Fondsontwikkeling AOW, Anw, AKW, AIO, OBR Raming 2018 en 2019 Begrotingen TAS en Remigratiewet 2019

Vergelijkbare documenten
Februarinota Fondsontwikkeling AOW, Anw, AKW, AIO, OBR Raming 2019 en 2020 Begrotingen TAS en Remigratiewet 2020

Januarinota Fondsontwikkeling AOW, Anw, AKW, AIO, OBR Voorlopige cijfers 2016 F&CU

Januarinota Fondsontwikkeling AOW, Anw, AKW, AIO, OBR Voorlopige cijfers 2015 F&CU

Juninota Fondsontwikkeling AOW/MKOB, Anw, AKW/TOG, AIO, OBR, Begrotingen 2016 TAS en REM F&CU

Rekenregels per 1 januari 2017

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2017 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantietoeslag):

Rekenregels per 1 januari 2018

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2017 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantietoeslag):

Rekenregels per 1 januari 2013

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2018 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantietoeslag):

Stimulansz - Regelingen & Voorzieningen Bron: ministerie van SZW d.d Rekenregels per 1 januari 2016

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2015 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantietoeslag):

Rekenregels per 1 januari 2015

Rekenregels per 1 januari 2015

Voorlichting Sociale Verzekeringsbank Groningen. Meppel, 21 maart 2019

In de rekenregels per 1 juli 2019 volgen de criteria voor het minimumjeugdloonvoordeel (jeugd- LIV) in 2019.

Rekenregels per 1 januari 2018

Rekenregels per 1 januari 2016

Rekenregels per 1 januari 2013

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2019 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantietoeslag):

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2013 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantiebijslag):

Rekenregels per 1 januari 2012

In de rekenregels per 1 juli 2019 volgen de criteria voor het minimumjeugdloonvoordeel (jeugd- LIV) in 2019.

In de rekenregels per 1 juli 2019 volgen de criteria voor het minimumjeugdloonvoordeel (jeugd- LIV) in 2019.

Rekenregels per 1 januari 2011

Rekenregels per 1 januari 2010

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2016 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantietoeslag):

Rekenregels per 1 januari 2010

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2013 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantiebijslag):

Persbericht. Sociale Verzekeringen per 1 januari 2013

Rekenregels per 1 juli 2009

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2016 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantietoeslag):

Koopkracht van 65-plussers met aanvullend pensioen in 2009

Rekenregels per 1 januari 2009

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2019

Sociale Verzekeringen per 1 januari 2012

Rekenregels per 1 januari 2017

Rekenregels per 1 januari 2014

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2014 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantiebijslag):

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2019

Sociale Verzekeringen per 1 januari 2011

Sociale Verzekeringen per 1 juli 2012

Koopkracht van 65-plussers

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2019 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantietoeslag):

Koopkracht van 65-plussers

Rekenregels per 1 januari 2009

Rekenregels per 1 januari 2012

Sociale verzekeringen per 1 januari 2010

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2014 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantiebijslag):

Rekenregels per 1 januari 2008

Sociale verzekeringen per 1 juli 2009

Sociale verzekeringen en uitkeringen (januari) 2012 Premieoverzicht

Sociale verzekeringen per 1 juli

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2010 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantiebijslag):

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rekenregels per 1 januari 2013

Koopkracht in perspectief. In opdracht van de gezamenlijke ouderenbonden, ANBO, PCOB, Unie KBO Nibud, 2008

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2018

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2011 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantiebijslag):

Koopkracht van ouderen Berekeningen Prinsjesdag 2013 Nibud, september 2013

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2012 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantiebijslag):

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijzigingen minimumloon en sociale uitkeringen 2016

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Premievaststelling vrijwillige verzekering Ziektewet, WW, WAO en WIA 2018

3. Minimum(jeugd)lonen De minimum(jeugd)lonen bedragen per 1 juli 2010 (bruto per maand, per week en per dag, in euro s, exclusief vakantiebijslag):

Koopkracht van 65-plussers

Koopkracht van 65-plussers

SOCIALE VERZEKERINGEN PER 1 JULI 2012.

Verandering van de koopkracht van chronisch zieken en gehandicapten in Nibud, september 2013

De belangrijkste veranderingen in 2015 voor senioren op een rij INKOMEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Koopkrachtverandering van ouderen

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2018

Bijlage: Vaststelling eigen bijdrage en besteedbaar inkomen voor een aantal categorieën.

Rekenregels per 1 juli 2008

Rekenregels per 1 juli 2008

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Koopkrachtverandering van ouderen

Overzicht uitkeringsbedragen en maatregelen Sociale Zaken en Werkgelegenheid per 1 juli 2017

Financiële gevolgen van het afschaffen van de buitengewone uitgavenregeling

CPB Notitie. Henk van Gerven (SP) Datum: 24 augustus 2015 Betreft: SP-alternatief voor de financiering van de zorg

H9 De drie volksverzekeringen

Premievaststelling vrijwillige verzekering Ziektewet, WW, WAO en WIA 2019

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2016

- Daarnaast is in 2012 de bijdrage van werkgevers verhoogd van ruim 700 miljoen naar ruim 1 miljard.

De uitkeringsbedragen per 1 januari 2014

Kwartaalbericht SVB. 1e kwartaal 2018

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2017

Koopkrachtverandering van chronisch zieken en gehandicapten Prinsjesdag 2014 Nibud, september 2014

Kwartaalbericht SVB. 1e kwartaal 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kwartaalbericht SVB. 2e kwartaal 2018

Koopkrachtverandering van ouderen

Wijzigingen minimumloon en sociale uitkeringen 2016

Premievaststelling vrijwillige verzekering ZW, WW, WAO en WIA 2017

Transcriptie:

2018 Fondsontwikkeling AOW, Anw, AKW, AIO, OBR Raming 2018 en 2019 Begrotingen TAS en Remigratiewet 2019 F&CU18.057 2018 is op 18 juni 2018 door de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank vastgesteld. Amstelveen, juni 2018

Voorwoord Voor u ligt de 2018 van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Met deze rapportage verstrekt de Sociale Verzekeringsbank vóór 1 juli ramingen voor de fondsen: Algemene Ouderdomswet (AOW), Algemene nabestaandenwet (Anw), Algemene Kinderbijslagwet (AKW), Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO), Overbruggingsregeling AOW (OBR), Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS) en Remigratiewet (REM) In deze nota staan gegevens over het aantal gerechtigden, de baten en lasten en de vermogenspositie voor het huidige jaar en het eerstvolgende jaar. Deze nota gaat derhalve over de fondsontwikkelingen in 2018 en 2019. De ramingen voor AOW, Anw, AKW en AIO zijn in hoofdstuk 5 uitgewerkt t/m 2024, op basis van SVB-gegevens over gerechtigden en CBS-bevolkingsprognoses. Met de ramingen in deze worden de ramingen uit de Februarinota geactualiseerd. De ramingen in deze nota verschillen van de Februarinota 2018 doordat er gebruik gemaakt wordt van recentere CPB-cijfers (CEP 2018 in plaats van de Decemberraming 2017) en recentere indexatiepercentages. De belangrijkste conclusies zijn: De raming van de uitkeringslasten verschilt nauwelijks van de raming in de Februarinota, omdat we uitgaan van dezelfde volumeprognoses. De verschillen t.o.v. de Februarinota worden veroorzaakt door een aangepaste raming van de bedragen o.b.v. nieuwe CPB-cijfers. Bij de AOW en de Anw is de raming van de premiebaten 2018 en 2019 verlaagd t.o.v. de Februarinota 2018. Dit komt omdat het CPB inschat dat er meer loonbelasting en inkomstenbelasting wordt geïnd dan verwacht en hiervan teveel is toegerekend aan de premies AOW en Anw. Daarom verwacht het CPB in 2018 en 2019 grotere nabetalingen vanuit het AOW-fonds en het Anw-fonds naar het Rijk dan waar rekening mee was gehouden in de Februarinota 2018. De lagere premiebaten bij de AOW worden gecompenseerd door een hogere financiering door het Rijk. In de meerjarenraming zien we dezelfde trends in de tijd als in de Februarinota 2018: o De AOW-uitkeringslasten in vaste prijzen (dus zonder indexering) stijgen t/m 2021 nauwelijks, omdat de toename van het aantal 65-plussers gecompenseerd wordt door de verhoging van de AOW-leeftijd. Jaarlijks financiert het Rijk het verschil tussen lasten en premiebaten. o o o o o Anw-uitkeringslasten in vaste prijzen dalen t/m 2024 door, omdat de instroom van nieuwe nabestaanden in de Anw kleiner is dan de gezamenlijke uitstroom van gerechtigden van de Anw én voormalige gerechtigden van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW). Na de verlaging van het premietarief in 2017 neemt het vermogen af, omdat de premiebaten lager zijn dan de lasten. AKW-uitkeringslasten in vaste prijzen dalen tot 2024, omdat verwacht wordt dat het aantal minderjarige kinderen afneemt. AIO-uitkeringslasten in vaste prijzen nemen naar verwachting toe, omdat het aantal gerechtigden toeneemt. De uitkeringslasten voor de Remigratiewet nemen af tot 2023. Door een grote wetswijziging per 1 juli 2014 stromen er minder gerechtigden in dan uit de Remigratiewet. De uitkeringslasten voor de TAS en OBR worden constant verondersteld. SVB/F&CU18.057-2018 2

