Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving VOORJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2006



Vergelijkbare documenten
Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving VOORJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2006

VOORJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2009

Juni 2011 VOORJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2011

OKTOBER 2012 CAO-AFSPRAKEN 2011

Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving VOORJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2005

Cao-afspraken Conclusie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CAO-AFSPRAKEN 2014

Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving NAJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2005

OKTOBER 2013 CAO-AFSPRAKEN 2012

4,5. Cao-afspraken Download PDF Cao afspraken steekproef cao s. miljoen werknemers

VOORJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2004

APRIL 2014 CAO-AFSPRAKEN 2013

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CAO-AFSPRAKEN 2015

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CAO-AFSPRAKEN 2018

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CAO-AFSPRAKEN 2016

Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving NAJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2006

Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving NAJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2007

Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving NAJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2008

Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving Afdeling Cao-onderzoek en Beleidsinformatie NAJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2009

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CAO-AFSPRAKEN 2017

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid CAO-AFSPRAKEN 2014

December 2010 NAJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2010

Directie Uitvoeringstaken, Juridische Zaken en Beleidsinformatie Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie. Voorjaarsrapportage CAO-afspraken 2003

Arbeidsinspectie. Centraal Kantoor Afdeling Monitoring en Beleidsinformatie. Voorjaarsrapportage Cao-afspraken 2002

DECEMBER 2011 NAJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2011

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Cao-lonen 2004, de definitieve gegevens

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

Artikelen. Cao-lonen 2005, de definitieve gegevens. Nathalie Peltzer

Kortetermijnontwikkeling

Cao-lonen 2007, de definitieve gegevens

Cao-lonen 2006, de definitieve gegevens

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer werknemers aan het werk

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banengroei vergelijkbaar met tweede helft jaren negentig

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Cao-lonen 2002, de definitieve gegevens

Werkloosheid nauwelijks veranderd

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA DEN HAAG AV/CAM/2005/39180

Centraal Bureau voor de Statistiek

OPTIMALE INDIVIDUELE INZETBAARHEID. Definitieve versie vastgesteld in het OAW, 15 juni 2015, aangevuld met artikel 3.6 op 19 november 2015.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies

Werkgelegenheidsonderzoek 2010

Arbeidsmarkt in vogelvlucht

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Veel kleiner banenverlies

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Datum : 26 augustus 2003 Onderwerp : Bijzondere aanpassing WML periode 1999 t/m 2002

Participatiewet. Figuur 2: Personen met bijstandsuitkering: verdeling naar leeftijd januari 2015 december % 80% 49% 54% 60% 40% 42% 37% 20%

Cao-lonen 2008, de definitieve gegevens

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004

Hoofdstuk 3 CAO Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening

Minimumloon, jeugdloon januari juni 2016 plus Uurloon

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA DEN HAAG AV/CAM/2005/53511

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Iets meer banen dan een jaar geleden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

Werkgelegenheidsonderzoek 2011

P e r s b e ri c h t

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Feiten en cijfers Wajong

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarapportage 2008

Cao-lonen 2009, de definitieve gegevens

Verwerking wet Verlenging Loondoorbetaling bij Ziekte in CEP 2004

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Rapportage beoordelen en incidenteel belonen 2012

ARBEIDSVOORWAARDENAKKOORD SECTOR RECHTERLIJKE MACHT 2004

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Trends Cijfers. Werken in de publieke sector % 30% 93,5% % 32,7% 22,8% 12% 7% 85% 2,5% 23% 11% 8,1% 63,4%

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banengroei loopt op tot 110 duizend. Kwartaalgroei banen versnelt tot 38 duizend

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De collectieve WGA Hiaat verzekeringen voor werknemers in de Metaal- en Elektrotechnische industrie

WIA Opvang Polis. op de WIA. Het antwoord van de. Van Kampen Groep. (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen)

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent

Onderhandelingsakkoord CAO RDW Oktober 2007

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal uitkeringen daalt. Daling bijstand vooral bij mannen en jongeren

Special Lonen Loonkostenvoordelen vanaf 2017: laat geen geld liggen

Wajongers aan het werk met loondispensatie

H12 Ziektewet en wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

SALARISSCHALEN-ÉÉNMALIGE UITKERING- BODEM VAKANTIETOESLAG. Bedragen in euro s per maand bij een voltijds dienstverband van 36 uur per week

Bijlage 1a bij CvA-brief Het gemeentelijk referentiemodel

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag:

monitor 2018 sociale firma s Amsterdam

INKOMENSEFFECTEN VAN DE ZORGVERZEKERINGSWET EN DE WET OP DE ZORGTOESLAG

Factsheet normale arbeidsduur

Factsheet normale arbeidsduur

Bruto minimum(jeugd)loon per 1 januari 2008

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Onderhandelingsakkoord over CAO Energie

Een nadere analyse van de ontwikkeling van de franchise in de periode

Cao-lonen 2010, de definitieve gegevens

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005

Transcriptie:

Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving VOORJAARSRAPPORTAGE CAO-AFSPRAKEN 2006 Juni 2006

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING BLZ I 1 INLEIDING 1 2 DE CONTRACTLOONMUTATIE IN 2005 EN 2006 3 2.1 De stand van zaken in 2005 3 2.2 Een nadere analyse van de contractloonmutatie in 2005 4 2.3 De stand van zaken in 2006 5 2.4 De ontwikkelingen sinds 2000 6 3 DE ONDERKANT VAN HET LOONGEBOUW 7 3.1 Inleiding 7 3.2 Opzet van de rapportage 7 3.3 Niveau van de laagste schaalbedragen ultimo 2005 8 3.3.1 Niveaucijfers uitgesplitst naar economische sector 8 3.3.2 Ontwikkelingen sinds 1999 9 3.4 Niveau en spreiding van de onderscheiden loonschalen 9 3.4.1 Niveau van de onderscheiden loonschalen 10 3.4.2 Spreiding van de onderscheiden loonschalen 11 3.5 Niveau van het laagste loon behorende bij de vakvolwassen leeftijd 11 3.6 Jeugdlonen 13 3.6.1 Niveaucijfers naar sectoren 13 3.6.2 Niveaucijfers voor op basis van de vakvolwassen leeftijd gegroepeerde CAO's 14 4 LOONDOORBETALING BIJ ZIEKTE EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID 17 4.1 Inleiding 17 4.2 Loondoorbetaling in het 1 e en 2 e ziektejaar 17 4.3 Bovenwettelijke uitkeringen na het 1 e en 2 e ziektejaar in 2005/2006 18 5 HET NIEUWE ZIEKTEKOSTENSTELSEL 23 5.1 Inleiding 23 5.2 Onderzoeksresultaten 23 6 LEVENSLOOPREGELINGEN IN CAO's 27 6.1 Inleiding 27 6.2 Onderzoeksresultaten 27 6.3 Enkele voorbeelden van levensloopafspraken 28 7 (RE)INTEGRATIE 31 7.1 Inleiding 31 7.2 Algemene bepalingen over (re)integratie 32 7.3 Reïntegratiebeleid 32 7.3.1 Algemene afspraken op het gebied van reïntegratie 32 7.3.2 Reïntegratieafspraken in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter en de 33 Wet SUWI 7.4 Aanpassingsbeleid 35 7.5 Integratiebeleid 36

