Perioperatieve overbruggingstherapie bij gebruik van anticoagulantia (VKA, DOAC, heparine/lmwh, trombocytenaggregatieremmers) Versie 2, november 2016

Vergelijkbare documenten
Perioperatief Antistolling beleid

Couperen van anticoagulantia bij bloedingen en acute interventies (VKA, DOAC, heparine/lmwh, trombocytenaggregatieremmers) Versie 4, aug 2016

Antitrombotica. Nederlands Vasculair Forum Melvin Lafeber. AIOS Interne (Vasculaire/Klinische Farmacologie)

Perioperatief beleid t.a.v anticoagulantia de nieuwste inzichten. Felix van der Meer Afdeling Trombose en Hemostase Trombosedienst Leiden

Antistolling. versie 2018

Perioperatief beleid. van patiënten behandeld met bloedverdunners

Antistolling in de tandheelkunde. J. Vincent Internist hematoloog-oncoloog Medisch leider trombosedienst Elkerliek ziekenhuis

Dr. Bart Oris h.-hartziekenhuis Lier

Stolling en antistolling. Prof.dr. Karina Meijer Afdeling Hematologie UMCG Transmuraal Trombose Expertisecentrum Groningen

Antitrombotica tijdens de peri-operatieve fase. Dr. Dirk Verleyen Cardioloog AZ St-Lucas Brugge

Aanbevelingen perioperatief beleid van patiënten behandeld met plaatjesremmers en anticoagulantia

Problematiek 17/01/2011. Dr. Patrick Schoeters PREVENTIEF ANTISTOLLINGSBELEID BIJ ENDOSCOPISCHE PROCEDURES

MEDISCH PROTOCOL Peri-operatief beleid van patiënten behandeld met bloedverdunners

Dr. Bart Oris h.-hartziekenhuis Lier

DOACs in 15 dia s Transmuraal Trombose Expertise Centrum Groningen

Stolling en antistolling. Esther Kragten, arts trombose en trombofilie

Voorkom bloedingen. de achtergrond van antistollingsmiddelen, interacties en risicofactoren. Eindhoven, 19 juni 2014

Nascholing Antistolling

Antistolling. in de dagelijkse praktijk van de poliklinische apotheek. Inhoud In de media. Voorschrijfgedrag

Antitrombotisch beleid. Karina Meijer ochtendrapport Interne Geneeskunde

TAR s: Combinaties, Do s & Don ts

Perioperatief antistollingsbeleid UMCG. Samenvatting

Protocol Longembolie. Anamnese + lichamelijk onderzoek + YEARS algoritme

Relatie trombosedienst & tandarts. 14 februari 2017 Elly van Mourik Alderliesten, medisch leider Nadine Goessens, manager

Anticoagulantia en anti-aggregantia: consequenties bij endoscopie. D. De Looze

Amsterdamse Standaard Ketenzorg Antistolling (ASKA)

Perioperatief beleid voor patiënten behandeld met vitamine K antagonisten

Antistolling: stand van zaken. R.F.J. Schop, internist-hematoloog P.P.P.H. van den Homberg, huisarts, GC Krimpen

NOAC s. Bossche Samenscholingsdagen 2014 N. Péquériaux Laboratoriumarts/Medisch leider trombosedienst M. Jacobs Cardioloog

Behandeling Diep Veneuze Trombose

Antistollingsmiddelen

Antistollingsmiddelen

NOACs: de dagelijkse praktijk binnen de cardiologie

Amsterdamse Standaard Ketenzorg Antistolling (ASKA)

Antistolling bij cardiologische interventies

Antistolling in het pijncentrum

Diagnostiek en behandeling diep veneuze trombose van het been Versie 3 (sep 2016)

BF: Eerstelijns Samenwerkingsafspraak (LESA) Tandartsen en Trombosedienst SKB Winterswijk

Amsterdamse Standaard Ketenzorg Antistolling (ASKA)

artseninformatie Richtlijnen voor beleid van bloedverdunners in een peri-operatieve fase GezondheidsZorg met een Ziel