Inhoudsopgave Inleiding... 4 1 Ontwikkeling en uitgangspunten voor de ramingen... 5 2 Raming 2018... 10 3 Raming 2019... 14 4 Liquiditeitsprognoses 2018 en 2019... 18 5 Meerjarenraming... 19 6 Begroting TAS 2019... 20 7 Begroting Remigratiewet 2019... 22 Bijlagen Bedragen... 27 Bijlagen Volumina... 30 SVB/F&CU18.057-2018 3

Inleiding Inhoud Deze nota heeft betrekking op de fondsen AOW, Anw, AKW, AIO, OBR, TAS en REM. In deze nota wordt vooruitgeblikt naar de fondsontwikkelingen in 2018 en 2019. De huidige cijfers voor 2018 en 2019 worden vergeleken met de raming uit de Februarinota 2018. In deze wordt uitgegaan van de huidige wetgeving. De kostendelersnorm AOW nemen we niet mee in de ramingen. Hieronder staan de wetswijzigingen die we meenemen in de ramingen. Verhoging kinderbijslag, kindgebonden budget en een extra bedrag aan kinderbijslag Het kabinet bereidt een besluit voor om de inkomenspositie van gezinnen te verbeteren via het structureel verhogen van het budget voor de Algemene Kinderbijslagwet vanaf 2019. Deze verhoging heeft effect op het basiskinderbijslagbedrag en op het extra bedrag aan kinderbijslag voor ouders met een thuiswonend kind in de leeftijd tussen drie en achttien jaar dat een bepaalde mate van intensieve zorg (AKW-plus) nodig heeft. Het kabinet is voornemens om de kinderbijslag met circa 250 miljoen euro te verhogen. Omdat hier nog geen definitief besluit over is genomen, is dit nog niet meegenomen in de raming. Verhoging AOW-leeftijd De AOW-leeftijd is in 2017 verhoogd naar 65 jaar en 9 maanden en wordt in 2018 verhoogd naar 66 jaar. Begin november 2017 is de AOW-leeftijd vanaf 2023 bekend gemaakt. Op basis van nieuwe cijfers van het CBS over de resterende levensverwachting is de AOW-leeftijd gelijk gebleven ten opzichte van 2022, namelijk 67 jaar + 3 maanden. Overbruggingsregeling AOW (OBR) Op 14 juli 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een (tussen)uitspraak gedaan in een zaak van een voormalig zelfstandige wiens lijfrente bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd geëindigd was. De CRvB heeft daarin geoordeeld dat de lijfrente van deze zelfstandige die eindigt op de leeftijd van 65 jaar en voldoet aan de entreetoets van de OBR, ook in aanmerking moet komen voor de OBR (dat is nu nog niet het geval). De uitspraak heeft niet alleen betrekking op zelfstandigen maar ook op werknemers met een lijfrente-uitkering. SVB/F&CU18.057-2018 4

1 Ontwikkeling en uitgangspunten voor de ramingen Dit hoofdstuk beschrijft de ontwikkelingen die van invloed zijn op de vermogenspositie van de fondsen AOW, Anw, AKW, AIO en OBR. De ramingen van de SVB voor 2018 en 2019 zijn gebaseerd op het Centraal Economisch Plan (CEP) van het Centraal Planbureau (CPB) van maart 2018. Tabel 1.1 Uitgangspunten 2018/2019: Uitkeringsbedragen (jaarbedrag in euro s) Raming 2019, Februarinota Raming 2019, 2018 Regeling Raming 2018, Februarinota 2018 Raming 2018, 2018 2018 Inkomensondersteuning AOW 299,04 299,16 302,16 303,24 (IOAOW) Tegemoetkoming Anw ers 201,48 203,04 203,52 205,94 Tabel 1.2 Uitgangspunten: Belastingschijven en heffingskortingen (in euro s) Omschrijving Raming 2018, Februarinota 2018 Raming 2018, 2018 Raming 2019, Februarinota 2018 Raming 2019, 2018 Lengte eerste belastingschijf 20.142 20.142 20.355 20.424 Lengte tweede belastingschijf 13.852 13.852 13.908 13.927 Premiegrens (=Lengte eerste + tweede 33.994 33.994 34.263 34.351 schijf) Algemene heffingskorting 2.265 2.265 2.429 2.437 -partnerfactor per 1 januari 1,7875 1,7875 1,7563 1,7563 -partnerfactor per 1 juli 1,7750 1,7750 1,7375 1,7375 Ouderenkorting 1.418 1.418 1.591 1.598 Aanvullende ouderenkorting 423 423 428 429 Tabel 1.3 Uitgangspunten 2018/2019: Premies en belastingtarieven Omschrijving Raming 2018, Februarinota 2018 Raming 2018, 2018 Raming 2019, Februarinota 2018 Raming 2019, 2018 AOW-premie 17,9% 17,9% 17,9% 17,9% Anw-premie 0,1% 0,1% 0,1% 0,1% WLZ-premie 9,65% 9,65% 9,65% 9,65% Belastingtarief eerste schijf 8,90% 8,90% 9,04% 9,04% Belastingtarief tweede schijf 13,20% 13,20% 10,41% 10,41% Zorgverzekeringspremie werknemers 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% Zorgverzekeringspremie werkgevers 6,90% 6,90% 6,90% 6,90% Zorgverzekeringspremie 65 jaar en ouder 5,65% 5,65% 5,65% 5,65% Werkloosheidspremie werknemers 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% Werkloosheidspremie franchise per dag (in euro s) 72,00 72,00 74,00 74,00 SVB/F&CU18.057-2018 5

1.1 Ontwikkeling aantal gerechtigden Voor de ramingen in deze nota is gebruikgemaakt van de SVB volumeprognoses van februari 2018. Door de vergrijzing van de bevolking neemt het aantal gerechtigden voor AOW en Inkomensondersteuning AOW (IOAOW) toe, maar deze stijging blijft t/m 2021 beperkt door de verhoging van de AOW-leeftijd. Na 2021 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting en blijft de jaarlijkse verhoging van de AOW-leeftijd beperkt tot nul of drie maanden. Doordat de AOW-leeftijd na 2021 minder snel stijgt dan daarvoor, neemt het aantal gerechtigden na 2021 sneller toe. De ontwikkeling van het aantal Anw ers daalt, omdat de instroom van nieuwe nabestaanden in de Anw kleiner is dan de gezamenlijke uitstroom van gerechtigden van de Anw én voormalige gerechtigden van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW). Het aantal kinderbijslagkinderen neemt tot 2023 af, waarna het aantal kinderbijslagkinderen weer langzaam toeneemt. Het aantal huishoudens met AIO-uitkering neemt de komende jaren toe en men blijft ook langer gebruik maken van de toelage. Deze toename komt allereerst doordat er meer nietwesterse allochtonen de AOW-leeftijd bereiken en daarnaast omdat AOW ers met een partner jonger dan de AOW-leeftijd vanaf 2015 ook recht op AIO kunnen krijgen door afschaffing van de partnertoeslag. De verhoging van de AOW-leeftijd heeft een verlagend effect op de instroom. Vanaf 2022 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting waardoor het aantal AIO-huishoudens weer sneller toeneemt. 1.2 Uitkeringsbedragen Koppeling aan netto minimumloon Het netto AOW-pensioen, de netto Anw-uitkering en de netto AIO-uitkering zijn gekoppeld aan het netto minimumloon. Op deze manier wordt ook rekening gehouden met de belastingen en de sociale premies die worden ingehouden op het minimumloon, het AOW-pensioen, de Anw-uitkering en de AIO-uitkering. Sinds 1 januari 2012 is, met uitzondering van de AOW, de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon afgebouwd. De partnerfactor voor de algemene heffingskorting staat in Tabel 1.2. Tegemoetkoming Anw ers en Inkomensondersteuning AOW ers De uitkeringsbedragen Anw in deze nota zijn exclusief de Tegemoetkoming Anw ers. De uitkeringsbedragen AOW in deze nota zijn exclusief de uitkeringen vanuit de IOAOW. Voor beide zijn wel aparte ramingen opgenomen. De tegemoetkoming Anw en de IOAOW worden voor 2018 en 2019 aangepast met de tabelcorrectiefactor uit de Inkomstenbelasting. De aparte financiering van de tegemoetkoming Anw is afgeschaft. De IOAOW wordt gefinancierd uit de rijksbijdrage voor het AOWfonds. Kinderbijslagbedragen De kinderbijslagbedragen worden als norm geïndexeerd met de prijsindex van de gezinsconsumptie. Per 1 januari 2018 is de AKW met 0,23% geïndexeerd. Per 1 juli 2018 wordt de indexatie van de kinderbijslag geraamd op 1,12% 1. In 2019 wordt de indexatie van de uitkeringsbedragen geraamd op 0,75% per 1 januari en met 1,00% per 1 juli. Het bedrag van de AKW-plus is per 1-1-2017 verhoogd van 2.005,99 per jaar naar 2.013,21 per jaar. De AKW-plus wordt jaarlijks achteraf betaald (in 2018 vindt de betaling over 2017 plaats). 1 Het definitieve CPI over april 2018, is op moment van schrijven nog niet bekend. Daarom gaan wij uit van het voorlopige CPI over april. SVB/F&CU18.057-2018 6