7.6 Ontwikkelingen in de periode 2000 2005 en de eerste ontwikkelingen in 2006 37 8 EMPLOYABILITY 39 8.1 Inleiding 39 8.2 Totaaloverzicht diverse employability-instrumenten 39 8.3 Scholing 40 8.3.1 Scholing algemeen: de verschillende vormen van scholing 40 8.3.2 Scholing specifiek: enkele bijzondere invalshoeken 41 8.4 Scholingsverlof 42 8.4.1 Scholingsverlof algemeen 42 8.4.2 Scholingsverlof specifiek: het (on)betaalde karakter en de duur van het verlof 42 8.5 Ontwikkelingsplannen 43 8.6 Loopbaanbevordering en mobiliteit 44 8.7 Motiverend beloningsbeleid 45 8.8 Arbeidsmarktgericht employabilitybeleid 46 8.9 Doelgroepen en employabilitybeleid 47 8.10 Ontwikkelingen in de periode 2000 2005 en de eerste ontwikkelingen in 2006 49 9 WERKGELEGENHEID 51 9.1 Werkgelegenheidsbepalingen algemeen 51 9.1.1 Aantal arbeidsplaatsen 52 9.1.2 Doelgroepen 52 9.2 Werkervaringsplaatsen 53 9.3 Werkgelegenheidsplannen 53 9.3.1 Werkgelegenheidsplannen en scholing 53 9.4 Stageplaatsen 54 9.5 I/D-banen en WIW-banen 54 9.6 Arbeidspools en detachering 54 9.7 Ontwikkelingen in de periode 2000 2005 en de eerste ontwikkelingen in 2006 54 Bijlagen: 1 Contractloonmutaties 2005 2 Berekening van de (gemiddelde) contractloonmutatie 3 (Re)integratie 4 CAO's met afspraken over verlof in verband met scholing 5 CAO-afspraken over werkgelegenheid in 2005 6 CAO's in Nederland

SAMENVATTING In de Voorjaarsrapportage CAO-afspraken 2006 wordt voor 2005 een beeld gegeven van de stand van zaken in CAO's met betrekking tot de contractloonontwikkeling, de onderkant van het loongebouw, loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid, werkgeversbijdragen in het kader van het nieuwe zorgstelsel, levensloop, (re)integratie, employability en werkgelegenheid. Naast het beeld van de stand van zaken voor 2005 wordt ook een voorlopig beeld geschetst van de ontwikkelingen in 2006. Aanvullend is waar mogelijk per onderwerp ook de ontwikkeling over de periode 2000-2005 opgenomen. Het beeld over 2005 is in principe gebaseerd op de gegevens van 125 CAO's. Als voor een bepaald onderwerp van dit aantal is afgeweken (contractloonontwikkeling, onderkant loongebouw, loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid, ziektekosten, levensloop), dan is dat in het betreffende hoofdstuk aangegeven. Het beeld dat over 2006 wordt geschetst, is wat de contractloonontwikkeling betreft gebaseerd op 87 CAO's (peildatum 1 mei), waaronder 83% van de werknemers in de steekproef valt. Voor de overige onderwerpen worden de eerste ontwikkelingen geschetst in de 16 akkoorden die in de periode 1 januari - 15 april 2006 zijn vernieuwd. Contractloonmutatie In 2005 bedraagt de totale contractloonmutatie gemiddeld 1,0% op niveaubasis en 0,7% op jaarbasis (112 CAO's). Het moment van afsluiten van de akkoorden laat zowel op niveau- als op jaarbasis een verschil zien. De contractloonmutatie in de akkoorden die vóór 1 januari 2005 tot stand zijn gekomen, bedraagt op niveau- en op jaarbasis 0,2%. In de akkoorden die ná 1 januari 2005 zijn afgesloten is dit respectievelijk 1,0% en 0,7%. In de overheidssector is de gemiddelde contractloonmutatie zowel op niveau- als op jaarbasis 0,2%-punt lager dan het gemiddelde. Naar economische sector bezien loopt de contractloonmutatie op niveaubasis uiteen van -0,1% in de sector vervoer en communicatie tot 1,8% in de sector bouwnijverheid. Het beeld over 2006 laat een contractloonmutatie op niveau- en jaarbasis zien van 1,7%. Deze mutatie is inclusief bijdrage van werkgevers in het kader van de levensloopregeling. Exclusief deze bijdrage bedraagt de contractloonmutatie 1,3% op niveaubasis en 1,4% op jaarbasis. Op niveaubasis loopt de contractloonmutatie uiteen van -0,75% tot 4,86%. Voor circa eenderde van de werknemers waarvoor de contractloonmutatie in 2006 op de peildatum bekend is, is de mutatie op niveaubasis kleiner of gelijk aan 1%. Voor ruim 40% is het meer dan 2%. In 2001 was de contractloonmutatie hoger dan in 2000. In de periode 2002-2005 is de contractloonmutatie op jaarbasis telkens lager dan in het voorgaande jaar. In 2006 is het weer hoger dan in 2005. De onderkant van het loongebouw In 2005 ligt het niveau van de laagste loonschalen (functieschalen en aanloopschalen) gemiddeld 3,8% boven het Wettelijk Minimumloon (WML) (op basis van 79 akkoorden). Ten opzichte van 2004 betekent dit een stijging met 1,6%-punt. Naar economische sector bezien is het niveau van de laagste loonschalen het hoogst in de sector landbouw (8,3% boven het WML) en het laagst in de sector overige dienstverlening (2,1%). In 32 van de 79 CAO's waarvoor in 2005 het niveau van de laagste loonschaal bekend is, komt een aanloopschaal voor (een loonschaal bedoeld voor nieuwe werknemers in een sector, waarvan het aanvangssalaris lager is dan in de loonschaal die bij een functie hoort). In 17 CAO's is sprake van een zogenoemde doelgroepenschaal (een loonschaal voor werknemers met een moeilijke I

positie op de arbeidsmarkt). Het loonniveau in de aanloopschalen en doelgroepenschalen ligt gemiddeld lager dan in de functieschalen. In laatstgenoemde loonschalen ligt het laagste loon gemiddeld 8,2% boven het WML. In de aanloopschalen is dit 2,6% en in de doelgroepenschalen is het niveau gelijk aan het WML. Voor jeugdige werknemers is het niveau van de laagste loonschalen ten opzichte van het voor die jeugdigen geldend wettelijk minimumjeugdloon (WMJL) langs twee lijnen onderzocht. In de eerste plaats is, uitgaande van het gegeven dat in ongeveer de helft van de onderzochte CAO's de vakvolwassenleeftijd lager dan 23 jaar is, het vakvolwassen loon voor vakvolwassenen tot en met 23 jaar afgezet tegen het bijbehorend wettelijk minimum (jeugd)loon. Bij een vakvolwassenleeftijd van 21 jaar (18 CAO's) ligt het laagste loon voor een 21-jarige werknemer bijna 34% boven het WMJL van een 21 jarige. Bij een vakvolwassenleeftijd van 22 jaar (19 CAO's) is dit bijna 19%. En bij een vakvolwassenleeftijd van 23 jaar is dit bijna 4%. In de tweede plaats zijn voor jeugdige werknemers, ongeacht de vakvolwassenleeftijd in CAO's, de schaalbedragen vergeleken met het relevante WMJL. Dan blijkt dat voor 15-jarige werknemers het laagste loon gemiddeld 13,9% boven het WMJL voor een 15-jarige werknemer ligt (34 CAO's). Voor 18-jarige werknemers loopt dit op tot 27,3% (78 CAO's). Daarna neemt het af tot 10,0% voor werknemers van 22 jaar (79 CAO's). Als wordt gekeken naar de invloed van de vakvolwassenleeftijd op het niveau van de jeugdloonschalen ten opzichte van het bijbehorende wettelijk minimumjeugdloon, dan blijkt dat een lagere vakvolwassenleeftijd gepaard te gaan met een, ten opzichte van het wettelijk minimumjeugdloon, hoger niveau van het laagste loon. In de periode 2000-2005 is het niveau van de laagste loonschaal ten opzichte van het WML geleidelijk gedaald van 6,3% naar 3,8%. Wel lijkt op basis van voorlopige cijfers ten opzichte van 2004 in 2005 sprake te zijn van stijging van 1,6%-punt. Loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid In 42 van de onderzochte 109 akkoorden is de loondoorbetaling bij ziekte in de eerste twee ziektejaren kleiner of gelijk aan 170%. In 40 akkoorden kan de loondoorbetaling bij ziekte hoger uitkomen dan 170% als de werknemer zich voldoende inspant voor of meewerkt aan reïntegratie. In 27 akkoorden is de loondoorbetaling bij ziekte in de eerste twee ziektejaren zonder meer hoger dan 170%. In 22 van deze 27 akkoorden is in het eerste ziektejaar de loondoorbetaling minder dan 100%. Meestal wordt de eerste zes maanden nog wel 100% doorbetaald; daarna daalt de loondoorbetaling onder 100%. Bij voortdurende (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid na de eerste twee ziektejaren kan in CAO's ook sprake zijn van een aanvulling op het loon/de uitkering in het kader van de WIA. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar de mate van arbeidsongeschiktheid. In 28 CAO's is een aanvulling afgesproken als het arbeidsongeschiktheidspercentage lager is dan 35%. De aanvulling varieert van 50%-100% van het verschil tussen het laatstverdiende loon en de verdiencapaciteit. In eveneens 28 akkoorden zijn afspraken gemaakt over aanvulling van het loon/uitkering bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35%-80%. De hoogte van de aanvulling loopt hier uiteen van 50%-80%. 17 akkoorden kennen een aanvulling als het arbeidsongeschiktheidspercentage 80% of hoger is en er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. Ook hier bedraagt de aanvulling 50%-80%. Tot slot zijn er 18 akkoorden waarin werknemers, waarvoor het arbeidsongeschiktheidspercentage 80% of hoger II