Amsterdamse Standaard Ketenzorg Antistolling (ASKA)

Geneesmiddelen die de stolling beïnvloeden bij atrium fibrilleren

Indicatie antistolling. NOAC/DOAC Is de praktijk net zo verwarrend als de naam.? Indicaties VKA in NL Wat gebruikten we. Het stollingsmechanisme

NOAC s: New Oral Anticoagulants

Amsterdamse Standaard Ketenzorg Antistolling (ASKA)

Amsterdamse Standaard Ketenzorg Antistolling (ASKA)

stolling en trombose Dr Marieke J.H.A. Kruip internist-hematoloog 15 maart 2019

Amsterdamse Standaard Ketenzorg Antistolling (ASKA)

Amsterdamse Standaard Ketenzorg Antistolling (ASKA)

Zorgpad Atriumfibrilleren (AF)

Endoscopie en anticoagulantia: een update.

Bloedingen onder antitrombotische medicatie

Amsterdamse Standaard Ketenzorg Antistolling (ASKA)

Richtlijnen voor tromboseprofylaxie

Diagnostiek en behandeling longembolie Versie 6 (sep 2016)

Perioperatieve onderbreking van antistollingsmedicatie

casuistiek: bloedingscomplicaties bij het gebruik van de nieuwe generaties antistollingsmiddelen

Antistolling in de Amsterdamse regio

Boezemfibrilleren bij ouderen

SAMENVATTING RICHTLIJN NEURAXISBLOKKADE EN ANTISTOLLING

FTO: het gebruik van (N)OAC s in de eerste lijn

Antitrombotica en locoregionale anesthesie

Programma verschillende workshops van elk 15 minuten.

Antistolling in de Amsterdamse regio

P2Y12-remmer + salicylaat antitrombotisch OF P2Y12-remmer + cumarine/doac OF P2Y12-remmer + salicylaat antitrombotisch + cumarine/doac

Elke voorgevulde spuit bevat enoxaparine natrium IE anti-xa-activiteit (komt overeen met

Praktische handvatten voor het gebruik van Antistolling in de eerste lijn

Perioperatief beleid bij anticoagulerende therapie

Wegwijs in de nieuwe anticoagulantia en plaatjesremmers. Dr Katrien Gijsbers Cardioloog-Intensivist

Kinderwens, zwangerschap en borstvoeding: enoxaparine t/m 2811

ACUUT CORONAIR SYNDROOM. 12 februari 2015 Esther de Haan Verpleegkundig specialist cardiolgie St Antonius Ziekenhuis

Amsterdamse Standaard Ketenzorg Antistolling (ASKA)

Gids voor voorschrijvers

Amsterdamse Standaard Ketenzorg Antistolling (ASKA)

Antistolling: Kunt u het bijhouden?

Nascholing Antistolling

Stand van zaken antistolling 2017

Praktische handvaten voor het gebruik van Antistolling in de eerste lijn

Kinderwens, zwangerschap en borstvoeding: dalteparine t/m 2800

Wat is nieuw in Antistollingswereld?

Praktische aspecten van de nieuwe bloedverdunners. Cardio december 2012

Bereikbaarheid en Protocollen Trombosedienst Emmen (Versie huisartsen)

ANTITROMBOTISCHE BEHANDELING: INDICATIES EN PRAKTISCHE PROBLEMEN

Perioperatief beleid. antitrombotica / anticoagulantia Versie 2019

Vernieuwingen in stroke preventie in atrium fibrilleren. Joep Hufman, Medical Scientific Liason

Degene die een ingreep uitvoert dient zich voor hij/zij de ingreep uitvoert op de hoogte te stellen dat het antistollingsbeleid goed is uitgevoerd.