1.3 Toelichting op de verschillende posten in de Balans en Staat van Baten en Lasten In de jaarrekening van de door de Sociale Verzekeringsbank beheerde fondsen worden de baten en lasten verantwoord op transactiebasis. Dit betekent dat de ontvangsten en uitgaven toegerekend worden aan de jaren waarop deze betrekking hebben. Het Rijk gaat bij de financiering van de AKW, AIO en OBR uit van transactiebasis, maar verantwoordt de ontvangsten en uitgaven op kasbasis. In deze nota staan voor de AKW en AIO zowel cijfers op transactiebasis als op kasbasis. 1.3.1 Uitvoeringskosten De uitvoeringskosten van 2018 zijn conform het actuele budget zoals genoemd in De SVB in de eerste vier maanden van 2018 (het eerste tertaalverslag). De uitvoeringskosten van 2019 zijn conceptcijfers voor het Concept Meerjarenplan 2019-2021 die eind juni 2018 wordt aangeleverd. De uiteindelijke bedragen in deze publicatie kunnen nog afwijken van de bedragen die in deze worden genoemd. 1.3.2 Premiebaten De SVB rapporteert de premiebaten voor de AOW en Anw op basis van de definitie van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Dit houdt in dat de premieontvangsten via de inkomstenheffing en de nabetalingen over de loonheffing en de inkomstenheffing worden toegerekend aan de baten in het jaar waarin deze zijn ontvangen door de Belastingdienst. De premieontvangsten via de loonheffing tussen 1 februari van het verslagjaar en 31 januari van het jaar dat volgt op het verslagjaar worden toegerekend aan de baten in het verslagjaar. Afdrachtvermindering Op basis van de wet vermindering afdracht loonbelasting en premies volksverzekeringen hoeft de werkgever in bepaalde situaties minder loonheffing af te dragen aan de Belastingdienst. Als gevolg hiervan ontvangen de AOW en de Anw minder premiebaten. Nabetalingen De Belastingdienst int in één gecombineerde heffing zowel loon- en inkomstenbelasting, premies volksverzekeringen als premies werknemersverzekeringen. In de verdeling tussen loon- en inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen worden belastingen en premies eerst voorlopig verdeeld over het Rijk en de fondsen AOW, Anw en Wlz. Na twee jaar wordt de loonbelasting afgerekend via nabetalingen en weer twee jaar later volgt de afrekening van de inkomstenbelasting. Vrijwillige premies Naast de verplichte verzekering voor AOW, Anw, en Wlz voor Nederlandse ingezetenen, is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om een vrijwillige verzekering af te sluiten voor de volksverzekeringen. Hiervoor wordt premie geheven door de SVB. 1.3.3 Bijdrage in de Kosten van de Kortingen (BIKK) Sinds de belastingherziening in 2001 komen er per saldo minder premies binnen bij de volksverzekeringen AOW, Anw en WLZ. Ter compensatie verstrekt het Rijk de Bijdrage in de Kosten van de Kortingen aan de fondsen. De hoogte van deze BIKK is afhankelijk van de heffingskorting en van de premietarieven. Ieder jaar wordt de BIKK geïndexeerd met de toename van de heffingskorting. SVB/F&CU18.057-2018 7

1.3.4 Normvermogen Het normvermogen is eigen vermogen op balansdatum dat nodig is om de structurele afwijkingen tussen ontvangsten en uitgaven te kunnen opvangen. Het normvermogen is samengesteld uit: liquiditeitsnorm die aan het einde van het jaar op nul staat. Bij: debiteuren (met uitzondering van de premies van december). Af: crediteuren. Als de debiteuren lager zijn dan de crediteuren, wordt de liquiditeitsnorm verhoogd, zodat het normvermogen niet negatief uitkomt. Tabel 1.4 Componenten van het normvermogen per 31 december (in miljoenen euro s) Omschrijving 2018 2019 Liquiditeitsnorm AOW 0 0 Debiteuren AOW 2.972 2.995 Crediteuren AOW -1.766-1.753 Normvermogen AOW 1.206 1.242 Liquiditeitsnorm Anw 0 0 Debiteuren Anw 49 49 Crediteuren Anw -35-33 Normvermogen Anw 14 16 Liquiditeitsnorm Totaal 0 0 Debiteuren Totaal 3.021 3.044 Crediteuren Totaal -1.801-1.786 Normvermogen Totaal 1.220 1.258 De bedragen die genoemd worden in de bovenstaande Tabel 1.4 gelden als ijkpunt voor de bepaling van de vermogenspositie. De vermogenspositie is het verschil tussen fondsvermogen en normvermogen. Bij de AOW zijn de premies en BIKK onvoldoende om de lasten te dekken. De financiering door het Rijk wordt vastgesteld, zodat de geraamde vermogenspositie aan het einde van het jaar nihil is. SVB/F&CU18.057-2018 8

1.3.5 Financiering In Tabel 1.5 staat een overzicht van de verschillende financieringsbronnen per regeling. De AOW en Anw zijn premiegefinancierd. De premiebaten worden in 2019 lager geraamd dan in 2018 omdat er vanuit de inkomstenbelasting minder wordt toegerekend aan de premies volksverzekeringen. Naast de premies wordt de AOW gefinancierd uit BIKK en financiering door het Rijk als aanvulling om te voorkomen dat de vermogenspositie negatief wordt. Voor de AOW wordt de vermogenspositie eind 2018 geraamd op 35 miljoen en eind 2019 op nul. Bij de Anw wordt geraamd dat de vermogenspositie daalt van bijna 3,7 miljard eind 2018 naar ruim 3,4 miljard eind 2019. De AKW, AIO en OBR zijn begrotingsgefinancierd en worden volledig gefinancierd door het Rijk. Tabel 1.5 Financieringsoverzicht 2018/2019 (in miljoenen euro s) Raming 2018, Omschrijving Februarinota 2018 Raming 2018, 2018 Raming 2019, Februarinota 2018 Raming 2019, 2018 AOW Premiebaten 27.272 27.272 27.017 25.799 AOW BIKK 2.159 2.159 2.131 2.155 AOW Aanvullende Financiering Rijk 10.343 10.343 11.016 12.117 AOW Vermogenspositie ultimo 2-35 - - Anw Premiebaten 310 310 212 195 Anw Vermogenspositie ultimo 2 3.672 3.672 3.492 3.426 AKW Financiering door het Rijk 3.412 3.412 3.432 3.431 AIO Financiering door het Rijk 307 307 320 323 OBR Financiering door het Rijk 5,2 5,2 5,9 5,9 TAS Financiering uitkeringen door het Rijk 4,2 5,5 4,3 5,5 REM Financiering uitkeringen door het Rijk 42,0 44,0 42,2 44,1 2 De vermogenspositie is het overschot of tekort t.o.v. het normvermogen. De vermogenspositie staat op de balans eind 2018 (zie Tabel 2.5) en eind 2019 (zie Tabel 3.5). SVB/F&CU18.057-2018 9

