CCVS-tentamen 16 mei 2014 - Uitwerking



Vergelijkbare documenten
UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 mei 2014 Frank Povel

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 24 november 2015

Frank Povel. a1. De twee factoren zijn: 1. er moeten geladen deeltjes zijn; 2. de geladen deeltjes moeten zich kunnen verplaatsen.

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 21 juli 2017

Redoxreacties. Gegeven zijn de volgende reactievergelijkingen: Reactie 1: Pd Cl - 2- PdCl 4 Reactie 2: 2 Cu I - -

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 28 november OPGAVE 1 chroomaluin. OPGAVE 2 - deodorant. Frank Povel

Elektronenoverdracht (1)

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 28 november OPGAVE 1 chroomaluin. OPGAVE 2 - deodorant. Frank Povel

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 juli 2015

Reacties en stroom 1

Frank Povel. a. Fe + 2H + Fe 2+ + H 2 Er zullen gasbelletjes te zien zijn en de oplossing zal licht groen worden.

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 18 april 2017

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 november OPGAVE 1 zeven stoffen. Frank Povel

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 16 april 2018

Oefenopgaven REDOXREACTIES vwo Reactievergelijkingen en halfreacties

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018

Oefenopgaven REDOX vwo

Stabilisator voor PVC

5 VWO. H8 zuren en basen

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers.

5.4 ph van oplossingen van zwakke zuren of zwakke basen

Zelfs zuiver water geleidt in zeer kleine mate elektrische stroom en dus wijst dit op de aanwezigheid van geladen deeltjes.

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het VWO. versie mei 2013

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2016

BUFFEROPLOSSINGEN. Inleiding

Redoxreacties; een aanvulling op hoofdstuk 13

OEFENOPGAVEN VWO6sk1 TENTAMEN H1-11

ZUUR-BASE BUFFERS Samenvatting voor het VWO

OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen

Hierbij is sprake van elektronenoverdracht; elk Na atoom draagt een elektron over aan Cl-atoom onder vorming van een ionrooster.

Stoffen, structuur en bindingen

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 26 mei 2015

EVENWICHTEN VOOR ZUREN EN BASEN

Oefenvraagstukken 5 VWO Hoofdstuk 11. Opgave 1 [HCO ] [H O ] x x. = 4,5 10 [CO ] 1,00 x 10

ANTWOORDEN Herhaling zuren, basen en buffers

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 15 Elektrochemie bladzijde 1

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

ZUREN EN BASEN. Samenvatting voor het HAVO. versie mei 2013

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 9, 10, 11 Zuren/Basen, Evenwichtsconstanten

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Hoofdstuk 17 Redoxreacties

Inleiding in de RedOx chemie

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2016

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2001-I

Vraag Antwoord Scores

scheikunde bezem vwo 2016-I

Eindexamen scheikunde 1 vwo II

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2018

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Hoofdstuk 8. Redoxreacties. Chemie 6 (2u)

ZUUR-BASE BUFFERS Samenvatting voor het VWO

Chemisch rekenen, zo doe je dat!

De waterconstante en de ph

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2019

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo 2007-II

scheikunde oude stijl havo 2015-I

10.2. Kwantitatieve aspecten van zuurbase-reacties

Eindexamen scheikunde havo 2008-I

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

ßCalciumChloride oplossing

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Oefenopgaven TITRATIES

EXAMEN SCHEIKUNDE VWO 1986, EERSTE TIJDVAK, uitwerkingen

Curie Hoofdstuk 6 HAVO 4

Overzicht van reactievergelijkingen Scheikunde

Eindexamen scheikunde 1 vwo I

Scheikunde SE2. Hoofdstuk 8

Eindexamen havo scheikunde pilot II

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I EXAMEN: 2001-I

In de natuur komen voor Cu en Cl respectievelijk de isotopen 63 Cu, 65 Cu en 35 Cl, 37 Cl voor.

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

Correctievoorschrift VWO 2014

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

Protolyse van zwakke zuren en basen

Hoofdstuk 3: Zuren en basen

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Kaliumaluminiumsulfaat is een dubbelzout met drie ionsoorten, twee positieve monoatomische en één negatief polyatomisch.

