Geschiedenis van de OTS

Vergelijkbare documenten
Jeugdbescherming in Nederland

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK)

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Wat is OTS? (Onder ToezichtStelling)

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is

Als uw kind onder toezicht gesteld wordt

ECLI:NL:GHARN:2012:BY4474

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Ondertoezichtstelling (Gezinsvoogdij)

Welkom bij de William Schrikker Groep

Wat is Voogdij? Deze folder is voor ouders van cliënten van de

Aangenomen en overgenomen amendementen

Versie mei Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Voogdij

Bezwaar en beroep Jeugdwet Betekenis voor gemeenten

INZICHT IN JEUGDRECHT

Afkortingen 13 I PERSONEN- EN FAMILIERECHT 23

Bureau Jeugdzorg Drenthe. Ondertoezichtstelling. BureauJeugdzorgDrenthe. november 2012 /

Ondertoezichtstelling (OTS) Wat betekent een ondertoezichtstelling voor u en uw kind? Wat kunt u verwachten?

Rechten en nieuwe wetten in de pleegzorg

Presentatie Samen Veilig

Voogdijmaatregel Informatie voor ouders over voogdij

1.3.4 Recente wetswijzigingen De organisatie van de jeugdhulpverlening Samenwerkingsvormen... 17

Jeugdbescherming Informatie voor jongeren

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Minderjarigheid in het recht

Afkortingen 13 I PERSONEN- EN FAMILIERECHT 23

Werkwijze gemeente bij opname in Gesloten accommodatie

Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders

Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Onderzoek Raad voor de Kinderbescherming

De Minister van Justitie D.t.v. mw. mr. drs. J. Kok Postbus EH Den Haag. Geachte heer Hirsch Ballin,

Pleegoudersupport Zeeland

Wat is ondertoezichtstelling?

Naar de rechtbank. Informatie voor pleegouders

Bureau Jeugdzorg afdeling Jeugdbescherming. Mathilde Roubos Anjo Mangelaars

De Wet op de Jeugdzorg in grote lijnen

Wat is ondertoezichtstelling?

De ondertoezichtstelling herzien

Voor ouders over de voogdijmaatregel

Aanbevelingen bij de Beleidsvisie Kind in de Pleegzorg. I. Aanpassing van kinderbeschermingswetgeving

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Uithuisplaatsing (UHP)

UW KIND ONDER TOEZICHT GESTELD. WAT BETEKENT DAT? INFORMATIE VOOR OUDERS 1 UW KIND ONDER TOEZICHT GESTELD. WAT BETEKENT DAT?

Inhoudsopgave. Woord vooraf / 11

Versie mei Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Bezwaar en Beroep

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Voorlopige Ondertoezichtstelling (VOTS)

Zorg om het kind - bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht -

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Kinderen beschermen we samen. Gemeente Peel en Maas 21 november 2015

Stelselwijziging. Jeugd. Jeugdbescherming. Transitiebureau Jeugd Jeugdbescherming 1

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Jeugdbescherming Informatie voor jongeren

Kinderen beschermen we samen. Gemeente en Raad voor de Kinderbescherming in het nieuwe Stelsel voor de jeugd

Als het mis dreigt te gaan met je opvoeding

Ministerie van Veiligheid en Justitie De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Postbus EH Den Haag. Geachte heer Teeven,

1 Inleiding recht. 1.1 Inleiding. 1.2 Omschrijving en doel

Pleegzorg, dat doen we samen. Over de samenwerking tussen Bureau Jeugdzorg en Pleegzorg

Evoluties in het Nederlandse jeugdbeschermingsrecht

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

ECLI:NL:RBDHA:2014:8157

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ONDERSTEUNING BESCHERMING TOEZICHT

Protocol Informatieverstrekking. november 2017

Memorie van toelichting

Congres De ots90 jaar:versleten of vitaal? Workshop: ots, omgang en het belang van het kind

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Hulp bij crisis

ECLI:NL:RBAMS:2015:10059

Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden. van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

Als uw kind in aanraking komt met de politie

Voor ouders over de ondertoezichtstelling

Ondertoezichtstelling

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

Opmerkingen over Hoofdstuk 1. Wijziging van wetten Artikel 1.8, wijziging van het Bw

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

JEUGDBESCHERMING NOORD. Ondertoezichtstelling (OTS)

Schuingedrukte woorden worden uitgelegd in een woordenlijst op pagina 4.

