FORD MONDEO Korte beschrijving



Vergelijkbare documenten
FORD C-MAX Korte beschrijving

Verwarming en ventilatie

FORD FIESTA Korte beschrijving

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

FORD ECOSPORT Korte beschrijving

F I A T NL S N E L G I D S

FORD FIESTA Korte beschrijving

FORD FOCUS Korte beschrijving

M{ZD{ _14R1_MAZ6_V2_COVERS.indd /03/ :59:20

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

FORD FIESTA Korte beschrijving

M{ZD{ CX _14R1_MAZ_CX5_V2_COVERS.indd /02/ :50:14

M{ZD{ CX _15R1_CX3_V3_COVERS.indd /05/ :22:22

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

Verkorte gebruiksaanwijzing

FORD B-MAX Korte beschrijving

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

Gebruikershandleiding

FordMondeo Korte beschrijving. Feel the difference

Verwarming en ventilatie

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

PROFICIAT MET UW NIEUWE VOLVO! VOLVO V70 & XC70 quick guide

Handleiding afstandsbediening voor mobiele airconditioning

Parameters Zichtbaarheid. Inleiding

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Climate control VENTILATIEOPENINGEN

1

M{ZD{ CX _15R1_CX3_V3_COVERS.indd /05/ :22:22

MAX display handleiding

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI

Duurzaam rijden, samen met ECOdrive

Cobra Alarm Gebruikers Handleiding

Mitsubishi - Cobra Alarm CO4627. Gebruikers Handleiding

Vehicle Security System VSS3 - Vehicle original remote

Sigma CP K and Sigma CP T series

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

FORD B-MAX Korte beschrijving

Introductie. Werking van RallySafe Unit. 1 De unit aanzetten

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

Activeren voetplaat volgens EN Functie

GEBRUIKSAANWIJZING. Afstandsbediening BRC315D7

NL ESP-Systeem

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

TECHNISCHE HANDLEIDING

DT-F1/DT-F1V. NL Revision 1

LCD scherm va LCD scherm

COP LUM KA NL :43 Pagina 1. Feel the difference. FordKa Instructieboekje. Owner s handbook

FORD KUGA Korte beschrijving

COP Quick start KA OLANDESE :32 Pagina 1. FordKa. Feel the difference

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

AUTO ON OFF BEDIENINGSHANDLEIDING RC 5

LCD scherm ve LCD scherm

Video Intercom Systeem

Wind, Sun & Rain Sensor Instructions

Het Keypad (met segmenten)

Afstelbare parameters - Alarm en centrale vergrendeling

FORD KUGA Korte beschrijving

installatiehandleiding Alarmlicht

Pagina. Paragraaf. 1.1 Openen. 1.2 Starten. 1.3 Uitschakelen. 1.4 Afsluiten. 2.1 Tanken. 3.1 Openen kap. 3.2 Sluiten kap. 1.

Automatische transmissie

Programma Eco stand 8-SYMBOOL DISPLAY

Inhoudsopgave. Inhoudsopgave

Gebruikershandleiding kort

Handleiding Nederlandssprekend radiogestuurd solarhorloge, model Unisex

Uw gebruiksaanwijzing. HONEYWELL CM901

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

Afstandsbedieningshandleiding IR NED: Cassette model airconditioner CTS-12-SET CTS-18-SET CTS-24-SET

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Voertuig Controle BMW 116d Sportline

Vehicle Security System VSS 1. Handleiding voor systeeminstelling - Dutch

ES-K1A. Draadloze keypad.

AIR CONDITIONER HANDLEIDING AFSTANDSBEDIENING

RCW Afstandsbediening

Praktijk Vragen over auto

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Bedrade afstandbediening Introductie van het spare part. Knoppen en display van de afstandbediening.

