VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD



Vergelijkbare documenten
VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

13 DECEMBER Decreet tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

H$+3F$+/-I.%;:BAAB;7AA%

VLAAMS PARLEMENT HANDELINGEN COMMISSIEVERGADERING COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE AANGELEGENHEDEN, HUISVESTING EN STEDELIJK BELEID

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November

40 jaar Vlaams parlement

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 24 mei 2013 houdende het lokaal beleid kinderopvang;

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

UITBREIDING VOORSCHOOLSE KINDEROPVANG 2008 ADVIES LOKAAL BESTUUR VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. Versie 23 april 2008

vergadering C99 zittingsjaar Woordelijk Verslag Commissievergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

BIJLAGE. Motivering van het voorliggende convenant

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE PARLEMENT VOOR 17-PLUSSERS INTEGRAAL VERSLAG. Vergadering van donderdag 27 september 2012.

vergadering C318 zittingsjaar Woordelijk Verslag Commissievergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

Verordening houdende vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2015

Splitsing kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde in Vraag en Antwoord

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

Commissievergadering nr. C13 OND1 ( ) 8 oktober 2009

WELKOM. Jeugdwerk in de Stad

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE JONGERENPARLEMENT INTEGRAAL VERSLAG

VLAAMS PARLEMENT HANDELINGEN COMMISSIEVERGADERING COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE EN EUROPESE AANGELEGENHEDEN

Addendum 1 horende bij de beleidsovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de periode

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

Actieplan 1 Informatie- en preventiebeleid naar de Zeelse bevolking toe op het vlak van o.m. (kinder)armoede, gezondheid, participatie

Verordening houdende vaststelling van de begrotingswijziging 1 en A voor het dienstjaar 2012

Slotwoord Jongerenmediadag

ADVIES ONTWERPBESLUIT AANPASSINGSPREMIE VOOR WONINGEN

Bij de voorstelling van het Jaarverslag van het Kinderrechtencommissariaat

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 september 2016;

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

Toespraak van Sven Gatz. Minister van Cultuur, Jeugd, Media en Brussel. Viering 80 jaar Doktersgild Van Helmont. Brussel, zaterdag 1 oktober 2016

Opnemen van een coördinerende functie voor het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Het erkenningsbesluit sociale huisvesting: stimulans voor bewonersparticipatie

VLAAMS PARLEMENT HANDELINGEN COMMISSIEVERGADERING COMMISSIE VOOR BRUSSEL EN DE VLAAMSE RAND

Kinderarmoede in het Brussels Gewest

Introductie tot het Vlaams-Brussels landschap m.b.t. opleiding en werk.

VAN MONDELINGE VRAGEN EN ANTWOORDEN

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

nr. 378 van MIRANDA VAN EETVELDE datum: 15 september 2017 aan SVEN GATZ Jeugdbewegingen - Demografie leden

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

VLAAMS PARLEMENT HANDELINGEN COMMISSIEVERGADERING COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, VORMING EN WETENSCHAPSBELEID

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD Commissievergaderingen Agenda. Commissie voor Onderwijs en Vorming. Woensdag 23 januari 2019 om 14.

Zondag 8 november 2015 Sint Maarten de oogst van ons leven

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

Stadsmonitor 2014 Een samenwerking tussen het Agentschap Binnenlands Bestuur en de Studiedienst van de Vlaamse Regering

4 Zijn heerlijke producten ook eerlijke producten?

De financiële gevolgen voor de politieke partijen na de hervorming van de Senaat. Jef Smulders & Bart Maddens

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK PARLEMENT

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie

Voor ik naar hier kwam, heb ik nog even een kijkje genomen op de. organisaties, vzw s die al dan niet dringend op zoek zijn naar

TER VERVANGING VAN DE EERDER RONDGEDEELDE AGENDA

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie

Algemeen verslag denkdag 15 juni 2015 de Kriekelaar Schaarbeek

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

De financiële gevolgen van de verkiezingsuitslag van 25 mei 2014 voor de Vlaamse politieke partijen. Jef Smulders en Bart Maddens

MOETEN BRUSSELSE CLUBS KIEZEN: VLAAMS OF FRANS? Staatsrecht toegepast op de sport!

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.3 - December

VERENIGDE VERGADERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE. Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen

Vraag om uitleg van de heer Paul Delva tot de heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, over de door de

Cijfers en wegwijzers Armoede in Vlaanderen en Brussel. ChanceArt 10 december 2009

BESTUURSMEMORIAAL VU.Hilaire Ost, Provinciegriffier, Provinciehuis Boeverbos, Koning Leopold III-laan 41, 8200, Sint-Andries

Ik bedank ook Bruno voor zijn toelichting en zijn verduidelijking van het 20 ste Jaarverslag van het Kinderrechtencommissariaat.

Een wat strenge stem, hij wil graag officiëler klinken dan hij in wezen is.

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

VLAAMS PARLEMENT. COMMISSIEVERGADERING HANDELINGEN Nr. 133 Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen 13 maart 2014 Uittreksel

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie

Tweede Europese Forum over de cohesie Georganiseerd door de Europese Commissie

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 2 mei

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

De financiële gevolgen van de verkiezingsuitslag van 25 mei 2014 voor de Vlaamse politieke partijen. Jef Smulders en Bart Maddens

1. Situering. Hierbij worden volgende voorwaarden opgelegd:

61 HOOFDROLSPELERS 30 JAAR VGC

Personeelsplan /10/2015

Samenwerkingsovereenkomst tussen het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Interlokale Vereniging Kenniscentrum Vlaamse Steden

HC zd. 42 nr. 31. dia 1

61 HOOFDROLSPELERS 30 JAAR VGC

COLUMN VERBINDEND EN ONDERWIJSKUNDIG LEIDERSCHAP NATIONAAL ONDERWIJSDEBAT 9 OKTOBER 2008 HARRIE AARDEMA, CONCEPT

Interview met minister Joke Schauvliege

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

VR DOC.0277/4BIS

nr. 154 van CATHY COUDYSER datum: 15 februari 2017 aan SVEN GATZ Kunstenaarsstatuut - Opvolging door Vlaamse Gemeenschap

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

Verantwoordelijke uitgever : Philippe Pivin, Belgische Onafhankelijkheidslaan Koekelberg. «Historisch Koekelberg»

RESULTATEN ENQUÊTE ZONDAGSOPENING

Voorstel van resolutie. betreffende de organisatie, de kwaliteit, de financiering en de omkadering van internaten

BULLETIN VAN MONDELINGE VRAGEN EN ANTWOORDEN VRAGENUURTJE VAN /024 Extra ondersteunende maatregelen tegen armoede 10/2018

Transcriptie:

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZIT TING 2011-2012 Nr. 7 INTEGRAAL VERSLAG VERGADERING VAN VRIJDAG 17 FEBRUARI 2012 OCHTENDVERGADERING INHOUD RAPPORT VAN DE VISITATIECOMMISSIE STEDENFONDS 2011 MET BEPERKTE MIDDELEN HET VERSCHIL MAKEN... 237 Verslag uitgebracht namens de Commissie Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media Stuk 468 (2011-2012) Nr.1 TOEGEVOEGDE INTERPELLATIES (R.v.O., art. 62) EN ACTUALITEITSVRAAG (R.v.O.,art.61).. 237 van mevrouw Els Ampe tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over het rapport van de visitatiecommissie van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het rapport van de visitatiecommissie Stedenfonds 2011 van mevrouw Greet Van Linter over de uitspraak van Brussels minister-president Charles Picqué dat de Vlaamse houding inzake onderwijsbevoegdheden agressief is Bespreking... 237

2 Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 Sprekers: mevrouw Brigitte De Pauw, de heer Fouad Ahidar, mevrouwen Els Ampe, Elke Van den Brandt, Elke Roex, Greet Van Linter, de heren Dominiek Lootens-Stael, Paul De Ridder en Guy Vanhengel, collegevoorzitter SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62) EN VRAGEN (R.v.O., art. 59)... 256 Interpellatie van de heer Paul De Ridder tot de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, inzake de zorgwekkende financiële toestand van het Archief en Museum voor het Vlaams leven te Brussel (AMVB) Vraag van mevrouw Greet Van Linter aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, over de moeilijkheden bij het AMVB Vraag van de heer Dominiek Lootens-Stael aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende de financiële ademnood van de AMVB Sprekers: de heer Paul De Ridder, mevrouw Greet Van Linter, de heren Dominiek Lootens-Stael, René Coppens, mevrouw Bianca Debaets en de heer Bruno De Lille, collegelid SAMENGEVOEGDE INTERPELLATIE (R.v.O., art. 62) EN VRAAG (R.v.O., art. 59)... 263 Interpellatie van mevrouw Bianca Debaets aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, met betrekking tot de omschakeling van de cultuurwaardebon naar een vrijetijdswaardebon Vraag van de heer Jef Van Damme aan de heer Bruno De Lille, collegelid bevoegd voor Cultuur, Jeugd, Sport en Ambtenarenzaken, betreffende de omschakeling van de cultuurwaardebon naar de vrijetijdswaardebon Sprekers: mevrouw Bianca Debaets, de heren Jef Van Damme, René Coppens en Bruno De Lille, collegelid BIJLAGEN... 269 TREFWOORDENREGISTER... 272

Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 237 OCHTENDVERGADERING De vergadering wordt om 9.18 uur geopend. Voorzitter: de heer Jean-Luc Vanraes RAPPORT VAN DE VISITATIECOMMISSIE STEDENFONDS 2011 Met beperkte middelen het verschil maken Verslag uitgebracht namens de Commissie Algemene Zaken, Financiën, Begroting en Media Stuk 468 (2011-2012) Nr.1 TOEGEVOEGDE INTERPELLATIES (R.V.O., art. 62) van mevrouw Els Ampe tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, over het rapport van de visitatiecommissie en van mevrouw Elke Van den Brandt tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Vorming en Begroting, betreffende het rapport van de visitatiecommissie Stedenfonds 2011 TOEGEVOEGDE ACTUALITEITSVRAAG (R.V.O., art. 61) van mevrouw Greet Van Linter over de uitspraak van Brussels minister-president Charles Picqué dat de Vlaamse houding inzake onderwijsbevoegdheden agressief is Bespreking De voorzitter.- Ik stel voor eerst de verslaggevers het woord te geven, vervolgens de interpellanten en dan de gemandateerde sprekers van de fracties die geen interpellant hebben, aan bod te laten komen. (Instemming) Mevrouw Brigitte De Pauw, verslaggever- Ik verwijs naar het schriftelijk verslag, dat trouwens uitstekend werd opgesteld door de diensten. De heer Fouad Ahidar, verslaggever.- Op een zeer korte tijd werd inderdaad een uitgebreid en degelijk verslag opgemaakt. Dat is schitterend. Ik verwijs dus ook naar het schriftelijk verslag. Mevrouw Els Ampe.- Een aantal weken geleden ontvingen wij het eindrapport van de visitatiecommissie, die in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap de werking van de VGC onder de loep nam. De visitatiecommissie heeft een uiteenzetting gegeven over dit rapport en is zeer positief over de stedenfondswerking van de VGC, maar wijst ook op de verantwoordelijkheden van de Vlaamse Gemeenschap. Het is interessant om het rapport hier te bespreken omdat het wijst op de verantwoordelijkheden van de Vlaamse Gemeenschap en onze vraag steunt om meer te investeren in crèches en scholen, maar ook omdat het aanbevelingen bevat voor beter bestuur. Een van die aanbevelingen kunnen we niet genoeg onderstrepen. Er staat namelijk: De visitatiecommissie juicht het overleg tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap toe en hoopt dat dit zal resulteren in voldoende engagement van de Vlaamse Gemeenschap ten aanzien van de noodzakelijke capaciteitsuitbreiding in Brussel die nodig is omwille van de demografische ontwikkelingen. Omdat de urgentie van bijkomende onderwijscapaciteit

238 Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 in Brussel vergelijkbaar is met die in Gent en Antwerpen, raadt de visitatiecommissie de VGC aan om ten aanzien van de Vlaamse overheid gezamenlijk de urgentie aan te kaarten en te zoeken naar oplossingen. Eigenlijk zegt de visitatiecommissie ons dus dat we aan de Vlaamse Gemeenschap moeten zeggen dat we nu dringend geld nodig hebben voor de scholen en de kribbes. De voorbije jaren hebben wij eigenlijk niets anders gedaan dan gewezen op de urgentie daarvan. Wat moeten wij nog meer doen? Als het nu nog niet duidelijk is dat de situatie urgent is, dan zit er niets anders op dan te gaan kamperen. Dat is eens een andere activiteit om samen te doen. (Vrolijkheid). De visitatiecommissie had de verantwoordelijkheid niet duidelijker bij de Vlaamse Regering kunnen leggen dan in de volgende zin: De vergroening bijvoorbeeld vraagt massale investeringen in de kinderopvang en in het onderwijs van de Vlaamse overheid. We kunnen zelf werken aan de gevraagde verbetering van het management en het operationeel plan. Daarvan zegt de visitatiecommissie: Het is een geleidelijk proces dat minder vaart neemt dan voorzien. Dat is een diplomatische manier om te zeggen dat de zaken eindelijk vooruit moeten gaan. Het is een opdracht waarmee we aan de slag moeten gaan. Daarnaast zegt de visitatiecommissie ook dat de planlast te groot en niet functioneel is en dat de omvang van de projecten en de vzw s te administratief-technisch is. Ze wijst ook op de dubbele adviseringsrol van enerzijds de administratie en anderzijds de advieswerkgroepen en ze raadt ons aan om de advieswerkgroepen bij te sturen met een soort van discussieforum. Zal het College ingaan op die suggestie of is er een andere manier om die dubbele adviseringsrol beter te organiseren? De visitatiecommissie noemt de betrokkenheid van de ambtenaren bij de Brusselse problematiek problematisch. Dat heeft veel te maken met het feit dat slechts 10% van de VGC-ambtenaren in Brussel woont. Het is logisch dat wie in Vlaanderen woont en met een andere regelgeving geconfronteerd wordt, wat minder betrokken is bij de Brusselse situatie. Dat is natuurlijk een oud zeer en is zeer moeilijk aan te pakken. Er zijn al heel veel inspanningen gedaan om ervoor te zorgen dat de VGC-ambenaren in Brussel wonen. Een groot probleem is dat ook bevoegdheden die niet van de VGC zijn daarin een belangrijke rol spelen. We moeten hier aandacht voor blijven tonen. De visitatiecommissie bevestigt ook dat de stadsvlucht nog steeds niet gestopt is. De vergrijzing doet zich volgens de visitatiecommissie vooral bij de Nederlandstaligen voor. Dat wijst erop dat er nog steeds veel Nederlandstaligen zijn die ofwel de weg naar de hoofdstad niet vinden ofwel terug naar Vlaanderen of naar Wallonië trekken. Het wordt vaak onderschat hoeveel Nederlandstaligen in Waals-Brabant gaan wonen. Een interessante suggestie van de visitatiecommissie bestaat erin de studentenpopulatie te verankeren in Brussel. Er zijn heel veel studenten in onze stad, maar die kennen niet altijd de VGC of het aanbod van de gemeenschapscentra en het Vlaams verenigingsleven in Brussel. Tijdens hun studies zouden ze nochtans meer betrokken kunnen worden. Ik stel voor om aan eerstejaarsstudenten een welkomstpakket van de VGC te bezorgen zoals we dat ook doen voor de nieuwe Nederlandstalige inwoners. De studenten zijn hier niet gedomicilieerd, maar ze wonen hier wel heel de week en sommigen blijven ook in het weekend plakken. Als ze dan al bekend zijn met het Vlaams verenigingsleven, kan de band met Brussel sterker worden.

Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 239 Het wordt stilaan tijd dat de Vlaamse Gemeenschap onze smeekbede aanhoort. Ik wens de collegevoorzitter daar veel succes mee en ik hoop dat een kampeeractiviteit niet nodig zal zijn. Mevrouw Elke Van den Brandt.- Van de pot gerukt, zo omschreef de leider van de visitatiecommissie de samenwerking tussen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap en de Gemeenschapcommissies. Het gaat voor alle duidelijkheid vooral over de niet-samenwerking. In een stad waar ieder jaar 20.000 mensen bijkomen, in een stad waar de armoede blijft stijgen en 1 op de 3 mensen onder de armoedegrens leeft, in een stad waar te weinig crèches, te weinig scholen, te weinig leerkrachten en te weinig verplegers zijn, in zo n stad moet iedere overheid samenwerken en de handen in elkaar slaan. In deze stad, die ik net omschreven heb, slagen wij erin dat de ene overheid een proces aanspant tegen de andere overheid omdat die heeft geïnvesteerd in crèches en onderwijs, terwijl dat eigenlijk niet mocht. Een derde overheid spande dan weer een proces aan tegen de eerste overheid omdat ze vindt dat het beleid van die scholen niet grondwettelijk is. Op die manier werken de overheden in deze stad samen. Dat kan niet blijven voortduren. Wij moeten hand in hand vechten als we deze stad leefbaar willen maken. Als we de dualisering willen tegengaan, moeten we dat doen met elkaar en niet tegen elkaar. De visitatiecommissie zegt ook dat de VGC een verschil kan en moet maken door slimme verbindingen te slaan, door te verbrusselen, zoals de commissie dat noemt. Wij spreken in de regeerverklaring eerder over bruggen slaan. Dat zegt allemaal hetzelfde, namelijk om een rader te zijn in het netwerk en ervoor te zorgen dat alle overheden samen door één deur kunnen om samen van Brussel een echte stad te maken. Iedereen heeft deze week de krantenkoppen gezien. Brussel vraagt meer geld. Brussel wil meer geld van Vlaanderen. Vooral tegen Vlaanderen zeg ik: dat is geen gulzigheid, dat is een noodkreet. Wij smeken om scholen voor onze kinderen, wij smeken om crèches en rusthuizen. Men mag die vraag om extra geld niet zomaar van de hand doen, maar men moet kijken naar de noden en de realiteit, en luisteren naar onze noodkreet. Ik roep alle collega s op om die noodkreet te slaken wanneer ze in contact komen met mensen die deze kreet moeten horen. Een van de pijnlijke conclusies van het visitatierapport is dat Vlaanderen er niet in slaagt om te doen wat het zegt en om te investeren volgens de norm die het zichzelf heeft opgelegd. Vlaanderen heeft zelf de Brusselnorm keer op keer bevestigd. Die norm zegt dat 30% van de Brusselaars tot de doelgroep wordt genomen van de Vlaamse overheid. Dat percentage wordt bijna in geen enkel bevoegdheidsdomein gehaald. Het is de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van Vlaanderen om te zorgen voor onderwijs, cultuur en welzijnsinstellingen. Dat is trouwens nog steeds de bevoegdheid van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Ik wil ermee akkoord gaan dat er al veel is gebeurd. Er zijn stappen vooruit gezet: er zijn extra plaatsen in de kinderopvang en scholen, ook dankzij de VGC. Maar men moet altijd rekening houden met de demografische groei. Er is een enorme bevolkingstoename in Brussel. Men moet nagaan welk percentage van de Brusselaars men momenteel een plaats in de kinderopvang kan bieden om te zien of dat niet achteruit gaat. Het moet zelfs een