ECLI:NL:RBMNE:2014:2366

Advies over het concept Wetsvoorstel wijziging Jeugdwet in verband met wijziging woonplaatsbeginsel

INFORMATIE VOOR JONGEREN 1 ONDER TOEZICHT GESTELD WAT BETEKENT DAT?

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Algemeen

Als het mis dreigt te gaan met je opvoeding (voor kinderen en jongeren)

Sonja de Pauw Gerlings Döhrn, kinderrechter Rotterdam

ECLI:NL:GHARL:2015:3052

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Handreiking professionals privacy Centrum Jeugd en Gezin Zeist

Protocol communicatie met gescheiden ouders Versie 12 maart Openbaar basisonderwijs

De eerste wijziging mandaatbesluit Coördinator Centrum voor Jeugd en Gezin Drimmelen Geertruidenberg

Psychologische en psychiatrische rapportage in civiele zaken. Informatie voor betrokkene

ECLI:NL:GHDHA:2014:935

Jeugdbescherming en jeugdreclassering. Inleiding Nicis/G32 Den Haag, 15 april 2011 Adri van Montfoort

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Over de Raad voor de Kinderbescherming. Ieder kind heeft recht op bescherming

ECLI:NL:GHARL:2015:1824

ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3762

Factsheet Voor alle kinderen. Jeugdwet en minderjarige vreemdelingen

Protocol informatieverstrekking gescheiden ouders

Transcriptie:

1 Geschiedenis van de OTS 1.1 Inleiding Ruim 85 jaar geleden werd de ondertoezichtstelling (OTS) ingevoerd. Doel ervan was om ouders en kinderen 1 tijdelijke gedwongen hulp te verlenen in de hoop dat de ouders daarna weer zelfstandig verder zouden kunnen met hun kind(eren). In de loop van de jaren is de wetgeving over de OTS regelmatig herzien. Ook op 15 maart 2011 is er weer een wetsvoorstel in de Tweede Kamer aangenomen dat tot doel heeft om de OTS aan te passen aan de eisen van deze tijd. 1.2 Ontstaan van de OTS Aan het begin van de vorige eeuw (1905) kwam er wetgeving die het voor de overheid mogelijk maakte om kinderen tegen hun ouders te beschermen. Door deze wetgeving kon de rechter ouders het gezag ontnemen als duidelijk was dat zij hun kinderen bijvoorbeeld verwaarloosden of inschakelden bij strafbare feiten. Al vrij snel na de invoering van deze kinderbeschermingsmaatregelen werd duidelijk dat het in lang niet alle gevallen nodig was om het gezag bij de ouders weg te halen en de kinderen bij hen weg te halen. Daarom werd in 1922 als nieuwe kinderbeschermingsmaatregel de OTS ingevoerd. Bij een OTS blijft het gezag in handen van de ouders en kunnen de kinderen in ongeveer de helft van de gevallen thuis blijven wonen. Het gezag van de ouders wordt wel beperkt, want het Bureau Jeugdzorg houdt toezicht op het kind. De ouders en het kind zijn verplicht de hulp en steun van het Bureau Jeugdzorg te aanvaarden en de (schriftelijke) aanwijzingen van dit bureau op te volgen. Doel van de OTS is om de ouders en hun kind tijdelijk gedwongen begeleiding te geven in de verwachting dat het gezin na enige tijd weer zelfstandig verder kan. 1.3 Aanpassingen en wijzigingen In de loop van de tijd zijn de wettelijke regels over de kinderbescherming regelmatig aangepast. Zo werden in 1956 de toenmalige voogdijraden omgevormd tot Raden voor de Kinderbescherming. In 1982 kregen kinderen vanaf twaalf jaar een 1. In deze Kleine Gids wordt de term kind gebruikt voor alle kinderen en jongeren tot 18 jaar. 17

