Brussel, 11 december 2009 Reflectienota Armoedebestrijding Reflectienota Van de SAR WGG over de beleidsnota Armoedebestrijding 2009-2014 SAR WGG l Wetstraat 34-36 l 1040 Brussel l Tel: 02.20.90.111 l Fax: 02.21.77.008 l sar-wgg-secretariaat@serv.bel www.serv.be
Inhoud 1. Krachtlijnen advies... 3 2. Advies... 5 2.1. Transversaal, inclusief en universeel beleid met aandacht voor specifieke kwetsbare groepen... 5 2.2. Vlaamse Actieplan Armoedebestrijding... 6 2.3. Toenemende professionalisering armoedebestrijding... 6 2.4. Afwezigheid van tussendoelen en periodieke metingen... 7 2.5. Van coördineren naar dirigeren... 8 2.6. Verbinden... 8 2
1. Krachtlijnen advies De beleidsnota armoedebestrijding geeft een overzicht van de ambities van minister Lieten. De Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid onderschrijft de algemene uitgangspunten, in casu het voeren van een inclusief beleid van armoedebestrijding en het inzetten op preventie. De raad stelt vast dat, net als in het verleden, ook nu een concrete, meetbare invulling van een horizontaal beleid ontbreekt. De SAR WGG is evenwel tevreden dat de minister van Armoedebestrijding uitgaat van de Decenniumdoelen en het Pact 2020 op vlak van armoedebestrijding. Dat er in de beleidsnota van Minister Lieten niet uiteengezet wordt op welke wijze de ministers binnen de Vlaamse Regering de doelstellingen op vlak van armoede (Decenniumdoelen, Pact 2020) zullen halen is betreurenswaardig. De SAR WGG hoopt dan ook op de totstandkoming van een meer ambitieus Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) dat ook effectief verwezenlijkt zal worden door deze Vlaamse Regering. Vlaanderen beschikt niet over alle belangrijke bevoegdheden in het armoedebestrijdingbeleid. Heel wat hefbomen situeren zich op het federale en lokale vlak. Een Vlaams armoedebeleid kan maar krachtdadig zijn als er verbindingen en samenwerkingsverbanden met de andere beleidsniveaus tot stand gebracht worden. Inzetten op kwaliteit van armoedebestrijding en -beleid moet een constante opdracht zijn. Het VAPA mag niet beperkt blijven tot een opsomming van een aantal acties die binnen de verschillende beleidsdomeinen voorzien worden. De SAR WGG pleit ervoor dat het VAPA opgesteld wordt vanuit de algemene visie van de Vlaamse regering over de armoedebestrijding en het armoedebeleid. Het VAPA moet immers meer zijn dan de inventaris van verschillende acties. In die zin is het belangrijk dat het actieplan opgesteld wordt in functie van het behalen van algemene streefcijfers en doelen, geconcretiseerd in een aantal beleidsdomeingebonden én beleidsdomeinoverschrijdende acties. De SAR WGG vraagt dat de minister van armoedebestrijding echt de motor wordt van een integraal, holistisch en inclusief Vlaams armoedebeleid. Een totaalbeleid is nodig; een pure post factum coördinatie werkt niet. In dit totaalbeleid dient ook aandacht besteed aan het creëren van de noodzakelijke dwarsverbindingen tussen het armoedebeleid en het Lokaal Sociaal Beleid. Minister Lieten spreekt in haar beleidsnota over het invoeren van een armoedetoets. De SAR WGG is verheugd dat hiermee een eerste aanzet wordt gegeven in het denken over een meetbaar en responsabiliserend beleid. We vragen dit voornemen verder te concretiseren in een complementaire equity -toets. Als startpunt stellen we voor om de indicatoren en 3
streefdoelen die in doelstelling 13 van het Pact 2020 uiteengezet zijn in het beleid mee te nemen. De SAR WGG is tevreden over de inspanningen die geleverd worden in functie van de automatische toekenning van rechten. De raad vraagt wel een snelle en heldere oplijsting van de automatisch toe te kennen rechten in het belang van de mensen die in armoede leven en van een transparant bestuur. De SAR WGG stelt verder dat een effectief, inclusief beleid een overloopeffect heeft naar verschillende doel- en kansengroepen. Dit weerhoudt ons er echter niet van om ook aandacht te vragen voor de armoede bij chronisch zieken, voor de armen in de geestelijke gezondheidszorg, voor de band tussen etniciteit en armoede,. Samengevat kan de SAR WGG zich vinden in de algemene uitgangspunten van de minister. We stellen evenwel vast dat de beleidsnota tekort schiet in het formuleren van algemene doelstellingen en ambitieuze maatregelen die meetbaar zijn. Gelet op de omvang en de hardnekkigheid van het probleem van (kans)armoede vraagt de SAR WGG dat de Vlaamse regering duidelijk gedefinieerde en meetbare doelstellingen en intensere beleidsdomeinoverschrijdende samenwerking vooropstelt. 4
