Voorlopen geeft TEKST Marleen Janssen Groesbeek meer energie dan volgen Unilever is een van de voortrekkers op het gebied van duurzaam ondernemen. Daar merkt het grote publiek weinig van. Maar het was-en voedingsmiddelenconcern zet onder andere wereldwijd in op een duurzamere landbouw en visserij en betere zorg voor schoon water. Chris Dutilh, manager Duurzame Ontwikkeling, en Mayk Senden, brand manager Iglo vis, vertellen hoe inspirerend het is om de toon te zetten. Bijna tien jaar geleden maakte Unilever bekend zijn vis alleen nog maar te willen betrekken van duurzame visgronden. De grote aanjager daarvan was de toenmalige bestuursvoorzitter en tegenwoordig non-executive chairman Antony Burgmans. Hij realiseerde zich dat de grootste aanbieder van industrieel verwerkte vis niet zonder een duurzaam visaanbod kan. Maar hij wist ook dat er meer partijen nodig zijn voor het verduurzamen van de visserij. Samen met het Wereld Natuurfonds (WNF) nam Unilever het initiatief voor de oprichting van een onafhankelijk instituut dat een certificaat moest ontwikkelen voor duurzaam gevangen vis. In 1997 trad de Marine Stewardship Council (MSC) in werking en inmiddels is het een wereldwijd begrip geworden en wordt het gesteund door meer dan zestig partijen. Dutilh: Duurzame visserij is een onderdeel van het veel grotere duurzaamheidsprogramma van Unilever. Zo hebben we ook een speciaal programma voor duurzame landbouw en voor schoon water. Voor een bedrijf als het onze is dat een logisch gevolg van wat wij zijn en doen. Twee derde van onze grondstoffen komen uit de natuur. Voor het maken van thee, margarine en soep, maar ook voor wassen en persoonlijke hygiëne is de beschikbaarheid van schoon water essentieel. 12 CP 5/2005
Chris Dutilh, manager Duurzame Ontwikkeling bij Unilever Dutilh werkt al bijna dertig jaar voor Unilever en kan uit eigen ervaring vertellen dat het concern altijd al een maatschappelijk verantwoorde onderneming is geweest. Maatschappelijke verantwoordelijkheid staat al op de kaart sinds de gebroeders Jurgens in het midden van de negentiende eeuw begonnen met hun handel in boter en olie. Een bedrijf als het onze kan niet zonder een goed maatschappelijk draagvlak, en daarvoor moet je inspelen op en rekening houden met wat er in de samenleving gebeurt. En daarbij moet je soms over je eigen grenzen heen kijken. Een voorbeeld is volgens Dutilh de milieuzorg die in de jaren tachtig in alle Unilever fabrieken werd geïntroduceerd. In die jaren werd ik benoemd tot milieucoördinator van onze fabriek in Rotterdam. We begonnen enthousiast alle effecten te meten die invloed hadden op het milieu. Toen de olieraffinage gestopt zou worden leek dat een geweldige reductie op te leveren voor zowel het energieverbruik, als bijvoorbeeld de hoeveelheid afvalwater. Maar de vraag of dat ook echt een milieuverbetering zou betekenen kon natuurlijk alleen maar beantwoord worden door ook te kijken naar de manier waarop de nieuwe, externe raffinage voor milieugevolgen veroorzaakt. We leerden hoe belangrijk het is om voor dergelijke effecten altijd de hele productieketen mee te nemen. In de jaren negentig zijn CP 5/2005 13
Mayk Senden, brandmanager Iglo Vis we vervolgens voor al onze producten ketenstudies gaan doen, wat weer evolueerde in een overall impact studie waarmee we keken naar de totale invloed op het milieu van de productie van grondstoffen, van onze fabrieken en van het gebruik van onze producten bij de mensen thuis. We konden zo goed in kaart brengen waar het zwaartepunt van onze impact lag. Hoe groot Unilever is, blijkt uit een eenvoudige opsomming van Dutilh: In de wereld verwerken wij ongeveer een kwart van de diepvriesspinazie, rond vijftien procent van de verpakte thee en de diepgevroren doperwtjes en rond zeven procent van de industrieel verwerkte tomaten, palmolie en vis. Voor al die grondstoffen zijn we op zoek naar een meer duurzame manier van produceren. Er bestaat niet zoiets als een ideale situatie, maar onze duurzaamheidsbelofte is niet gratuit. Zo zijn er wetenschappers, niet-gouvernementele organisaties, overheden en andere