2 Raming 2018 In dit hoofdstuk wordt de huidige raming van de vermogenspositie eind 2018 vergeleken met de raming uit de basisvariant van de 2018. De raming voor de vermogenspositie AOW wordt verhoogd van nihil in de Februarinota 2018 tot 35 miljoen in deze. De raming voor de vermogenspositie Anw is 49 miljoen lager dan in de Februarinota 2018 en komt uit op 3.623 miljoen. Tabel 2.1 bevat een overzicht van de mutaties. In de rest van dit hoofdstuk worden deze mutaties toegelicht. Tabel 2.1 Mutatie raming vermogenspositie eind 2018 (in miljoenen euro s) Totaal AIO AKW Anw AOW Omschrijving 3.658 0 0 3.623 35 Vermogenspositie 2018 3.672 0 0 3.672 0 Vermogenspositie Februarinota 2018-14 0 0-49 35 Verschil raming vermogenspositie 3 0 10 4-11 Lagere uitkeringen -4-4 Hogere AKW+ -22-2 -6-1 -13 Hogere uitvoeringskosten 501 3 498 Hogere premies via loonheffing na afdrachtvermindering -60-4 -56 Lagere premies inkomstenheffing kas -1.392-46 -1.346 Lagere premies via nabetalingen -1 0-1 Lagere BIKK 1.122 2 0 0 1.120 Hogere financiering door het Rijk -160 0 0-6 -154 Hogere mutatie normvermogen -13 0 0-50 37 Mutatie 2018 - Februarinota 2018 2.640 0 0 3.772-1.132 Mutatie vermogenspositie 2017 2018 2.641 0 0 3.771-1.130 Mutatie vermogenspositie 2017 Februarinota 2018-1 0 0 1-2 Verschil mutatie vermogenspositie eind 2017-14 0 0-49 35 Verschil raming vermogenspositie 2.1 Uitkeringen De uitkeringen over 2018 worden geraamd op 37.223 miljoen voor de AOW, 392 miljoen (incl. 23 miljoen werkgeverslasten) voor de Anw, 3.339 miljoen voor de AKW excl. AKW-plus ( 3.306 miljoen op kasbasis) en 282 miljoen voor de AIO ( 282 miljoen op kasbasis). Het regres verkeersdoden waar de verzekeraars in totaal naar verwachting 1 miljoen voor betalen aan het Anw-fonds is in mindering gebracht op de uitkeringslasten Anw. Dit bedrag is gelijk aan de Februarinota. De uitkeringslasten zijn bij de AOW 11 miljoen hoger, bij de Anw 4 miljoen lager, bij de AKW 10 miljoen lager en bij de AIO gelijk aan de Februarinota 2018. In Tabel 2.2 worden de verschillen toegelicht: SVB/F&CU18.057-2018 10

Tabel 2.2 Ontwikkeling uitkeringen AOW, Anw, AKW en AIO (in miljoenen euro s) Omschrijving AOW Anw AKW AIO Totaal Uitkeringen 2018 excl. werkgeverslasten Feb.nota 2018 37.212 373 3.340 282 41.207 Werkgeverslasten 23 23 Uitkeringen 2018 incl. werkgeverslasten Feb.nota 2018 37.212 396 3.330 282 41.230 Volume-effect aantal gerechtigden 0 0 0 0 0 Volume-effect Anw regres verkeersdoden 0 0 Subtotaal volume-effect 0 0 0 0 0 Prijseffect indexering 11-4 -10 0-3 Prijseffect inhoudingen 0 0 0 0 0 Prijseffect AOW partnertoeslag 0 0 Subtotaal prijseffect 11-4 -10 0-3 Totale mutatie (volume- en prijseffect) 11-4 -10 0 6 Uitkeringen 2018 incl. werkgeverslasten 2018 37.223 392 3.330 282 41.227 -Werkgeverslasten -23-23 Uitkeringen 2018 excl. werkgeverslasten 2018 37.223 369 3.330 282 41.204 2.1.1 Inkomensondersteuning AOW ers en Tegemoetkoming Anw ers De uitkeringslasten IOAOW worden geraamd op 940 miljoen en de tegemoetkoming voor Anw ers wordt geraamd op 6,2 miljoen. Dit is gelijk aan de Februarinota 2018. 2.1.2 AKW-plus Op basis van zorg voor thuiswonende kinderen met een intensieve zorgvraag in 2017 is bepaald of ouders recht hebben op AKW-plus in 2018. De uitkeringslasten voor 2018 worden 3,3 miljoen hoger geraamd en komen uit op 14,5 miljoen. 2.1.3 Bijdrage AOF aan ZVW-fonds Over AOW-uitkeringen geldt sinds 2013 het verlaagde ZVW-tarief. De netto uitkering verandert niet dus dit leidt tot lagere bruto uitkeringen. Het voordeel dat dit voor het AOW-fonds oplevert wordt via een bijdrage overgeboekt naar het ZVW-fonds. De hoogte van deze bijdrage in 2018 wordt geraamd op 465 miljoen. Dit is gelijk aan de Februarinota 2018. 2.1.4 Overbruggingsregeling AOW De uitkeringslasten voor de overbruggingsregeling worden geraamd op 4,4 miljoen. De uitvoeringskosten voor de overbruggingsregeling worden geraamd op 0,8 miljoen. De rijksbijdrage Overbruggingsregeling AOW wordt geraamd op 5,2 miljoen. Dit is gelijk aan de Februarinota 2018. 2.2 Premiebaten De premiebaten voor de AOW vallen ruim 0,9 miljard lager uit dan in de Februarinota 2018. Hoewel er in vergelijking met de Februarinota meer loonheffing wordt geïnd, vallen de premiebaten per saldo lager uit dan de Februarinota door de nabetaling van de afrekening. De loonheffing en inkomstenheffing worden verdeeld over belastingen en premies volksverzekeringen. Deze verdeling vindt eerst voorlopig plaats en na 2 jaar (loonheffing) of 4 jaar (inkomstenheffing) definitief. De voorlopige verdeling kan tussentijds bijgesteld worden. Eind 2018 worden de loonheffing 2016 en inkomensheffing 2014 afgerekend met de premies AOW en Anw. In onderstaande tabel staan de verwachte nabetalingen van het Rijk aan de fondsen in 2018. SVB/F&CU18.057-2018 11

Tabel 2.3 Nabetalingen van het Rijk aan de fondsen AOW en Anw in 2018 (in miljoenen euro s) Soort nabetaling 2018, AOW 2018, Anw 2018, AOW 2018, Anw Verschil, AOW Verschil, Anw Loonheffing 2016-122 -2 486 27-608 -29 Inkomstenheffing 2014-120 48 618 65-738 -17 Herberekening loonheffing/werknemersverzekeringen 0 0 0 0 0 0 Totaal -242 46 1.104 92-1.346-46 Per saldo is er een verwachte nabetaling van het AOW-fonds aan het Rijk van 242 miljoen en een verwachte nabetaling van het Rijk aan het Anw-fonds van 46 miljoen. Voor de AOW is dit 1.346 miljoen lager en voor de Anw is dit 46 miljoen lager dan in de Februarinota 2018. 2.3 Bijdrage in de Kosten van de Kortingen (BIKK) De BIKK wordt geraamd op 2.158 miljoen voor de AOW en nihil voor de Anw. Hierdoor is de BIKK voor de AOW 1 miljoen lager en voor de Anw gelijk aan de raming in de Februarinota 2018. 2.4 Financiering door het Rijk De rijksbijdrage voor de AOW voor 2018 bedraagt 11.462 miljoen. Dat is 1.120 miljoen hoger dan in de Februarinota 2018. Dit komt met name omdat de ramingen over de premies lager uitkomen dan in de Februarinota 2017. De rijksbijdrage voor de AKW wordt op transactiebasis geraamd op 3.412 miljoen (kasbasis: 3.357 miljoen), dit is gelijk aan de Februarinota 2018. De rijksbijdrage voor de AIO wordt op transactiebasis geraamd op 307 miljoen (kasbasis: 308 miljoen), dit is gelijk aan de Februarinota 2018. 2.5 Overige baten De overige baten en lasten bestaan uit interest over de liquide middelen en over de financiering vaste activa bij de AOW en verdere baten uit boeten en maatregelen en overige baten. Uit voorzichtigheid ramen we de boeten en maatregelen op nihil. De interestbaten 2018 bij zowel de AOW als de Anw worden geraamd op nihil. De interestbaten 2018 bij zowel de AOW, de Anw, de AKW en de AIO worden geraamd op nihil. Dit is voor de AOW, Anw, AKW en AIO gelijk aan de raming in de Februarinota 2018. 2.6 Normvermogen Volgens de EMU-definitie is de raming van het normvermogen in 2018 voor de AOW 67 miljoen hoger en voor de Anw 4 miljoen hoger dan in 2017. Daarmee komt de mutatie van het normvermogen bij de AOW 154 miljoen hoger en bij de Anw 6 hoger uit dan de Februarinota 2018. Bij de AOW komt het normvermogen eind 2018 uit op 1.206 miljoen en bij de Anw op 14 miljoen. SVB/F&CU18.057-2018 12