RTA Antistolling 2017

NOACs in de dagelijkse praktijk. Menno Huisman Afdeling Trombose en Hemostase LUMC Leiden

Regionale richtlijn Trombocytenaggregatie remmers (TARs) Update: Mei 2018

Protocol: NOACs bij boezemfibrilleren en hartfalen

Atriumfibrilleren & NOAC s. Dionne van Kessel

Perioperatief beleid. antitrombotica / anticoagulantia Versie 2017

Richtlijn Neuraxisblokkade en Antistolling Inclusief: perifere zenuw en interventionele pijntechnieken

Eerste lijns protocol NOAC s regio Drechtsteden Januari 2017

WANNEER EEN MEDICAMENTEUZE BEHANDELING STOPPEN VÓÓR EEN HEELKUNDIGE INGREEP?

Nieuwe Orale Anticoagulantia (NOACs)

Richtlijn Neuraxisblokkade en Antistolling Inclusief: perifere zenuw en interventionele pijntechnieken

Nascholing Antistolling

Tabel 1. Dabigatran en aptt Dabigatran dosering: Afwezig effect: Therapeutisch effect: Te hoog / overdosering:

Regionaal document Trombocytenaggregatie remmers (TARs) Update: Februari 2017

Transcriptie:

Perioperatieve overbruggingstherapie bij gebruik van anticoagulantia (VKA, DOAC, heparine/lmwh, trombocytenaggregatieremmers) Versie 2, november 2016 INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMEEN 2. INDICATIESTELLING EN BESLUITVORMING 3. VITAMINE K ANTAGONISTEN 4. DIRECTE ORALE ANTICOAGULANTIA 5. HEPARINE EN LAAG-MOLECULAIR GEWICHTSHEPARINE 6. TROMBOCYTENAGGREGATIEREMMERS 7. BRONVERMELDING/LITERATUUR

1. ALGEMEEN Dit protocol is bestemd voor artsen in het AMC die te maken hebben met: een patiënt die electieve chirurgie of een ingreep moet ondergaan bij gebruik van: Vitamine K antagonisten; VKA (acenocoumarol, fenprocoumon) Directe orale anticoagulantia; DOAC, ook wel NOAC (apixaban, dabigatran, edoxaban en rivaroxaban) Ongefractioneerde heparine (UFH, heparinepomp) en laag-moleculair-gewichtsheparine (LMWH (nadroparine, enoxaparine, tinzaparine, dalteparine en fondaparinux) Trombocytenaggregatieremmers; TAR (acetylsalicylzuur/carbasalaatcalcium, clopidogrel, prasugrel, ticagrelor en dipyridamol) Deze richtlijn is grotendeels gebaseerd op de Richtlijn Antitrombotisch beleid (www.richtlijnendatabase.nl). Verantwoordelijkheden/bevoegdheden De hoofdbehandelaar is verantwoordelijk voor de indicatiestelling en uitvoering van stoppen/ voortzetten/herstarten van de anticoagulantia. De stollingsconsulent van de afdeling vasculaire geneeskunde (sein 59459 of via telefooncentrale) heeft in deze een consulterende functie.