Uitwerkingen Uitwerkingen 4.3.4

PbSO 4(s) d NH 4Cl + KOH KCl + H 2O + NH 3(g) NH 4. + OH - NH 3(g) + H 2O e 2 NaOH + CuCl 2 Cu(OH) 2(s) + 2 NaCl

vrijdag 15 juni :26:05 Midden-Europese zomertijd H6 Zuren en basen 4havo voorjaar 2012

Chemie (ph) bij het inkuilen Scheikunde klas V41a en V41b door Erik Held

SCHEIKUNDEOLYMPIADE 2017

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN SCHEIKUNDE TENTAMEN SCHEIKUNDE. datum : donderdag 29 juli 2010

Hans Vanhoe Katrien Strubbe Universiteit Gent SLO Chemie

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I VAK: SCHEIKUNDE 1,2 EXAMEN: 2001-I

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

Eindexamen scheikunde 1-2 vwo I

_ Correctievoorschrift VWO. .c o. ~.- Cl) Inhoud 1 Algemene regels 2 Scoringsvoorschrift 2.1 Scoringsregels 2.2 Antwoordmodel

1.3 Periodiek systeem: - Periode = horizontale rij van elementen - Groep = verticale kolom van elementen

13 Evenwichten. Hoofdstuk 13 Evenwichten Omkeerbare reacties Dynamisch evenwicht

Transcriptie:

CCVStentamen 16 mei 2014 Uitwerking door Frank Povel NB. De puntentoekenning is door mij gedaan op grond van de totalen per opgave zoals weergegeven op bij het tentamen behorende voorblad. OPGAVE 1 koper en kleur Als er vreemde metaalatomen voorkomen in een metaal, zoals bij legeringen het geval is, kan de buigzaamheid van het metaal verminderen. Dit is vooral het geval als de diameters van de atomen verschillend zijn. Daardoor kunnen de metaallagen minder goed over elkaar schuiven met gevolgen voor de buigzaamheid. Dit is ook het geval in messing waar de samenstellende atomen koper en zink een verschillende diameter hebben. Messing is daardoor minder geschikt voor elektriciteitssnoeren dan rood koper b. 2 pt (Het is niet duidelijk welke getalswaarden uit Binas worden bedoeld.) In ons klimaat is het watergehalte van de atmosfeer hoog. De oxidatiehalfreactie O 2 + 2H 2 O + 4e 4OH (als oxidator sterk genoeg om elektronen aan Cu te onttrekken) is dus veelvuldig mogelijk. Koper wordt hierdoor aangetast. De aanwezigheid van CO 2 (in ons klimaat ook meer aanwezig) doet de rest. Immers Cu(OH) 2 bevat een base die met CO 2 in een zuur/base reactie CO 3 2 geeft. c. 3pt 8Cu + 2SO 2 +6H 2 O +5O 2 2Cu 4 (OH) 6 SO 4 d1. 2pt Bijvoorbeeld HCl; er zou ontstaan: Cu 2+ (aq), Cl (aq), H 2 O (l) en CO 2 (g) d2. 1pt Geen gasontwikkeling (gasbelletjes). e. 2 pt Cu + want 1 + +2 = 1 f. 2 pt reductor Cu Cu + + e oxidator Cu 2+ + e Cu + Beter is: reductor Cu + 2Cl CuCl 2 + e oxidator Cu 2+ + 2Cl +e CuCl 2 omdat Cu op zichzelf een te zwakke reductor is voor de oxidator Cu 2+ in deze reactie (zie tabel 48 en merk op dat, bij andere metaalionen, de aanwezigheid van Cl de elektrodepotentialen beinvloedt.) 1

OPGAVE 2 ketelwater a. 3pt RV N 2 H 4 + O 2 N 2 + 2H 2 O macro 1000g N 2 H 4 998,4 g O 2 brug 32,05 g/mol 32,00 g/mol micro 31,20 mol N 2 H 4 RV > 31,20 mol O 2 massa O 2 0,75 10 3 g 998,4 g volume ketelwater 1 L?= 1,3 10 6 L Dus 1,3 10 6 L Fe(s) + 2H + (aq) Fe 2+ (aq) + H 2 (g) c. 3pt V=1L N 2 H 4 + H 2 O N 2 H 5 + + OH n b 1,0 10 3 0 0 n r x +x +x K b = x 2 /(1,0 10 3 x) = 8,5 10 7 n e 1,0 10 3 x x x [ ] 1,0 10 3 x x x x =2,92 10 5 (verwaarlozen t.o.v. 1,0 10 3 mag) poh = 4,535 dus ph =9,47 d. 3pt 12FeO(OH) + N 2 H 4 4Fe 3 O 4 + 8H 2 O + N 2 bv. via halfreacties N 2 H 4 N 2 + 4H + + 4e H + + 3FeO(OH) + e Fe 3 O 4 + 2H 2 O 2