is en die duurzaam arbeidsongeschiktheid zijn, een aanvulling op de WIA-uitkering krijgen. Die aanvulling loopt uiteen van 50% - 100%. Het nieuwe ziektekostenstelsel In het kader van het ziektekostenstelsel zoals dat vóór 1 januari 2006 bestond kenden 70 van de 114 onderzochte akkoorden afspraken over een werkgeversbijdrage in de premie voor een particuliere ziektekostenverzekering. In het kader van het nieuwe ziektekostentelsel kennen 35 akkoorden een werkgeversbijdrage (van toepassing op circa eenderde van de werknemers onder de onderzochte CAO's). Deze bijdrage wordt uitgekeerd in de vorm van een maandelijkse vergoeding (16 akkoorden; hoogte variërend van 10-30) of in de vorm van een eenmalige uitkering (12 akkoorden; hoogte variërend van 45-1000). Daarnaast zijn er nog 7 akkoorden waarin aan de werkgeversbijdrage een andere vorm is gegeven. In 13 akkoorden is ook sprake van een tegemoetkoming in de ziektekostenverzekering voor anderen dan de in dienst zijnde werknemers (vutters, gepensioneerden en gezinsleden). In 30 akkoorden is sprake van een collectief contract waar de werknemer zich voor zijn ziektekostenverzekering kan aansluiten. In 17 daarvan is tevens sprake van een werkgeversbijdrage in de ziektekostenpremie; in 13 akkoorden wordt de werknemer alleen de mogelijkheid geboden zich bij zo'n collectief contract aan te sluiten. Levensloopregelingen in CAO's In 79 van de 114 onderzochte akkoorden zijn afspraken over een levensloopregeling aangetroffen. In 41 akkoorden is afgesproken dat de werkgever een financiële bijdrage aan de regeling zal leveren. Deze bijdrage loopt uiteen van 0,4% tot 3,8%. In 18 akkoorden is afgesproken om voor de invoering van een levensloopregeling eerst een studie te verrichten. (Re)integratie De CAO-afspraken over (re)integratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten in 2005 zijn in drie categorieën onderverdeeld: reïntegratiebeleid, aanpassingsbeleid en integratiebeleid. In 109 van de 125 CAO's (79% van de werknemers onder de onderzochte CAO's) komen afspraken voor die passen binnen één van deze drie categorieën. De meeste afspraken hebben betrekking op reïntegratiebeleid (106 CAO's) en op integratiebeleid (48 CAO's). De afspraken over integratiebeleid hebben meestal een intentioneel karakter. In 3 CAO's is sprake van meer concrete afspraken. Het gaat hier om afspraken over een expliciet aanbod van arbeidsplaatsen voor arbeidsgehandicapten. Wat de reïntegratieafspraken betreft blijkt een deel een relatie te hebben met de Wet verbetering poortwachter. Dat is in 55 CAO's het geval. Het gaat hierbij om afspraken waarin een concrete invulling aan de wettelijke verplichtingen en mogelijkheden van werkgever en werknemer wordt gegeven. De meeste afspraken gaan over de mogelijkheid om een second opinion (33 CAO s) aan te vragen of over de verlenging van de wachttijd voor de WAO (15 CAO s). Een ander deel van de reïntegratieafspraken heeft te maken met de wet SUWI. In het kader van de wet moet een werkgever voor een arbeidsgehandicapte werknemer buiten het eigen bedrijf een passende baan zoeken als reïntegratie in het eigen bedrijf niet mogelijk is. In 33 CAO's zijn hierover afspraken gemaakt. De meeste afspraken hebben betrekking op de ondersteuning van de werknemer (18 CAO s) en op de eisen die aan reïntegratiebedrijven worden gesteld (19 CAO s). III

Van de 16 akkoorden die in 2006 zijn afgesloten heeft de helft minstens één nieuwe afspraak op het gebied van (re)integratie. De nieuwe CAO-afspraken hebben alleen betrekking hebben op het reïntegratiebeleid. In 2006 zijn nog géén afspraken over de integratie en/of aanpassingsbeleid ten behoeve van gedeeltelijke arbeidsgeschikte werknemers aangetroffen. De nieuwe reïntegratieafspraken richten zich nog steeds voornamelijk op specifieke afspraken over het verrichten van onderzoek en/of overleg over de consequenties van nieuwe wetgeving op het gebied van reïntegratie (o.a. de invoering van de WIA) maar daarnaast worden ook specifiekere afspraken gemaakt over bestaande reïntegratiewetgeving, vooral over de Wet Verbetering Poortwachter. In twee CAO's zijn afspraken opgenomen specifiek gericht op de reïntegratie van de herbeoordeelde gedeeltelijke arbeidsgeschikte werknemer. In de periode 2000-2005 is het percentage CAO's met afspraken over (re)integratie gestegen van 62% naar 87%. De toename is vooral toe te schrijven aan een toename van het aantal CAO's met afspraken over reïntegratiebeleid. In 2006 bevatten 9 van de 16 nieuwe akkoorden afspraken over reïntegratiebeleid. Over aanpassings- en integratiebeleid zijn geen nieuwe afspraken aangetroffen. Employability Employabilitybeleid is gericht op het realiseren van een brede(re) inzetbaarheid van de werknemer. Vrijwel alle onderzochte CAO's kennen traditioneel al afspraken over scholing, scholingsverlof en/of (in iets mindere mate) motiverend beloningsbeleid om die brede(re) inzetbaarheid te realiseren. De scholingsafspraken zijn vaak functiegericht, maar 24 van de onderzochte CAO's heeft ook afspraken over algemene scholing. En in 13 van de onderzochte CAO's komen afspraken voor over Erkenning van Verworven Competenties (EVC). Een ander aspect van scholingsafspraken is dat in diverse CAO's voor de werknemers een recht en/of een plicht tot scholing is opgenomen. Dat is in 51 CAO's het geval. Werknemers kunnen ook door middel van financiële prikkels worden gestimuleerd om bepaalde kwalificaties te behalen of andere functies te vervullen. Dit is een onderdeel van motiverend beloningsbeleid. In 13 van de onderzochte CAO's is een relatie tussen financiële prikkels en een brede inzet van de werknemer met nadruk aanwezig. Minder traditioneel zijn afspraken over bijvoorbeeld ontwikkelingsplannen en loopbaanbevordering. In 94 van de onderzochte CAO's komen afspraken over ontwikkelingsplannen voor. Deze kunnen worden onderscheiden in plannen gericht op de individuele werknemer en plannen gericht op het bedrijf of de bedrijfstak. De ontwikkelingsplannen kunnen worden ondersteund met afspraken over het beschikbaar stellen van een budget. Over zo'n budget zijn in 20 van de onderzochte CAO's afspraken gemaakt. Wat loopbaanbevordering betreft komen in CAO's vooral afspraken voor over functioneringsen beoordelingsgesprekken (80 van de onderzochte CAO's). CAO-afspraken over employabilitybeleid kunnen ook het belang van afzonderlijke ondernemingen overstijgen. Dergelijke afspraken (over bijvoorbeeld een employabilityscan en een arbeidsmarktmonitor) komen in 63 van de onderzochte CAO's voor. De CAO-afspraken over employabilitybeleid richten zich in principe op alle werknemers binnen een onderneming of binnen een branche. Maar dat neemt niet weg dat in CAO's ook afspraken zijn aangetroffen die zich richten op een specifieke groep werknemers. Employabilitybeleid gericht op jongere en/of oudere werknemers zijn bijvoorbeeld aangetroffen in 44 van de onderzochte CAO's. Het percentage CAO's met employability-afspraken is in de periode 2000 2005 vrijwel constant gebleven. In bijna alle CAO's komen een of meer van dergelijke afspraken voor. De IV