2. INDICATIESTELLING EN BESLUITVORMING De indicatiestelling voor overbruggingstherapie en in welke vorm deze gegeven wordt, is afhankelijk van: - Het risico op trombose ( 2.1) - Het risico op bloedingen (rondom de operatie/ingreep) ( 2.2) - Type antistollingsmiddel 2.1 Het risico op trombo-embolie voor patiënten die anticoagulantia gebruiken (VKA/DOAC/LMWH/heparine) Een inschatting van het trombo-embolisch (TE) risico rondom de operatie/ingreep is nodig bij de beoordeling voor overbruggingstherapie. Hiervoor wordt de indeling hoog en laag TE risico gehanteerd (zie tabel 1). Tabel 1. Trombo-embolie risico bij patiënten die met anticoagulantia behandeld worden Risico Jaarlijks Klinische status risico Hoog >10% - Arteriële cardio-embolie Atriumfibrilleren met CHA 2DS 2-VASc 8-9 (zie tabel 2) Atriumfibrilleren bij reumatische hartziekte Atriumfibrilleren met mechanische hartklep of recent (< 6 maanden) herseninfarct/tia) Mechanische hartklep in mitralispositie Hartklepprothese recent geplaatst (<3 maanden; mechanische en bioklep) Mechanische hartklepprothese met extra risicofactor* Mechanische hartklep oud model: caged ball, tilting disc (Starr- Edwards, Björk Shiley) Bekende intracardiale trombus - Veneuze trombo-embolie 6 wkn - 3 maanden sinds (laatste) veneuze trombose/embolie < 6 wkn: zeer hoog risico; overweeg vena cava filter gedurende ingreep (indicatiestelling i.o.m. consulent vasculaire geneeskunde) - Patiënten met een TE event tijdens eerdere kortdurende onderbreking van therapeutisch gedoseerde anticoagulantia Laag <10% - Arteriële cardio-embolie Atriumfibrilleren, CHA 2DS 2-VASC: 0-7 (zie tabel 2) Mechanische hartklep in aortapositie zonder extra risicofactoren* (Recidiverend) TIA/herseninfarct - Veneuze trombo-embolie 3 maanden sinds (laatste) veneuze trombose/embolie * Risicofactoren zijn: linker ventrikel ejectiefractie <35%, voorgeschiedenis van trombo-embolie. Afkortingen: TE: trombo-embolisch, TIA: transient ischemic attack

Tabel 2. CHA 2DS 2-VASc -score bij atriumfibrilleren Punten bij elkaar optellen voor totale CHA 2DS 2-VASc score Punten Congestief hartfalen (C) 1 Hypertensie (H) 1 Leeftijd 75 jaar (A 2) 2 Diabetes mellitus (D) 1 Eerder ischemisch CVA of TIA (S 2) 2 Perifeer vaatlijden en/of coronarialijden (V) 1 Leeftijd 65 74 jaar (A) 1 Vrouwelijk geslacht (Sc) 1 2.2 Het risico op bloedingen Een inschatting van het bloedingsrisico rondom de operatie/ingreep is essentieel bij de beoordeling voor overbruggingstherapie. Hiervoor wordt de indeling hoog, laag en klinisch niet significant bloedingsrisico gehanteerd (zie tabel 3). Tabel 3. Perioperatief bloedingsrisico Hoog bloedingsrisico Laag bloedingsrisico Klinisch niet significant bloedingsrisico Cardiothoracale chirurgie/longziekten Longoperatie Mediastinoscopie Hartoperatie Cardiologie Bronchoscopie met biopt Pacemaker/ICD * Gynaecologie Sectio caesarea Abortuscurettage Partus Laparotomie Reconstructies Bekkenbodemchirurgie Voor-/achterwand plastiek

Heelkunde Vaatchirurgie Open cholecystectomie Niertransplantatie Adrenalectomie Halschirurgie Mamma amputatie Open resecties van: oesophagus/maag/darm lever/pancreas/milt Onco/trauma amputatie Laparoscopische chirurgie KNO/kaakchirurgie/tandheelkunde Oorchirurgie Kaakreconstructie Mond(-bodem) chirurgie Osteotomieën Kiesextracties tot 3 kiezen door tandarts Septumcorrectie (Adeno-) tonsillectomie Kiesextracties tot 3 kiezen door MKA-chirurg Neurochirurgie Intracraniële chirurgie Open wervelchirurgie Oogheelkunde Orbitachirurgie Netvlieschirurgie Orthopedie/Traumatologie Open wervelchirurgie Heupchirurgie/THP Traumatische bekkenchirurgie Traumatische heup/femur chirurgie Plastische chirurgie Urologie Kniechirurgie/TKP Schouderchirurgie Alle grote reconstructies Vaatmalformaties Open nefrectomie Blaaschirurgie Prostatectomie Percutane steen-verwijdering Interne geneeskunde/maag-, Darm-, Leverziekten Lever- en nierbiopt Poliepectomie Papillotomie (biliair of pancreas) Dilatatie PEG-plaatsing Endo-echografie Endoscopische coagulatie Lumbaalpunctie MDL diagnostische endoscopie(gastro- en colonoscopie, inclusief biopten) ERCP met endoprothese zonder papillotomie Videocapsule