1.4 Geschiedenis van de OTS in de wet vastgelegd hoorrecht. Dit wil zeggen dat de kinderrechter kinderen de gelegenheid moet geven om hun mening te geven (horen) voordat hij een uitspraak doet over hun positie. Bijvoorbeeld over het gezag dat over hen wordt uitgeoefend, of over het opleggen van een OTS. In 1995 zijn de regels van de OTS ingrijpend gewijzigd. Tot die tijd had de kinderrechter een dubbelrol: hij besliste of er een OTS werd opgelegd en hij bepaalde en controleerde de hulp die tijdens de OTS aan het gezin werd geboden. Omdat er steeds meer kritiek kwam op deze dubbelrol van de kinderrechter, werden de verschillende taken uit elkaar gehaald: de kinderrechter beslist over het opleggen of verlengen van een OTS. De gezinsvoogdijinstelling (later het Bureau Jeugdzorg) voert de ondertoezichtstelling uit en bepaalt welke hulp wordt ingezet. De Raad van de Kinderbescherming neemt het initiatief tot de maatregel en heeft een toetsende taak. Dit wil zeggen dat de Raad een controlerende taak heeft als het Bureau Jeugdzorg besluit om een OTS of een uithuisplaatsing tussentijds te beëindigen. In 2005 werd de Wet op de jeugdhulpverlening vervangen door de Wet op de jeugdzorg (Wjz). Daarmee werd de organisatie van de jeugdzorg ingrijpend veranderd. Een centrale plaats binnen het stelsel kreeg het Bureau Jeugdzorg, dat de toegang vormt tot de geïndiceerde jeugdzorg. Daarnaast voert het Bureau Jeugdzorg de voogdij, de gezinsvoogdij en de jeugdreclassering uit. Ook maakt het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling deel uit van het Bureau Jeugdzorg. In 2008 kwam er door een wijziging in de Wet op de jeugdzorg een nieuwe vorm van geïndiceerde jeugdzorg, namelijk de gesloten jeugdzorg. Dit wil zeggen: jeugdzorg in een gedwongen en gesloten kader. In 2012 wordt de OTS opnieuw gewijzigd. In de nieuwe wetgeving worden de posities van het Bureau Jeugdzorg en van de gezinsvoogd versterkt, net als de positie van de pleegouders. Daarnaast zorgt de wetswijziging voor een betere aansluiting tussen een OTS en de andere kinderbeschermingsmaatregel, de beëindiging van het gezag. In diezelfde wetswijziging is ook een nieuwe, lichtere kinderbeschermingsmaatregel geïntroduceerd: de maatregel van opgroeiondersteuning (MVO). 1.4 Stijging van het aantal OTS-zaken De laatste jaren worden er, zo blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, steeds meer kinderen onder toezicht gesteld. Tussen 1998 en 2002 bleef het aantal kinderen dat jaarlijks onder toezicht werd gesteld ongeveer gelijk. Dit aantal lag rond de 5.000 per jaar. Tussen 2002 en 2007 is het aantal verdubbeld, binnen vijf jaar is het aantal keren per jaar dat een OTS wordt opgelegd gestegen van 5.000 naar ongeveer 10.000. In de periode tussen 2007 en 2013 wordt voor de groep kinderen tussen 0 en 11 jaar nog weer een stijging van 51 procent van het aantal OTS en verwacht en voor de groep jongeren van 12 tot 17 jaar een stijging van 29 procent. 18

Geschiedenis van de OTS 1.4 Algemeen wordt aangenomen dat de toename deels te maken heeft met een grotere alertheid van beroepskrachten op zorgelijke gezinssituaties. Ook wordt de toename in verband gebracht met de complexere problematiek waarmee sommige kinderen kampen. De stijging van het aantal OTS-zaken staat niet op zichzelf. Want het aantal minderjarigen dat via het Bureau Jeugdzorg vrijwillige jeugdzorg wordt geboden, laat in diezelfde jaren een vergelijkbare stijging zien. Overigens is het aantal zaken waarin de rechter het gezag geheel bij de ouders wegneemt de laatste jaren nauwelijks toegenomen. 19

