Woord vooraf Voorwoord van Julien Van Geertsom, voorzitter van de POD Maatschappelijke Integratie Met groot genoegen stel ik u deze zevende editie van het federaal Jaarboek Armoede voor. Dit Jaarboek werd voor de vijfde keer op rij samengesteld door professor Willy Lahaye van de Universiteit van Bergen, senior onderzoekster Isabelle Pannecoucke en hoofddocent Ronan Van Rossem van de Universiteit Gent en emeritus professor Jan Vranken. Ik bedank graag dit team voor hun uitstekende werk en wil onderstrepen dat dit team niet alleen bestaat uit experten inzake armoede en sociale uitsluiting, maar ook de expertise uit het Noorden en het Zuiden van het land bundelt. Dit federale karakter wordt tevens versterkt doordat de overgrote meerderheid van de bijdragen uit dit Jaarboek tot stand komen vanuit een samenwerking tussen deskundigen uit het Noorden en het Zuiden van het land. Deze kruisbestuiving tussen academici stimuleert de uitwisseling van en vergelijking tussen concepten uit verschillende onderzoekstradities en -disciplines. Bovendien slaagt het Jaarboek er op die manier in om een beter inzicht te geven in de verschillen én gelijkenissen tussen de armoede- en beleidscontexten in de verschillende entiteiten van het land. Met dit Jaarboek willen we een bijdrage leveren tot het maatschappelijke en wetenschappelijke debat rond armoede en sociale uitsluiting. Daarom benadruk ik graag het wetenschappelijke karakter van dit Jaarboek: elke bijdrage doorloopt een reviewprocedure waarbij minstens twee externe lezers die verbonden zijn aan een universiteit en expert zijn in het onderwerp van het artikel, het artikel beoordelen op de wetenschappelijke validiteit. Hierdoor kan het Jaarboek ook gelden als een evidence based beleidsinstrument dat ondersteuning biedt aan de beleidsmakers op alle beleidsniveaus (maar in de eerste plaats op het federale), zodat zij hun verantwoordelijkheid om armoede te bestrijden ten volle kunnen opnemen. Dat deze ondersteuning nodig is, blijkt onder meer uit de projectie van het Federaal Planbureau. Deze projectie toont aan dat in 2018 voor XIII
XIV WOORD VOORAF 2.232.000 personen in België een situatie van armoede en sociale uitsluiting dreigt. Dit geprojecteerde aantal ligt 418.000 personen hoger dan het beoogde niveau in het Nationaal Hervormingsprogramma. Ook het onderzoeksrapport Bouwen aan de toekomst: Kinderen en de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen in de geïndustrialiseerde landen van Unicef is alarmerend: in 2015 voorspelt in België de sociaaleconomische achtergrond van een huishouden in grote mate het resultaat dat 15-jarigen behalen op lezen, wiskunde en wetenschappen. Kinderen die leven in een huishouden met een gunstige sociaaleconomische achtergrond, behalen betere resultaten dan kinderen die leven in een gezin met een minder goede sociaaleconomische achtergrond. Wie in armoede geboren wordt, start dus vanuit een ongelijke positie. De kansen om in België aan armoede te ontsnappen bij het bereiken van een volwassen leeftijd blijven aanzienlijk kleiner voor wie als kind in armoede heeft geleefd. Dit is niet alleen onrechtvaardig voor het individu, maar betekent ook een groot verlies aan menselijk kapitaal voor onze samenleving. Het spreekt dan ook voor zich dat de bestrijding van armoede bij kinderen voor de komende jaren de beleidsprioriteit bij uitstek moet zijn. Daarom ook is de focus van dit Jaarboek op sociale grondrechten uiterst relevant: wie in armoede leeft, heeft immers geen of slechts beperkte toegang tot de sociale grondrechten. Door de (ongelijke) toegang tot de sociale grondrechten cijfermatig in beeld te brengen, door de ongelijke toegang tot de diverse sociale grondrechten te proberen verklaren, door discussies zoals de afdwingbaarheid van sociale grondrechten te (her)openen en door in te gaan op de rol van lokale overheden in het garanderen en vervullen van de sociale grondrechten van alle burgers, willen we met dit Jaarboek de toegang van mensen in armoede tot de sociale grondrechten verbeteren. We kunnen echter enkel in dit opzet slagen door een multilevel governance armoedebeleid te voeren: een beleid dat samenwerkt over de grenzen van beleidsniveaus en bevoegdheidsdomeinen heen (lokaal, regionaal, federaal en Europees). Ik wens u veel leesplezier, maar bovenal hoop ik dat dit Jaarboek u inspireert om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden en samen met mensen in armoede het netwerk van sociale uitsluitingen te doorbreken. Julien VAN GEERTSOM