Ablatietechnieken Rubberbandligatie bij slokdarmvarices en hemorroïden Anesthesiologie Epiduraal Stentplaatsing (zonder dilatatie) * Bij pacemaker/icd plaatsing hoeft de VKA niet gestaakt te worden. Wel dient de INR op de ochtend van de ingreep gecontroleerd te worden en deze dient 3.0 of lager te zijn (deze strategie leidt tot minder bloedingen dan tijdelijke onderbreking van VKA en overbrugging met LMWH. Voorwaarden voor het continueren van de VKA bij een aantal tandheelkundige ingrepen: De INR, maximaal 24-72 uur voor de ingreep, is bepaald en niet hoger is dan 3.5. Verder spoelt de patiënt de mond met 10 ml 5% tranexaminezuur mondspoeling (50 mg/ml), 4 maal daags gedurende 5 dagen. Hiervoor is dus 200 ml nodig. De apotheken kunnen deze mondspoeling bereiden (ACTA richtlijn; http://www.acta-zorgnet.nl/knmt/richtlijnen/richtlijn-antistolling.pdf). Zie richtlijn neuraxisblokkade (http://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/neuraxisblokkade_en_ antistolling/samenvatting_stollingssysteem.html) voor specifiek advies.

3. VITAMINE K ANTAGONISTEN (VKA) Middelen in deze klasse zijn acenocoumarol (Sintrom) en fenprocoumon (Marcoumar). De werking van coumarinederivaten leidt tot een daling van de vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren II, VII, IX, en X. Acenocoumarol: halfwaardetijd 8-12 uur; werkzaam tot ongeveer 48 u na inname (langer bij ernstige leverinsufficiëntie) Fenprocoumon: halfwaardetijd van ongeveer 160 uur (1 week); werkzaam tot zeker 1-2 weken na inname 3.1 Beslisboom Indicatiestelling en besluitvorming omtrent overbruggingstherapie van vitamine K antagonisten vindt plaats op basis van het bloedingsrisico ( 2.2) en het trombo-embolierisico ( 2.1). Zie stroomdiagram 1 voor de beslisboom overbruggingstherapie bij VKA gebruik. Bij iedere patiënt waarbij overbruggingstherapie wordt gestart, dient een recente bepaling (< 3 maanden) gedaan te zijn van het hemoglobine, trombocyten en kreatinine. Stroomdiagram 1. Beslisboom overbruggingstherapie rondom een ingreep/operatie bij VKA gebruik