traditioneel veel voorkomende (en qua ontwikkeling vrij stabiele) afspraken zijn die over scholing, scholingsverlof en motiverend beloningsbeleid. Het percentage CAO's met afspraken over de andere drie onderwerpen die in deze periode telkens zijn meegenomen in het employability-onderzoek is wel toegenomen. Met betrekking tot bijvoorbeeld persoonlijke opleidingsplannen is het percentage CAO's met dergelijke afspraken gestegen van 30% naar 50%. In 9 van de 16 nieuwe akkoorden in 2006 zijn één of meer afspraken in het kader van employability gemaakt. Afspraken over scholing zijn in 8 akkoorden aangetroffen, gevolgd door afspraken over opleidingsplannen (5x) en arbeidsmarktbeleid (3x). De onderwerpen loopbaanbevordering en scholingsverlof komen voor in 2 akkoorden. Werkgelegenheid Afspraken over werkgelegenheid (onder meer werkervaringsplaatsen en werkgelegenheidsplannen) komen in 52 van de 125 onderzochte CAO's voor. De meeste afspraken hebben betrekking op werkgelegenheidsplannen en werkervaringsplaatsen (resp. in 16 en 19 CAO's). In 10 van de 52 CAO's wordt concreet aangegeven hoeveel arbeidsplaatsen zouden moeten worden gecreëerd. In totaal gaat het om ruim 1400 plaatsen (inclusief I/Dbanen). Naar doelgroep bezien zijn de meeste plaatsen bestemd voor jongeren. Tussen 2000 en 2005 is het percentage CAO's met afspraken over werkgelegenheid gestaag afgenomen. In 2000 bevatte tweederde deel van de CAO's dergelijke afspraken; in 2005 is dat gedaald tot 42%. Er is vooral sprake van een afname van afspraken over werkgelegenheidsplannen. In 2006 zijn tot nu toe in 3 akkoorden nieuwe afspraken over werkgelegenheid gemaakt. Daarbij gaat om twee afspraken in de sfeer van bestrijding van de jeugdwerkloosheid en 1 akkoord betreft het verhogen van het quotum van het aantal leerlingen. V

VI Voorjaarsrapportage CAO-afspraken 2006

1 INLEIDING In deze rapportage wordt ingegaan op de CAO-afspraken over de contractloonontwikkeling, de onderkant van het loongebouw, loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid, werkgeversbijdragen in het kader van het nieuwe zorgstelsel, levensloop, (re)integratie, employability en werkgelegenheid in 2005. Tevens wordt zo mogelijk per onderwerp een beeld gegeven van de ontwikkelingen in de periode 2000 2005 en van de eerste ontwikkelingen in 2006. Voor de rapportage over 2005 is in principe gebruik gemaakt van de gegevens van 125 steekproef-cao's 1. Op de peildatum 15 april 2006 (voor de contractloonontwikkeling 1 mei 2006) waren van 112 akkoorden de gegevens over heel 2005 beschikbaar. Voor de andere 13 akkoorden is verondersteld dat de afspraken ongewijzigd worden voortgezet 2. Als voor een bepaald onderwerp is afgeweken van de steekproef van 125 CAO's (contractloonontwikkeling, onderkant loongebouw, loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid, ziektekosten, levensloop), dan is dat in het betreffende hoofdstuk aangegeven. Het beeld van de contractloonontwikkeling in 2006 is gebaseerd op 87 akkoorden. Een deel daarvan was al in 2005 voor een langere periode (waaronder heel 2006) afgesloten; een ander deel is in 2006 tot stand gekomen. Voor de contractloonontwikkeling gaat het ook hier om de stand van zaken op 1 mei 2006. De eerste ontwikkelingen in 2006 zijn gebaseerd op de 16 akkoorden die tussen 1 januari en 15 april 2006 tot stand zijn gekomen. De contractloonontwikkeling in 2005 en 2006 staat centraal in hoofdstuk 2. In dat hoofdstuk wordt begonnen met een definitief beeld van de contractloonmutatie in 2005. Voor 112 akkoorden wordt eerst de opbouw van de contractloonontwikkeling weergegeven. Vervolgens wordt een analyse van de ontwikkeling gemaakt door te kijken naar de factor tijd (het verschil in akkoorden die vóór en ná 1 januari 2005 zijn afgesloten) en naar sector (markt-, zorg- en overheidssectoren; en economische sectoren). De ontwikkeling in 2006 is gebaseerd op 87 akkoorden van toepassing op circa 83% van de werknemers. In hoofdstuk 3 komen de laagste loonschalen in CAO's aan de orde. In dit kader wordt ingegaan op het niveau van de laagste loonschalen ten opzichte van het Wettelijk Minimumloon in de periode 1999-2005. Ook wordt onderscheid gemaakt tussen de reguliere loonschalen, de aanloopschalen en de loonschalen die specifiek voor bepaalde doelgroepen zijn bestemd. Tot slot wordt aandacht besteed aan de jeugdloonschalen in CAO's. In dat kader wordt ook ingegaan op de invloed van de vakvolwassenleeftijd op het niveau van de jeugdloonschalen ten opzichte van het bijbehorende wettelijk minimumjeugdloon. Hoofdstuk 4 gaat over loondoorbetaling bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Kabinet en sociale partners hebben eind 2004 onder andere afspraken gemaakt over loondoorbetaling in de eerste twee ziektejaren. In deze rapportage wordt ingegaan op de weerslag hiervan in CAO's. Hierbij wordt onder meer ingegaan op de verdeling van 170% over het 1 e en 2 e ziektejaar en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor een hogere loondoorbetaling in aanmerking te komen. Ook wordt aandacht besteed aan bovenwettelijke aanvulling van het loon/uitkering bij volledige of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. 1 2 In de steekproef zijn de bedrijfstak-cao's die van toepassing zijn op 10.000 of meer werknemers, en de ondernemings-cao's die van toepassing zijn op 3.000 of meer werknemers, opgenomen Deze veronderstelling is gemaakt om de onderzoeksresultaten zo goed mogelijk in de tijd met elkaar te kunnen vergelijken. 1

In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op werkgeversbijdragen in het kader van het nieuwe ziektekostenstelsel. Met de introductie van het nieuwe zorgstelsel per 1 januari 2006 is onder meer de financieringssystematiek van het zorgstelsel veranderd. In het kader van het oude zorgstelsel bevatten meerdere CAO's afspraken over een werkgeversbijdrage voor particulier verzekerde werknemers. Het onderscheid tussen particulier verzekerde werknemers en werknemers die via het ziekenfonds zijn verzekerd, is echter per 1 januari 2006 komen te vervallen. Onderzocht is in welke mate CAO's in het kader van het nieuwe zorgstelsel afspraken bevatten over een bijdrage van de werkgever voor de werknemer in de kosten die het nieuwe stelsel voor hem meebrengt. Hoofdstuk 6 besteedt aandacht aan levensloop. Onderzocht is hoe in de akkoorden die in 2005 en 2006 tot stand zijn gekomen, invulling aan een levensloopregeling wordt gegeven. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de vraag of er in de akkoorden al aandacht aan levensloop wordt geschonken en of sprake is van een bijdrage van werkgevers. In hoofdstuk 7 komen CAO-afspraken over (re)integratie van arbeidsgehandicapten aan de orde. Het hoofdstuk begint met een overzicht van afspraken over (re)integratie op hoofdniveau algemene bepalingen over (re)integratie. Ook is onderzocht in welke mate specifieke afspraken hierover in CAO's voorkomen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen reïntegratiebeleid (gericht op het in dienst houden van gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers), aanpassingsbeleid (gericht op afstemming van de werksituatie op de gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemer) en integratiebeleid (gericht op het aantrekken van gedeeltelijk arbeidsgeschikte werknemers). Hoofdstuk 8 gaat over employability. Bij employability gaat het om instrumenten die een bijdrage kunnen leveren aan het vergroten van de inzetbaarheid van werknemers. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan scholing, scholingsverlof, ontwikkelingsplannen, loopbaanbeleid en motiverend beloningsbeleid. Ingegaan wordt op het in CAO's voorkomen van afspraken met betrekking tot de verschillende instrumenten. Daarbij wordt in dit hoofdstuk ook stilgestaan bij afspraken over doelgroepen en arbeidsmarktgerichte employability-afspraken. In hoofdstuk 9 ten slotte staan CAO-afspraken over werkgelegenheid centraal. Het gaat hierbij niet alleen om afspraken over werkervaringsplaatsen en werkgelegenheidsplannen, maar ook over I/D-banen en WIW-banen. Ook is gekeken naar in CAO's voorkomende afspraken over detachering-/uitzendconstructies en arbeidspools. 2