2 Wet- en regelgeving over de OTS 2.1 Inleiding De OTS wordt geregeld in verschillende wetten en regelingen. Het Burgerlijk Wetboek beschrijft het doel en de inhoud van de OTS en geeft aan in welke gevallen deze opgelegd kan worden. Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering beschrijft de procedure bij de rechtbank. De Wet op de jeugdzorg geeft regels voor de uitvoering van de OTS door het Bureau Jeugdzorg. De Algemene wet bestuursrecht beschrijft de besluiten die het Bureau Jeugdzorg als bestuursorgaan neemt. Tot slot heeft ook internationale wetgeving invloed op de OTS. 2.2 Burgerlijk Wetboek De OTS wordt geregeld in het Burgerlijk Wetboek (BW). Het BW bestaat uit acht boeken. Het eerste boek beschrijft het personen- en familierecht. Daar staan bijvoorbeeld de regels in over de voor- en achternaam, over het huwelijk, de echtscheiding en het gezag over minderjarigen. In dit eerste boek staan ook de regels over de verschillende maatregelen van kinderbescherming, zoals de OTS, de ontheffing en de ontzetting. De regeling van de OTS staat in het BW vanaf artikel 1:254. Omdat ieder boek van het BW opnieuw met artikel 1 begint, is het gebruikelijk om bij een wetsartikel ook het nummer van het boek te vermelden, vandaar artikel 1:254 BW. Boek 1 van het BW beschrijft onder andere wie er om een OTS kunnen verzoeken, in welke gevallen een OTS kan worden opgelegd en welke extra regels er gelden voor een uithuisplaatsing. 2.3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staan de regels die gelden voor de juridische procedures die in het burgerlijk recht worden gevoerd. Bij de OTS valt dan bijvoorbeeld te denken aan de procedure voor het aanvragen of verlengen van de OTS en voor de uithuisplaatsing. Behalve de algemene procedureregels van het Rv zijn bij OTS-procedures ook van belang de specifieke procedureregels voor rechtszaken over minderjarigen (artikel 808-813 Rv). 21

2.5 Wet- en regelgeving over de OTS De regels van het procesrecht zijn nader uitgewerkt in het Procesreglement Civiel Jeugdrecht. Hierin is te vinden hoe en wanneer de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg een verzoekschrift in behoren te dienen. 2.4 Wet op de jeugdzorg De Wet op de jeugdzorg (Wjz) regelt vooral de organisatie van de jeugdzorg. Zoals de taken en de positie van het Bureau Jeugdzorg en van de instellingen die jeugdzorg bieden. Eén van de wettelijke taken van het Bureau Jeugdzorg is het uitvoeren van de OTS. De Wjz beschrijft daarnaast de kwaliteitseisen waaraan het werk van het Bureau Jeugdzorg en van de aanbieders van jeugdzorg moet voldoen. Deze kwaliteitseisen gelden ook voor de uitvoering van de OTS. Zo moet er bijvoorbeeld bij ieder kind gewerkt worden op basis van een plan van aanpak waarover overleg is gevoerd met de ouders en het kind. Tot slot bevat de Wjz ook de privacyregels en het klachtrecht van ouders en kinderen. In het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg (UWjz) worden de regels van de Wjz uitgewerkt. Voor de uitvoering van de OTS gebeurt dit in de artikelen 43, 44 en 45. Het gaat in deze artikelen vooral over het plan van aanpak: wat daar in ieder geval in moet staan en dat het er binnen zes weken moet liggen, nadat het Bureau Jeugdzorg door de kinderrechter met de uitvoering van de OTS is belast. Ook bepaalt het UWjz dat het Bureau Jeugdzorg binnen vijf dagen een van zijn medewerkers moet aanwijzen als gezinsvoogd. Er bestaan plannen om de organisatie van de jeugdzorg ingrijpend te veranderen. Deze plannen moeten nog uitgewerkt worden in concrete wetsvoorstellen die dan vervolgens door de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld. Het gaat zeker nog enige jaren duren voordat een mogelijke reorganisatie van de jeugdzorg rond is. Zoals de plannen er in het voorjaar van 2011 uitzien, zullen gemeenten meer dan tot nu toe het geval is verantwoordelijk worden voor de vrijwillige jeugdzorg en lijkt er geen rol meer weggelegd voor de provincies. Waar de uitvoering van de gedwongen jeugdzorg, zoals de OTS en de voogdij, precies terechtkomt, is nog niet duidelijk. 2.5 Algemene wet bestuursrecht Als uitvoerder van de OTS heeft het Bureau Jeugdzorg de bevoegdheid om besluiten te nemen over het kind en zijn ouders. Zo kan het Bureau Jeugdzorg de ouders en het kind bijvoorbeeld een schriftelijke aanwijzing geven of een indicatiebesluit nemen waardoor het kind en zijn ouders recht krijgen op door het Bureau Jeugdzorg aangewezen vormen van (jeugd)zorg. Instellingen die de wettelijke bevoegdheid hebben om burgers rechten toe te kennen of om hun rechten in te perken, worden bestuursorganen genoemd. De 22