Dag 0 = dag van de ingreep * Bij kiesextracties VKA alleen continueren indien aanvullende maatregelen, zie tabel 3 in 2.2 ** Overweeg GEEN overbrugging middels LMWH of heparine IV te starten in de volgende situaties (eventueel in overleg met consulent vasculaire geneeskunde op sein 59459 of buiten kantooruren via de telefooncentrale): - Heparine geïnduceerde trombocytopenie (HIT); actueel of in voorgeschiedenis - Type 1 allergie (= diffuse huidreactie, niet gelimiteerd tot plek van injectie, met gegeneraliseerde symptomen zoals stridor en tachycardie) voor LMWH of heparine IV - Gastro-intestinale bloeding < 10 dagen voor ingreep - Groot trauma of CVA < 2 weken voor ingreep - Intracerebrale bloeding < 3 maanden voor ingreep Tabel 4. Therapeutische en profylactische dosering laag-moleculair-gewichtsheparine (LMWH) Gewicht patiënt KLINISCH therapeutisch nadroparine (Fraxiparine; 9500IE/ml) POLIKLINISCH therapeutisch nadroparine (Fraxodi; 19000IE/ml) KLINISCH profylactisch nadroparine (Fraxiparine; 9500IE/ml) < 50 kg 2dd 3800 IE (2dd 0,4 ml) 1dd 7600IE (=fraxiparine 0,8ml) 50-70 kg 2dd 5700 IE (2dd 0,6 ml) 1dd 11400 IE (1dd 0,6 ml) 70-120 kg 2dd 7600 IE (2dd 0,8 ml) 1dd 15200 IE (1dd 0,8 ml) 1dd 2850 IE (1dd 0,3 ml) > 120 kg 2dd 9500 IE (2dd 1,0 ml) 1dd 19000 IE (1dd 1,0 ml) Klinisch: alleen Fraxiparine (dus 2dd dosering, 9500 IE/ml) voorschrijven Poliklinisch: Fraxodi (dus 1dd dosering, 19000 IE/ml) voorschrijven (=patiëntvriendelijker) Bij nierinsufficiëntie (egfr<60 ml/min) doseren volgens het AMC protocol LMWH en nierinsufficiëntie (https://www.amc.nl/web/file?uuid=3642a817-0999-4a53-9a77-3c6b3b6ee8b5&owner=37e09b85-5285-446e-9b6f-47e085dabf90). Bij (type 4 = lokale huidreactie inclusief jeuk en infiltraatvorming) overgevoeligheid voor nadroparine (Fraxiparine / Fraxodi): overleg met stollingsarts over switch naar andere LMWH (bv. enoxaparine, tinzaparine of dalteparine). 3.2 Overbrugging met intraveneus heparine (heparinepomp) in plaats van LMWH Overbruggingstherapie met heparinepomp (UFH) overwegen indien: - wens tot mogelijkheid direct couperen in verband met een gelijktijdige actieve bloeding of (dreiging tot) hemodynamische instabiliteit - oude generatie aortaklep (caged-ball, tilting disc) - egfr < 20 ml/min

Overbruggingsbeleid: - Stop VKA en start heparinepomp (voor dosering zie tabel 5) in plaats van LMWH volgens stroomdiagram 1 - Stop heparinepomp 6 uur voor ingreep - Herstart heparinepomp op hetzelfde moment als beschreven voor LMWH in stroomdiagram 1 - Herstart acenocoumarol en fenprocoumon op hetzelfde moment als beschreven in stroomdiagram 1 - Heparinepomp stop na 2 opeenvolgende maal een INR >2.0 Tabel 5. Heparinepomp doseringsschema (voor alle indicaties gelijk) 1. Voor start heparine: uitgangs-aptt bepalen. Bij gebruik van VKA is de uitgangs-aptt niet betrouwbaar vast te stellen. Alleen in die gevallen wordt 29 sec gebruikt (bovengrens van de referentiewaarden) 2. Bolus: 5000 EH of 60 EH/kg, gevolgd door continue infusie van 1000 EH/uur 3. Na 6 uur: APTT bepalen en verdere doseren/controleren volgens schema hieronder 4. Streef APTT 1.5-2.0 keer de uitgangs-aptt 5. Dagelijks trombocytengetal controleren APTT-ratio * Aanpassing Extra acties Nieuwe APTT-meting heparine dosering < 1.3 + 150 E/ uur bolus 5000 E heparine in 1 uur na 6 uur 1.3 1.5 + 100 E/ uur geen na 6 uur 1.5 2.0 geen aanpassing geen volgende dag 2.0 2.5-50 E/ uur geen volgende dag 2.5 3.0-100 E/ uur pomp 30 minuten stilzetten na 6 uur > 3.0-150 E/ uur pomp 60 minuten stilzetten na 6 uur * APTT-ratio = gemeten APTT gedeeld door uitgangsaptt (of normaalwaarde APTT)