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

FORD TRANSIT Korte beschrijving

Lampen en waarschuwingslampjes

Gebruiksaanwijzing NL Unox Line Miss Elena & Rosella ELENA ROSELLA

1

Handleiding MH1210B temperatuurregelaar

Verkorte gebruiksaanwijzing

HANDLEIDING QUICKHEAT-FLOOR THERMOSTAAT

Room Controller NEW BEDIENING 40KMC---N 42HMC---N 42VMC---N 40SMC---N I S O

FORD TRANSIT Korte beschrijving

INBOUW HANDLEIDING GT403, 404

HENKELMAN BV. Adres Veemarktkade 8 / D AE s-hertogenbosch Nederland. Postadres Postbus AE s-hertogenbosch Nederland

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Jaloeziebesturingsknop, Jaloeziebesturingsknop met sensordetectie

Tool Gebruikershandleiding E46 Mods

INSTALLATIE HANDLEIDING MKR 41

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Het NESS H200 Wireless-systeem bedienen

Transcriptie:

FORD MONDEO Korte beschrijving

Over deze snelreferentiegids We hebben deze handleiding opgesteld om u te helpen vertrouwd te worden met bepaalde functies van uw auto. De gids bevat alleen basisinstructies (korte beschrijvingen) en is geen vervanging voor de Handleiding. U dient de volledige instructies in de Handleiding en alle waarschuwingen te lezen. Hoe meer u van uw auto afweet, des te beter kunt u ermee omgaan en dat komt de veiligheid en het rijplezier ten goede. Hartelijk dank voor het kiezen van een Ford. WAARSCHUWING Afleiding tijdens het rijden kan leiden tot verlies van de controle over de auto, aanrijdingen en letsel. We adviseren zeer voorzichtig te werk te gaan bij het gebruik van apparatuur die uw aandacht van de weg kunnen afleiden. Uw hoofdverantwoordelijkheid is de veilige bediening van uw auto. We raden het gebruik van handheld-apparaten tijdens het rijden af en adviseren waar mogelijk het gebruik van spraakgestuurde systemen. Zorg dat u zich bewust bent van alle nationale wetten met betrekking tot het gebruik van elektronische apparaten tijdens het rijden. N.B.: Deze handleiding beschrijft productkenmerken en opties die voor de beschikbare modellen leverbaar zijn, soms nog voordat deze algemeen verkrijgbaar zijn. Soms worden opties beschreven waarmee de auto die u hebt gekocht, niet is uitgerust. N.B.: Sommige van de afbeeldingen in deze handleiding tonen functies die in andere modellen worden gebruikt, waardoor ze er anders kunnen uitzien in uw auto. De essentiële informatie in de afbeeldingen is echter altijd correct. N.B.: Gebruik uw auto altijd volgens de geldende regels en voorschriften. De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang van de continue productontwikkeling behouden we ons het recht voor om specificaties, ontwerp en uitrusting op ieder moment zonder aankondiging of verplichting te wijzigen. Niets uit deze uitgave mag in enigerlei vorm en door enig middel gereproduceerd, verzonden of in een oproepsysteem opgeslagen of in een andere taal vertaald worden zonder schriftelijke toestemming van Ford. Fouten of omissies uitgesloten. Ford Motor Company 2014 Alle rechten voorbehouden. Onderdeelnummer: CG3637nlNLD 10/2014 20141010145721