OPGAVE 3 buffer PO 4 3 + H 2 PO 4 2HPO 4 2 Het evenwicht ligt ver naar rechts. b. 3pt De opgave stelt dat er vrijwel geen PO 4 3 meer is. Daarom kan je voor het rekenen aannemen dat het een aflopende reactie is. Stel dat je 1 mol PO 4 3 in de oplossing brengt en dat je daaraan x mol H 2 PO 4 aan toevoegt. PO 4 3 + H 2 PO 4 2HPO 4 2 n b 1 x 0 n r 1 1 +2 n e 0 x1 2 x1 = 2 want [H 2 PO 4 ] = [HPO 4 2 ] x = 3, dus 3 mol H 2 PO 4 moet er toegevoegd worden. dus PO 4 3 : H 2 PO 4 = K 3 PO 4 : KH 2 PO 4 = 1 : 3 c. 3 pt H 2 PO 4 + H 2 O HPO 4 2 + H 3 O + K z = [H 3 O + ]. [HPO 4 2 ]/ [H 2 PO 4 ] = 6,2 10 8 K z = [H 3 O + ] want [H 2 PO 4 ] = [HPO 4 2 ] ph = pk z = 7,21 OPGAVE 4 shampoo a. 1 pt natriumhydroxide C 17 H 35 COO + H 2 O C 17 H 35 COOH + OH 3

c. 3pt Laurylsulfonzuur zal een grotere Kz hebben. Laurylsulfaat moet een zwakkere base zijn. Dus haar geconjugeerde zuur moet sterker zijn, dus een grotere K z hebben. d. 2pt e. 3pt 6 mol H 2 glyceryltriester + 3 methanol 3 methylesters + glycerol Per mol methylester is 2 mol H 2 nodig (zie reactievergelijking), dus in totaal 6 mol H 2 per mol glyceryltriester. f. 4pt 11,0 mol glycerol 33 mol methylester 66 mol H2 voor de reactie tot methanol en onverzadigde vetalcoholen. Blijft over 71,4 66 = 5,4 mol H 2 voor 11 mol glyceryltriester. Dus 5,4 / 11 = 0,49 mol H 2 per mol grlyceryltriester. Dus 0,49 mol HC=CH groepen per mol glyceryltriester (want HC=CH + H 2 H 2 C CH 2 ). OPGAVE 5 isomeren Beide hebben molecuulformule C 5 H 10 O. Het Catoom naast de aldehydegroep kan geen Hatoom afstaan. 4

c. 2pt Bij het sterretje is een asymmetrisch Catoom. d1. 2pt Het linksdraaiende isomeer wordt gedeeltelijk omgezet in het rechtdraaiende isomeer. Het gaat richting racemisch mengsel. d2. 3pt De teruggaande reactie (enol aldehyde) is niet stereospecifiek, dwz. er komt geen ruimtelijke voorkeur aan te pas. Daardoor ontstaat in de teruggaande reactie evenveel links als rechtsdraaiend isomeer. Aangezien alle aldehydemoleculen deelnemen aan het evenwicht verdwijnt de overmaat linksdraaiend isomeer volledig. Het is een racemisch mengsel geworden. e. 2 pt 2methylbutanal geeft cis en trans2methyl1buteen1ol 2methylpropanal geeft methyl1propeen1ol waarbij geen cis en trans voorkomt omdat aan C 2 twee dezelfde groepen zitten. OPGAVE 6 Indigo Indigowit heeft meer OHgroepen. daardoor kan het meer waterstofbruggen met watermoleculen vormen. Daardoor is het beter oplosbaar in water. Indigoblauw C 16 H 10 O 2 N 2 Indigowit C 16 H 12 O 2 N 2 c. 2pt S 2 O 4 2 2SO 2 + 2e Er vindt dus elektronenoverdracht plaats. Daarom is het een redoxreactie. 5

d. 2pt Indigoblauw moet dus elektronen opnemen en is dus oxidator volgens: C 16 H 10 O 2 N 2 + 2H + + 2e C 16 H 12 O 2 N 2 e. 3pt macro 20,00 g indigoblauw 13,28 g Na 2 S 2 O 4 brug 262,26 g/mol 174,10 g/mol micro 0,07626 mol C 16 H 10 O 2 N 2 RV > 0,07626 mol Na 2 S 2 O 4 Dus 13,28 g Na 2 S 2 O 4 f. 3pt C 16 H 12 O 2 N 2 C 16 H 10 O 2 N 2 + 2H + + 2e 2x O 2 + 2H 2 O + 4e 4OH 1x 2C 16 H 12 O 2 N 2 + O 2 + 2H 2 O 2C 16 H 10 O 2 N 2 + 4H + + 4 OH Vanwege 4H + + 4OH 4H 2 O wordt dit: 2C 16 H 12 O 2 N 2 + O 2 2C 16 H 10 O 2 N 2 + 2H 2 O g. 2pt Scheidingsmethode 1: absorptie (vergelijkbaar met ontkleuren van spiritus met norit, derde klas middelbare schoolproefje) Scheidingsmethode 2: extractie (vergelijkbaar met koffie of theezetten). 6