4. DIRECTE ORALE ANTICOAGULANTIA (DOAC s) Middelen in deze klasse zijn apixaban (Eliquis), dabigatran (Pradaxa), edoxaban (Lixiana) en rivaroxaban (Xarelto). De werking berust op directe remming van trombine (dabigatran) of factor Xa (rivaroxaban, apixaban en edoxaban). De halfwaardetijd van DOAC s is 10-12 uur. Bij nierinsufficiëntie (egfr< 50 ml/min) is de halfwaardetijd iets verlengd, met name bij dabigatran (i.v.m. 80% renale eliminatie). Door de kortere halfwaardetijden van DOAC s ten opzichte van vitamine K antagonisten is bij tijdelijke onderbreking geen overbruggingstherapie met LMWH of heparinepomp geïndiceerd. 4.1 Beslisboom Indicatiestelling en besluitvorming omtrent overbruggingstherapie van DOAC s vindt plaats op basis van het bloedingsrisico ( 2.2) en het trombo-embolierisico ( 2.1). Zie stroomdiagram 2 voor de beslisboom overbruggingstherapie bij DOAC gebruik. Aangezien het hier een nieuwe klasse geneesmiddelen betreft met beperkte klinische ervaring heeft het de sterke voorkeur om de stollingsconsulent vasculaire geneeskunde (sein 59459 of via telefooncentrale) te betrekken in het perioperatieve beleid. Stroomdiagram 2. Beslisboom overbruggingstherapie rondom een ingreep/operatie bij DOAC gebruik

* Bij kiesextracties DOAC alleen continueren indien aanvullende maatregelen, zie tabel 3 in 2.2 Tabel 6. Aangepaste stopintervallen per type DOAC op geleide van nierfunctie Tijdstip van laatste dosis vóór ingreep op basis van bloedingsrisico ingreep (zie 2.2, tabel 3) egfr (ml/min) Laag bloedingsrisico Hoog bloedingsrisico Dabigatran > 60 30-59 Rivaroxaban 30 15-29 Apixaban 30 15-29 Edoxaban 30 15-29 24 uur 48 uur 24 uur 36 uur 24 uur 36 uur 24 uur 36 uur 48 uur 72 uur 48 uur 48 uur 48 uur 48 uur 48 uur 48 uur

5. LAAG-MOLECULAIR GEWICHTSHEPARINE (LMWH)/ ONGEFRACTIONEERD HEPARINE (UFH) Dezelfde tijdsintervallen voor stoppen en herstarten van therapeutische LMWH en ongefractioneerd heparine gelden als beschreven in hoofdstuk 3, wanneer deze middelen worden gebruikt ter overbrugging bij VKA therapie.

6. TROMBOCYTENAGGREGATIEREMMERS (TAR s) Middelen uit deze groep zijn acetylsalicylzuur (Aspirine)/carbasalaatcalcium (Ascal), dipyridamol (Persantin) en de P2Y12/ADP receptor remmers clopidogrel (Plavix), prasugrel (Effient) en ticagrelor (Brilique). Acetylsalicylzuur/carbasalaatcalcium, clopidogrel en prasugrel geven irreversibele trombocytenaggregatieremming. Het effect is uitgewerkt wanneer zich voldoende nieuwe trombocyten gevormd hebben. Bij normale trombocytenproductie is de werking ca. 3-5 dagen al vrijwel uitgewerkt, na 7 dagen volledig. Dipyridamol en ticagrelor zijn na 48 uur vrijwel uitgewerkt. 6.1 Beslisboom Het trombo-embolie (TE) risico bij patiënten die trombocytenaggregatieremmers gebruiken wordt bepaald aan de hand van het tijdsinterval van cardiovasculaire event, danwel het tijdsinterval van het plaatsen van een stent en type stent. Zie tabel 7 voor specificaties. Het trombo-embolierisico wordt gebruikt bij de beoordeling van het overbruggingsadvies. Tabel 7. Trombo-embolie risico bij patiënten die met trombocytenaggregatieremmers worden behandeld Risico Klinische status Hoog < 6 weken na ACS, PCI (bare metal stent), CABG, PTA < 6 weken na CVA < 6 maanden na plaatsing drug eluting stent (DES) hoog risico stent (o.b.v. locatie) Laag secundaire preventie zonder bovenstaande risicofactoren Besluit over stoppen of continueren van trombocytenaggregatieremmers altijd in overleg met cardioloog/neuroloog nemen die beschikt over de specifieke gegevens van de coronaire interventies, danwel recente cardiovasculaire events.