240 Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 stuk vooruit. Er zijn meer crèches, maar er zijn ook ontzettend veel meer kinderen die een crèche nodig hebben. De visitatiecommissie zegt dat we een kleine rader zijn met een beperkt budget en dat we dus moeten samenwerken en meer middelen vragen. De visitatiecommissie zegt ook dat we moeten kiezen wat we willen doen en waar we willen op inzetten: samen duidelijke doelen stellen over de bevoegdheidsgrenzen heen. Armoede kan men niet bestrijden vanuit de verschillende bevoegdheden of door middelen te gaan verkopen. Er is één gezamenlijke, transversale visie nodig. We doen ons best, maar de visitatiecommissie zegt dat het beter kan en moet. We kunnen dat alleen maar beklemtonen. Dit rapport bevat waardevolle aanbevelingen. Wat gaat u daarmee doen? Welke lessen trekt u uit dit rapport? Hoe trekt u met dit rapport naar de administratie en het middenveld om ervoor te zorgen dat de VGC in Brussel, maar ook alle Brusselse overheden samen kunnen bouwen aan een stad waarin men jong kan zijn en oud wil worden? Mevrouw Elke Roex.- Eerst wil ik iets zeggen over de roep van het College naar meer geld. Ik heb de afgelopen dagen allerlei berekeningen gemaakt. Er zijn allerlei verdeelsleutels te bedenken waarbij we zouden uitkomen op een bedrag dat hoger ligt dan dat van vandaag. Maar laten we eerlijk zijn. In deze scenario s is de uitkomst voor Antwerpen, Gent of een van de andere centrumsteden heel negatief. Ik wil de collegevoorzitter er niet van verdenken die steden te viseren, maar die 10 miljoen euro die hij meer vraagt moet wel ergens vandaan komen. Waarom werkt hij geen solidaire netwerken uit met Vlaamse steden? De heer Sven Gatz heeft daar nog voor gepleit: Gent, Antwerpen en Brussel moeten elkaar versterken en niet beconcurreren. Die aanbeveling staat trouwens ook in het visitatierapport. Het stedenfonds verdient een extra impuls. Ik roep iedereen dan ook op om dat stedenfonds te versterken en om in het Vlaams Parlement te zorgen voor een verhoging van de middelen voor alle steden, zodat we de armoede kunnen verhelpen. Laten we niet dom zijn en een open oorlog starten in het Vlaams Parlement. Na de geldelijke kwestie ga ik over naar de inhoud. Ik begin met een citaat uit 2005: De visitatiecommissie heeft geprobeerd mee te denken vanuit de complexiteit van de positie van de VGC in de hele bestuurlijke organisatie. De commissie heeft proberen te vermijden dat de complexiteit gebruikt wordt als een te gemakkelijke afscherming voor zelfkritiek. Vandaag lees ik: Ook deze commissie wil positief blijven, maar maakt zich tegelijk ernstige zorgen over de bestuurbaarheid van Brussel. De huidige versnippering laat vooruitziend leiderschap en daadkrachtig bestuur nog nauwelijks toe. De collegevoorzitter is er dus in geslaagd de aandacht af te leiden. De visitatiecommissie geeft niet weer op welke manier de beleidskeuzes van de collegeleden over de besteding van de stedenfondsmiddelen bijgedragen hebben tot de realisatie van de doelstellingen van het stedenfonds. De visitatiecommissie geeft niet weer in hoeverre hij de toenemende armoede in Brussel heeft bestreden met die 13 miljoen euro. Het is alsof de analyse van het VGC-beleid stopt bij de vaststelling dat het moeilijk besturen is. Eerlijk gezegd lijkt het document ons eerder te overtuigen dat de VGC - bij gebrek aan bevoegdheden - toch niets kan doen. En ja, ook wij kijken uit naar het kerntakendebat tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VGC. We hopen dat het een eerlijk debat zal zijn. Maar we blijven ons afvragen waarom er in het rapport niet meer werd gefocust op wat de VGC in de gegeven omstandigheden met de stedenfondsmiddelen gedaan heeft en in hoeverre dat te rijmen is met de doelstellingen

Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 241 van het stedenfonds? Mais tout va bien, Madame la Marquise en we verkopen de bestuurlijke complexiteit als excuus voor het gebrek aan creativiteit en daadkracht. Ik wil nog eens terugkeren naar de oorspronkelijke 3 doelstellingen van het stedenfonds. Ze prijken nog steeds overal op alle websites: de leefbaarheid van de steden verhogen, zowel op stadsniveau als op wijkniveau, de dualisering tegengaan en de kwaliteit van de democratische besturen verhogen. In 2009 merkte het Rekenhof in zijn audit over het stedenfonds het volgende op: De manier waarop dat geld wordt verdeeld en besteed, is allesbehalve duidelijk en efficiënt. Het geld mag normaal alleen gebruikt worden om de doelstellingen van het Vlaams stedenbeleid en het Stedenfonds te realiseren. En daar wringt het schoentje. Die doelstellingen zijn zo vaag en algemeen dat zowat elk project van de stad onder die doelstellingen kan vallen. En - belangrijker - door de vaagheid van de doelstellingen kan dit niet getoetst worden. Ook voor de VGC geldt die kritiek. Vandaag beperkt men zich tot de vaststelling dat de VGC met het geld van het stedenfonds steeds meer haar basiswerking financiert en dat additioneel werken steeds moeilijker wordt. Daardoor dreigt de VGC af te wijken van de oorspronkelijke doelstelling van het stedenfonds, de kansarmoede. De collegevoorzitter is erin geslaagd de aandacht af te leiden. Verder dan de uitnodiging van de visitatiecommissie om het ambitieniveau en de mogelijkheden van de VGC inzake armoedebestrijding scherper af te bakenen, gaat de visitatiecommissie niet. De visitatie geeft niet weer op welke manier de beleidskeuzes van het College hebben bijgedragen tot de realisatie van de doelstellingen van het stedenfonds. Dat is niet het geval in andere steden. Bij de visitatie van Gent wordt bijvoorbeeld duidelijker ingegaan op de doeltreffendheid van de doelstellingen en gaat men na in hoeverre de operationele doelstellingen hebben bijgedragen tot het bereiken van de 3 doelstellingen, tot het bestrijden van de armoede. Zelf berekende het stadsbestuur in Gent dat 64% van alle middelen van het stedenfonds gericht zijn op acties die de kansarmoede bestrijden. De kritiek die wij uit het verslag van de visitatiecommissie kunnen distilleren, is tweevoudig: versnippering en te weinig focus op kansarmoedebestrijding. De besteding van de stedenfondsmiddelen is veel te versnipperd. Het visitatierapport zegt: De middelen uit het Stedenfonds worden door de VGC ingezet op drie strategische doelstellingen, verder uitgesplitst in 17 verschillende operationele doelstellingen. Het bestuur mikt met andere woorden op heel veel zaken tegelijk, al worden wel 38% van de middelen geconcentreerd ingezet op fysieke investeringen in gemeenschapsinfrastructuur. De VGC kiest dus niet. De manier waarop het College het stedenfonds aanwendt om de kansarmoede te bestrijden, schiet duidelijk tekort. Terwijl men toch mag stellen dat kansarmoedebestrijding nog altijd een van de belangrijkste, zoniet de belangrijkste doelstelling achter het stedenfonds is. De visitatiecommissie stelt zich ernstige vragen bij het ambitieniveau van de VGC. En dat is redelijk duidelijk. Waarom leest de collegevoorzitter in het visitatierapport alleen wat hem uitkomt? Wat doen we aan het advies om het vertrouwen tussen het College, de kabinetten en de administratie te herstellen? Waar is de afsprakennota die de visitatiecommissie voorstelt? Waar zijn de slimme verbindingen om met beperkte middelen beter beleid te maken? Waar zit bijvoorbeeld de VGC met de stedenfondsmiddelen in de wijkcontracten? Waar genereren de stedenfondsmiddelen ook publieke investeringen? Hoe gaat de collegevoorzitter de gebruikersaantallen en het publieksbereik van de voorzieningen relateren aan de demografische trends? Welk beleid gaat hij concreet voeren met stedenfondsmiddelen ten aanzien