belanghebbenden die met ons meekijken. En het leuke is dat alleen al het mogen meekijken de mensen enthousiast maakt, omdat ze zien dat er overal hard gewerkt wordt. Maar we zien ook dat elke locatie weer een andere aanpak vereist. Neem tomaten, die worden op verschillende plaatsen in de wereld voor ons geteeld. In Australië, waar men kampt met enorme watertekorten is de druppelsgewijze irrigatie heel belangrijk, maar in Brazilië moeten we weer letten op de sociale omstandigheden. Bijvoorbeeld dat de kinderen van de tomatenplukkers naar school gaan. DUURZAME VIS Het gaat niet goed met de visstand in de wereld. De bedrijfstak is allerminst duurzaam: er wordt te veel gevist en vaak op een schadelijke manier. Ongeveer de helft van alle visgronden wordt maximaal geëxploiteerd. Dat betekent in de praktijk dat de natuurlijke visaanwas precies genoeg is om te kunnen blijven vissen. Zestien procent wordt overbevist en negen procent van de visgronden al uitgeput. Van alle commerciële visbestanden is minder dan een kwart gezond. Meer dan negentig procent van alle tonijn is in de afgelopen vijftig jaar weggevist en de kabeljauw is in de Noordzee en bij Canada nagenoeg verdwenen. Overbevissing is een van de grootste mondiale problemen. Dat bedreigt niet alleen de duurzame voedselvoorziening van een heleboel met name arme mensen, maar door het verdwijnen van vis, breng je ook het hele eco-systeem in de war, zegt onder andere Greenpeace. Voor doorsnee vissers is de oplossing voor afnemende visbestanden meer technologie in te zetten of andere visgronden of vissoorten te zoeken. ER BESTAAT NIET ZOIETS ALS EEN IDEALE SITUATIE Unilever denkt daar anders over en startte in 1996 met zijn duurzame visprogramma, met als doel om in 2005 alle vis uit duurzame visgebieden te kunnen betrekken. Dat Doel is weliswaar nog niet bereikt, maar eind dit jaar zal, naar verwachting, de zestig procent gehaald worden, en daar is Unilever trots op. In Nederland worden de vissticks van 14 CP 5/2005
Iglo, een van de merken van Unilever, alleen nog gemaakt van duurzaam gevangen vis. Vissticks zijn goed voor bijna de helft van alle Iglo-visproducten in Nederland. Mayk Senden is verantwoordelijk voor die producten. Hij geeft een eenvoudige verklaring voor het duurzame visprogramma: Het is van oorsprong ook een commercieel geïnitieerd belang. Onze vissticks zijn een populair product en zonder vis geen vissticks. Niet alle duurzame vis die Unilever verkoopt, draagt een keurmerk. Dutilh: Voor ons is een keurmerk niet zaligmakend. Als de vissers kunnen laten zien, zoals een aantal uit streken in IJsland en Noorwegen dat doen, dat zij vissen en vis verwerken volgens onze normen, kopen wij daar graag vis. Maar dat de overstap naar duurzame vis niet eenvoudig is, ondervond Unilever aan den lijve in 2000. Senden: De Hoki-vis uit duurzame visgronden in Nieuw-Zeeland, die we gebruikten voor onze vissticks, bleek niet in de smaak te vallen bij de consumenten. En dus moesten we terug naar de koolvis uit Alaska. Gelukkig hadden de vissers daar door onze overstap begrepen dat wij het serieus meenden met onze wens naar duurzame vis en hadden zij intussen initiatieven genomen voor het verduurzamen van hun manier van vissen. Dutilh: Bij de aankondiging van ons duurzame visprogramma jaren geleden namen de vissers ons ook in Nederland niet echt serieus. Ze dachten dat het een marketingtruc was en dat het zo n vaart niet zou lopen. Nu acht jaar later denken ze daar heel anders over. Het gaat steeds meer over de vraag: hoe zorg je voor de toekomst en hoe maak je mensen enthousiast. Het is leuk om te zien wat er allemaal in Nederland aan het veranderen is, niet alleen op het gebied van de witvis, maar ook voor de haring, de kokkels en de garnalen. Hoe enthousiast Senden en Dutilh ook nu zijn, ze benadrukken allebei dat het duurzame visprogramma lang niet zo hard gegaan zou zijn als Burgmans zich er niet zo voor had ingespannen. Senden: Het is belangrijk in een grote onderneming als de onze dat iemand aan de top, die invloed en macht heeft, een ontwikkeling in gang zet. Vanwege zijn positie voelen