Wet- en regelgeving over de OTS 2.6 Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt eisen aan het optreden en aan de besluiten van bestuursorganen. Omdat het Bureau Jeugdzorg onder andere bij de uitvoering van de OTS een bestuursorgaan is, gelden de regels van de Awb ook voor het Bureau Jeugdzorg. Daarom moeten bijvoorbeeld het besluit over een schriftelijke aanwijzing en het indicatiebesluit voldoen aan de zorgvuldigheidseisen van de Awb. 2.6 Internationale verdragen Het internationale recht heeft steeds meer invloed op onze nationale wetgeving. Voor de OTS zijn vooral van belang het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) en het Haags Kinderbeschermingsverdrag. Artikel 8 EVRM beschermt onder andere het family life, oftewel het gezins- en familieleven. Dit recht op family life geldt niet alleen voor formele gezinsleden zoals ouders en kinderen, maar onder bepaalde voorwaarden ook voor grootouders en kleinkinderen en voor pleegouders en hun voormalig pleegkind. De bescherming van het family life in artikel 8 EVRM betekent dat er niet zomaar inbreuk mag worden gemaakt op het gezinsleven; dat mag alleen als deze inbreuk is vastgelegd in een wet. Artikel 8 EVRM is vooral van belang bij een eventuele uithuisplaatsing. Het IVRK, een verdrag van de Verenigde Naties, legt een groot aantal rechten van kinderen vast op economisch, politiek en cultureel terrein. Voor de gezinsvoogd zijn de volgende drie hoofdlijnen van het IVRK van belang. Om te beginnen moeten ouders, volgens het IVRK, in staat worden gesteld hun eigen kind naar hun eigen goeddunken op te voeden. Daarnaast hebben kinderen het recht om door hun eigen ouders opgevoed te worden. Maar tegelijkertijd geldt er een verplichting voor staten om op te treden als het kind bescherming nodig heeft. In deze driehoek voert de gezinsvoogd zijn taken uit. Een artikel uit het IVRK waarnaar nogal eens verwezen wordt, is artikel 3, dat voorschrijft dat iedereen die maatregelen en besluiten over kinderen moet nemen, daarbij de belangen van het kind het zwaarst moet laten wegen. Het Haags Kinderbeschermingsverdrag geeft regels voor die gevallen waarin ouders en kinderen met meer dan één land verbonden zijn. Bijvoorbeeld als zij in het ene land wonen en de nationaliteit hebben van het andere land, of als de maatregel door autoriteiten in het ene land is opgelegd, maar in een ander land moet worden uitgevoerd omdat het gezin tijdens de maatregel verhuist. Of als ouders zich onttrekken aan de uitvoering van een maatregel en verhuizen naar een ander land dat onder het Haags Kinderbeschermingsverdrag valt. Uitgangspunt van het verdrag is dat de rechter van het land waar het kind woont, bevoegd is om maatregelen te nemen om het kind te beschermen. Zo kan een Nederlandse rechter een OTS uitspreken over een Somalische jongen die in ons land woont. Daarnaast bepaalt het verdrag dat de lidstaten het ouderlijk gezag en de kinderbeschermingsmaatregelen van elkaar erkennen en zo nodig ook voor elkaar uitvoeren. 23