2. Advies 2.1. Transversaal, inclusief en universeel beleid met aandacht voor specifieke kwetsbare groepen De minister van armoedebestrijding wil met alle actoren van armoedebestrijding eerder een preventief dan een curatief beleid voeren. Ook schrijft de minister zich in de kaders van het Pact 2020, ViA en de Decenniumdoelen in. De Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid onderschrijft de algemene uitgangspunten van minister Lieten - in casu het transversaliseren van armoedebestrijding en inzetten op preventie. De SAR denkt echter dat het horizontaal beleid te weinig geconcretiseerd is. Ook legt men twee extra accenten kinderen en gezin & ouderen maar wordt er niet gezegd hoe deze accenten hun weerslag krijgen in meetbare beleidsacties. Om een effectief beleid te voeren rond ouderen dient armoedebestrijding ook opgenomen te worden in het ouderenbeleidsplan. De SAR WGG steunt de keuze voor ouderen en kinderen als specifieke doelgroepen in het armoedebeleid. Dit neemt niet weg dat ook aandacht moet geschonken worden aan andere doelgroepen. Zo stellen we vast dat bijvoorbeeld binnen de groep van patiënten in de geestelijke gezondheidszorg, net als bij de chronisch zieken er een grote groep van sociaaleconomische zwakkeren terug te vinden is Ook heeft de minister in de beleidsnota weinig aandacht voor de band tussen etniciteit en armoede. Hoewel de minister impliciet verwijst naar het Belgische onderzoek Armoede bij personen van buitenlandse afkomst 1, schuift ze geen maatregelen naar voor om deze specifieke problematiek het hoofd te bieden. Het onderzoek wijst immers uit dat het armoederisico bij allochtonen drie keer hoger ligt en dat bijvoorbeeld maar liefst 55,6% van de personen van Marokkaanse herkomt, en 58,9% van de personen van Turkse herkomst, een inkomen beneden de Europese armoedegrens hebben van 777 euro per maand. De SAR WGG vraagt maatregelen die oog hebben voor de structurele armoededeterminanten die allochtonen in relatief grotere mate treffen. De minister dient er echter over te waken dat de aandacht voor specifieke doelgroepen niet stigmatiseert. Dit kan door het voeren van een inclusief en integraal beleid. Categorale aandacht, ingebed in een inclusief en integraal beleid, heeft een overloopeffect naar andere doelgroepen in een vergelijkbare maatschappelijke positie. Zo zijn een krachtig huisvestingsen energiebeleid is sterke hefbomen om armoede te bestrijden. De kosten die mensen maken voor huisvesting en energie nemen een belangrijk deel van het budget van mensen in armoede in en zijn vaak reden tot het moeten maken van overlevingsschulden. Aangezien 1 Vranken, Martiniello e.a. (2006), Armoede bij personen van buitenlandse afkomst, Koning Boudewijnstichting, 118p. 5
de doelgroep van armen (en de subgroepen erbinnen: kinderen, ouderen, gehandicapten, allochtonen, ) vaak gekenmerkt wordt door een laag sociaal kapitaal (zwakke netwerken, weinig informatie, ) dienen alle diensten en initiatieven hun drempels voor hen te verlagen. Het is ook een opdracht voor de welzijns- en gezondheidssector (en daarbuiten) om hun toegankelijkheid voor armen te verzekeren en van daaruit te wijzen op de beperkte toegankelijkheid van andere sociale diensten. 