Stroomdiagram 3. Beslisboom overbruggingstherapie rondom een ingreep/operatie bij monotherapie ASA/clopidogrel * Indien de indicatie voor monotherapie ASA of clopidogrel een TIA of CVA is, minimaal 3 maanden na TIA/CVA wachten tot het uitvoeren van een ingreep waarbij de ASA/clopidogrel onderbroken moet worden en bij voorkeur 9 maanden. In geval van een ingreep met spoedindicatie zal een individuele afweging gemaakt moeten worden in overleg met de neuroloog en de behandelaar die de ingreep uitvoert.

Stroomdiagram 4. Beslisboom overbruggingstherapie rondom een ingreep/operatie bij duale antistollingstherapie 6.2 Overbrugging met glycoproteine IIb/IIIa receptor antagonist bij DAPT en ZEER hoog trombose risico Overbrugging van de ADP receptor antagonist (clopidogrel, prasugrel, ticagrelor) met de korter werkende glycoproteïne IIb/IIIa receptor antagonist tirofiban is in principe niet nodig. Bij patiënten met een zeer hoog risico op trombose (bv. patiënten met een acuut coronair syndroom die < 1 week een CABG moeten ondergaan) kan deze overbrugging wel overwogen worden. Echter, deze beslissing dient in individuele gevallen genomen te worden in samenspraak tussen cardioloog (die beschikt over de specifieke gegevens van de coronaire interventies), de anesthesioloog en consulent vasculaire geneeskunde. Aan de volgende 5 criteria moet zijn voldaan wil men overgaan tot het staken van ADP receptor antagonist met overbrugging middels een glycoproteine IIb/IIIa receptor antagonist: 1. Er is sprake van een hoog risico op trombo-embolie bij staken van een trombocytenaggregatieremmer. Dit wordt op individueel patiëntniveau bepaald door overleg tussen de operateur en een cardioloog die de coronaire situatie van de patiënt kent 2. Er is een operatie-indicatie bij een patiënt die (een vorm van) aspirine gebruikt plus een P2Y12 remmer vanwege stenting van een coronairvat 3. De operatie kan niet wachten tot na de periode van dubbele plaatjesremming 4. De operatie kan niet worden uitgevoerd onder dubbele plaatjesremming 5. De operatie kan wel worden uitgevoerd onder (een vorm van) aspirine Advies: - Patiënt stopt 4 dagen voor de operatie met gebruiken van ADP receptor antagonist - Patiënt wordt 3 dagen voor de operatie opgenomen op een afdeling waar tirofiban IV kan worden toegediend - Oplaaddosis (alleen nodig indien patiënt nog geen ADP receptor antagonist gebruikt): 25 mcg/kg IV, infusie in 3 minuten - Continue infusie: 0.15 mcg/kg/min tot maximaal 18 uur

- Infusie 6 uur voor de operatie stoppen (bijvoorbeeld: 02.00 uur in de nacht stoppen, indien ingreep om 08.00u in de ochtend gepland staat) - Hervat ADP receptor antagonist zodra de chirurg het verantwoord acht (tirofiban wordt niet hervat). Plaatjesremming kan bij clopidogrel verwacht worden vanaf 4-6 uur na orale inname. Bij ticagrelor en prasugrel na 1-2 uur.

7. Bronvermelding/literatuur Dit protocol is gebaseerd op de huidige landelijke richtlijn Antitrombotisch beleid, onderdeel perioperatief beleid bij antistolling. Zie ook: http://richtlijnendatabase.nl/richtlijn/antitrombotisch_beleid/perioperatief_beleid_bij_antistolling.h tml Geschreven door: L.C.A. Stiekema en M. Coppens Te beoordelen door: Middeldorp / Balm / Peters / Bouma / Fockens / Baumann / De Pont / Busch. Versie 2, datum november 2016