OVERZICHT INSTRUMENTENPANEEL 1

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R Luchtroosters. Richtingaanwijzers. Bediening informatiedisplay. Instrumentengroep. Bediening informatiedisplay. Ruitenwisserschakelaar. Sleutelloze startknop. Schakelaar waarschuwingsknipperlichten Informatie- en entertainmentdisplay. Audioeenheid. Klimaatregeling. Schakelaar achterruitverwarming. Schakelaar voorruitverwarming. Bediening audio-unit. Spraakbesturing. Contactslot. Stuurwielverstelling. Claxon. Knoppen voor snelheidsregeling. Lichtschakelaar. SLEUTELLOZE TOEGANG Voor het passief vergrendelen en ontgrendelen is een geldige passieve sleutel nodig die zich in de omgeving van een van de drie externe detectiezones bevindt. Deze bevinden zich op ca. 1 m van de voorportiergrepen en de achterklep. N.B.: Het systeem werkt misschien niet wanneer de passieve sleutel zich dicht bij metalen voorwerpen of elektronische apparaten bevindt, zoals sleutels of een mobiele telefoon. Auto vergrendelen Op ieder voorportier zijn vergrendelsensoren aangebracht. Raak de vergrendelsensor één keer aan om de centrale vergrendeling en het alarm te activeren. Raak een vergrendelsensor twee keer binnen drie seconden aan om de dubbele vergrendeling en het alarm te activeren. 2 N.B.: Pak tijdens het vergrendelen van de auto nooit de portierhandgreep beet. De richtingaanwijzers knipperen tweemaal kort om te bevestigen dat alle portieren en de achterklep vergrendeld zijn en het alarm geactiveerd is. N.B.: Uw auto blijft ongeveer drie seconden vergrendeld. Wanneer de vertragingsperiode voorbij is, kunt u de portieren weer openen, mits de passieve sleutel zich binnen het betreffende detectiezone bevindt. Auto ontgrendelen De richtingaanwijzers knipperen eenmaal lang om te bevestigen dat alle portieren en de achterklep ontgrendeld zijn en het alarm gedeactiveerd is.

N.B.: Indien de auto langer dan drie dagen niet wordt ontgrendeld, schakelt het systeem over op een energiebesparende modus. Daarmee wordt voorkomen dat de auto-accu leegraakt. Wanneer uw auto in deze modus ontgrendeld wordt, kan de reactietijd van het systeem iets langer dan gebruikelijk zijn. Om de energiebesparende modus te verlaten, moet de auto ontgrendeld worden. N.B.: De passieve sleutel moet zich binnen het detectiegebied van dat portier bevinden. Portieren met de sleutelbaard vergrendelen en ontgrendelen AUTOMATISCH IN- EN UITSCHAKELENDE RUITENWISSERS A B C Hoogste gevoeligheid. Aan. Laagste gevoeligheid. Schuif de ontgrendeling aan de achterzijde van de afstandsbediening en draai de kap eraf voor toegang tot het sleutelblad. De automatische wisfunctie maakt gebruik van een regensensor. Deze is te vinden in het gebied rond de binnenspiegel. De regensensor bewaakt de hoeveelheid vocht op de voorruit en schakelt de ruitenwissers automatisch in. Deze zal de wissnelheid afstemmen op de hoeveelheid vocht die de sensor op de voorruit meet. Gebruik de draaiknop om de gevoeligheid van de regensensor af te stellen. Als u de knop op lage gevoeligheid zet, worden de wissers ingeschakeld als de regensensor veel vocht op de voorruit meet. Als u de knop op hoge gevoeligheid zet, worden de wissers ingeschakeld als de regensensor weinig vocht op de voorruit meet. AUTOMATISCHE GROOTLICHTREGELING 3 Het systeem schakelt automatisch grootlicht in indien het voldoende donker is en er geen ander verkeer is. Indien het system de koplampen of achterlichten van een naderend voertuig waarneemt, of de straatverlichting vóór de auto, schakelt het systeem het grootlicht uit voordat het andere weggebruikers kan verblinden. Dimlicht blijft ingeschakeld.

Zodra het systeem actief is, wordt het grootlicht ingeschakeld indien: het voldoende donker is om het gebruik van grootlicht nodig te maken en er geen verkeer of straatverlichting vóór het voertuig is en de rijsnelheid hoger is dan 40 km/h. Het grootlicht wordt uitgeschakeld indien: Het omgevingslicht voldoende is om grootlicht overbodig te maken. De koplampen van een tegemoetkomend voertuig worden ontdekt. Straatverlichting wordt ontdekt. De rijsnelheid lager wordt dan 30 km/h. De camerasensor te heet is of versperd is. Het systeem activeren Schakel het systeem in met behulp van de informatiedisplay. Het systeem handmatig onderbreken Druk tegen of trek aan de hendel om te wisselen tussen groot- en dimlicht. N.B.: Dit is een tijdelijke onderbreking en het systeem keert na een korte periode naar automatische werking terug. Om het systeem permanent te deactiveren, gebruikt u het informatiedisplaymenu of schakelt u de lichtschakelaar naar koplampen. ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN Inklembeveiliging De ruit stopt automatisch tijdens het sluiten. De ruit wordt een stukje geopend indien er een obstakel in de weg zit. Zet de schakelaar in de stand van de automatisch inschakelende koplampen. De inklembeveiliging omzeilen Trek en houd de ruitschakelaar enkele seconden omhoog voordat de ruit de inklempositie bereikt. De ruit gaat omhoog zonder inklembeveiliging. De ruit stopt als u de schakelaar loslaat voordat de ruit volledig dicht is. Windgeruis U kunt een pulserend geluid horen als er slechts één ruit geopend is. Open de tegenoverliggende ruit een stukje om het geluid te verminderen. 4