2.2. Vlaamse Actieplan Armoedebestrijding Inzetten op kwaliteit van armoedebestrijding en -beleid moet een constante opdracht zijn. Het Vlaamse Actieplan Armoedebestrijding (VAPA) wint aan kracht als bij het schrijven van dit beleidsdomeinoverschrijdend actieplan vertrokken wordt van een aantal doelstellingen en streefcijfers voor een integraal Vlaams armoedebeleid. Hierna kan het pas concrete invulling krijgen door het formuleren van acties en programma s in, en over, de verschillende beleidsdomeinen. Tot op vandaag werd het VAPA immers te veel opgesteld als een inventaris van verschillende acties die in de beleidsdomeinen voorzien worden. De SAR WGG vraagt de minister hoe een effectief en integraal beleid - waarin daadwerkelijk het verschil gemaakt wordt kan gevoerd worden als alle Vlaamse beleidsnota s vooraf al geschreven zijn? 2.3. Toenemende professionalisering armoedebestrijding De minister van armoedebestrijding wil mee een aanzet geven tot de ontwikkeling van indicatoren die armoede en welzijn in Europa meten, zowel op landelijk vlak als op gelijkgestelde regionale gebieden. Ook heeft minister Lieten het voornemen om een armoedetoets te ontwikkelen op basis van consensusindicatoren op Vlaams, federaal en Europees niveau. De SAR WGG vindt dit positieve stappen. Wat de armoedetoets betreft kan erover nagedacht worden om deze te complementeren met een equity -toets om de effecten van maatregelen na te gaan. Hierbij moet er zorgvuldig over worden gewaakt dat doelgroepgerichte specifieke maatregelen, de basis-solidariteit en universele benadering niet afremmen. Verder vragen we de Vlaamse regering om te onderzoeken hoe Vlaanderen een constructieve rol kan spelen bij de oefeningen die op internationaal vlak worden gemaakt om een nieuwe welvaartsindicator te creëren ( beyond the GDP ). De SAR WGG is verheugd over het feit dat de tewerkstelling van ervaringsdeskundigen in de armoede bevorderd wordt en dat de eigen participatie van mensen in armoede aan het beleid via hun autonome verenigingen waar armen het woord nemen, aangemoedigd wordt. Deze twee maatregelen zorgen ervoor dat er een beter inzicht verkregen wordt in de leefwereld van 6
mensen in armoede om zo een betere hulp- en dienstverlening alsook een beter armoedebeleid te bekomen. De doelstelling waarbij elke minister 0,1 VTE opgeleide ervaringsdeskundige en 0,1 VTE beleidsdeskundige subsidieert - om binnen zijn/haar respectievelijke administratie de nodige know how te leveren - vindt de SAR WGG echter onvoldoende om de beoogde doelstelling (een betere hulp- en dienstverlening) te bekomen. Uiteraard kan hier bovenop ook gewerkt worden met focusgroepen met verenigingen waar armen het woord nemen, met de steun van hulpverleners en wetenschappelijk onderzoek. De minister van WVG moet de belangrijke rol die betrokkenen in de welzijns- en gezondheidssector als signaalgever spelen structureel een plaats geven en ondersteunen. Het sociaal werk speelt hierbij een belangrijke rol. Kortom, de SAR WGG stelt een meersporenbeleid voor. Binnen dit meersporenbeleid dient de inschakeling van opgeleide ervaringsdeskundigen groter te zijn dan het magere voornemen van minister Lieten. Verder is de SAR WGG tevreden dat minister Lieten in haar beleidsnota aandacht besteedt aan het begrijpelijker maken van het aanbod. Tenslotte stelt de SAR WGG zich de vraag naar het nut van het op te richten meldpunt voor alle klachten en opmerkingen aangaande het armoedebeleid als men zich niet voorneemt om concreet iets te ondernemen met de meldingen. De beleidsnota biedt immers geen antwoord op de vraag wat er met de gemelde problemen gedaan zal worden. Zulk een meldpunt heeft pas een meerwaarde als ook een vervolgtraject voorzien is. Vooraleer een nieuw meldpunt op te richten zou grondig moeten onderzocht worden of een apart meldpunt meerwaarde oplevert, dan wel of de meldpuntfunctie niet beter zou geïntegreerd worden in het bestaande sociaal werk (bijvoorbeeld in het algemeen welzijnswerk). 2.4. Afwezigheid van tussendoelen en periodieke metingen De minister organiseert het horizontaal permanent armoedeoverleg. Één van de agendapunten is het uitwerken van de automatische toekenning van rechten en dit in samenwerking met de minister bevoegd voor WVG. De SAR WGG vraagt een snelle oplijsting van de rechten die men deze legislatuur, naast de schooltoelage, automatisch wil toekennen. De SAR WGG vraagt ook een proactieve inzet van Minister Lieten. De minister zou bijvoorbeeld een initiatief kunnen nemen om in overleg met de federale overheid rechten automatisch toe te kennen met behulp van informatie uit de Kruispuntenbank (bijv. het recht op het OMNIO-statuut).. Hoewel de beleidsnota gewag maakt van een eventueel gebruik van streefcijfers wordt er niet vermeld hoe, wanneer en welke streefcijfers gebruikt zullen worden. De SAR WGG is ervan overtuigd dat enkel streefcijfers de vage voornemens kunnen concretiseren. Ook dienen er 7