242 Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 van de studentenpopulatie? Hoe gaat hij de OCMW s betrekken bij het armoedebeleid? Hoe zal hij de leefbaarheid van deze stad verhogen? Tot slot wil ik ook ingaan op wat niet in het visitatierapport staat. De bevoegdheden van Collegelid De Lille vallen volledig buiten de scoop. Er is niks te vertellen over buurtsport, niks over de resultaten van de met Stedenfonds gefinancierde renovaties en de hervormingen van de gemeenschapscentra, die een sleutelrol moeten spelen in de lokale netwerking en in het gezinsbeleid. Mais tout va bien, Madame la Marquise en we verkopen de bestuurlijke complexiteit als excuus voor het gebrek aan inzetten van middelen op kansarmoedebestrijding. Ik eindig met een citaat. Ik hou nogal van een pittig Stedenfonds. Als er geen projecten zijn die het beleid kietelen, die de luis in de pels zijn van het College, dan moeten we ons zorgen maken. Dat zei mevrouw Brigitte De Pauw in 2007 in de Raad van de VGC. Ik zou het niet beter kunnen zeggen. Vandaag is de luis in de pels zijn de reden om projecten zoals de wijkcentra, die niet passen in het keurslijf, te schrappen. We moeten ons dus zorgen maken. Mevrouw Brigitte De Pauw.- Ik dank mevrouw Elke Roex om mij zo netjes te citeren. Ik moet zeggen dat ik de luis in de pels mis in de nota van de visitatiecommissie. Ik heb dat rapport met een kritische blik gelezen en ik heb zoals ik al zei in de commissie mijn wenkbrauwen verschillende keren gefronst over een aantal uitspraken. Uiteraard staan er ook heel wat positieve zaken in. Ik volg mevrouw Els Ampe en mevrouw Elke Van den Brandt als ze zeggen dat het goed is dat men aandacht heeft voor de Brusselnorm. Die wordt hier nog altijd niet gehaald. We hebben nog altijd een schrijnend tekort aan plaatsen in de kinderopvang en in het onderwijs. Daaraan moet dringend geremedieerd worden. Ik heb mijn wenkbrauwen gefronst omdat ik vaak het gevoel had dat de leden van deze visitatiecommissie die valt onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap, want zij is de opdrachtgever van die commissie de Brusselse realiteit niet zo goed kenden. Dat is niet erg. Het is soms goed dat mensen met een andere bril de situatie op het terrein bekijken. Maar ik denk dat ze, wanneer ze hier op bezoek kwamen en een uitgebreid gesprek hadden, weinig gecounterd werden. Men gooit hier bevoegdheden op elkaar. Men bedeelt de VGC een minimale rol toe en schuift veel door naar andere bevoegdheidsdomeinen. Er zijn heel wat stappen gezet om de samenwerking met de andere overheden te realiseren. Ik heb moeite met die uitspraken omdat die oneer doen aan alle inspanningen van de laatste jaren. We weten allemaal hoe moeilijk het is om samenwerking met andere overheden op te zetten. Vaak is dat een processie van Echternach. Als we toch wat vooruitgang boeken, is dat loutere winst en dat mis ik toch wel in dit verslag. De bevraging is volgens mij soms nogal eenzijdig. Ik ga nog altijd uit van de veronderstelling dat een visitatiecommissie, wanneer ze optreedt in het kader van het stedenfonds, een grondigere analyse maakt over de aanwending van de middelen uit dat fonds en daarover aanbevelingen doet. Ik heb het gevoel dat de leden eigenlijk alleen maar hebben gepraat met onze administratie. Ik heb nog altijd niet goed begrepen wat precies in het raam van dit rapport de relevantie is van de problemen die we een tijdje geleden hebben gehad tussen de administratie en de drie kabinetten. Die ontgaat me nog altijd.

Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 243 Ik betreur het ten zeerste dat men niet meer tijd heeft uitgetrokken om gesprekken aan te gaan met het middenveld. Dat staat tenslotte mee in voor de uitvoering van het stedenfonds. Dan hoort men toch ook wel een andere klok luiden. Ik blijf bezorgd. De collegeleden weten dat dit niet enkel geldt voor deze materie, want ik heb hetzelfde ook al gezegd inzake de gemeenschapscentra. Ik vind dat de administratie de laatste tijd soms te veel met zichzelf bezig is en veel te weinig met wat er gebeurt op het terrein. Het College heeft toch een duidelijke keuze gemaakt om als inrichtende macht niet in alles zelf te gaan optreden, maar om samen te werken met de mensen op het terrein. Hoe gaan de collegeleden nu om met dit rapport? Is het de bedoeling, wat ik hoop, dat zij contact opnemen met de bevoegde minister voor het stedenfondsbeleid, mevrouw Freya Van den Bossche, om deze zaken te plaatsen in een bepaalde context en daarover te onderhandelen? Ik denk dat men alleszins het punt moet bespreken - zoals dat ook voorkomt in de nota - dat we de Brusselnorm niet halen. Daar moeten we normaal een verdubbeling realiseren. Dat is ook een probleem in andere grootsteden als Antwerpen en Gent. Hopelijk kunnen de collegeleden door deze onderhandelingen extra mogelijkheden creëren voor de VGC in het raam van het stedenfondsbeleid. Wat de andere mogelijkheden betreft voor het uitbreiden en het beter toepassen van de Brusselnorm, is het meer dan nodig dat er eindelijk werk wordt gemaakt van het kerntakendebat. Dat leent er zich goed toe om deze problematiek aan te kaarten, zodat we kunnen komen tot meer inspanningen en een betere verdeling tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap, maar dan wel met oog voor de demografische evolutie in het Brussels hoofdstedelijk gewest. De voorzitter.- Ik stel voor dat mevrouw Greet Van Linter meteen ook haar actualiteitsvraag stelt over de uitspraak van Brussels minister-president Charles Picqué dat de Vlaamse houding inzake onderwijsbevoegdheden agressief is. (Instemming) Mevrouw Greet Van Linter.- Ik formuleer graag enkele bedenkingen over dit rapport waarin een aantal zaken duidelijk naar voren geschoven zijn. Wat ik opmerkelijk vind in dit rapport, is dat de VGC zelf de twee thema s Kansarmoede en Demografie kleurt de stad naar voren kan schuiven voor de plenaire sessies. In welke mate is dit rapport dan nog geloofwaardig? Het rapport stelt duidelijk: De themakeuze van de VGC voor kansarmoede is maatschappelijk bijzonder relevant. Zijn er dan geen andere belangrijke thema s, zoals Hoe de Vlaamse gemeenschap in Brussel beter verankeren?, of Welke VGC- instrumenten beter ontwikkelen om de Vlaamse gemeenschap te bevorderen in Brussel?, of Welke VGC-instrumenten beter ontwikkelen om de allochtonen te overtuigen om te kiezen voor de Vlaamse gemeenschap in Brussel?. Ik vraag me af of die keuze werd gemaakt met een politiek doel. Waarom werd die niet overgelaten aan de visitatiecommissie zelf? Ik wil nog even verwijzen naar het rapport met betrekking tot het conflict tussen de VGCadministratie en het College. De visitatiecommissie geeft de aanbeveling om het vertrouwen tussen het College, de kabinetten en de administratie te herstellen op basis van meer overleg tussen de partijen en door een afsprakennota. Volgens collegevoorzitter Guy Vanhengel wordt daaraan gewerkt, maar ik durf toch hopen dat dit niet te veel tijd in beslag neemt. De VGC kan zich niet veroorloven om dit conflict nog langer mee te slepen. De politici zouden misschien moeten leren hun ambtenaren te vertrouwen en hen een grotere zelfstandigheid toekennen in het concretiseren van het beleid dat is uitgestippeld door de politiek.

244 Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 Het rapport onderstreept verder het belang van het kemtakendebat. Aan de hand van het antwoord van collegevoorzitter Guy Vanhengel op mijn mondelinge vraag wil ik erop wijzen dat dit nog wel een tijdje kan aanslepen, hoewel dit nochtans bijzonder belangrijk is. Over de positieve uitstraling van het Nederlands en van de zichtbaarheid van het Nederlandstalig netwerk ben ik van mening dat de gebruikte cijfers een eerder positief beeld van de Nederlandstalige gemeenschap schetsen. Op 13 juni 2004 kozen er nog 62.516 kiezers voor Vlaamse partijen in Brussel, op 7 juni 2009 brachten in Brussel nog amper 51.811 kiezers hun stem uit op Nederlandstalige lijsten op een totaal van 484.719 geldig uitgebrachte stemmen. Ik vind dat een historisch dieptepunt. Het aantal Vlaamse stemmen in Brussel is met andere woorden tussen 2004 en 2009 met 17% procent gedaald. Dat is dan nog buiten de stijging van het totale aantal Brusselse kiezers gerekend. De vraag stelt zich dan ook of en waarom de Vlaamse politici geen aansluiting vinden bij de nieuwe kiezers. Een van de beleidsopties van de VGC waarop de visitatiecommissie ingaat, is het aantrekkelijk maken van Brussel als leefstad voor Nederlandstalige gezinnen met kinderen en voor ouderen. Het rapport stelt dat er geen gegevens beschikbaar zijn om dit te staven, want men wacht op een survey-onderzoek van de Meet- en Weetcel. Wanneer is dat onderzoek af? Zal de VGC haar toekomstig beleid hierop oriënteren? Men stelt dat Brussel opnieuw aantrekkelijk is voor jonge gezinnen, maar is dit wel zo bij gebrek aan concrete cijfers? Een eerdere studie wees uit dat jongeren naar Brussel komen wonen wanneer ze jong en avontuurlijk zijn, maar dat ze Brussel verlaten eens ze zich willen settelen, kinderen hebben, een huis willen met een tuin enzovoort. Door gebrek aan kinderopvang, onderwijsinstellingen en ouderenzorg is het niet vanzelfsprekend om gezinnen en ouderen in Brussel te houden. Er zijn dus extra inspanningen nodig, iets wat ook de visitatiecommissie zegt en wat wij ook al jaren zeggen, en dat hangt samen met de stopzetting van de stadsvlucht. In het rapport kunnen we verder lezen dat om de Brusselnorm van 30% te halen er nog belangrijke inspanningen moeten worden geleverd. Welke concrete stappen zijn er nu ondernomen om een inhaalbeweging te realiseren op het vlak van Nederlandstalige diensten en voorzieningen voor ouderen? Om een oplossing te bieden voor het gebrek aan ouderenvoorzieningen ontwikkelde de Vlaamse Regering in 2007 een masterplan Woonzorgzones. Op basis van dat masterplan stelde de Vlaamse overheid een programmatie op voor Brussel. Of die vooropgestelde uitbreiding er in de nabije toekomst komt, is een zeer pertinente vraag. Er wordt in dit rapport ook gepleit voor de aanpassing van de stedenfondsmiddelen op basis van de bevolkingsaantallen van de steden. Gent heeft 250.000 inwoners, Antwerpen 600.000 inwoners en, met de toepassing van de Brusselnorm, heeft Brussel een Vlaamse doelgroep van 300.000 personen. Volgens het VGC-College krijgt Brussel niet waar het recht op heeft. Vandaag gaat 75% naar Antwerpen en Gent, 10% naar Brussel en de rest van het bedrag gaat naar de kleinere centrumsteden. Vlaanderen trekt jaarlijks 132 miljoen euro uit voor het Stedenfonds. Als de Brusselnorm wordt toegepast, dan moet de Vlaamse Gemeenschapscommissie minstens 21 miljoen euro krijgen in plaats van de huidige 13 miljoen euro, zo hebben collegevoorzitter Guy Vanhengel en collegelid Brigitte Grouwels berekend. Dat bedrag bevat echter al een correctie, namelijk dat de VGC enkel is bevoegd voor gemeenschapsmateries en geen uitgaven kan doen voor grondgebonden materies, zoals bijvoorbeeld huisvesting. De visitatiecommissie wil zich niet over de poli-

Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 245 tieke discussie uitspreken, maar geeft de VGC impliciet wel gelijk. Zo zegt de heer Bart Van Herck van de visitatiecommissie dat die berekening mathematisch correct is. Ook gelet op de bevolkingsexplosie in Brussel vinden experts van de visitatiecommissie extra Vlaams geld voor Brussel geen overdreven luxe. Het zou een goede zaak zijn om het Stedenfonds in hoofde van Brussel te verhogen, maar de bal ligt dan in het kamp van de Vlaamse parlementsleden en de Vlaamse Regering. Dit is misschien een onderwerp om aan te kaarten tijdens het overleg tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap over het kerntakendebat. Er wordt eveneens gepleit voor een sterker partnerschap met de lokale OCMW s en de gemeenten. Heeft de VGC hiervoor al stappen ondernomen? In hoeverre is zo n samenwerking wel realistisch, gelet op de Nederlandstalig-Franstalige tegenstellingen? Op bladzijde 25 van het rapport lezen we: Aan Franstalige kant is de lijn tussen het Gewest, de Cocof en de lokale besturen behoorlijk uitgebouwd. De uitdaging bestaat erin om vanuit de VGC hetzelfde te proberen in de richting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de lokale besturen. Ik wens diegene die deze uitdaging tot een goed einde moet brengen heel veel succes, gezien de oprichting van de Fédération Wallonie-Bruxelles, de niet-medewerking van de lokale burgemeesters en het overweldigende overwicht van het Frans in Brussel. De visitatiecommissie pleit ook onomwonden voor buurtgerichte initiatieven met de cofinanciering van de Cocof of met de lokale besturen. Gelet op de recente klachten van de Vlaamse Gemeenschap tegen de Brusselse financiering van de kinderopvang, het onderwijs en de klacht van de Franse Gemeenschap tegen de regeling van de voorrang voor Nederlandstaligen in het onderwijs in Brussel, is het dan wel verstandig te pleiten voor gezamenlijke projecten met de Cocof? Indien er duidelijke afspraken zijn over het project, de verdeling van geldmiddelen en garanties voor Nederlandstalige invulling, kan dat lukken. Maar bestaat dan weer niet het gevaar dat, gezien het enorme Franstalige overwicht, het Nederlands naar de achtergrond verdwijnt en Vlaams geld wordt aangewend in Brussel om het Frans te promoten? Hoe zullen die initiatieven dan verlopen? Strikt tweetalig of tweetaligheid naargelang de geldinbreng, dat brengt een aantal vragen met zich mee. In aansluiting hierop integreer ik, op vraag van de voorzitter, mijn actualiteitsvraag. Het is een illustratie van de moeilijke en gebrekkige samenwerking tussen de verschillende Nederlandstalige en Franstalige overheden. Vrijdag jongstleden verklaarde Brussels minister-president Charles Picqué dat de houding van de Vlaamse Gemeenschap tegenover de uitbreiding van het Brussels onderwijs de institutionele vrede bedreigt. Hij stelde teleurgesteld te zijn in de klacht van de Vlaamse Gemeenschap voor het Grondwettelijk Hof. De klacht is gericht tegen de beslissing van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest om zelf geld uit te trekken voor basisonderwijs, hoewel dat een gemeenschapsbevoegdheid is. Eerder vernietigde het Grondwettelijk Hof al een gelijkaardige investering in kinderdagverblijven. Het Gewest heeft haar verantwoordelijkheid genomen. Ik pleit niet voor de overdracht van deze bevoegdheid naar het Gewest. Dit is eenmalig, omdat de situatie dringend is zei hij. De heer Charles Picqué had het over agressivité, de lourdes conséquences sur la paix institutionnelle, une cicatrice dans les relations entre nos deux communautés, de grandes tensions et incidents entre communautés. De volledige citaten staan trouwens in de schriftelijke uiteenzetting.

246 Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 Is de collegevoorzitter het daarmee eens? Deelt de collegevoorzitter de mening dat het agressief of vijandig is, wanneer een Gemeenschap in dit land een legitiem verzoek richt aan het Grondwettelijk Hof om uit te zoeken of een Gewest de Grondwet en de bijzondere wetten in haar bevoegdheidsuitoefening overtreedt en hierbij dan nog in het gelijk wordt gesteld? Vindt hij dat de houding van de Vlaamse Gemeenschap en de uitspraken van het Grondwettelijk Hof onjuist zijn, zoals minister-president Charles Picqué dat doet? Heeft de collegevoorzitter zijn ongenoegen hierover geuit en hoe is daarop gereageerd? Ik ga nu verder naar het volgende citaat in het rapport: «De communautaire opdeling van de gemeenschapsvoorzieningen wringt immers steeds sterker met de Brusselse multiculturele realiteit. Terreinwerkers voelen meer en meer de nood om vanuit een Brusselse realiteit te denken en niet vanuit een onderscheid tussen Nederlandstalig en Franstalig.» Dit zal een aantal collega s als muziek in de oren klinken. De VGC zou niet meer moeten denken vanuit een Vlaams bewustzijn, maar vanuit een multicultureel bewustzijn en vanuit de concrete Brusselse situatie. Er wordt hier gepleit voor een «verbrusseling» van de VGC en men pleit ook voor een multiculturalisering van de VGC. Vanzelfsprekend kunnen we dit pleidooi niet volgen. De VGC moet blijven uitgaan van een gemeenschapsdenken en de zaken niet vanuit het gewest benaderen, anders gaan we kostbaar Vlaams geld gebruiken voor de bevordering van andere gemeenschappen in Brussel en eigen geld gebruiken om onze eigen aanwezigheid te ondergraven. Ook op pagina 22 lees ik: In de sectoren, sport, cultuur en jeugd dient het Nederlandstalig aanbod nog beter afgestemd te worden op de nieuwe bevolkingssamenstelling van Brussel. De aanpassing blijkt niet evident: de taal vormt vaak een probleem binnen sportclubs, de allochtonen hebben andere waarden en normen en er zijn culturele verschillen. Ik vraag me af in welke mate er een afstemming moet zijn. Het is toch de bedoeling dat als de Vlaamse Gemeenschap de hand uitsteekt, de allochtonen, onze waarden en normen respecterend, Vlamingen onder de Vlamingen worden? Dit rapport legt een aantal pijnpunten bloot waarmee het beleid rekening zal moeten houden. In ieder geval is dit stof voor verder debat in de schoot van de Raad. De heer Dominiek Lootens-Stael.- Voor zover dit nog nodig was, bevestigt het rapport van de visitatiecommissie heel wat gegevens die iedereen die dagdagelijks met de Brusselse realiteit wordt geconfronteerd, wel aanvoelt. De cijfers met betrekking tot demografie, armoede en werkloosheid liegen er natuurlijk niet om. Ze zijn ons allemaal wel bekend. Ik ga ze hier dan ook niet allemaal herhalen. We mogen ons echter ook niet op deze cijfers blindstaren. Bekijkt men het totaalplaatje dan spelen er immers nog een aantal andere elementen mee. De 10% middelen die door Vlaanderen, zoals decretaal verankerd, via het Stedenfonds aan Brussel besteedt, bedragen wel degelijk het dubbele van de Brusselnorm. Vlaams minister Freya Van den Bossche heeft daar recent terecht op gewezen in antwoord op een vraag in het Vlaams Parlement. Er zijn natuurlijk tal van berekeningswijzen mogelijk. Ieder item kan op tientallen verschillende manieren worden geanalyseerd. Objectief gezien is deze 10% echter het dubbele van 5%. Driehonderdduizend Vlamingen vormen 5% van de in totaal 6 miljoen Vlamingen. Ondanks het feit dat Vlaanderen zo gul is voor haar hoofdstad, blijft de VGC een kleine speler. Verder blijkt dat, rekening houdend met de enorme Brusselse noden, de behoeften zeer aanzienlijk zijn. We moeten evenwel onder ogen durven zien dat de schaarste aan middelen de komende maanden en jaren enkel nog dreigt toe te nemen. Niet alleen de heersende financiële

Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 247 wereldcrisis, maar ook de budgettaire gevolgen van de voor de Vlamingen bijzonder nefaste regeerakkoorden die op federaal niveau werden gesloten, dreigen immers om de hoek. Wij moeten misschien zelfs durven erkennen dat deze middelen die Vlaanderen nu aan Brussel besteedt, op termijn misschien zelfs niet houdbaar zullen zijn. Daarover mag geen taboe bestaan. Evenmin mag er een taboe bestaan over de vaststelling dat de aanzienlijke middelen die Vlaanderen in Brussel pompt, niet toereikend zullen zijn als de Brusselse Vlamingen zich blindelings blijven vastklampen aan de doelstellingen zoals die in het verslag van de visitatiecommissie worden geformuleerd. Want wat stelt deze commissie nu eigenlijk vast? Dat Vlaams Brussel institutioneel gezien is dit nog steeds de VGC verbrusselt. De Brusselse Vlamingen gaan steeds minder Vlaamse reflexen en steeds meer Brusselse reflexen vertonen. Verder betekent dit dat men zich binnen de VGC niet langer toelegt op de behartiging van de belangen van de Vlamingen in Brussel, maar meent dat men van doelgroep dient te veranderen. Dat de VGC haar focus verlegt van Vlamingen naar Brusselaars die het Nederlands als eerste taal hebben, daar kan ik nog inkomen. Ik pas echter als ik verderop lees: nieuwkomers die voor de Nederlandstalige voorzieningen kiezen omwille van de kwaliteit ervan, de nabijheid of andere motieven. Vrij, maar zeker niet onrealistisch, vertaald betekent dit immers dat men het beleid focust op nieuwkomers die eigenlijk lak hebben aan onze taal, normen en waarden. Binnen het rijke palet aan faciliteiten en voorzieningen die de Brusselse shoppingmogelijkheden bieden, kunnen deze nieuwkomers uitkiezen wat voor hen het voordeligst en meest interessant lijkt. Voor het overige kan Vlaanderen of de Vlaamse gemeenschap hen echter gestolen worden. In moeilijke tijden voor wat het Vlaams Belang betreft overigens niet alleen in moeilijke tijden, maar altijd is er niets fout mee om uit te gaan van het principe voor wat hoort wat. Politiek moet in de eerste plaats geen daden van barmhartigheid stellen of goede werken verrichten. Laat dit maar over aan de bijbel. Politiek moet daarentegen middelen aanwenden om een bepaald doel te bereiken. Voor Vlaanderen bestaat dat doel uit de bevestiging van de Vlaamse aanwezigheid in haar hoofdstad. Voor de VGC is dat de behartiging van de belangen van Vlaanderen en de Vlamingen in Brussel. Als de VGC, zoals de visitatiecommissie durft aan te bevelen, het communautaire of gemeenschapsvaarwater verlaat en ernaar streeft om in haar werking meer een afspiegeling van de Brusselse realiteit te zijn door haar middelen te delen met de Cocof of de Brusselse gemeenten, doeken we deze VGC maar beter meteen op. De VGC heeft dan noch voor de Vlamingen, noch voor de Vlaamse gemeenschap in deze stad geen reden tot bestaan meer. Heel het verhaal van de visitatiecommissie is eigenlijk van de pot gerukt. Waar zijn we in hemelsnaam allemaal mee bezig als we dit rapport volgen? Als het de bedoeling is dat deze VGC enkel nog fungeert als doorgeefluik van extra financiële middelen naar de Franse Gemeenschap, de zogenaamde Fédération Wallonie -Bruxelles, en naar de Brusselse gemeenten, heeft het geen zin meer. Iedereen met een beetje gezond verstand weet immers

248 Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 wat het betekent wanneer de Vlamingen met de Fédération Wallonie -Bruxelles of de Brusselse gemeenten aan het beleid mogen deelnemen. In dat geval verwateren de bevoegdheden van de VGC helemaal in het Frans-Brusselse moeras en dient de hoofdstedelijke overheid zelfs geen bevoegdheids usurperende strategieën meer te bedenken. De Brusselse hoofdstedelijke overheid verkrijgt in dat geval niet alleen deze bevoegdheden, maar krijgt er bovendien nog, als kers op de taart, de Vlaamse middelen bij ook. Ik herhaal het: voor het Vlaams Belang is dit van de pot gerukt. Dit verslag is een waarschuwing of, meer nog, een alarmkreet die er ons alleen maar kan toe aanzetten om er bij de collegeleden op te hameren dat ze hun koers zeer dringend moeten bijsturen. De collegeleden moeten de steven niet naar meer Brussel, maar wel naar meer Vlaanderen en naar meer voor de Vlamingen in Brussel, wenden. Daar, en daar alleen, bevindt zich de doelgroep en de bestaansreden van de VGC. De heer Paul De Ridder.- Het verheugt me dat we vandaag een beroep doen op een eeuwenoude middeleeuwse traditie. We maken immers gebruik van het rapport van een visitatiecommissie. Visitaties gaan terug op de middeleeuwse abdijen. Oversten van kloosterorden hadden de gewoonte om hun vestigingen regelmatig te gaan inspecteren. Vervolgens werd een verslag opgemaakt en nadien werd dit verslag, tijdens de kapittelvergaderingen, besproken. Desnoods trok men uit dit verslag de nodige conclusies. Onlangs ontvingen wij het rapport van de visitatiecommissie Stedenfonds 2011. De bevindingen van deze commissie zijn zeer belangrijk. Zij laten de VGC immers toe om doeltreffender te functioneren en de Beleidsovereenkomst 2008-2013 correct uit te voeren. De visitatiecommissie is van oordeel dat de VGC, over het algemeen, behoorlijk werkt. Toch blijven er op meerdere punten nog verbeteringen mogelijk. Zo moet het College intern zorgen voor een goede verhouding met de administratie en de kabinetten. Ook de concrete uitvoering van het VGC-beleid op het terrein kan efficiënter. Zeer terecht wijst het rapport van de commissie op de complexiteit van de Brusselse context: Tijdens de visitatie werd duidelijk dat men zelfs voor het aanpakken van problemen zoals spijbelen al snel belandt en verzandt in een onontwarbaar kluwen. De commissie evalueerde ook de doelstellingen van de VGC en met name: het bevorderen van de positieve uitstraling van het Nederlands en van de zichtbaarheid van het Nederlandstalig netwerk; het versterken van de kansen voor maatschappelijk kwetsbare groepen en het Brussels hoofdstedelijk gewest aantrekkelijk maken als leefstad voor jonge Nederlandstalige gezinnen met kinderen en ouderen. Uit cijfers van de commissie blijkt dat in 2001 niet minder dan 33,3% van de Brusselse bevolking beweerde het Nederlands goed tot uitstekend te beheersen. Nu is dit jammer genoeg teruggelopen tot 28, 2%. Dergelijke cijfers sporen aan tot waakzaamheid. Als vertegenwoordigers van de Nederlandse gemeenschap in Brussel moeten wij er immers voor zorgen dat een zo hoog mogelijk percentage van de bevolking in het Brussels hoofdstedelijk gewest het Nederlands machtig is. Dit is eerst en vooral in het belang van Brussel zelf. Inderdaad, uitgerekend de kennis van die taal en andere talen vormt de conditio sine qua non om, niet alleen in Brussel, maar ook in de wijde omgeving van onze stad, werk te vinden. Talenkennis en een goede opleiding zijn immers essentiële vereisten voor sociale promotie. Wie werk heeft, kan in zijn onderhoud voorzien en op een menswaardige manier leven. Wie zijn tijd zinvol en nuttig kan besteden, voelt zich goed in zijn vel en kijkt met

Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 249 vertrouwen naar de toekomst. Enkel dergelijke mensen zijn in staat om op een authentieke manier solidair te zijn met anderen wanneer die dat echt nodig hebben. De N-VA verheugt er zich dan ook over dat het aantal kinderen in het Nederlandstalig kleuter- en basisonderwijs blijft stijgen. In die scholen worden immers de meertaligen gevormd die onze stad nodig heeft en die haar niet alleen welvaart maar ook en vooral meer welzijn kunnen bezorgen. Hier past dan ook een eresaluut aan alle mensen uit het onderwijs. Zij leveren in vaak moeilijke omstandigheden en met bescheiden middelen schitterend werk ten bate van ons aller Brussel. Uit het rapport van de commissie blijkt verder dat de stadsvlucht nog steeds niet gestopt is. Ik citeer: De kansrijke bevolking trekt weg. Daarom moeten wij alles in het werk stellen om de stad, meer nog dan vroeger, aantrekkelijk te maken. Daarbij moet men onder meer bijzondere aandacht besteden aan de meer dan 22.000 studenten die in Brussel hoger onderwijs volgen aan een Nederlandstalige instelling. De VGC moet er naar streven om dit menselijk kapitaal in Brussel te houden. Dit kan ondermeer gebeuren door flats voor een beperkte duur ter beschikking te stellen van pas afgestudeerden. Jammer genoeg moeten wij samen met het College van de VGC vaststellen dat Brussel niet krijgt waar het recht op heeft. Dit blijkt uit de besteding van de gelden voor het Vlaams Stedenfonds. Zo staat in het rapport: Als de Vlaamse overheid de VGC gelijk zou stellen met een stad van 300.000 Vlamingen (de Brusselnorm), dan zou de VGC in verhouding tot het aandeel van de steden Gent en Antwerpen (met inbegrip van de correctie omdat de VGC enkel bevoegd is voor de gemeenschapsaangelegenheden) zo n 21,3 miljoen euro moeten krijgen, wat het dubbele is van wat de VGC actueel uit het Stedenfonds ontvangt. Vlaanderen trekt jaarlijks 132 miljoen euro uit voor het Stedenfonds. Vandaag gaat 75% naar Antwerpen en Gent, 10% naar Brussel. De rest van het bedrag gaat naar de kleinere centrumsteden. Ook de collegeleden Guy Vanhengel en Brigitte Grouwels hebben deze berekening beaamd. Dit moet dringend worden uitgeklaard. In de commissie van het Vlaams Parlement bleek immers duidelijk dat Vlaams minister Freya Van den Bossche zich niet echt bewust was van dit probleem. Brussel moet zijn rechten opeisen, maar het krijgt als gewest al extra geld via de financieringswet. We moeten dus het totaalplaatje blijven zien. Het rapport stelt overigens terecht: Het Stedenfonds verhoogt bijgevolg in belangrijke mate de Vlaamse aanwezigheid in Brussel. Een verhoogde aanwezigheid van de VGC in het netwerk van Vlaamse steden zou bovendien de aandacht voor Brussel aanwakkeren. Dit vormt voor ons allen een dwingende opdracht. Andermaal blijkt dat wij Brusselaars, ook hier, alles te winnen hebben bij een zo hecht mogelijke samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap. De Raad moet daar elke dag aan werken! Wij mogen dus niet zelfvoldaan denken dat wij er gekomen zijn. Recent nog bleek op een pijnlijke manier dat de communicatie tussen de Vlaamse Regering enerzijds en het College van de VGC anderzijds nog beter kan. Brussel viel immers uit de boot bij de verdeling van de Vlaamse gelden voor de strijd tegen kinderarmoede. Misschien moeten wij niet te beroerd zijn om ons te inspireren op wat er aan Franstalige kant gebeurt. Ook hier verwijs ik naar een uitspraak van de visitatiecommissie: Aan Franstalige kant is de