TIPS VOOR DE KLIMAATREGELING IN HET INTERIEUR Algemene tips N.B.: Wanneer de luchtrecirculatiestand langdurig wordt ingeschakeld, kunnen de ruiten beslaan. N.B.: Rijd niet met het systeem uitgeschakeld of met voortdurend ingeschakelde luchtrecirculatie om ophoping van vocht in de auto te voorkomen. N.B.: Plaats geen voorwerpen onder de voorstoelen, want dit kan de luchtstroom naar de achterbank belemmeren. N.B.: Verwijder sneeuw, ijs of bladeren uit het luchtinlaatgedeelte onderaan de voorruit. N.B.: Ter verbetering van de airconditioning na het starten van de auto, kunt u het beste twee tot drie minuten met iets geopende ruiten rijden. Snel verwarmen van het interieur Handbediende klimaatregeling N.B.: Om het beslaan van de voorruit tijdens vochtig weer te voorkomen, moet de luchtverdeling worden ingesteld op lucht via de luchtroosters bij de voorruit. Automatische klimaatregeling N.B.: Wijzig de instellingen niet wanneer het extreem warm of koud in het interieur van de auto is. Het systeem wordt automatisch ingesteld voor het verkrijgen van de eerder opgeslagen instellingen. Voor een efficiënte werking van het systeem moeten de zijdelingse luchtroosters volledig geopend zijn. N.B.: Wanneer AUTO geselecteerd is bij een lage omgevingstemperatuur, wordt de luchtstroom naar de voorruit en zijruiten geleid zolang de motor nog koud is. N.B.: In de stand AUTO wordt bij hoge binnen- en buitentemperaturen voor een maximale koeling van het interieur automatisch de luchtrecirculatiestand ingeschakeld. Zodra de ingestelde temperatuur is bereikt, schakelt het systeem automatisch over op toevoer van buitenlucht. 1 2 3 Auto met handmatige klimaatregeling Stel de aanjagersnelheid op de hoogste stand in. hoogste stand in. Stel de luchtverdeling op de stand voor de luchtroosters in de beenruimte in. Auto met automatische klimaatregeling Druk op de toets voor hoge ventilatorsnelheid. gewenste stand in. 5

Aanbevolen instellingen voor verwarmen 1 2 3 Auto met handmatige klimaatregeling Stel de aanjagersnelheid op de tweede stand in. middelste stand van de instellingen voor heet in. Stel de luchtverdeling op de stand voor de luchtroosters in de beenruimte en bij de voorruit in. Auto met automatische klimaatregeling Druk op de toets AUTO. gewenste stand in. Snel koelen van het interieur 1 Auto met handmatige klimaatregeling stand MAX A/C in. Auto met automatische klimaatregeling Druk op de toets MAX A/C. Aanbevolen instellingen voor koelen 1 2 3 Auto met handmatige klimaatregeling Stel de aanjagersnelheid op de tweede stand in. middelste stand van de instellingen voor koud in. Stel de luchtverdeling op de stand voor de luchtroosters in het dashboard in. Auto met automatische klimaatregeling Druk op de toets AUTO. gewenste stand in. Zijruiten ontwasemen bij koud weer 1 2 3 4 Auto met handmatige klimaatregeling Selecteer de luchtroosters voor de voorruit met behulp van de luchtverdelingstoetsen. Druk op de toets A/C. gewenste stand in. Stel de aanjagersnelheid op de hoogste stand in. 6 Auto met automatische klimaatregeling Druk op de toets voorruit ontdooien en ontwasemen. gewenste stand in.