2 DE CONTRACTLOONMUTATIE IN 2005 EN 2006 In dit hoofdstuk wordt een beeld van de contractloonmutatie in 2005 en 2006 gegeven. Eerst wordt ingegaan op de opbouw van de gemiddelde contractloonmutatie in 2005. Tevens wordt de contractloonmutatie van de akkoorden afgesloten vóór 1 januari 2005 vergeleken met de akkoorden die ná 1 januari 2005 zijn afgesloten. Vervolgens wordt de contractloonmutatie per sector weergegeven. Daarna wordt ingegaan op de contractloonmutatie in 2006. Hiervan wordt een totaalbeeld gepresenteerd en wordt de spreiding van de contractloonmutatie geschetst. 2.1 De stand van zaken in 2005 Van 112 akkoorden uit de steekproef zijn de loongegevens over héél 2005 bekend 3. Deze akkoorden zijn van toepassing op ruim 5,1 miljoen werknemers. Dat is 95% van de werknemers in de steekproef in 2005. In onderstaande tabel is de opbouw van de gemiddelde contractloonmutatie opgenomen. Tabel 2.1 Opbouw gemiddelde contractloonmutatie 2005 in procenten 1 Componenten contractloonmutatie - Prijscompensatie-effect 4 - Initiële verhoging - Mutatie vakantiebijslag - Mutatie toeslagen - Eenmalige uitkeringen 2005 0,3 - Eenmalige uitkeringen 2004 0,2 -/- ---- - Mutatie eenmalige uitkeringen Mutatie 0,1 Totale contractloonmutatie op niveaubasis 1,0 - Overloop uit 2004 - Overloop naar 2006 0,1 0,4 -/- ---- - Overloopeffect -0,3 Totale contractloonmutatie op jaarbasis 0,7 1 Als gevolg van de afronding is het totaalcijfer niet gelijk aan de som van de delen. 0,0 0,8 0,0 0,0 De totale gemiddelde contractloonmutatie bedraagt op basis van deze 112 onderzochte akkoorden 1,0% op niveaubasis en 0,7% op jaarbasis. Een relatief gering aantal CAO s met een expiratiedatum in 2005 moet nog worden vernieuwd (11) zodat voor 2005 een definitief beeld kan worden geschetst. 3 4 Op de peildatum 1 mei 2006 zijn 114 akkoorden over heel 2005 geldig, maar van twee CAO s ontbreken de relevante loongegevens. Deze blijven dus buiten de berekeningen (Atos Origin, NBBU Uitzendkrachten). Het voor de loonontwikkeling relevante definitieve cijfer voor de prijscompensatie bedraagt 0,55% per 1 januari 2005 (referteperiode april 2004/oktober 2004), en 0,73% per 1 juli 2005 (referteperiode oktober 2004/april 2005). 3

2.2 Een nadere analyse van de contractloonmutatie in 2005 De contractloonmutatie naar de datum waarop de CAO is afgesloten Om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de contractloonmutatie, wordt in deze paragraaf eerst onderscheid gemaakt naar de datum waarop het principeakkoord is afgesloten. Uit onderstaande tabel blijkt dat de gemiddelde contractloonmutatie op niveaubasis en op jaarbasis in de CAO's die in 2005 tot stand zijn gekomen 0,8%-punt resp. 0,5%-punt hoger ligt dan de gemiddelde contractloonmutatie in de CAO s die vóór 2005 zijn afgesloten. Tabel 2.2 De contractloonmutatie in 2005 naar datum van het principeakkoord Contractlonen Niveaubasis % Jaarbasis % Aantal CAO's Werknemers % principeakkoord vóór 1/1/05 0,2 0,2 11 9 principeakkoord 1,0 0,7 101 91 ná 1/1/05 Totaal/gemiddelde 1,0 0,7 112 100 Voor de akkoorden die in 2005 zijn afgesloten, is de gemiddelde contractloonmutatie 1,0% op niveaubasis en 0,7% op jaarbasis. In de akkoorden afgesloten vóór 1 januari 2005 bedraagt deze op niveaubasis en op jaarbasis 0,2%. Verschillen tussen markt-, zorg- en overheidssector De contractloonmutatie kan ook voor de drie afzonderlijke sectoren: marktsector, overheidssector en zorgsector in beeld worden gebracht. In onderstaande tabel zijn de cijfers op niveau- en jaarbasis weergegeven. Tabel 2.3 De contractloonmutatie op niveau- en jaarbasis in 2005, verdeeld naar sector Sector niveaubasis jaarbasis aantal CAO's werknemerspercentage Markt 1,0 0,7 88 92% Overheid 0,8 0,5 14 100% Zorg 1,0 0,8 10 100% Totaal 1,0 0,7 112 95% In de marktsector en zorgsector is de contractloonmutatie met 1,0% op niveaubasis gelijk aan het gemiddelde. In de overheidssector ligt de contractloonmutatie op niveaubasis 0,2%-punt onder het gemiddelde. Verschillen tussen economische sectoren Het aantal CAO s waarop de contractloonmutatie is gebaseerd varieert, naar werknemersaantallen gemeten, van 57% in de landbouwsector en tot 100% in de sector voor de bouwnijverheid. In onderstaande tabel wordt per sector een overzicht gegeven van de contractloonmutatie op niveaubasis. 4

Tabel 2.4 De contractloonmutatie op niveau- en jaarbasis in 2005, verdeeld naar economische sector Sector Contractloonmutatie Aantal CAO's Werknemers niveaubasis jaarbasis landbouw 1,3 0,4 3 57% industrie 1,2 1,2 21 99% bouwnijverheid 1,8 1,5 4 100% handel en horeca 0,6 0,1 23 84% vervoer en communicatie - 0,1-0,3 14 99% zakelijke dienstverlening 0,7 0,4 12 96% overige dienstverlening 0,9 0,6 24 99% Gemiddelde/totaal 1,0 0,7 112 95% In de sectoren handel en horeca, vervoer en communicatie, zakelijke dienstverlening en de overige dienstverlening ligt de contractloonmutatie op niveau- en op jaarbasis beneden het gemiddelde. In de overige sectoren ligt de contractloonmutatie boven het gemiddelde. Een uitzondering hierop vormt de contractloonmutatie op jaarbasis in de landbouwsector; deze ligt eveneens onder het gemiddelde. 2.3 De stand van zaken in 2006 Een macrobeeld Van 87 akkoorden (stand 1 mei 2006) in de steekproef zijn de loongegevens over héél 2006 bekend. Deze akkoorden zijn van toepassing op bijna 4,5 miljoen werknemers. Dat is circa 83% van de werknemers in de steekproef 5. Uit tabel 2.5 blijkt dat de totale gemiddelde contractloonmutatie op basis van deze 87 steekproef-cao s 1,7% op zowel niveaubasis als jaarbasis bedraagt. Tabel 2.5 Opbouw gemiddelde contractloonmutatie 2006 in procenten 1 Componenten contractloonmutatie Mutatie - Prijscompensatie-effect 6 - Initiële verhoging - Mutatie vakantiebijslag - Mutatie toeslagen - Eenmalige uitkeringen 2006 0,3 - Eenmalige uitkeringen 2005 0,3 -/- ---- - Mutatie eenmalige uitkeringen 0,0 Totale contractloonmutatie op niveaubasis 1,7 - Overloop uit 2005 - Overloop naar 2007 0,4 0,3 -/- ---- - Overloopeffect 0,1 Totale contractloonmutatie op jaarbasis 1,7 1 Als gevolg van de afronding is het totaalcijfer niet gelijk aan de som van de delen. 0,0 1,4 0,0 0,3 5 6 De steekproef 2006 voor de berekening van de contractloonmutatie omvat op de peildatum in totaal 125 CAO s met ruim 5,4 miljoen werknemers. Het voor de loonontwikkeling relevante definitieve cijfer voor de prijscompensatie bedraagt 0,55% per 1 januari 2005. 5