250 Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 lijn tussen het Gewest, de Cocof en de lokale besturen behoorlijk uitgebouwd. De uitdaging bestaat erin om vanuit de VGC hetzelfde te proberen in de richting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de lokale besturen. Volgens mij moet dit ook gebeuren ten opzichte van de Vlaamse Gemeenschap. Dit parlement van de Nederlandstaligen in Brussel, met het College dat in zijn schoot gevormd werd, moet in Vlaanderen telkens weer de stem van Brussel laten weerklinken en aandacht vragen voor onze zeer specifieke positie in dit internationaal en multicultureel centrum. Als wij dat niet doen, wie dan wel? Er is echter meer. Ik heb er reeds op aangedrongen dat de Nederlandstalige schepenen van de Brusselse gemeenten bij bepaalde dossiers, ondermeer inzake onderwijs, moeten overleggen en waar nodig samen strijden. Onderlinge politieke spelletjes verzwakken ons allemaal. Natuurlijk zijn wij er in Brussel in eerste instantie voor de Nederlandstalige gemeenschap. Toch moeten wij tezelfdertijd zoveel mogelijk kansen geven aan mensen in deze stad - van welke herkomst ook - die op een correcte manier gebruik willen maken van de voorzieningen die de Vlaamse Gemeenschap in Brussel aanbiedt. Daarom vindt ook de N-VA, net als de experts van de visitatiecommissie, dat wij rekening moeten houden met de bevolkingsexplosie. Elk jaar komen er in het Brussels hoofdstedelijk gewest 20.000 inwoners bij. Extra geld voor investeringen in Brussel is dan ook noodzakelijk. Daarbij moeten wij evenwel zeer goed beseffen dat de Nederlandstalige Gemeenschap in dit land enkel bereid zal zijn die bijkomende middelen vrij te maken wanneer zij ook effectief inspraak heeft in de besteding ervan. Dit is enkel mogelijk wanneer onderwijs in Brussel integraal een gemeenschapsbevoegdheid blijft. We kijken dan ook uit naar de resultaten van het kerntakendebat tussen de VGC en de Vlaamse Gemeenschap. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter.- Ik dank de diensten, de rapporteurs en de hoofdinterpellanten voor het aanzwengelen van dit boeiende debat. Mevrouw Els Ampe suggereerde dat wij zouden gaan kamperen, wat collegelid Bruno De Lille en ikzelf meteen zagen zitten. Bij nader inzien en na het debat te hebben gehoord, blijkt dat ik echter met Vlaams minister Freya Van den Bossche zou moeten gaan kamperen. Eén van de lessen die we uit dit debat kunnen trekken, is dat inzake het Stedenfonds de contacten tussen minister Freya Van den Bossche en het College van de VGC moeten worden geïntensifieerd. Zo kunnen onze noden en de Vlaamse middelen beter op elkaar worden afgestemd. Ik vermoed dat dit perfect mogelijk moet zijn, want minister Freya Van den Bossche is zeer begaan met de stedelijke problematiek. Zij heeft wat dat betreft veel ervaring opgedaan in Gent. Zelfs al is Gent in grootte maar een kwart van Brussel, het is ook een stad waarin die problematiek aan bod komt. Een gesprek moet zeker mogelijk zijn. Ik heb reeds een vruchtbaar gesprek gehad over onderwijs met Vlaams minister Pascal Smet, die bereid is zijn beste beentje voor te zetten om onze grootste noden mee te helpen lenigen. Alvorens in te gaan op de verschillende vragen, zal ik de doelstellingen van de visitatiecommissie nogmaals kaderen. Zoals bleek uit het debat in de Commissie Algemene Zaken en Financiën van afgelopen dinsdag, bestaat daar blijkbaar nog enige verwarring over.

Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 251 De visitatie reikt verder dan het Stedenfonds en handelt over het algemeen beleid en bestuur van de steden. Dit was ook in 2005 het geval, toen er voor het eerst een visitatie werd uitgezonden. Centraal in die visitatie staat het doel om te kunnen leren van andere stedelijke bestuurspraktijken, van academici en politieke en ambtelijke ervaringsdeskundigen. De visitatie is met andere woorden geen evaluatie of audit. Zij heeft nooit de bedoeling gehad om de Stedenfondsprojecten te evalueren. Dat zou niet mogelijk zijn in het korte tijdsbestek dat werd uitgetrokken. De visitatie brengt een uitwisseling van informatie en beoogt de best practices over te brengen. De klemtoon ligt bij het voeren van een debat over het algemene kader, strategische keuzes en de globale impact van het VGC-beleid in de stad. Het rapport bevat positieve commentaren over het beleid van de VGC, maar ook elementen die we als werkpunten kunnen beschouwen. Vergeleken met het rapport dat door de visitatiecommissie in 2005 werd opgesteld, is de teneur van het recente rapport een stuk positiever. De uitdagingen waar de VGC voor staat, zowel op beleidsniveau als inzake het intern en bestuurskundig functioneren, worden correct geanalyseerd. Het rapport vormt in die zin een goede synthese. De visitatiecommissie is positief over de veranderingen in de organisatie van de VGC. De centralisering van de administratie, de oprichting van de Meet- en Weetcel, het uitbouwen van de Cel Stedelijk Beleid in de administratie en de aandacht voor het transversaal werken worden in het bijzonder gewaardeerd. Mevrouw Greet Van Linter stelde hierover een vraag. Ik kan haar verzekeren dat het College het volste vertrouwen heeft in de VGC-administratie. De samenwerking verloopt goed. Ik heb vorige week de nieuwe zetel van de administratie bezocht. Ik weet dat de voorzitter de voorbije jaren erg begaan was met de inrichting van de nieuwe diensten bij het Rogierplein. Ik was echt onder de indruk van de uitstekende wijze waarop de administratie zich heeft omgevormd tot een groep mensen die in een moderne en aangename omkadering aan de slag is. Er is de voorbije weken veel te doen geweest over de leidend ambtenaar van de FOD Sociale Zekerheid, de heer Frank Van Massenhoven, maar ook onze leidend ambtenaar heeft een inspanning gedaan inzake centralisatie en herinrichting van de administratie die mag worden gezien. De Raad van de VGC moet misschien eens gaan kijken hoe onze ambtenaren daar aan de slag zijn. Mochten alle administraties in België even goed en deskundig zijn uitgerust, dan zouden we nog veel beter gemotiveerde ambtenaren hebben. Sinds 2005 is de samenwerking met de andere Brusselse overheden erop vooruitgegaan. Zoals de visitatiecommissie terecht aangeeft, kan dit echter nog beter. De visitatiecommissie beveelt aan om verder te investeren in slimme verbindingen en vormen van coproductie met andere besturen, zoals gemeenten en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Waar mogelijk koppelt de VGC nu reeds haar initiatieven aan initiatieven van andere overheden. Een mooi voorbeeld hiervan zijn de wijkcontracten. Alleen op die manier kan de VGC direct en indirect een invloed uitoefenen op de belangrijkste Brusselse kwesties en grote maatschappelijke uitdagingen. Tegenover de Vlaamse overheid beveelt de visitatiecommissie aan een meer consequent doorgedreven Brusseltoets te hanteren ten opzichte van de Vlaamse regelgeving, zodat de geplande regelgeving en de daarmee gepaard gaande beleidsmaatregelen ten volle het gewenste effect kunnen genereren. Belangrijk is volgens de visitatiecommissie ook dat de

252 Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 Vlaamse overheid, gezien de demografische ontwikkelingen, haar rol en verantwoordelijkheid ten volle opneemt en investeert in de kwantiteit en kwaliteit van de Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen in Brussel. Dit zijn in eerste instantie scholen, kinderopvang en jeugdvoorzieningen, maar ook bijvoorbeeld woonzorgcentra. De visitatiecommissie legt hier terecht een grote verantwoordelijkheid bij de Vlaamse overheid. Zij beschikt over de bevoegdheden, instrumenten en de middelen om meer te investeren in de Nederlandstalige gemeenschapsvoorzieningen in Brussel. De VGC staat hierin niet alleen, ook de Vlaamse grootsteden Gent en Antwerpen vragen de Vlaamse overheid om bijkomend te investeren in voorzieningen zoals kinderopvang en onderwijs. Ik heb een collega die een andere wending heeft gegeven aan zijn loopbaan en zijn kantoor heeft op de Brusselse Grote Markt. Hij schreef interessante literatuur getiteld Stadslucht maakt vrij. Steden zoals Antwerpen, Gent en Brussel hebben inderdaad veel gemeen. Er zijn reeds contacten tussen de politici van de 3 steden, maar het lijkt me ook een goed idee dat er op ambtelijk niveau meer samenwerking en uitwisseling zou komen. Ik ben van plan er werk van te maken dat mensen van Antwerpen, Gent en Brussel vaker met elkaar in contact komen aangaande onderwerpen waar zij van elkaar kunnen leren. Dit is ook een van de aanbevelingen van de visitatiecommissie aan de VGC. Het Stedenfonds stemt overeen met ongeveer 9% van de totale uitgaven van de VGC. Dat is een indrukwekkend percentage. Het fonds is voor de VGC en voor Brussel bijgevolg erg belangrijk. Vergeleken met de andere centrumsteden is het aandeel van de stedenfondsmiddelen in de reguliere begroting hoog. Ter vergelijking: in Antwerpen en in Gent stellen de stedenfondsmiddelen respectievelijk 4% en 4,3% van het totale budget voor. Dit geeft aan dat de basisdotatie onvoldoende is, aangezien het aandeel impuls Stedenfonds in Brussel enorm hoog is. De stedenfondsmiddelen in 2010 bedroegen een kleine 13 miljoen euro. Bijna 40% daarvan gaat naar infrastructuur en ongeveer 10% naar bovenbouw, met name 3 architecten, namelijk de Meet- en Weetcel, de Cel Stedelijk Beleid en de gemeenschapscentra. De rest, ongeveer 50%, gaat naar de beleidsdomeinen. Elk beleidsdomein ontvangt een evenredig deel. Het College ondersteunt de visie om een groot stuk van de middelen, ongeveer 40%, in investeringsprojecten te steken. Dit maakt deel uit van een kwaliteitsvol gemeenschapsbeleid. Ik zeg altijd dat de overheid hier de voorwaarden moet scheppen. Voor degelijk onderwijs is dat een uitstekende, moderne infrastructuur. Dat motiveert leerkrachtenteams en leerlingen, creëert een goed gevoel in de scholen en zorgt ervoor dat zelfs in moeilijke omstandigheden, resultaten worden geboekt. Volgens de visitatiecommissie zijn de huidige doelstellingen van het Stedenfonds nogal versnipperd. Ik wil dit nuanceren. In deze doelstellingen zitten wel degelijk rode draden. Een ervan is de taal- en onderwijsondersteuning. Een van de hoogste VGC-prioriteiten is al het mogelijke doen om het Nederlands aan te leren aan volwassenen en jongeren in Brussel. Het omgevingsgericht werken staat ook centraal. De hervorming van de gemeenschapscentra is gefinancierd met stedenfondsmiddelen. Er zijn dus wel degelijk grote lijnen terug te vinden in de beleidsovereenkomsten van het Stedenfonds II.

Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 253 Mevrouw Els Ampe, zoals u het aangeeft, beveelt de visitatiecommissie de VGC vooral aan om haar verhouding tot het werkveld niet te beperken tot formele overeenkomsten zoals convenanten. Ook andere vormen van netwerkvorming en overleg met het middenveld moeten mogelijk worden gemaakt. Uiteraard is dit een aandachtspunt waarvan het College in de loop van de komende jaren werk moet maken. Ik kan u alvast meegeven dat het rapport zal worden besproken in de reflectiegroep Stedelijk Beleid, waarin, naast een aantal stedelijke experts uit Brussel en daarbuiten, ook de voorzitters van de sectorale VGC-adviesraden zitting hebben. Bovendien zullen de verschillende sectorale adviesraden geconsulteerd en bevraagd worden over dit rapport en over de stedelijke uitdagingen waarop de VGC in een volgende stedenfondsperiode zou kunnen inspelen. Mevrouw Elke Van den Brandt, om de voorbereidingen op te starten en de overgang van Stedenfonds II naar Stedenfonds III gestructureerd te laten verlopen, heeft de cel Stedelijk Beleid een stappenplan ontwikkeld, met richtlijnen voor de evaluatie van alle stedenfondsinitiatieven. Dit uitgewerkte stappenplan, dat begint in februari 2012 en goedgekeurd is door het College, legt het tijdschema en de werkwijze vast die de VGC aanhoudt in de aanloop naar de nieuwe beleidsovereenkomst Stedenfonds III. De Vlaamse Gemeenschap heeft wel nog geen concrete richtlijnen gegeven over de overgang naar Stedenfonds III. Reden te meer om eens met Vlaams minister Freya Van den Bossche te gaan praten. Bovendien is het ook nog niet duidelijk welke inhoudelijke richting het nieuwe Stedenfonds zal uitgaan. De Vlaamse Regering zal zich normaliter in de loop van 2012 uitspreken over eventuele wijzigingen aan dat Stedenfonds. Zij kan op dat moment nieuwe inhoudelijke klemtonen leggen, de werkwijze misschien bijsturen en inzichten verschaffen over de timing en over de middelen die ze zal vrijmaken. Hiervoor zal ze zich onder meer laten inspireren door de visitatierapporten van de steden, met inbegrip van het globale syntheserapport, dat naar aanleiding van die visitaties zal worden geschreven. Niettemin kan er wel van worden uitgegaan dat het Stedenfonds behouden blijft als financieringsinstrument voor de Vlaamse centrumsteden en de VGC, en dat een aantal belangrijke stappen zullen moeten worden gezet teneinde een nieuwe beleidsovereenkomst te realiseren. Ik zal mij vandaag beperken tot een algemeen overzicht van de stappen. Voor meer gedetailleerde informatie verwijs ik naar de inhoud van het collegebesluit 347 van 1 februari 2012. De collegebesluiten kan u inzien bij de griffie van de Raad. In 2012 worden alle stedenfondsinitiatieven op een uniforme wijze geëvalueerd. Daarbij wordt aan alle subsidietrekkers in het kader van het Stedenfonds gevraagd hun advies te geven over de huidige en toekomstige kernpunten van het Stedenfonds. Een brief met meer informatie, concrete richtlijnen in verband met de evaluatie en zelfevaluatie en vragen aan het gesubsidieerde middenveld vertrekt eerstdaags naar alle betrokkenen. De evaluatie omvat ook een plaatsbezoek en overleg met de organisaties in kwestie. Naast het geplande overleg voorziet de cel Stedelijk Beleid in het najaar 2012 een participatief traject met enkele debat- en inspraakmomenten, die in het voorjaar van 2013 uitmonden in een slotmoment. Dit kan het beleid inspireren en voeden voor de Stedenfonds III-operatie, maar ook ruimer voor het gehele VGC-beleid. Dit traject wordt met de reflectiegroep Stedelijk Beleid uitgewerkt voor het zomerreces van 2012. Mevrouw Els Ampe, wij delen natuurlijk uw bezorgdheid en die van de visitatiecommissie om de studentenpopulatie te verankeren in Brussel. De VGC stelt zich actief op ten aan-

254 Plenaire vergadering Nr. 7 (2011-2012) 17 februari 2012 zien van de doelgroep van studenten en streeft hierbij de volgende kerndoelstellingen na: de doelgroep vertrouwd maken met het VGC-aanbod, waarbij de focus ligt op onder meer de cultuurwaardebon, Agenda 22, Wonen in Brussel, Vrijetijdsgidsen; Brussel promoten als aantrekkelijke stad voor jongeren; de studenten aanzetten tot participatie aan de vele activiteiten in deze stad. Wij weerhouden graag het idee van het welkomstpakket. Ik wil besluiten met enkele punctuele opmerkingen en met het beantwoorden van de actualiteitsvraag van mevrouw Greet Van Linter. De discussie over de middelen is zo oud als het Stedenfonds en zijn voorgangers. Wij hadden vroeger Jan Béghin in ons midden. Hij wilde dat de sleutels voor de toekenning van middelen aan de VGC in het kader van de stedenfondsactiviteiten voldoende resultaat zouden opleveren. Er zal altijd een spanningsveld zijn waarbij men op basis van de Brusselnorm moet proberen de lat hoog genoeg te leggen. Ik volg daarin helemaal de redenering van de heer Paul De Ridder en collegelid Brigitte Grouwels. Daarover was de voorbije dagen veel te doen in de media. Maar dat is de juiste redenering. Daarmee wil ik niet zeggen dat dit bedrag van de ene dag op de andere moet worden verdubbeld. Een stappenplan om dat bedrag op te trekken, lijkt mij een redelijk voorstel. Ik wil dat voorstel voorleggen aan Vlaams minister Freya Van den Bossche. De toepassing van de Brusselnorm zou het voorwerp moeten uitmaken van een goede evaluatie. Laten we eerlijk zijn, men heeft het altijd over 300.000, maar ondertussen zijn we hier al met 1,1 miljoen. Het zal dus meer moeten zijn dan 300.000. Het klopt dat, als men die sleutel in de verschillende beleidsdomeinen hanteert, men nooit tot bedragen zal komen die feitelijk corresponderen met die norm. In vele domeinen, zelfs in het onderwijs, bereiken we die norm niet. Met het Nederlandstalig onderwijs bedienen we nu 20% van de schoolgaande kinderen in Brussel. Als we resoluut naar de 30%-norm of de 300.000 zouden streven, zouden we nog eens de helft meer moeten doen. Ik weet dat we dat op dit moment niet van de ene dag op de andere kunnen doen. Maar we moeten wel die ambitie hebben en niet willen stabiliseren of verminderen. Het Vlaamse Regeerakkoord schrijft immers een toename voor. Mijnheer De Ridder, ik ben blij dat u daarmee instemt want we moeten dat met zijn allen, los van alle mogelijke politieke clivages en politiek gehakketak, proberen uit te dragen. Er is veel gezegd dat we meer en beter moeten samenwerken en dat de verschillende overheden moeten samenwerken. Dat kunnen we, eerlijk gezegd, alleen maar indien er vanuit deze VGC, vanuit deze Raad, ook een vorm van eendracht, samenhorigheid, gelijkgestemdheid en eenvormig discours wordt uitgedragen. In plaats van te proberen elkaar vliegen af te vangen, moeten we duidelijk maken waar we met zijn allen voor staan. In die zin denk ik dat een en ander niet alleen moet worden beleden in woorden maar ook in daden. We moeten een inspanning leveren om wat dat betreft aan een mentaliteitswijziging te werken. Daarom ben ik altijd blij als ik de heer De Ridder hoor spreken. Ik voel dat hij dat in dezelfde geest doet. Mijnheer De Ridder, u deed mij denken aan het tv-programma Het Huis van Wantrouwen. Het beste onderdeel daarvan was de professionele afsluiter. Aan het eind van het debat dacht ik dat we een professionele afsluiter hadden die alles mooi samenvatte en verwoordde en iedereen opriep om in dezelfde geest samen te werken. In die zin wilde ik ook iets zeggen over de vraag van mevrouw Van Linter over de uitlatingen van minister-president Charles Picqué. Laat ons eerlijk zijn. Als de Vlaamse overheid