toch veel meer mensen zich verplicht, om wat voor reden dan ook, om hun schouders eronder te zetten of om gewoon mee te doen. En naarmate mensen zich meer in de materie verdiepen worden ze, bijna als vanzelf, enthousiast. Dat hebben we gezien bij de introductie van de vissticks van duurzame vis. MARINE STEWARDSHIP COUNCIL Een van de initiatieven die logisch volgden uit het duurzame visprogramma was de samenwerking met het Wereld Natuurfonds (WNF), een mondiale niet-gouvernementele organisatie met veel invloed. De doelstelling was het bevorderen van duurzame visserij en de weg daarnaar toe was het formuleren van criteria voor een duurzame visvangst. Om dat te bereiken werd het Marine Stewardship Council (MSC) opgericht. Die organisatie heeft als doel verantwoordelijk beheer van de voorraden vis en schaaldieren te bevorderen en te belonen. Net zoals het Forrest Stewards- ALLE BETROKKENEN MOETEN ZICH VERANTWOORDELIJK VOELEN VOOR DE TOEKOMST hip Council (FSC) met het FSC-keurmerk voor duurzame bosbouw en duurzaam hout, richt het MSC zich op visgebieden, vissers en hun vloten. Als de vissers het MSC-keurmerk willen verwerven, vragen ze meestal eerst een proefkeuring aan. Meestal leiden de resultaten van die proefkeuring een veranderingstraject in. Als zij voldoen aan de gestelde eisen, namelijk het instandhouden van de visgrond, het beschermen van het eco-systeem en het verantwoording afleggen via hun managementsysteem over hoe zij zich gedragen, kunnen zij het MSC-keurmerk verdienen. Zo n keurmerk is in principe voor twee jaar geldig. Op dit moment zijn er wereldwijd twaalf visserijen gecertificeerd en negentien visserijen doorlopen het proces van certificering. In 24 landen worden nu al meer dan 260 producten met het MSC-keurmerk verkocht. Dutilh: Unilever heeft samen met WNF het initiatief genomen voor de oprichting van het MSC, maar heeft daar geen functionele banden mee. We zijn gewoon een van de zestig contribuanten. We zitten dus niet in het bestuur en hebben geen andere belangen of invloed. MSC is, net zoals FSC, een onafhankelijke internationale organisatie zonder winstoogmerk. Maar de problematiek waarmee het MSC te maken heeft, is wel anders. In tegenstelling tot bossen kennen vissen geen eigenaar. Bovendien kunnen vissen gemakkelijk honderden kilometers verderop gaan zwemmen als daar meer voedsel voor handen is, zodat het soms lastig is om vast te stellen of er wel of geen vermindering van de visstand optreedt. De meeste visgronden worden CP 5/2005 15
door meerdere vissers tegelijk bevist, dus als je ervoor wilt zorgen dat ze niet worden leeggevist, moet je daar samen aan werken. Je moet er dus voor zorgen dat inderdaad alle betrokkenen zich verantwoordelijk gaan voelen voor de toekomst. Het hoofdkantoor van MSC is gevestigd in Londen en heeft achttien mensen in dienst verdeeld over Londen, Seattle in de VS en Sydney, Australië. Onlangs is Will Martin benoemd als voorzitter, een Amerikaanse zakenman met ervaring in de Amerikaanse visserijpolitiek. Het MSC wordt wereldwijd door vele fondsen gesteund. Zo gaven Hivos en Novib via hun biodiversiteitfonds financiële steun aan het Marine Stewardship Council om kleinschalige visserijbedrijven in staat te stellen te voldoen aan de eisen voor duurzame productie. ZUUR WERKT NIET Het leuke is, zo vertelt Dutilh, dat onze duurzaamheidsaanpak zeer uiteenlopende projecten heeft opgeleverd.' Zo hebben we in Indonesië geholpen bij de aanleg van een rioleringssysteem waardoor de rivier Brantas zo schoon kon worden, dat er weer vis in kon leven en mensen er weer konden vissen. Zo is het menselijke bestaan in het dorp Jambangan op Oost-Java weer een stuk verbeterd. Unilever heeft speciale folders in het Engels uitgebracht, waarin de resultaten van een aantal projecten worden gepresenteerd. Zo wordt uitgelegd dat de aanleg van het rioleringssysteem langs de Brantas rivier ook in het commerciële belang was van Unilever. Dutilh: Mensen hebben schoon water nodig om onze producten als shampoo, waspoeder en thee te kunnen gebruiken. Met de toestemming en steun van het Indonesische ministerie voor