Het hierboven geschetste beeld betreft de loonmutatie inclusief de werkgeversbijdragen in de levensloop. Indien wordt gecorrigeerd voor het effect van de levenslooptoeslagen bedraagt de gemiddelde contractloonmutatie in 2006 1,3% op niveaubasis en 1,4% op jaarbasis. De spreiding van de contractloonmutatie Een voorlopig beeld van de spreiding van de contractloonmutatie in 2006 laat zien dat deze uiteen loopt van -0,75% op niveaubasis in de CAO van ABN-AMRO tot 4,86% in de CAO van Fortis. In onderstaande tabel is van de 87 CAO s de contractloonmutatie op niveaubasis in 5 segmenten ingedeeld. In de laatste kolom worden enkele voorbeelden gegeven van CAO s die in het betreffende segment voorkomen. Tabel 2.6 Spreiding van de contractloonmutatie (CLM) op niveaubasis in 2006 Interval (in %) Aantal Werknemers Voorbeelden CAO's % -0,75 < CLM 0,00 4 14 ABN-AMRO, verpleeg- en verzorgingshuizen 0,00 < CLM 1,00 18 18 ANWB, TPG Post, metaal- en tech. bedrijven 1,00 < CLM 2,00 36 26 afbouw, zorgverzekeraars, NS, HBO, metalektro 2,00 < CLM 3,00 21 32 welzijn, sociale verzekeringsbank, RABO, ING, rijk 3,00 < CLM 8 10 provincie, gemeenten, bouwnijverheid, Philips, Fortis Totaal 87 100 Voor circa eenderde van de werknemers waarvoor de contractloonmutatie in 2006 bekend is, is deze mutatie kleiner of gelijk aan 1%. Voor circa een vierde ligt de mutatie tussen 1% en 2%. En voor de overige werknemers ligt de contractloonmutatie boven 2%. 2.4 De ontwikkelingen sinds 2000 Om een meerjarig perspectief te schetsen wordt in onderstaande tabel een overzicht gegeven van de contractloonmutatie sinds 2000. In 2001 is de contractloonmutatie hoger dan in 2000. Van 2002 tot 2005 is de mutatie telkens lager dan in het voorafgaande jaar. Op niveaubasis is vanaf 2005 de contractloonmutatie hoger dan in het jaar daaraan voorafgaand. Op jaarbasis is dit vanaf 2006 het geval. Tabel 2.7: De ontwikkeling van de contractloonmutatie op niveau- en op jaarbasis sinds 2000 aantal CAO s niveaubasis jaarbasis jaar 2000 113 3,4 3,3 2001 126 4,3 4,3 2002 111 3,5 3,7 2003 120 2,2 2,8 2004 112 0,5 1,0 2005 112 1,0 0,7 2006*) 87 1,7 1,7 *) voorlopige cijfers 6

3 DE ONDERKANT VAN HET LOONGEBOUW 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van het niveau van het laagste loon voor een 23-jarige werknemer ultimo 2005. Daarnaast wordt de ontwikkeling sinds 1999 in beeld gebracht. Deze niveaucijfers worden uitgesplitst naar economische sector. Tevens wordt aandacht besteed aan de in de CAO s opgenomen laagste lonen voor werknemers jonger dan 23 jaar. 3.2 Opzet van de rapportage Gerapporteerd wordt over de in de onderzochte CAO s vastgelegde laagste schaalbedragen voor een 23-jarige werknemer gerelateerd aan het wettelijk minimumloon (WML) voor een 23-jarige werknemer 7. De gehanteerde schaalbedragen zijn ontleend aan de reguliere schalen of, voor zover die van toepassing zijn, aan de aanloopschalen. De in de CAO s opgenomen aanloopschalen bieden de mogelijkheid om nieuwe werknemers, gedurende een van te voren vastgestelde periode, tegen een lager aanvangssalaris in dienst te nemen. Na afloop van deze doorstroomtermijn krijgen deze werknemers het bij hun functie behorende regulier schaalbedrag uitbetaald 8. De voor specifieke groepen bedoelde doelgroepenschaal blijft voor de bepaling van het laagste schaalbedrag buiten beschouwing. Uitgangspunt voor de analyse van de onderkant van het loongebouw is de beloning van een 23-jarige werknemer die gedurende de normale arbeidsduur in een onderneming reguliere werkzaamheden uitvoert. Het voor deze werknemer geldende laagste schaalbedrag wordt vergeleken met het WML voor een 23-jarige werknemer. Wordt als uitgangspunt de in de CAO vastgelegde vakvolwassen leeftijd genomen, dan wordt het laagste loon bepaald door het bij die leeftijd vastgelegde laagste schaalbedrag te relateren aan het bij de betreffende leeftijd behorende wettelijk minimum(jeugd)loon (WM(J)L). Dit wordt uitgewerkt voor CAO s met een vakvolwassen leeftijd van 21, 22 en 23 jaar. Ten slotte wordt aandacht besteed aan de jeugdlonen. Het laagste loon voor jeugdige werknemers wordt bepaald door het laagste schaalbedrag voor de betreffende leeftijd in de CAO te relateren aan het bij die leeftijd behorende wettelijk minimumjeugdloon (WMJL). Afgesloten wordt met het schetsen van een beeld van het niveau van het laagste loon voor jeugdige werknemers (laagste schaalloon gerelateerd aan de bij de betreffende leeftijd geldende WMJL) voor de groepen CAO s met een vakvolwassen leeftijd van 21, 22 en 23 jaar. 7 8 In 35 van de 125 CAO s is de vakvolwassen leeftijd 23 jaar. Voor de CAO s met een afwijkende vakvolwassen leeftijd wordt als laagste schaalbedrag voor een 23-jarige werknemer het bij de vakvolwassen leeftijd behorende laagste schaalbedrag genomen. Indien het bij die leeftijd behorende loon lager is dan het wettelijk minimumloon voor een 23-jarige wordt het WML als laagste schaalbedrag genomen. Het WML voor een 23-jarige werknemer ligt ultimo 2005 op 1264,80 bruto per maand. De in de aanloopschalen gehanteerde doorstroomtermijn varieert van 2 tot en met 48 maanden. 7

Voor de rapportage wordt gebruik gemaakt van de door SZW gehanteerde groep steekproef- CAO s 9. Voor 2005 zijn de loongegevens van 79 CAO s beschikbaar 10. Deze CAO s zijn van toepassing op ruim 3,8 miljoen werknemers. Dit is 71% van het totaalaantal werknemers dat onder de steekproef-cao s valt. In onderstaande tabel is voor de afzonderlijke economische sectoren aangegeven hoeveel CAO s in de steekproef zijn opgenomen, op hoeveel CAO s de rapportage over 2005 is gebaseerd en het onder deze CAO s vallend percentage werknemers. Tabel 3.1: Aantal in de steekproef en de in de rapportage opgenomen CAO s en het onder deze CAO s vallend aantal werknemers, uitgesplitst naar economische sector, 2005 economische sectoren: steekproef- CAO's in werknemerspercentage CAO s rapportage landbouw 5 3 57% industrie 22 15 90% bouwnijverheid 4 4 100% handel en horeca 29 20 77% vervoer en communicatie 16 13 93% zakelijke dienstverlening 20 10 81% overige dienstverlening 22 14 46% totaal 125 79 71% Op basis van deze 79 CAO s wordt een voorlopig beeld gegeven van (de ontwikkeling) van de laagste lonen. Dit als gevolg van het feit dat voor een aantal sectoren (landbouw, overige dienstverlening), naar werknemersaantallen gemeten, voor een beperkt aantal CAO s loongegevens beschikbaar zijn. 3.3 Niveau van de laagste schaalbedragen ultimo 2005 In deze paragraaf wordt eerst voor economische sectoren bekeken hoe de laagste loonschalen in CAO's zich verhouden tot het WML voor een 23-jarige werknemer. Vervolgens wordt ingegaan op de ontwikkeling van de laagste loonschaal ten opzichte van het WML sinds 1999. 3.3.1 Niveaucijfers uitgesplitst naar economische sector In deze paragraaf wordt voor het jaar 2005 het niveau van het laagste loon voor een 23 jarige werknemer ten opzichte van het bijbehorende WML gepresenteerd. Het beeld voor de in onderstaande tabellen gepresenteerde jaren wordt geschetst op basis van de voor het betreffende jaar actuele steekproef. De vermelde niveaucijfers zijn verkregen door het, op basis van werknemersaantallen, gewogen gemiddelde van de niveaucijfers in de afzonderlijke CAO s te berekenen. De resultaten worden uitgesplitst naar economische sector. 9 10 De groep steekproef-cao s wordt jaarlijks door SZW vastgesteld en kan daarom zowel qua samenstelling als qua omvang variëren. In 2005 omvat de steekproef 125 CAO s. Van 27 CAO s is geen vakvolwassen leeftijd bekend; deze blijven in de analyse dan ook buiten beschouwing. Daarnaast ontbreken van 19 CAO's nog de loongegevens over 2005. 8