GEHEUGENFUNCTIE AUTO-START-STOP Start-Stop gebruiken (handmatige transmissie) Motor uitschakelen 1. Stop de auto. 2. Zet de transmissie in neutraal. 3. Laat het koppelingspedaal en gaspedaal los. Motor opnieuw starten Een vooraf ingestelde positie opslaan 1. Zet het contact aan. 2. Zet de stoel, de buitenspiegels en de stuurkolom in de gewenste positie. 3. Houd de gewenste voorkeuzetoets ingedrukt tot u een piep hoort. U kunt maximaal drie vooraf ingestelde geheugenposities opslaan. U kunt één vooraf ingestelde geheugenpositie tegelijk opslaan. Een vooraf ingestelde positie oproepen Druk kort op de voorkeuzetoets voor uw gewenste rijpositie. De stoel, de buitenspiegels en de stuurkolom gaan naar de opgeslagen positie voor die voorkeuze. N.B.: U kunt een vooraf ingestelde geheugenpositie alleen oproepen wanneer het contact uit staat of wanneer de transmissie in de parkeerstand (P) of in neutraal (N) staat (en de auto niet rijdt) als het contact aan staat. U kunt een vooraf ingestelde geheugenpositie oproepen door op de ontgrendeltoets op uw afstandsbediening of sleutel voor intelligente toegang te drukken als deze gekoppeld is aan een vooraf ingestelde positie. Trap het koppelingspedaal in. N.B.: Om maximaal voordeel uit het systeem te halen, moet de transmissie in neutraal worden gezet en het koppelingspedaal bij een stop van langer dan drie seconden worden losgelaten. N.B.: Het start-stopsysteem omvat recuperatie na stilstand. Als u het koppelingspedaal volledig intrapt nadat de motor is afgeslagen, wordt de motor automatisch opnieuw gestart. Start-Stop gebruiken (automatische transmissie) Motor uitschakelen 1. Stop uw auto in de vooruit (D). 2. Laat het gaspedaal los. 3. Houd het rempedaal ingedrukt. N.B.: De motor wordt ook uitgeschakeld als de versnellingshendel in neutraal (N) en in de parkeerstand (P) staat met of zonder uw voet op de rem. Motor opnieuw starten Laat het rempedaal los of druk het gaspedaal in. TIPS VOOR RIJDEN MET ABS N.B.: Wanneer het systeem in werking is, pulseert het rempedaal en legt wellicht een langere weg af. Blijf het rempedaal indrukken. Er is tevens wellicht een geluid hoorbaar vanaf het systeem. Dat is normaal. 7