2.7 Wet- en regelgeving over de OTS 2.7 OTS en vreemdelingenrecht Een Nederlandse rechter kan over iedere minderjarige die in ons land verblijft een OTS uitspreken, ook over minderjarigen met een andere nationaliteit of over minderjarigen die geen geldige verblijfspapieren (meer) hebben (illegalen). Voor de uitvoering van de OTS is het soms problematisch dat een OTS niet automatisch betekent dat een kind tijdens de uitvoering van de maatregel in ons land mag blijven. Feitelijk weegt de uitvoering van het vreemdelingenrecht regelmatig zwaarder dan de uitvoering van de OTS. Zo komt het wel eens voor dat een kind dat door de rechter onder toezicht is gesteld, omdat hij dringend hulp nodig heeft die zijn ouders hem niet op vrijwillige basis (kunnen) bieden, enige tijd later samen met zijn ouders het land wordt uitgezet. Ofschoon door overleg tussen alle betrokken partijen dergelijke situaties zo veel mogelijk worden voorkomen, roept dit in de jeugdzorg en onder juristen vragen op, zeker ook omdat het IVRK en het Haags Kinderbeschermingsverdrag van overheden vragen om kinderen te beschermen. De komende jaren zal moeten blijken of de discussies hierover gaan leiden tot duidelijke regels over betere bescherming van deze groep kinderen. Is het gezag de ouders ontnomen, dan ligt de zaak anders. In dat geval kan de voogd voor het kind dat hier zonder geldige verblijfspapieren verblijft, een verblijfsvergunning aanvragen vanwege de bijzondere individuele omstandigheden waarin het verkeert (artikel 3.4 lid 3 Vreemdelingenbesluit) of vanwege het verblijf in een pleeggezin (artikel 3.28 Vreemdelingenbesluit). Heeft het kind eenmaal een verblijfsvergunning, dan is zijn verblijfsstatus legaal en kan hij in principe in ons land blijven, ook als zijn ouders worden uitgezet. 24

3 Instellingen en functionarissen die betrokken zijn bij de OTS 3.1 Inleiding Er zijn verschillende instellingen en functionarissen betrokken bij de OTS. De Raad voor de Kinderbescherming verzoekt, na onderzoek, om de maatregel bij de rechtbank. Daarnaast heeft de Raad tijdens de uitvoering van de OTS een controlerende taak. De kinderrechter beslist of de OTS wordt opgelegd. Het Bureau Jeugdzorg is verantwoordelijk voor de uitvoering van de OTS. De feitelijke uitvoering is grotendeels in handen van de gezinsvoogd. 3.2 Raad voor de Kinderbescherming Het initiatief voor een OTS ligt (bijna altijd) bij de Raad voor de Kinderbescherming (in het vervolg kortweg de Raad genoemd). De Raad spoort niet zelf actief kinderen in de knel op. Die taak ligt vooral bij het Bureau Jeugdzorg. In het stelsel van de Wet op de jeugdzorg vormt het Bureau Jeugdzorg de centrale toegang tot de jeugdzorg. Ouders en kinderen komen vaak zelf naar het Bureau Jeugdzorg omdat zij hulp bij de opvoeding nodig hebben. In andere gevallen doen beroepskrachten, zoals bijvoorbeeld docenten, jeugdartsen of de politie, een zogeheten zorgmelding bij het Bureau Jeugdzorg, omdat zij zich zorgen maken over de ontwikkeling van een kind. In al deze gevallen beoordeelt het Bureau Jeugdzorg de problematiek van het kind en zijn opvoeders en beslist welke vorm van jeugdzorg noodzakelijk is. Meent het Bureau dat een maatregel van kinderbescherming moet worden overwogen, dan deelt het bureau dit mee aan de Raad. De Raad stelt in reactie op deze mededeling een onderzoek in naar de situatie van het kind. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een medewerker van de Raad die verbonden is aan één van de 22 locaties van de Raad. Voor dit onderzoek geldt een aantal regels, vastgelegd in het zogeheten Kwaliteitskader. Dit Kwaliteitskader beschrijft de aandachtspunten van het onderzoek en geeft regels voor de contacten met de ouders en met anderen. De raadsmedewerker bespreekt de opzet en de voortgang van het onderzoek met zijn leidinggevende en met een gedragswetenschapper. Als het onderzoek is afgerond, worden de uitkomsten van het onderzoek vastgelegd in een rapport. Dan wordt ook duidelijk of de Raad een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk vindt. Is dat het geval, dan 25