2.7 Rekening van baten en lasten en Balans 2018 Tabel 2.4 Rekening van baten en lasten 2018 (in miljoenen euro s) Baten en lasten AOW Anw AKW AIO Totaal Premies loonheffing vóór afdrachtvermindering 25.552 168 25.720 - Afdrachtvermindering loonheffing -29 0-29 Premies loonheffing na afdrachtvermindering 25.523 168 25.691 Premies inkomstenheffing 1.075 49 1.124 Nabetalingen -242 46-196 Vrijwillige premies 12 0 12 Subtotaal Premies 26.368 263 26.631 BIKK 2.158 0 2.158 Financiering door het Rijk 11.463 0 3.412 309 15.184 Financiering Tegemoetkoming Anw 0 0 0 Overige baten 0 0 0 0 0 Totaal Baten 39.989 263 3.412 309 43.973 Uitkeringen 37.223 392 3.330 282 41.227 IOAOW/Tegemoetkoming Anw 940 6 946 AKW-plus 15 15 Bijdrage AOF aan ZVW-fonds 465 465 Uitvoeringskosten 127 10 67 27 231 Mutatie voorzieningen 0 0 0 0 0 Totaal Lasten 38.755 408 3.412 309 42.884 Saldo van baten en lasten 1.234-145 0 0 1.089 - Mutatie bestemmingsreserve -0-0 -0-0 -0 - Mutatie normvermogen -67-4 -71 Mutatie vermogenspositie 1.167-149 0 0 1.018 Tabel 2.5 Balans per 31 december 2018 (in miljoenen euro s) Balanspost AOW Anw AKW AIO Totaal Financiering vaste activa 123 0 844 2 969 Te vorderen premies 4.808 79 4.887 Te vorderen op het Rijk 0 0-7 8 1 Te vorderen uitkeringen 32 30 10 25 97 Overige vorderingen 0 0 0 0 0 Liquide middelen -1.956 3.563 11-28 1.590 Totaal activa 3.007 3.672 858 7 7.544 Vermogen, bestemmingsreserve 0 0 0 0 0 Vermogen, normvermogen 1.206 14 1.220 Vermogen, vermogenspositie 35 3.623 3.658 Totaal vermogen 1.241 3.637 0 0 4.878 Voorzieningen 0 0 0 0 0 Te betalen uitkeringen 1.510 28 858 7 2.403 Te betalen loonheffing en sociale lasten 256 7 0 0 263 Totaal passiva 3.007 3.672 858 7 7.544 SVB/F&CU18.057-2018 13

3 Raming 2019 In hoofdstuk 2 staat een analyse van de vermogenspositie eind 2018. In dit hoofdstuk wordt de raming van de vermogenspositie eind 2019 vergeleken met de raming van de vermogenspositie 2019 uit de Februarinota 2018. De raming voor de vermogenspositie AOW net als in de Februarinota 2018 op nihil geraamd. De raming voor de vermogenspositie Anw is 66 miljoen lager dan in de Februarinota 2018 en komt uit op 3.426 miljoen. Tabel 3.1 aan het begin van dit hoofdstuk bevat een overzicht van de mutaties. Tabel 3.1 Mutatie raming vermogenspositie in 2019 (in miljoenen euro s) Omschrijving AOW Anw AKW AIO Totaal Vermogenspositie 2019 2018 0 3.426 0 0 3.427 Vermogenspositie 2019 Februarinota 2018 0 3.492 0 0 3.492 Verschil raming vermogenspositie 0-66 0 0-65 Lagere uitkeringen 8 5 13 0 26 Hogere IOAOW/Tegemoetkoming Anw -3 0 0 0-3 Hogere AKW+ -3-3 Lagere bijdrage AOF aan ZVW-fonds 1 1 Hogere uitvoeringskosten -17-1 -9-3 -30 Hogere premies via loonheffing na afdrachtvermindering 80 0 80 Hogere premies inkomstenheffing kas 65 4 69 Lagere premies via nabetalingen -1.364-21 -1.385 Hogere vrijwillige premies 1 0 1 Hogere BIKK 24 0 24 Hogere financiering door het Rijk 1.101 0-1 3 1.103 Lagere mutatie normvermogen 69-4 0 0 65 Mutatie 2018 - Februarinota 2018-35 -17 0 0-52 Mutatie vermogenspositie 2018 2018 1.167-149 0 0 1.018 Mutatie vermogenspositie 2018 Februarinota 2018 1.130-99 0 0 1.031 Verschil mutatie vermogenspositie eind 2018 37-50 0 0-13 Verschil mutatie vermogenspositie eind 2017-2 1 0 0 0 Verschil raming vermogenspositie 0-66 0 0-66 3.1 Uitkeringen De uitkeringen over 2019 worden geraamd op 38.513 miljoen voor de AOW (excl. 481 miljoen bijdrage aan ZVW-fonds), 375 miljoen (incl. 22 miljoen werkgeverslasten) voor de Anw, 3.353 miljoen voor de AKW ( 3.346 miljoen op kasbasis) en 297 miljoen voor de AIO ( 297 miljoen op kasbasis). Het regres verkeersdoden waar de verzekeraars in totaal naar verwachting 1 miljoen voor betalen aan het Anw-fonds is in mindering gebracht op de uitkeringslasten Anw. Dit bedrag is gelijk aan de raming in de Februarinota 2018. De uitkeringslasten zijn bij de AOW 8 miljoen lager en bij de Anw 5 miljoen lager dan de Februarinota 2018. Bij de AKW zijn de uitkeringslasten 13 miljoen lager aan de Februarinota en bij de AIO is deze gelijk aan de Februarinota 2018. In Tabel 3.2 worden de verschillen toegelicht: SVB/F&CU18.057-2018 14

Tabel 3.2 Ontwikkeling uitkeringen AOW, Anw, AKW en AIO (in miljoenen euro s) Omschrijving AOW Anw AKW AIO Totaal Uitkeringen 2019 excl. werkgeverslasten Feb.nota 2018 38.521 358 3.366 297 42.542 Werkgeverslasten 22 22 Uitkeringen 2019 incl. werkgeverslasten Feb.nota 2018 38.521 380 3.366 297 42.564 Volume-effect aantal gerechtigden 0 0 0 0 0 Volume-effect Anw regres verkeersdoden 0 0 Subtotaal volume-effect 0 0 0 0 0 Prijseffect indexering -106-7 -13 0-123 Prijseffect inhoudingen 98 2 0 0 100 Prijseffect AOW partnertoeslag 0 0 0 Subtotaal prijseffect -8-5 -13 0-23 Totale mutatie (volume- en prijseffect) -8-5 -13 0-23 Uitkeringen 2019 incl. werkgeverslasten 2018 38.513 375 3.353 297 42.538 - werkgeverslasten -22-22 Uitkeringen 2019 excl. werkgeverslasten 2018 38.513 353 3.353 297 42.516 3.1.1 Inkomensondersteuning AOW ers en Tegemoetkoming Anw ers De uitkeringslasten IOAOW worden geraamd op 957 miljoen ( 3 miljoen hoger dan de Februarinota 2018) en de tegemoetkoming voor Anw ers wordt geraamd op 6,0 miljoen (gelijk aan de Februarinota 2018). 3.1.2 AKW-plus Op basis van zorg voor thuiswonende kinderen met een intensieve zorgvraag in 2018 wordt bepaald of ouders recht hebben op AKW-plus in 2019. De uitkeringslasten worden geraamd op 14,1 miljoen, dit is 2,2 miljoen hoger dan de Februarinota 2018. 3.1.3 Bijdrage AOF aan ZVW-fonds Over AOW-uitkeringen geldt sinds 2013 het verlaagde ZVW-tarief. De netto uitkering verandert niet dus dit leidt tot lagere bruto uitkeringen. Het voordeel dat dit voor het AOW-fonds oplevert wordt via een bijdrage overgeboekt naar het ZVW-fonds. De hoogte van deze bijdrage in 2019 wordt geraamd op 481 miljoen. Dit is 1 miljoen lager dan de Februarinota 2018. 3.1.4 Overbruggingsregeling AOW De overbruggingsregeling AOW is een regeling voor 65-plussers die al met vroegpensioen waren voordat de AOW-leeftijd werd verhoogd. De uitkeringslasten voor de overbruggingsregeling worden geraamd op 5,2 miljoen. De uitvoeringskosten voor de overbruggingsregeling worden geraamd op 0,7 miljoen. De rijksbijdrage Overbruggingsregeling AOW wordt geraamd op 5,9 miljoen. Dit is gelijk aan de Februarinota 2018. 3.2 Premiebaten De premiebaten voor de AOW vallen ruim 1,2 miljard lager uit dan de Februarinota 2018. Doordat de premiebaten lager geraamd worden, is de Financiering door het Rijk voor de AOW hoger uitgevallen. Voor de Anw vallen de premiebaten lager uit dan de Februarinota 2018 door nabetalingen over afrekeningen. Eind 2019 worden de loonheffing 2017 en inkomensheffing 2015 afgerekend met de premies AOW en Anw. In onderstaande tabel staan de nabetalingen van het Rijk aan de fondsen die in 2019 worden verwacht. SVB/F&CU18.057-2018 15