tussendoelen (subdoelstellingen) worden opgesteld om periodiek een stand van zaken op te maken. Een groeipad zou vooropgesteld moeten worden met te behalen resultaten tegen het midden van de legislatuur en tegen 2014. De SAR WGG stelt voor om de indicatoren en streefdoelen van doelstelling 13 omtrent armoede in het Pact 2020 en de doelstellingen binnen de Decenniumdoelen alvast als uitgangspunt te nemen. 2.5. Van coördineren naar dirigeren De minister van armoedebestrijding coördineert het armoedebeleid in de Vlaamse regering. De SAR WGG wenst dat zij de motor wordt van een integraal, holistisch en inclusief armoedebeleid. Armoedebeleid mag niet het aggregaat zijn van een gefragmenteerd pakkettenbeleid. Integendeel, het moet een totaalbeleid zijn dat universeel (inclusief) is van aard en differentieert (categoriaal) waar nodig zonder te stigmatiseren. Het is een absolute noodzaak dat de minister van armoedebestrijding zelf een aantal horizontale krijtlijnen, met streefcijfers en tussendoelen, uittekent, waarbinnen de verticale sectoren/domeinen acties ter bestrijding van de armoede kunnen inpassen. Een pure post factum coördinatie werkt niet. 2.6. Verbinden De coördinerende minister van armoedebestrijding wil inzetten op preventie. De raad stelt in dit verband dat een preventief beleid moet uitmonden in een inclusief sociaal beleid. De verschillende beleidsdomeinen dienen met elkaar verbonden te worden ter inschakeling in de armoedebestrijding. Niet alleen in de samenleving en de sociale basisvoorzieningen, maar zelfs in de welzijns- en gezondheidszorg speelt een hardnekkig Matteüseffect. Een ongelijke verdeling van onder meer welzijn en gezondheid is systematisch in het nadeel van de groepen die zich laag op de sociale ladder bevinden. Mensen met een lage sociaaleconomische status hebben vaak te maken met levensomstandigheden die een ongunstige ontwikkeling van de gezondheid en het welzijn bewerkstelligen. Dat zet zich door in andere levensdomeinen. Denken we maar aan slechte huisvesting, verouderde verwarmingssystemen en de band met CO-intoxicatie, reproductie van ongelijkheden in onderwijs en arbeidsmarkt, meer lawaaihinder, middelengebruik, Om maximaal gezondheids- en welzijnswinst bij (kans)armen te boeken, vraagt de SAR WGG om volop in te zetten op beleidsdomeinoverschrijdende coördinatie die een beleidsversterkend effect heeft. We verwijzen daarbij naar het Lokaal Sociaal Beleid en betreuren dat de beleidsnota daar geen aansluiting bij lijkt te vinden. De Vlaamse regering beschikt over een aantal hefbomen in het armoedebestrijdingbeleid. Een goed huisvestings-, onderwijs-, arbeidsmarkt-, gezondheids, welzijns- en energiebeleid kan armoede in belangrijke mate terugdringen. De SAR WGG roept op om deze hefbomen ten 8
volle te benutten. We denken daarbij onder meer aan de hoogte van de uitgekeerde bedragen in de Vlaamse zorgverzekering. Zo ook de maatregelen die voorzien worden in het decreet sociale bescherming, alsook bijvoorbeeld een nieuwe vorm van inequity - de inequity by disease 2. Vlaanderen moet bij de uitbouw van haar sociale bescherming nadenken over haar ambities inzake armoedebestrijding. Overleg en samenwerking met andere beleidsniveaus zullen zich van daaruit automatisch opdringen. Een aantal structurele hefbomen om de armoedeproblematiek het hoofd te bieden zitten immers op het federale en lokale bestuursniveau. Bestuurlijke samenwerking zou exemplarisch moeten zijn voor de samenwerking op het terrein. 2 Het feit dat men de toegang tot bepaalde zorgpakketten exclusief verbindt aan het hebben van een bepaalde diagnose en hierbij het risico loopt patiënten ongelijk te behandelen. 9