Tabel 3.2: Laagste schaalbedragen 1 als percentage van het wettelijk minimum loon voor een 23-jarige werknemer, uitgesplitst naar economische sector, 2005 economische sectoren: 2005 landbouw 108,3 industrie 103,3 bouwnijverheid 105,8 handel en horeca 105,2 vervoer en communicatie 103,7 zakelijke dienstverlening 102,9 overige dienstverlening 102,1 totaal 103,8 1 Het laagste bedrag van de aanloopschaal dan wel de reguliere schaal voor een werknemer van 23 jaar. Op basis van bovenstaande tabel kan een voorlopig beeld worden geschetst. In de sector landbouw en in mindere mate de bouwnijverheid en de handel en horeca ligt het laagste loon op een relatief hoog niveau. In de sectoren zakelijke en overige dienstverlening ligt het laagste loon onder het gemiddelde. In de overige sectoren ligt het niveau van het laagste loon rond het gemiddelde. 3.3.2 Ontwikkelingen sinds 1999 Om een beeld te schetsen van de ontwikkelingen in de tijd zijn in onderstaande tabel naast de niveaucijfers voor 2005 ook de cijfers vanaf 1999 opgenomen. Tabel 3.3: Laagste schaalbedragen als percentage van het wettelijk minimum loon voor een 23- jarige werknemer voor de jaren 1999-2005, uitgesplitst naar economische sector economische sectoren: 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 landbouw 116,2 112,5 111,6 112,0 109,6 107,9 108,3 industrie 108,8 104,9 107,9 106,5 103,9 103,3 103,3 bouwnijverheid 111,6 116,5 109,0 111,5 106,5 100,0 105,8 handel en horeca 108,6 108,4 103,4 105,9 103,2 101,1 105,2 vervoer en communicatie 109,2 109,3 105,4 105,4 101,8 102,5 103,7 zakelijke dienstverlening 103,2 103,1 103,0 102,9 101,9 102,0 102,9 overige dienstverlening 103,0 102,3 101,1 101,1 102,2 101,9 102,1 totaal 106,7 106,3 104,5 105,2 103,3 102,2 103,8 Uit de totaalcijfers blijkt dat, afgezien van de knik in 2002, de afstand tussen het laagste loon en het WML tussen 1999 en 2004 is gedaald. In 2005 lijkt op basis van voorlopige cijfers weer sprake van een stijging van het laagste schaalloon. 3.4 Niveau en spreiding van de onderscheiden loonschalen De niveaucijfers worden berekend door de in CAO s opgenomen schaalbedragen van de reguliere schaal, aanloopschaal en doelgroepenschaal te relateren aan het wettelijk minimumloon van een 23-jarige werknemer. In onderstaande tabel is aangegeven in hoeveel CAO s, binnen de verschillende economische sectoren, naast een reguliere schaal een aanloopschaal en/of doelgroepenschaal voorkomt. 9

Tabel 3.4: Aantal CAO s waarin naast de reguliere schaal tevens een aanloopschaal en/of doelgroepenschaal zijn opgenomen, uitgesplitst naar economische sector, 2005 economische sectoren: reguliere schalen aanloopschalen doelgroepenschalen landbouw 3-3 industrie 15 7 1 bouwnijverheid 4 3 2 handel en horeca 20 12 - vervoer en communicatie 13 4 - zakelijke dienstverlening 10 3 2 overige dienstverlening 14 3 9 totaal 79 32 17 In 32 CAO s wordt een aanloopschaal aangetroffen en in 17 CAO s wordt een doelgroepenschaal aangetroffen. Ruim eenderde van de CAO s met een aanloopschaal maakt deel uit van de sector handel en horeca en ruim de helft van de CAO s met een doelgroepenschaal behoort tot de sector overige dienstverlening. In de sector handel en horeca en de sector vervoer en communicatie is geen doelgroepenschaal aangetroffen. In 7 CAO s komt naast een aanloopschaal ook een doelgroepenschaal voor. Allereerst wordt aandacht besteed aan de voor de afzonderlijke schalen (reguliere schaal, aanloopschaal, doelgroepenschaal) berekende niveaucijfers. Daarna wordt ingegaan op de afstand tussen schaalloon en wettelijk minimumloon. 3.4.1 Niveau van de onderscheiden loonschalen In onderstaande tabel is uitgesplitst naar economische sector voor de verschillende schalen het niveau van de schaalbedragen ten opzichte van het WML voor een 23-jarige werknemer weergegeven. Uit de vergelijking met de in tabel 3.3 gepresenteerde niveaucijfers blijkt dat het niveau van de laagste lonen substantieel wordt beïnvloed door in de CAO s voorkomende aanloopschalen. Tabel 3.5: Laagste schaalbedragen als percentage van het wettelijk minimum loon voor een 23-jarige werknemer, uitgesplitst naar schaalsoort en economische sector, 2005 economische sectoren: reguliere schalen aanloopschalen doelgroepenschalen landbouw 108,3-100,0 industrie 109,2 100,7 100,0 bouwnijverheid 114,0 106,3 100,0 handel en horeca 109,8 105,3 - vervoer en communicatie 105,7 100,1 - zakelijke dienstverlening 110,0 100,9 100,0 overige dienstverlening 102,9 100,7 100,0 totaal 108,2 102,6 100,0 Het gemiddelde niveau van de reguliere schalen ligt op 108,2% van het WML. Het niveau van de reguliere schalen loopt uiteen van 102,9% in de overige dienstverlening tot 114,0% in de bouwnijverheid. Het niveau van de aanloopschalen ligt gemiddeld op 102,6% en loopt uiteen van 100,1% in de sector vervoer en communicatie tot 106,3% in de sector bouwnijverheid. 10