Tabel 3.3 Verwachte nabetalingen van het Rijk aan de fondsen AOW en Anw in 2019 (in miljoenen euro s) Soort nabetaling 2018, AOW 2018, Anw 2018, AOW 2018, Anw Verschil, AOW Loonheffing 2017 Inkomstenheffing 2015 Herberekekening Verschil, Anw 114 3 760 8-646 -5-385 8 333 24-718 -16 loonheffing/werknemersverzekeringen 0 0 0 0 0 0 Totaal -271 11 1.093 32-1.364-21 De nabetalingen vallen bij de AOW 1.364 miljoen lager en bij de Anw 21 miljoen lager uit dan de Februarinota 2018. 3.3 Bijdrage in de Kosten van de Kortingen (BIKK) De BIKK wordt bij gelijkblijvende premietarieven AOW en Anw geraamd op 2.155 miljoen voor de AOW en nihil voor de Anw. Dit is voor de AOW 24 miljoen hoger en voor de Anw gelijk aan de Februarinota 2018. 3.4 Financiering door het Rijk De rijksbijdrage voor de AOW voor 2019 wordt geraamd op 12.117 miljoen voor de dekking van de vermogenspositie. Dat is 1.101 miljoen hoger dan de Februarinota 2018. De rijksbijdrage voor de AKW wordt op transactiebasis geraamd op 3.431 miljoen (kasbasis: 3.410 miljoen), 1 miljoen lager dan in de Februarinota 2018. De rijksbijdrage voor de AIO wordt op transactiebasis geraamd op 323 miljoen (kasbasis: 323 miljoen), 3 miljoen hoger dan de Februarinota 2018. 3.5 Overige baten De overige baten en lasten bestaan uit interest over de liquide middelen en over de financiering vaste activa bij de AOW en verdere baten uit boeten en maatregelen. De interestbaten 2019 bij zowel de AOW als de Anw worden net als in de Februarinota geraamd op nihil. De interestbaten bij de AKW en de AIO worden eveneens geraamd op nihil. Dit is voor beiden gelijk aan de Februarinota 2018. 3.6 Normvermogen Volgens de EMU-definitie is de raming van het normvermogen in 2019 voor de AOW 36 miljoen hoger dan de raming voor 2018 en voor de Anw 2 miljoen hoger dan de raming voor 2018. Daarmee komt de mutatie van het normvermogen bij de AOW 69 miljoen lager dan en bij de Anw 4 miljoen hoger uit dan de Februarinota 2018. Bij de AOW komt het normvermogen eind 2018 uit op 1.242 miljoen en bij de Anw op 16 miljoen uit. SVB/F&CU18.057-2018 16

3.7 Rekening van baten en lasten en Balans 2019 Tabel 3.4 Rekening van baten en lasten 2019 (in miljoenen euro s) Baten en lasten AOW Anw AKW AIO Totaal Premies loonheffing vóór afdrachtvermindering 25.822 170 25.992 - Afdrachtvermindering loonheffing -30-0 -30 Premies loonheffing na afdrachtvermindering 25.792 170 25.962 Premies inkomstenheffing 265 14 279 Nabetalingen -271 11-260 Vrijwillige premies 13 0 13 Subtotaal Premies 25.799 195 25.994 BIKK 2.155 0 2.155 Financiering door het Rijk 12.117 0 3.431 323 15.871 Financiering Tegemoetkoming Anw 0 0 0 Overige baten 0 0 0 0 0 Totaal Baten 40.071 195 3.431 323 44.020 Uitkeringen 38.513 375 3.353 297 42.538 Ink.onderst. AOW/Tegemoetkoming Anw 957 6 963 AKW-plus 14 14 Bijdrage AOF aan ZVW-fonds 481 481 Uitvoeringskosten 119 9 64 26 218 Mutatie voorzieningen 0 0 0 0 0 Totaal Lasten 40.070 390 3.431 323 44.214 Saldo van baten en lasten 1-195 0 0-194 - Mutatie bestemmingsreserve -0-0 -0-0 -0 - Mutatie normvermogen -36-2 -0-0 -38 Mutatie vermogenspositie -35-197 0 0-232 Tabel 3.5 Balans per 31 december 2019 (in miljoenen euro s) Balanspost AOW Anw AKW AIO Totaal Financiering vaste activa 113 0 844 2 959 Te vorderen premies 4.785 81 4.866 Te vorderen op het Rijk 0 0 8 8 16 Te vorderen uitkeringen 32 30 10 25 97 Overige vorderingen 0 0 0 0 0 Liquide middelen -1.935 3.364-1 -28 1.400 Totaal activa 2.995 3.475 861 7 7.338 Vermogen, bestemmingsreserve 0 0 0 0 0 Vermogen, normvermogen 1.242 16 1.258 Vermogen, vermogenspositie 0 3.426 3.426 Subtotaal vermogen 1.242 3.442 0 0 4.684 Voorzieningen 0 0 0 0 0 Te betalen uitkeringen 1.500 27 861 7 2.395 Te betalen loonheffing en sociale lasten 253 6 0 0 259 Totaal passiva 2.995 3.475 861 7 7.338 SVB/F&CU18.057-2018 17

4 Liquiditeitsprognoses 2018 en 2019 In dit hoofdstuk komen de liquiditeitsprognoses voor 2018 en 2019 aan de orde. De beginpositie is de balans van eind 2017. Daarna volgt een raming van de verschillende ontvangsten en uitgaven. Het leeuwendeel van de ontvangsten bestaat uit premies. Het ontvangstenpatroon van de premies is gebaseerd op het verleden. Iedere maand ontvangt de SVB één twaalfde deel van de BIKK. In mei stijgen de liquide middelen sterk, omdat de rijksbijdrage die de SVB dan ontvangt hoger is dan het bedrag aan vakantie-uitkeringen die de SVB dan betaalt. De lage decemberstand sluit aan op de balans in de jaarrekening van de SVB. Op de balans staan de premies die de Belastingdienst in december heeft geïnd als vordering. In januari ontvangt de SVB deze premies waarbij de valutadatum wordt teruggezet naar december. In mei 2018 is voor de AOW een rijksbijdrage van 11.463 miljoen betaald. Voor 2019 wordt de rijksbijdrage in mei geraamd op 12.117 miljoen. In 2018 is de Anw-premie verlaagd naar 0,1%. Hierdoor zijn de premies lager dan de uitkeringen en uitvoeringskosten en dalen de liquide middelen. Figuur 4.1 Liquiditeitsprognose AOW en Anw 2018 en 2019 (in miljoenen euro s) Voor de AKW, AIO, IOAOW en OBR zijn geen afzonderlijke cijfers opgenomen omdat hier op de rekening-courant van de SVB bij het Rijk nauwelijks liquide middelen aanwezig zijn. Het verstrekken van de rijksbijdragen AKW, AIO en OBR vindt namelijk vrijwel gelijktijdig met het betalen van de uitkeringen plaats: bij de AKW per kwartaal en bij de AIO en OBR per maand. De liquiditeitsdiepte- en hoogtepunten en de gemiddelde liquiditeit van het AOW- en Anw-fonds zijn opgenomen in Tabel 4.1. Tabel 4.1 Liquide middelen (in miljoenen euro s) Omschrijving AOW Anw Minimum 2018-3.471 3.563 Maximum 2018 5.161 3.762 Gemiddelde 2018 1.049 3.664 Minimum 2019-3.020 3.364 Maximum 2019 6.242 3.614 Gemiddelde 2019 1.699 3.506 SVB/F&CU18.057-2018 18

5 Meerjarenraming Het aantal gerechtigden en uitkeringsjaren AOW en de AOW-uitkeringslasten in vaste prijzen stijgen t/m 2021 nauwelijks. Het aantal 65-plussers neemt weliswaar toe, maar dit wordt gecompenseerd doordat de AOW-leeftijd jaarlijks met vier maanden wordt verhoogd. Na 2021 wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting en blijft de jaarlijkse verhoging van de AOW-leeftijd beperkt tot nul of drie maanden. Doordat de AOW-leeftijd na 2021 minder snel stijgt dan daarvoor, nemen de uitkeringslasten in vaste prijzen na 2021 sneller toe. Het aantal gerechtigden en uitkeringsjaren Anw en de Anw-uitkeringslasten in vaste prijzen dalen t/m 2024 door, omdat de instroom van nieuwe nabestaanden in de Anw kleiner is dan de gezamenlijke uitstroom van gerechtigden van de Anw én voormalige gerechtigden van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW). Bij de AKW dalen de uitkeringslasten in vaste prijzen tot 2024, omdat verwacht wordt dat het aantal minderjarige kinderen afneemt. Bij de AIO neemt het aantal gerechtigden en uitkeringslasten in vaste prijzen toe. Tabel 5.1 Ontwikkeling aantal gerechtigden ultimo en uitkeringsjaren AOW en Anw, gemiddeld aantal gerechtigden AKW, aantal huishoudens AIO Omschrijving 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 AOW ers 3.422.100 3.450.195 3.454.438 3.456.957 3.457.722 3.476.834 3.552.384 3.629.066 AOW uitk.jaren 3.091.246 3.117.706 3.129.609 3.133.994 3.137.439 3.152.597 3.219.444 3.292.498 Anw ers 31.442 29.871 28.853 28.021 27.360 26.681 25.546 24.750 Anw uitk.jaren 27.362 25.842 24.494 23.766 23.168 22.546 21.416 20.652 AKW gezinnen 3 1.904.128 1.892.736 1.878.106 1.865.497 1.854.404 1.846.794 1.844.651 1.846.720 AIO 45.357 46.799 47.564 48.448 49.362 51.296 56.112 60.705 Tabel 5.2 Ontwikkelingen uitkeringen AOW (in miljoenen euro s) Omschrijving 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 Uitk. v.a. 2018 in prijzen 2018 36.465 37.223 37.275 37.263 37.267 37.417 38.157 38.991 Uitkeringen in lopende prijzen 36.465 37.223 38.513 39.367 40.208 41.291 42.922 44.854 Tabel 5.3 Ontwikkelingen uitkeringen Anw excl. werkgeverslasten (in miljoenen euro s) Omschrijving 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 Uitk. v.a. 2018 in prijzen 2018 392 369 347 336 327 319 302 291 Uitkeringen in lopende prijzen 392 369 353 346 341 335 322 317 Tabel 5.4 Ontwikkelingen uitkeringen AKW (in miljoenen euro s) Omschrijving 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 Uitkeringen in prijzen 2018 3.306 3.320 3.292 3.267 3.245 3.229 3.221 3.218 Uitkeringen in lopende prijzen 3.306 3.330 3.353 3.391 3.424 3.468 3.478 3.475 Tabel 5.5 Ontwikkelingen uitkeringen AIO (in miljoenen euro s) Omschrijving 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 Uitk. v.a. 2018 in prijzen 2018 266 282 288 294 299 308 329 357 Uitkeringen in lopende prijzen 266 282 297 311 326 345 378 411 3 Gemiddelde van 4 kwartalen SVB/F&CU18.057-2018 19