milieu hebben wij ons Clean River Programma op Oost-Java kunnen uitvoeren. Maar het succes van dit project is vooral te danken aan het feit dat alle betrokkenen er met hart en ziel aan gewerkt hebben. Ook in Nederland onderneemt Unilever dit soort maatschappelijke projecten. Onlangs hebben werknemers van Iglo-Mora geholpen met het bouwen van een verblijf voor hyperactieve kinderen. Alle werknemers, inclusief directie, hebben met veel enthousiasme geholpen om van dat project een succes te maken. De vraag is in hoeverre een bedrijf als Unilever zich bij dit soort initiatieven laat leiden door maatschappelijke druk, en wanneer het zelf de teugels in handen neemt. Chris Dutilh gelooft dat projecten die onder externe druk worden opgepakt meestal slechts leiden tot kortetermijnoplossingen. Voorlopen geeft veel meer energie dan volgen. Iets uit jezelf doen is veel leuker, dan dat mensen je dwingen iets te doen waar je eigenlijk nog niet klaar voor bent. Ondernemers die beginnen met het verduurzamen van hun ondernemingsactiviteiten of met sociale initiatieven zou ik vooral willen meegeven dat het goed is te beseffen dat volgen veel minder inspirerend is dan zelf de leiding te nemen. Dat is bij ons in de organisatie ook goed doorgedrongen. Unilever is een bedrijf waar mensen de ruimte krijgen voor eigen initiatieven. En omdat de topman de toon zet bij dit soort projecten is het voor ons spannend om te zien welke initiatieven er in gang gezet zullen worden door onze nieuwe bestuursvoorzitter Patrick Cescau. Maar hoe zorg je ervoor dat je mensen in huis haalt, die ook dat soort initiatieven willen ontplooien en hun nek durven uit te steken?. Dutilh: Ik ga niet over het rekruteringsbeleid, maar ik weet dat maatschappelijke betrokkenheid meeweegt bij de sollicitatie. Het gaat er om dat je mensen aanneemt die gevoel hebben voor wat er speelt in de samenleving en zich prettig voelen bij de manier waarop Unilever in de samenleving staat. Dat betekent niet dat mensen in hun vrije tijd bij Greenpeace actief moeten zijn of moeten zijn geweest, maar dat je wel aan hun CV of aan hun houding kunt zien dat ze interesse hebben voor wat er speelt in de maatschappij. COMMUNICATIE Van de miljoenen consumenten die wereldwijd elke dag een product van Unilever gebruiken, heeft maar een kleine groep enig idee wat het concern doet op het gebied van 16 CP 5/2005
duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Communicatie daarover ligt zeer gevoelig, zegt Chris Dutilh. Iedereen heeft andere verwachtingen en wanneer je ergens commercieel voordeel uit probeert te halen, word je daar meteen op aangesproken. Toch is het leuk om over maatschappelijke initiatieven te vertellen. En daar moeten we ook rekening mee houden. Voor een bedrijf als het onze is het moeilijkste toch het managen van alle verwachtingen van de buitenwereld. Een maatschappelijk verslag speelt daar zeker ook een rol in. Aan de ene kant geeft het aan de hand van een aantal indicatoren op een kwantitatieve manier de ontwikkeling weer. Aan de andere kant wordt vooral op anekdotische manier aangegeven waar de maatschappelijke aandacht van het bedrijf zich op richt. Het geeft een blik op waar we allemaal mee bezig zijn. Door de manier waarop we daarover vertellen, kan de lezer een indruk krijgen over hoe serieus we er mee bezig zijn. Voor onze aandeelhouders kan dergelijke informatie net zo belangrijk zijn als onze financiële cijfers, of misschien belangrijker. Financiële cijfers kijken immers alleen terug en onze initiatieven laten hoe wij de toekomst willen beïnvloeden. Hoe het verder gaat met de vis? De vraag daarnaar zal alleen maar toenemen. In het Westen vanwege de grotere nadruk op gezonde voeding en een evenwichtig dieet. En vis wordt gezien als een gezond product. In landen als India en China zal de vraag naar vis enorm toenemen vanwege de groei van de welvaart. We hebben in het verleden gezien dat mensen die meer gaan verdienen, meer eiwitrijk voedsel gaan eten. Alleen al vanwege deze twee ontwikkelingen is het van het grootste belang dat we naar een duurzame visindustrie gaan. CP 5/2005 17