Het niveau van de doelgroepenschalen ligt in alle economische sectoren met 100,0% op het niveau van het WML. Met behulp van de doelgroepenschalen wordt getracht de instroom van moeilijk op de arbeidsmarkt plaatsbare werknemers te bevorderen. In het merendeel van de CAO s met dergelijke doelgroepenschalen ligt hierbij de nadruk op langdurig werklozen, maar als doelgroepen worden in CAO s ook jongeren, herintredende vrouwen en etnische minderheden genoemd. 3.4.2 Spreiding van de onderscheiden loonschalen Afsluitend wordt aandacht besteed aan de spreiding van de laagste lonen en aan de spreiding van de in de CAO s opgenomen schaalbedragen van de reguliere schaal, aanloopschaal en doelgroepenschaal. Uit onderstaande tabel blijkt dat in ruim eenderde van de CAO s (28 CAO s) een laagste loon op het niveau van het WML is opgenomen. In ruim driekwart van de CAO s ligt het niveau van het laagste loon onder 115% van het WML. Tabel 3.6: Spreiding van het laagste loon en de laagste schaalbedragen, uitgesplitst naar schaalsoort, 2005 intervallen: laagste loon reguliere schalen aanloopschalen doelgroepenschalen 100% WML 28 12 20 17 100-105% WML 11 15 3-105-110% WML 16 20 4-110-115% WML 6 7 3-115-120% WML 12 12 2 - >120% WML 6 12 - - totaal 79 79 32 17 In 20 CAO s met een aanloopschaal ligt het niveau van die aanloopschaal op het niveau van het WML. Het niveau van de aanloopschalen ligt in alle CAO s onder de 120% van het WML. In alle 17 CAO s met een doelgroepenschaal ligt het niveau van die schaal op het niveau van het WML. 3.5 Niveau van het laagste loon behorende bij de vakvolwassen leeftijd In voorgaande paragrafen werd uitgegaan van het laagste schaalbedrag voor een 23-jarige werknemer en het WML voor een 23 jarige werknemer. In deze paragraaf wordt het laagste schaalbedrag behorende bij de vakvolwassen leeftijd en het bij die leeftijd behorende wettelijk minimumjeugdloon (WMJL) als uitgangspunt genomen voor de berekening van de niveaucijfers. In onderstaande tabel is voor de CAO s met dezelfde vakvolwassen leeftijd het niveau van het laagste loon weergegeven. 11

Tabel 3.7 Het in de CAO voor de vakvolwassen leeftijd vastgelegde laagste schaalbedrag gerelateerd aan het bij die leeftijd behorende wettelijk minimumloon, uitgesplitst naar economische sector, 2005 economische sector lalo21 lalo22 lalo23 landbouw 148,1 (2) 127,8 (1) - industrie 112,4 (3) 130,4 (3) 102,1 (7) bouwnijverheid 130,0 (1) 126,6 (2) 100,0 (1) handel en horeca 130,3 (1) 100,0 (1) 107,5 (16) vervoer en communicatie 135,5 (5) 120,0 (5) 106,7 (3) zakelijke dienstverlening 167,1 (2) 120,8 (2) 101,9 (6) overige dienstverlening 135,8 (4) 118,7 (5) 107,7 (2) totaal 133,6 (18) 118,6 (19) 103,9 (35) gemiddelde t.o.v. WML 23-jarige 102,6 (18) 104,2 (19) 103,9 (35) In 35 CAO s is de vakvolwassen leeftijd 23 jaar. In deze leeftijdsgroep ligt, over alle economische sectoren genomen, het niveau van het laagste loon 3,9%-punt boven het WML voor een 23-jarige werknemer. In 19 CAO s is de vakvolwassen leeftijd 22 jaar. Het niveau van het laagste loon ligt 18,6%- punt boven het WMJL voor een 22-jarige. In 18 CAO s is de vakvolwassen leeftijd op 21 jaar bepaald. In deze CAO s ligt het niveau van het laagste loon bijna 33,6%-punt boven het bij deze leeftijd behorende WMJL. In de overige 7 CAO s is de vakvolwassen leeftijd 18 (5 CAO s), 19 jaar (1 CAO) of 22,5 jaar (1 CAO), een vakvolwassen leeftijd van 20 jaar wordt in CAO s niet aangetroffen. Vanwege dit geringe aantal CAO s in deze leeftijdsgroepen is afgezien van het berekenen van een gemiddelde per sector. Op basis van de voor de verschillende leeftijdsgroepen bepaalde niveaucijfers (incl. de CAO s met een vakvolwassen leeftijd van 18 of 19 jaar) wordt in onderstaande tabel een, naar economische sector uitgesplitst, totaalcijfer gepresenteerd. Tabel 3.8: Het gemiddelde niveau van het voor de vakvolwassen werknemer vastgestelde laagste loon, uitgesplitst naar economische sector, 2005 economische sector laagste loon landbouw 133,7 (3) industrie 111,6 (15) bouwnijverheid 118,1 (4) handel en horeca 108,9 (20) vervoer en communicatie 121,5 (13) zakelijke dienstverlening 110,2 (10) overige dienstverlening 144,4 (14) totaal 120,2 (79) Uit de tabel blijkt dat het gemiddelde niveau van de laagste lonen 120,2% bedraagt. In de sectoren landbouw, vervoer en communicatie en overige dienstverlening is het niveau van het laagste loon relatief hoog, in de overige sectoren ligt het niveau onder het gemiddelde. 12

3.6 Jeugdlonen In 77 van de 79 CAO s zijn schaalbedragen voor jeugdigen opgenomen 11. In 34 CAO s zijn loonbedragen opgenomen voor werknemers vanaf 15 jaar, in 65 CAO s zijn loonbedragen voor werknemers vanaf 16 jaar opgenomen, in 71 CAO s zijn loonbedragen voor werknemers vanaf 17 jaar opgenomen en voor werknemers vanaf 18 jaar zijn loonbedragen in 78 van de 79 CAO s opgenomen. Voor werknemers vanaf 19 jaar zijn loonbedragen in alle 79 onderzochte CAO's opgenomen. 3.6.1 Niveaucijfers naar sectoren Uitgangspunt in deze paragraaf zijn de in de CAO s vastgelegde jeugdlonen: schaalbedragen voor werknemers van 15 tot en met 22 jaar. Deze schaalbedragen worden vervolgens gerelateerd aan het voor de betreffende leeftijd geldende WMJL. In onderstaande tabel is per leeftijdsgroep het met werknemersaantallen gewogen gemiddelde van de laagste schaalbedragen weergegeven. Dit alles uitgesplitst naar economische sector. Tussen haakjes wordt het aantal CAO s aangegeven waarop de berekening is gebaseerd. Tabel 3.9 Het in de CAO per leeftijdscategorie vastgelegde laagste schaalbedrag gerelateerd aan het bij die leeftijd behorende wettelijk minimumloon, uitgesplitst naar economische sector, 2005 economische sector lalo15 lalo16 lalo17 lalo18 lalo19 lalo20 lalo21 lalo22 landbouw 136,4 (2) 143,7 (3) 142,3 (3) 148,1 (3) 149,6 (3) 145,9 (4) 138,7 (4) 119,7 (4) industrie 100,5 (5) 112,0 (14) 111,7 (14) 114,3 (15) 112,9 (15) 110,6 (15) 109,0 (15) 106,4 (15) bouwnijverheid 100,0 (1) 108,5 (4) 107,8 (4) 113,2 (4) 119,0 (4) 120,8 (4) 120,0 (4) 118,1 (4) handel en horeca 111,0 (12) 109,8 (18) 110,2 (18) 110,1 (20) 110,7 (20) 109,7 (20) 108,6 (20) 106,7 (20) vervoer en communicatie 132,4 (7) 135,2 (11) 140,1 (12) 137,6 (13) 135,6 (13) 132,1 (13) 126,8 (13) 117,1 (13) zakelijke dienstverlening 100,0 (2) 115,1 (5) 112,5 (7) 116,8 (10) 116,8 (10) 114,9 (10) 112,1 (10) 109,9 (10) overige dienstverlening 168,2 (5) 192,1 (10) 159,4 (13) 161,2 (13) 139,3 (14) 135,3 (14) 126,2 (14) 107,8 (14) totaal 113,9 (34) 123,1 (65) 125,7 (71) 127,3 (78) 122,8 (79) 120,7 (79) 117,0 (79) 110,0 (79) Uit de in de tabel gepresenteerde totaalcijfers blijkt dat het niveau (de afstand tussen het laagste schaalbedrag in een bepaalde leeftijdsgroep en het bij die leeftijd behorende WMJL) van het laagste loon stijgt van 113,9% voor een 15-jarige tot 127,3% voor een 18-jarige werknemer om vervolgens weer te dalen naar 110,0% voor een 22 jarige werknemer. 11 In een aantal CAO s met een vakvolwassen beneden de 23 jaar waarin voor oudere leeftijdsgroepen geen schaalbedragen zijn opgenomen, is ten behoeve van de analyse voor deze leeftijdsgroepen het schaalbedrag van de vakvolwassen werknemer opgenomen dan wel het voor de betreffende leeftijd rechtens geldige WMJL indien het in de CAO opgenomen schaalbedrag van de vakvolwassen werknemer beneden het wettelijk minimum ligt. 13