6 Begroting TAS 2019 Ten behoeve van de aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te overleggen begroting over 2019 worden in dit hoofdstuk ramingen weergegeven van de te verwachten uitkeringslasten en uitvoeringskosten in 2018 en 2019 voor de regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS). Vanaf 1 april 2014 kunnen ook personen die asbestose hebben een aanvraag voor TAS of TNS indienen. 6.1 Realisatie TAS en TNS 2017 In 2017 zijn er in totaal 585 aanvragen ingediend, dit waren 492 aanvragen vanwege mesothelioom en 93 aanvragen vanwege asbestose. Als een aanvrager geen recht op TAS heeft, dan wordt gekeken of de aanvrager recht op TNS heeft. Vanwege deze gecombineerde beoordeling geven we het aantal aanvragen als totaal weer. In 2017 zijn er 317 TAS-vergoedingen toegekend vanwege mesothelioom, er waren 35 toekenningen vanwege asbestose. Er zijn 113 TNS-vergoedingen geweest vanwege mesothelioom en één TNS-vergoeding vanwege asbestose. Er zijn in 2017 62 afwijzingen geweest op aanvragen voor mesothelioom, er zijn 57 afwijzingen geweest op aanvragen vanwege asbestose. Het aantal aanvragen en toekenningen vanwege mesothelioom is een stuk lager dan waar in de actuele prognose rekening mee is gehouden. Het aantal toegekende TAS-vergoedingen fluctueert sterk, het is niet goed in te schatten wanneer mensen een TAS-uitkering aanvragen (en eventueel toegekend krijgen). De geactualiseerde raming was daarom gelijk gehouden aan de realisatie 2016. Na het afgeven van de raming daalde het aantal toekenningen. Hierdoor is het aantal toekenningen lager uitgekomen dan in de geactualiseerde raming. In totaal is er voor een bedrag van ruim 7,0 miljoen uitgekeerd. Door het lagere aantal toekenningen dan begroot, is dit lager dan de geactualiseerde raming over 2017. Naast deze uitkeringen zijn er in 2017 144 terugvorderingen ingesteld voor een bedrag van bijna 2,8 miljoen. Dit is lager dan de geactualiseerde raming over 2016 4. Na aftrek van deze terugvorderingen bedragen de uitkeringslasten 4,2 miljoen. Tabel 6.1 Begroting, geactualiseerde raming en realisatie aantallen en uitkeringslasten TAS en TNS 2017 Omschrijving Begroting Geactualiseerde Realisatie 2017 Raming 2017 2017 Aanvragen ingediend mesothelioom 520 561 492 Aanvragen ingediend asbestose 60 72 93 Toekenningen TAS mesothelioom 320 372 317 Toekenningen TAS asbestose 35 33 35 Toekenningen TNS mesothelioom 160 129 113 Toekenningen TNS asbestose 2 0 1 Uitkeringen TAS (in miljoenen euro s) 7,1 8,1 7,0 Terugvorderingen TAS (in miljoenen euro s) -3,6-4,0-2,8 Uitkeringslasten TAS (in miljoen euro s) 3,5 4,1 4,2 4 Terugvorderingen kunnen ook betrekking hebben op eerdere jaren. Het verloop en de fluctuaties van de toekenningen en terugvorderingen kunnen dan ook van elkaar verschillen. Door de fluctuaties (in combinatie met de geringe aantallen en de relatief hoge uitkeringsbedragen) kunnen de realisaties soms flink afwijken van de begroting. SVB/F&CU18.057-2018 20

6.2 Aanvragen en toekenningen TAS/TNS De ramingen voor 2018 en 2019 zijn gebaseerd op de gemiddelde realisaties van 2015 tot en met 2017. Voor mesothelioom ramen we dat er 535 aanvragen worden ingediend en afgehandeld in 2018 en 2019. We verwachten dat dit leidt tot 379 toegekende voorschotten TAS en 135 toegekende TNSvergoedingen per jaar. Voor asbestose verwachten we dat er in 2018 en 2019 105 aanvragen worden ingediend en afgehandeld. Dit leidt naar verwachting tot 39 toegekende voorschotten TAS, en twee toegekende TNS-vergoedingen. 6.3 Ramingen TAS 2018 en 2019 Uitgaande van in totaal 379 TAS-vergoedingen in 2018 en 2019 en een vergoeding van 20.355 per gerechtigde in 2018 en een indexering in 2019 van 2,9 procent 5 komen de uitkeringslasten TAS uit op afgerond 7,8 miljoen voor 2018 en 8,0 miljoen voor 2019. Het aantal terugvorderingen is gebaseerd op het aantal terugvorderingen als percentage van het aantal toekenningen in een jaar. Op basis van het gemiddelde percentage van de jaren 2015 tot en met 2017 gaan we uit van 178 terugvorderingen in 2018 en 2019. Dit leidt tot een bedrag van 3,6 miljoen aan terugvorderingen in 2018 en van 3,7 miljoen in 2019. Er worden nauwelijks extra terugvorderingen vanwege asbestose verwacht. Na aftrek van deze terugvorderingen worden de uitkeringslasten TAS geraamd op 4,2 miljoen in 2018 en 4,3 miljoen in 2019. De geactualiseerde raming 2018 is 0,1 miljoen lager dan de begroting 2018. Het aantal toekenningen vanwege mesothelioom is naar beneden bijgesteld, dit leidt tot lagere uitkeringslasten. Het aantal terugvorderingen is ook lager dan oorspronkelijk begroot. Hierdoor zijn per saldo de uitkeringslasten TAS ongeveer gelijk aan vorig jaar. In Tabel 6.2 staat een overzicht van de aantallen, uitkeringslasten en uitvoeringskosten 2018 en 2019. Tabel 6.2 Begroting en geactualiseerde raming aanvragen, toekenningen, uitkeringslasten en uitvoeringskosten TAS en TNS 2018 en 2019 Omschrijving Begroting Geactualiseerde Begroting 2018 Raming 2018 2019 Aanvragen ingediend mesothelioom 561 535 535 Aanvragen ingediend asbestose 72 105 105 Toekenningen TAS mesothelioom 372 340 340 Toekenningen TAS asbestose 33 39 39 Toekenningen TNS mesothelioom 129 135 135 Toekenningen TNS asbestose 0 2 2 Uitkeringen TAS (in miljoenen euro s) 8,3 7,8 8,0 Terugvorderingen TAS (in miljoenen euro s) -4,0-3,6-3,7 Saldo Uitkeringslasten TAS (in miljoenen euro s) 4,3 4,2 4,3 Uitvoeringskosten TAS (in miljoenen euro s) 1,2 1,3 1,2 Totaal lasten TAS (in miljoenen euro s) 5,5 5,5 5,5 5 Dit is de verwachte indexering van het brutominimumloon uit de Centraal Economisch Plan 2018 van het Centraal Planbureau. SVB/F&CU18.057-2018 21