3.3 Instellingen en functionarissen die betrokken zijn bij de OTS verzoekt de Raad de kinderrechter om een OTS of om een maatregel waarbij het gezag van de ouders wordt beëindigd. Onderzoeken van de Raad zijn geprotocolleerd en beginnen en eindigen altijd met een multidisciplinair overleg. Uitgangspunt van het Kwaliteitskader is een open werkwijze. De ouders worden als eerste over het onderzoek geïnformeerd. Zij krijgen de gelegenheid om hun mening te geven en zij horen van de raadsmedewerker met welke andere personen hij gaat spreken om informatie in te winnen. Ook het rapport dat de Raad opstelt, wordt eerst met de ouders doorgesproken. Feitelijke onjuistheden worden gecorrigeerd en een eventueel verschil van mening tussen de ouders en de raadsmedewerker wordt achter in het rapport opgenomen. Alleen als er gevreesd moet worden voor levensgevaar of voor ernstige psychische schade bij het kind, als dus onmiddellijk een maatregel noodzakelijk lijkt te zijn, wordt een uitzondering gemaakt op deze werkwijze. De Raad is, als het om kinderbeschermingsmaatregelen gaat, vooral een zogeheten tweedelijnsvoorziening, waar beroepskrachten meestal niet zelf terecht kunnen met hun zorgen over kinderen. Die zorgen melden ze bij het Bureau Jeugdzorg dat beslist of de zaak aan de Raad moet worden doorgegeven. Alleen in situaties waarin er sprake is van een acute dreiging voor het kind, kan de Raad een zaak ook zonder tussenkomst van het Bureau Jeugdzorg in onderzoek nemen. LET OP! Het kind zelf heeft niet de bevoegdheid om een OTS-verzoek in te dienen. 3.2.1 Toetsende taak van de Raad Heeft de kinderrechter eenmaal een OTS opgelegd, dan heeft de Raad tijdens de uitvoering van de OTS een toetsende taak. De Wjz vraagt namelijk van de Raad om een aantal besluiten van het Bureau Jeugdzorg te controleren (artikel 1:265j BW). De Raad moet controle uitoefenen op de volgende besluiten van het Bureau Jeugdzorg: het niet vragen van een verlenging van de OTS; het niet vragen van een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing; het beëindigen van een uithuisplaatsing. 3.3 Kinderrechter De procedure voor een OTS begint met een verzoekschrift. Een verzoekschrift is een officiële brief waarin de indiener (doorgaans de Raad) de rechtbank verzoekt om een bepaalde uitspraak te doen, bijvoorbeeld om een kind onder toezicht te stellen. Dit verzoekschrift wordt ingediend bij de rechtbank. Binnen de rechtbank wordt het OTS-verzoek toegewezen aan de kinderrechter. De kinderrechter is een rechter 26

Instellingen en functionarissen die betrokken zijn bij de OTS 3.4 van de rechtbank die (een aantal jaren) speciaal is belast met zaken over minderjarigen. Hij doet strafzaken tegen minderjarigen én zaken die te maken hebben met gezag, omgang en kinderbeschermingsmaatregelen. Nadat de kinderrechter de verzoeker, de ouders, het kind (vanaf twaalf jaar) en alle andere belanghebbenden (zoals bijvoorbeeld de pleegouders) de gelegenheid heeft gegeven om hun mening over de zaak te geven, komt hij met zijn uitspraak. De kinderrechter toetst vooral of de OTS echt nodig is, dus of er sprake is van een bedreiging van de ontwikkeling van het kind en alle mogelijkheden om de hulp vrijwillig te bieden, zijn uitgeput. Is de kinderrechter van mening dat aan alle wettelijke eisen voor een OTS is voldaan en dat de OTS noodzakelijk is, dan zal hij het verzoek toewijzen en het kind onder toezicht stellen. De uitspraak van de kinderrechter wordt een beschikking genoemd. Voor meer over het verzoekschrift en de procedure bij de rechtbank, zie hoofdstuk 13. 3.4 Het Bureau Jeugdzorg De uitvoering van de OTS draagt de kinderrechter op aan het Bureau Jeugdzorg. Dit betekent dat het Bureau Jeugdzorg toezicht houdt op het kind en op basis van een plan van aanpak hulp en steun biedt aan het kind en zijn ouders. Deze hulp en steun hebben tot doel om de bedreigingen in de ontwikkeling van het kind die aanleiding waren voor de OTS weg te nemen. Tijdens de OTS neemt het Bureau Jeugdzorg het gezag niet van de ouders over. De ouders behouden hun gezag. Maar door de OTS kan het gezag van de ouders wel beperkt worden. Het Bureau Jeugdzorg heeft bijvoorbeeld de bevoegdheid om de ouders en hun kind een schriftelijke aanwijzing te geven over de verzorging en opvoeding, of om een machtiging tot uithuisplaatsing te verzoeken op basis van een indicatiebesluit. Als de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing afgeeft, kan de ouder niet langer bepalen wat de verblijfplaats van het kind is en in dit opzicht wordt het gezag van de ouder beperkt. Er is nog een uitzondering op het uitgangspunt dat het volledige gezag tijdens de OTS bij de ouders blijft. Als een kind uit huis is geplaatst, kan het Bureau Jeugdzorg de rechter verzoeken om op een paar specifieke punten het gezag uit te mogen oefenen. Op die manier kan het Bureau Jeugdzorg, als de ouders daar zelf niet toe bereid zijn, een kind inschrijven op een school, een medische behandeling laten ondergaan, of een verblijfsvergunning voor het kind aanvragen. VERVANGING VAN BUREAU JEUGDZORG Het Bureau Jeugdzorg dat met de uitvoering van de OTS is belast, kan door de kinderrechter door een ander Bureau Jeugdzorg worden vervangen (artikel 1:259 BW). Een verzoek om vervanging kan worden ingediend door het Bureau Jeugdzorg, door de Raad, door de ouder met gezag en door het kind vanaf twaalf jaar. 27