Het anti-blokkeerremsysteem voorkomt geen risico's die ontstaan wanneer: U te weinig afstand ten opzichte van voor u rijdend verkeer houdt. Uw auto last heeft van aquaplanning. U bochten te snel neemt. Het wegdek slecht is. BESTUURDERS- WAARSCHUWING Het systeem registreert automatisch uw rijgedrag. Het systeem geeft een waarschuwing indien het ontdekt dat u slaperig wordt of dat uw rijgedrag verslechtert. Driver Alert gebruiken Het systeem in- en uitschakelen Schakel het systeem in met behulp van de informatiedisplay. Systeemdisplay Wanneer het systeem actief is, loopt het automatisch op de achtergrond en geeft het uitsluitend indien nodig waarschuwingen. U kunt de status te allen tijde bekijken m.b.v. het informatiedisplay. Het alertheidsniveau wordt in zes stappen op een gekleurde balk weergegeven. Uw alertheidsniveau wordt in grijs weergegeven wanneer: de camerasensor de rijstrookmarkeringen niet kan volgen. de voertuigsnelheid tot onder ongeveer 65 km/u daalt. SYSTEEM HULP BIJ BLIJVEN RIJDEN OP RIJSTROOK Lane Keeping Alert Werkprincipe De sensor bevindt zich achter de binnenspiegel. Deze controleert continu de omstandigheden om u te waarschuwen voor onbedoeld afdrijven van het midden van de rijstrook bij hoge snelheden. Het systeem registreert en volgt automatisch de rijstrookmarkeringen op de weg. Indien uw auto onbedoeld afdrijft naar de rijstrookmarkeringen, verschijnt een waarschuwing in het display. Ook wordt een waarschuwing gegeven in de vorm van een voelbare trilling in het stuurwiel. Lane Keeping Alert gebruiken Het systeem in- en uitschakelen De statusbalk verloopt van links naar rechts met het afnemen van het berekende alertheidsniveau. Zodra het rustpauze-icoon wordt genaderd, verandert de kleur van groen naar geel en uiteindelijk rood, wanneer een rustpauze moet worden genomen. Schakel het systeem in en uit met behulp van de knop op de richtingaanwijzerhendel. Druk tweemaal op de knop om het systeem in te schakelen. Druk eenmaal op de knop om het systeem uit te schakelen. 8

Systeemwaarschuwingen Indien de rijstrookmarkeringen in het display rood worden of u een trilling in het stuurwiel voelt, dient u onmiddellijk actie te ondernemen en uw auto in het juiste spoor te brengen. Corrigeer onbedoeld afdrijven op de rijstrook onmiddellijk. Een kolom wordt weergegeven aan weerszijden van een tekening van de auto, die de rijstrookmarkeringen voorstellen. De rijstrookmarkeringen hebben de volgende kleurcode: Groen: Het systeem is gereed om u te waarschuwen voor onbedoeld overschrijden van de rijstrookmarkeringen. Rood: De auto nadert of is te dicht bij de gedetecteerde rijstrookgrens. Onderneem meteen veilig actie om uw auto in de juiste positie te brengen. Grijs: De betreffende rijstrookgrens wordt onderdrukt. Gevallen waarin een rijstrookgrens kan worden onderdrukt: Het is mogelijk dat rijstrookmarkeringen op de weg niet door de sensor worden gedetecteerd. U schakelt de richtingaanwijzer voor die zijde van uw auto in. Indien u scherp instuurt, snel accelereert of hard remt. De rijsnelheid ligt buiten de bedrijfslimieten. Indien er een ingreep is van het antiblokkeerremsysteem of de stabiliteitsregeling. Smalle rijstrookbreedte. 9 INFORMATIESYSTEEM DODE HOEK Systeem voor dodehoekdetectie (BLIS ) met herkenning van kruisend verkeer De systemen uit- en inschakelen U kunt een of beide systemen tijdelijk in- of uitschakelen in het informatiedisplay. Wanneer u het systeem voor dodehoekdetectie uitschakelt, ontvangt u geen waarschuwingen en toont het informatiedisplay een bericht dat het systeem uit is. Een of beide systemen kunnen niet worden uitgeschakeld wanneer MyKey wordt gebruikt. Systeemlampjes en berichten Het systeem geeft een gele controlelamp weer die is aangebracht in de buitenspiegels. De herkenning van kruisend verkeer laat een aantal tonen horen en in het informatiedisplay verschijnt een bericht dat aangeeft of een voertuig vanaf de linker- of de rechterkant nadert. De herkenning van kruisend verkeer werkt in combinatie met het sensorsysteem voor achteruitrijden, dat zijn eigen tonen laat horen.