7 Begroting Remigratiewet 2019 7.1 Ontwikkelingen Per 1 juli 2014 gelden er strengere regels voor de remigratiewet. Mensen krijgen nog een remigratieuitkering als ze: buiten Nederland in een land van herkomst zijn geboren; 18 jaar of ouder waren toen ze in Nederland kwamen wonen; 55 jaar of ouder zijn; minimaal acht jaar legaal in Nederland wonen; al minstens één jaar een Nederlandse uitkering krijgen. Een remigratievoorziening is een periodieke uitkering, vermeerderd met de eventuele premie zorgverzekeringswet of de tegemoetkoming ziektekosten. Vanaf 1 juli 2014 kunnen er geen aanvragen meer gedaan worden voor de basisvoorziening. In deze raming is rekening gehouden met de verhoging van de AOW-leeftijd. 7.2 Uitkeringslasten Remigratiewet in 2017 In 2017 zijn 335 aanvragen in behandeling genomen. In 2017 zijn 168 remigratievoorzieningen toegekend. Het overgrote deel van de toegekende remigratievoorzieningen heeft betrekking op aanvragen uit voorgaande jaren. De hoogte van de remigratievoorziening is afhankelijk van het bestemmingsland en de gezinssituatie (gehuwd of alleenstaand). De voorziening komt tot uitbetaling vanaf het moment van vertrek. Na toekenning heeft de remigrant in principe een halfjaar de tijd om te vertrekken. Op de periodieke remigratie-uitkering, worden samenlopende uitkeringen in het kader van de WIA (en de inmiddels afgeschafte WAO/WAZ), Wajong, AOW, Anw en Toeslagenwet in mindering gebracht. Klanten waarvan de samenlopende uitkering hoger is dan de periodieke uitkering zijn de zogenaamde nihilgerechtigden. In dat geval wordt de periodieke uitkering, op de tegemoetkoming ziektekosten na, volledig gekort. Bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd ontvangen vrijwel alle remigranten een AOWpensioen. Als dit pensioen hoger is dan de remigratie-uitkering, dan wordt deze omgezet naar een nihil-uitkering. In 2017 waren er bijna 14.300 klanten met recht op een remigratie-uitkering. Hiervan hadden bijna 5.700 klanten een volledige uitkering, bijna 1.500 klanten een gekorte uitkering en bijna 7.100 klanten een nihil-uitkering. Het aantal aanvragen en toekenningen en de opbouw naar samenloop voor 2017 staat in Tabel 7.1 op de volgende pagina. Tabel 7.1 Vergelijking aantal aanvragen en toekenningen realisatie 2017 met realisatie 2016 en prognose 2017 Omschrijving Realisatie 2016 Prognose 2017 Realisatie 2017 Aanvragen in behandeling genomen 331 500 335 Toekenningen 215 240 168 SVB/F&CU18.057-2018 22

Tabel 7.2 Vergelijking aantal klanten ultimo jaar naar samenloop realisatie 2017 met realisatie 2016 en prognose 2017 Omschrijving Realisatie 2016 Prognose 2017 Realisatie 2017 Volledige uitkeringen 5.832 5.810 5.694 Gekorte uitkeringen 1.434 1.410 1.498 Subtotaal Klanten exclusief nihil 7.266 7.220 7.192 Nihiluitkeringen 7.168 7.080 7.093 Klanten inclusief nihil 14.434 14.300 14.285 In 2017 zijn er minder toekenningen geweest dan geraamd. Hierdoor zijn er eind 2017 ook iets minder gerechtigden dan geraamd. Bij de ramingen van de remigratievoorzieningen wordt onderscheid naar vertrekdatum gemaakt. Voor remigranten die vertrokken zijn vanaf 1 april 2000 wordt de periodieke uitkering jaarlijks geïndexeerd en is de remigrant verdragsgerechtigde voor de Zorgverzekeringswet of ontvangt een tegemoetkoming ziektekosten. Vaak is een zorgverzekering in het bestemmingsland niet mogelijk, zodat veel remigranten een tegemoetkoming ziektekosten ontvangen. Tabel 7.3 Vergelijking gemiddeld aantal klanten excl. nihil naar vertrekdatum realisatie 2016 met realisatie 2017 en prognose 2017 Omschrijving Realisatie Prognose Realisatie 2016 2017 2017 Vertrokken vóór 1-4-2000, Gemiddeld aantal klanten 689 670 663 Vertrokken vóór 1-4-2000, Gemiddelde maanduitkering (in euro s) 237 236 243 Vertrokken vóór 1-4-2000, Uitkeringslasten (in miljoenen euro s) 2,0 1,9 1,9 Vertrokken na 1-4-2000, Gemiddeld aantal klanten 6.596 6.580 6.566 Vertrokken na 1-4-2000, Gemiddelde maanduitkering (in euro s) 495 498 497 Vertrokken na 1-4-2000, Uitkeringslasten (in miljoenen euro s) 39,1 39,3 39,2 Vertrokken na 1-4-2000 nihil met ziektekosten, Gemiddeld aantal klanten 1.291 1.340 1.378 Vertrokken na 1-4-2000 nihil met ziektekosten, Gemiddelde tegemoetkoming ziektekosten (in euro s per maand) 64 79 64 Vertrokken na 1-4-2000 nihil met ziektekosten, Uitkeringslasten (in miljoenen euro s) 1,0 1,3 1,1 Totaal Uitkeringslasten (in miljoenen euro s) 42,1 42,5 42,2 In 2017 werd 41,1 miljoen uitgekeerd aan remigratievoorzieningen en 1,1 miljoen aan tegemoetkoming ziektekosten voor nihil-gerechtigden, totaal 42,2 miljoen. De gerealiseerde uitkeringslasten voor remigratievoorzieningen zijn daarmee nagenoeg gelijk aan de prognose en aan 2016. De uitkeringslasten voor tegemoetkoming ziektekosten zijn iets lager dan begroot. SVB/F&CU18.057-2018 23

7.3 Raming uitkeringen remigratievoorziening 2018 tot en met 2024 Het aantal toekenningen is in 2017 is gedaald ten opzichte van 2016. Hierdoor wordt de huidige raming lager dan de vorige raming. Voor de jaren 2018 tot en met 2024 gaan we uit van ongeveer 200 toekenningen voor de remigratievoorziening per jaar. Deze raming is gebaseerd op de realisaties en op de emigratieprognose van het CBS en houdt rekening met verhoging van de minimumleeftijd en beperkingen voor remigratie naar EU-landen tot mensen die zich al voor de toetredingsdatum van dat EU-land in Nederland gevestigd hebben. Tabel 7.4 Toekenningen realisatie 2017 en raming 2018 t/m 2024 Omschrijving 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 Aanvragen 335 340 360 360 400 400 400 400 Toekenningen 168 180 190 190 210 210 210 220 Tabel 7.5 Aantal klanten naar samenloop realisatie ultimo 2017 en raming ultimo 2018 t/m 2024 Soort uitkering 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 Volledige uitkeringen 5.694 5.620 5.540 5.460 5.190 5.110 5.020 4.930 Gekorte uitkeringen 1.498 1.450 1.430 1.410 1.340 1.310 1.290 1.270 Subtotaal Klanten excl. nihil 7.192 7.070 6.970 6.870 6.530 6.420 6.310 6.200 Nihil-uitkeringen 7.093 7.000 6.870 6.720 6.810 6.660 6.490 6.320 Klanten incl. nihil 14.285 14.070 13.840 13.590 13.340 13.080 12.800 12.520 Voor remigranten die vertrokken zijn vanaf 1 april 2000 wordt de periodieke uitkering jaarlijks geïndexeerd en is de remigrant verdragsgerechtigd voor de Zorgverzekeringswet of ontvangt een tegemoetkoming ziektekosten. Voor remigranten die vóór april 2000 vertrokken, zijn de uitkeringen niet geïndexeerd en bestaat er geen recht op een tegemoetkoming ziektekosten. Omdat het zorgpakket per verdragsland sterk verschilt, zijn de premies gedifferentieerd op basis van de kosten van het zorgpakket in het woonland. Bij verdragsgerechtigden voor de Zorgverzekeringswet (remigranten met een samenlopende uitkering) zijn de zorgkosten daardoor lager. Deze verdragsgerechtigden konden ook aanspraak maken op zorgtoeslag. De zorgtoeslag is naar rato van de gedifferentieerde premie. Voor de indexering van de uitkeringsbedragen gaan we, conform de Remigratiewet, uit van de helft van de indexering van de bijstandsnorm. In Tabel 7.6 staan de aantallen en de bedragen voor de remigratievoorziening, de uitkeringslasten zijn in constante prijzen 2017. In de komende jaren wordt een geleidelijke daling van de uitkeringslasten verwacht tot 37,5 miljoen in 2024. De raming van de uitkeringslasten voor de remigratievoorziening ligt lager dan in de begroting uit juni 2017 werd geraamd. Dit komt door de lagere raming van het aantal gerechtigden dat hierboven is beschreven. In Tabel 7.7 staan de bedragen en uitkeringslasten in lopende prijzen. SVB/F&CU18.057-2018 24