Voorwoord Voorwoord Zuhal Demir, Staatssecretaris voor Armoedebestrijding Onder impuls van het Belgische Voorzitterschap van de Europese Unie in 2010 werd beslist om een federaal Jaarboek Armoede uit te brengen. Dit was niet toevallig ook het Europees Jaar ter Bestrijding van Armoede en Sociale Uitsluiting. De idee was dat het politieke engagement om armoede uit de wereld te helpen input nodig had van wetenschappelijke kennis en inzichten. We zijn nu toe aan de 7 e editie van het Federaal Jaarboek Armoede in België. Niettegenstaande de nuttige wetenschappelijke analyses in voorgaande jaarboeken en niettegenstaande effectieve beleidsveranderingen de voorbije jaren blijft armoede een hardnekkig probleem. Demografische veranderingen en een steeds meer geglobaliseerde wereld hebben de complexiteit van het armoedeprobleem nog versterkt. Al decennia zien we dat armoede een min of meer stabiele trend vertoont, hoewel onderliggend een aantal patronen wijzigen. De meest recente cijfers tonen aan dat armoedebestrijding noodzakelijk blijft. In 2016 heeft nog steeds 15,5% van de Belgische bevolking een inkomen onder de armoederisicodrempel, dit zijn ongeveer 1.745.000 mensen. Als we naast inkomen ook werkintensiteit en materiële welvaart in rekening brengen, blijkt zelfs dat 20,7%, ongeveer 2.335.000 mensen, een risico loopt op armoede of sociale uitsluiting. We staan dus nog steeds voor serieuze uitdagingen. De voorbije jaren kwamen allerlei deelaspecten van armoede in de jaarboeken aan bod. Terugkerende onderwerpen zijn: een overzicht van de stand van zaken van armoede, een kritische analyse van het gevoerde beleid, discussies op het Europees niveau, de relatie tussen het federale, het regionale en het lokale niveau inzake armoedebestrijding, maatschappelijke participatie van mensen in armoede zelf, de rol van het activeringsbeleid, de problematiek van schulden, kinderarmoede, armoede bij ouderen, generatiearmoede, sociaal-economische grondrechten, digitale geletterdheid bij mensen in armoede, energiearmoede, etc. Een volledig overzicht zou ons te ver brengen. Over armoedebestrij- XV
XVI VOORWOORD ding bestaan in essentie vele visies in invalshoeken. Verschillende wetenschappers hanteren een eigen vaak discipline gebonden benadering om het armoedeprobleem te bestuderen. Naast de inkomenssituatie van mensen gaat armoede gepaard met een sociaal stigma en een lager psychologisch welzijn. Een andere benadering van armoede is het perspectief van sociale grondrechten. Mede onder impuls van Europa nam de populariteit van deze benadering de voorbije jaren toe. Dit federaal Jaarboek Armoede 2017 plaatst deze dan ook centraal. De complexiteit van het armoedeprobleem komt in dit Jaarboek ook weer sterk naar voor. Armoede is bijvoorbeeld gerelateerd aan grondrechten zoals werk, inkomensbescherming, wonen, gezondheid, leefmilieu en culturele en maatschappelijke participatie. Mensen in armoede zijn vaak verstrikt in een netwerk van armoede door een beperktere toegang tot deze sociale grondrechten. Het beleid kan oplossingen bieden voor specifieke elementen van het verstrikkende net én vanuit een totaalbenadering mensen kansen geven om zichzelf uit het net los te werken. Tal van overlegplatformen, het opnemen van ervaringsdeskundigen in administraties, een netwerk van federale ambtenaren en de publicatie van jaarboeken houden de aandacht voor mensen in armoede hoog op de beleidsagenda. De tastbare gevolgen voor mensen in armoede blijven bij deze initiatieven soms beperkt zichtbaar. Als instrument ter inspiratie van het politiek engagement is het dan ook belangrijk om in de toekomst de opzet van dit Jaarboek mee te integreren in een structurele en langetermijnstrategie op armoedebestrijding. Er gebeurt nu reeds veel rond armoedebestrijding in België. België kent een sterk uitgebouwde welvaartsstaat én een hoge algemene levensstandaard. Vele instanties, verenigingen en lokale besturen doen hun uiterste best om de meest kwetsbare op te vangen. Armoede laat weinigen koud en de mensen die zich dagelijks professioneel en/of vrijwillig inspannen voor anderen die het (tijdelijk) moeilijk hebben, verdienen een pluim. Eén van de belangrijke uitdagingen waar we voor staan is om kleinschalige en innovatieve lokale projecten op te schalen om effectief tegemoet te komen aan mensen die in armoede leven. Werk biedt hierbij de centrale leidraad als een eerste stap tegen armoede. Voor zij die niet kunnen werken, of slechts in beperkte mate, moeten we begrip tonen. We moeten voorzien in aangepaste trajecten en eventueel aanvullende steun. Zoals ik reeds aangaf in mijn beleidsverklaring, staat onze samenleving inzake armoedebestrijding voor een drievoudige uitda-
VOORWOORD XVII ging. Ten eerste vormt het een uitdaging voor onze welvaartsstaat, waarbij de overheid moet blijven investeren in een realistisch en betaalbaar sociaal vangnet. Ten tweede is het een uitdaging voor de stakeholders, die moeten blijven bijdragen tot een structurele vooruitgang in de strijd tegen armoede. Ten derde staan mensen in armoede zelf voor de uitdaging om, met de ondersteuning van stakeholders en overheden, uit hun armoedesituatie te ontsnappen. Een overheid dient te zorgen dat haar burgers veerkrachtig zijn. Hulpbehoevenden hebben steun nodig. Ik wil hen die graag geven. Maar, steun is niet onvoorwaardelijk. Op een bepaald moment moeten we mensen helpen om terug zelfredzaam te worden. Het is niet altijd eenvoudig om los te komen van geboden hulp, zeker niet voor mensen in armoede. We moeten hen hierin aanmoedigen. Ik wil meebouwen aan een samenleving waar mensen die ongewild beroep moeten doen op een sterke sociale bescherming voorbereid worden op het opnieuw nemen van eigen verantwoordelijkheden. Ik wil kansen geven aan mensen om die verantwoordelijkheden ook effectief op te nemen. Ik wil niet dat mensen onnodig in een afhankelijkheidssituatie blijven steken. Pas dan komen we echt tegemoet aan mensen hun sociale grondrechten en vrijheden. Zuhal DEMIR