VERKEERSBORDHERKENNING Werkprincipe Er is een sensor gemonteerd achter de binnenspiegel. Deze registreert voortdurend verkeersborden en geeft informatie met betrekking tot de snelheidslimiet en inhaalregelgeving. Het systeem herkent automatisch herkenbare verkeersborden zoals: Borden met snelheidslimiet. Borden voor niet inhalen. borden voor einde snelheidslimiet. Als het systeem een verkeersbord herkent, wordt dit weergegeven in de display. N.B.: Het systeem herkent wellicht niet alle verkeersborden en kan borden incorrect lezen. N.B.: Het systeem is ontworpen om automatisch verkeersborden te herkennen conform het Verdrag van Wenen. Het systeem in- en uitschakelen Het systeem kan worden in- en uitgeschakeld met behulp van de informatiedisplay. Snelheidswaarschuwing systeem instellen Het systeem heeft een aantal snelheidswaarschuwingsniveaus die m.b.v. het informatiedisplay kunnen worden ingesteld. TREKHAAK De trekhaak zwenken De trekhaak naar buiten zwenken 1. Druk op de toets. Een dubbel signaal (lage toon gevolgd door een hoge toon) weerklinkt om u te melden dat het systeem werkt. 10 2. Druk binnen vier seconden opnieuw op de toets om de trekhaak te zwenken. Er is een reeks signalen te horen en het lampje knippert terwijl de trekhaak zwenkt. 3. Wanneer de trekhaak is gestopt, stopt het lampje met knipperen en klikt er een dubbel signaal (hoge toon gevolgd door een lage toon). De trekhaak is klaar voor gebruik wanneer deze in de positie voor slepen is gezwenkt. De trekhaak naar binnen zwenken Om de trekhaak naar binnen te zwenken, drukt u twee keer binnen vier seconden op de knop voor zwenken. De trekhaak zwenkt automatisch naar de opgeborgen positie. INRIJDEN Tijdens de eerste 2000 mijl (3000 kilometer) kunt u een tikkend geluid horen als de auto vertraagt. Dit is normaal, en komt doordat de nieuwe dieselmotor wordt aangepast. BANDENSPANNINGCON- TROLESYSTEEM Om de bestuurder te helpen is uw auto uitgerust met een controlesysteem lage bandenspanning. Er gaat een waarschuwingslamp branden wanneer één of meer banden veel te weinig zijn opgepompt. Als de waarschuwingslamp voor lage bandenspanning brandt, moet u de auto zo snel mogelijk stoppen wanneer dit veilig is, de banden controleren en ze oppompen tot de juiste bandenspanning. Rijden op onvoldoende opgepompte banden kan: ervoor zorgen dat ze oververhit raken. leiden tot een klapband. leiden tot een hoger brandstofverbruik.

de levensduur van de banden beperken. het gedrag of de stopprestaties van de auto beïnvloeden. Het systeem is geen vervanging voor correct onderhoud van de banden. U moet de juiste bandenspanning aanhouden, zelfs als de waarschuwingslamp niet brandt bij te weinig opgepompte banden. Werking van het controlesysteem lage bandenspanning Het systeem meet de druk in de vier banden en stuurt de waarden van de bandenspanning naar uw auto. Het systeem detecteert deze lagere drukwaarde als aanzienlijk lager dan de juiste bandenspanning en de waarschuwingslamp gaat branden. U moet de banden oppompen tot de juiste bandenspanning. Als de waarschuwingslamp brandt: 1. Controleer dat geen enkele band lek is. 2. Als één of meer banden lek zijn, repareert u ze indien nodig. 3. Controleer de bandenspanning en pomp alle banden op tot de juiste bandenspanning. 4. Voer de procedure uit om het controlesysteem lage bandenspanning te resetten. Procedure om het controlesysteem lage bandenspanning te resetten U moet de procedure om het systeem te resetten uitvoeren telkens wanneer een band is vervangen of de bandenspanning is aangepast. Procedure uitvoeren om het systeem te resetten Zet het contact aan. Selecteer het volgende met de bedieningstoetsen van het informatiedisplay: Mededeling Omschrijving en actie Instellingen Bestuurd. ass. Band.sp. contr. Druk op de toets OK. Druk op de toets OK. Houd de knop OK ingedrukt tot er een bevestiging verschijnt. Of als uw auto een resetknop voor het controlesysteem lage bandenspanning heeft, houdt u de knop ingedrukt tot de bevestiging verschijnt. 11

CG3637nlNLD