting; - een verplichte biomonitoring van tenminste 5 jaar om verwachting en praktijk te vergelijken; Ten aanzien van geluidhinder en geurhinder dienen voorschriften in de vergunning te worden opgenomen. De initiatiefnemers hebben verklaard dat zij 70% van het te verwerken afval per schip of per spoor zullen aanvoeren. In de vergunningaanvraag wordt niet aangegeven op welke locaties dit afval wordt ingeladen/overgeslagen en of daartoe de benodigde infrastructuur in Duitsland voldoende aanwezig is. Om voor bewoners voldoende rechtszekerheid omtrent dit voornemen te bieden verzoeken wij u in de vergunning bindend op te nemen dat dit percentage van 70% aanvoer per schip of trein dient te worden gehaald. Benutting energie Onvoldoende wordt aangegeven op welke wijze wordt beoogd het energetisch rendement van de installatie te optimaliseren. Verdere opmerkingen ten aanzien van de voorgenomen activiteit De Firma Westo geeft in verschillende media aan dat de verbrandingslijn in Duitsland voor huishoudelijk en bedrijfsafval mede wordt opgericht om een opvang te hebben voor die gevallen waarbij de verbrandingslijn in Nederland stil valt (calamiteit, werkzaamheden) dan wel een overaanbod aan afval krijgt. In de huidige constellatie kan het dus gebeuren dat Nederlands afval op een wijze wordt verbrand waarvoor in Nederland zelf geen vergunning zou worden afgegeven. Om dit te voorkomen dient de firma BBE een installatie en rookgasreiniging dusdanig vorm te geven dat voor BBE dezelfde normen van toepassing zijn als voor Nederlandse (nieuw op te richten) AVI s. Dat alleen kan immers voorkomen dat Nederlands afval op een door Nederland ongewenste wijze wordt verwijderd. Uit de aanvraag blijkt dat reststoffen als slakken in een slakkenhal worden verwerkt. Hoe zal worden voorkomen dat slakken vanuit de Nederlandse verbrandingsoven ongewenst de grens worden overgebracht? Onvoldoende is duidelijk of en op welke wijze onbedoelde en niet-vergunde overbrenging van afvalstoffen zullen worden voorkomen. Doelmatigheid en capaciteit De beoordeling van de doelmatigheid van de installaties is summier. Zonder nadere referentie wordt gesteld dat er in Duitsland nog aanmerkelijke verbrandingscapaciteit nodig is. Onduidelijk is hoeveel capaciteit al voorhanden, in aanbouw respectievelijk in vergevorderd stadium van planning is. 9

Uit de rapportage van het Institut fur Energetik und Umwelt (IE 2003) blijkt bijvoorbeeld dat het aantal installaties voor de verbranding van biomassa de komende jaren zal toenemen van ca. 80 in 2003 tot ca. 140 in 2005. Hoe verhoudt zich de capaciteit van de voorgenomen EVI Europark tot de ontwikkeling van de totale en de gewenste capaciteit in beide landen, de beschikbaarheid van brandstoffen (afval en biomassa) op termijn (incl. de ontwikkeling van in- en export) en concurrerende verwerkingstechnologieën? Hoogachtend, namens de Milieufederatie Drenthe, mede namens Stichting Milieu Rondomme en Stichting Natuur en Milieu Overijssel: Drs. C. Teule cc. Samtgemeinde Emlichheim, Hauptstraße 24, 49824 Emlichheim Provincie Drenthe Gemeente Coevorden Gemeente Hardenberg 10