3.5 Instellingen en functionarissen die betrokken zijn bij de OTS 3.4.1 Landelijk werkende instellingen Op grond van de wet kan de rechter minderjarigen alleen onder toezicht plaatsen van het Bureau Jeugdzorg of van Nidos. Het is niet mogelijk dat hij een kind onder toezicht stelt van een van de voormalig landelijk werkende gezinsvoogdijinstellingen zoals de William Schrikker Groep (WSG), het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (LJ&R) of de Stichting Gereformeerde Jeugdzorg (SGJ). Om het toch mogelijk te maken dat deze gespecialiseerde instellingen waar nodig een OTS uitvoeren, hebben de Bureaus Jeugdzorg en de landelijk werkende instellingen een mandateringsregeling getroffen. Behoort een gezin tot de doelgroep van een landelijk werkende instelling, dan kan het Bureau Jeugdzorg (niet de rechter!) besluiten de uitvoering van de OTS op te dragen aan de betreffende instelling. Na dit besluit van het Bureau Jeugdzorg is de landelijk werkende instelling verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatregel, maar de OTS blijft formeel opgedragen aan het Bureau Jeugdzorg, want het besluit van het Bureau Jeugdzorg brengt geen wijziging aan in de beschikking van de kinderrechter. Als het om de uitvoering van de OTS gaat, verwijzen we in deze Kleine Gids kortheidshalve alleen naar het Bureau Jeugdzorg. In feite zou daar telkens aan toe moeten worden gevoegd of de landelijk werkende instelling voor zover het Bureau Jeugdzorg de uitvoering van de OTS aan deze instelling heeft gemandateerd. 3.5 Gezinsvoogd Binnen vijf dagen nadat het Bureau Jeugdzorg door de kinderrechter met de uitvoering van de OTS is belast, moet het een van zijn medewerkers aanwijzen als gezinsvoogd 1 en de ouders en het kind hierover informeren (artikel 44 UWjz). De gezinsvoogd is voor de ouders en het kind het gezicht van het Bureau Jeugdzorg. In de brief waarin het Bureau Jeugdzorg de ouders en het kind informeert over de gezinsvoogd, moet ook staan op welk moment de gezinsvoogd een eerste contact met hen zal hebben en welke medewerker hem vervangt in geval van ziekte, vakantie en dergelijke. Daarnaast moet het Bureau Jeugdzorg de ouders en het kind meteen informeren over de bevoegdheden van het Bureau Jeugdzorg bij de uitvoering van de OTS. Ook moet dan worden verteld welke mogelijkheden de ouders en het kind hebben om bezwaar te maken of in beroep te gaan tegen een schriftelijke aanwijzing of tegen een uithuisplaatsing. Het Bureau Jeugdzorg voldoet meestal aan deze verplichting door een brochure mee te sturen met de brief over de gezinsvoogd. 1. De officiële term is gezinsvoogdijwerker. Wij sluiten in deze Gids aan bij het tamelijk algemene gebruik om deze medewerker gezinsvoogd te noemen. 28