Samenvatting Nederlands NL Blok

Vergelijkbare documenten
1 keer beoordeeld 4 maart 2018

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken

Aantekeningen die je moet leren voor het SE Leesvaardig voor Eldeweek 2 en je eindexamen!! Goed bewaren dus!!!! Naam: Leesvaardig Blok 1

Samenvatting Nederlands Redekundig ontleden

Samenvatting Nederlands Over lezen

Spiekkaart. Persoonsvorm - p.v.

Programma van Toetsing en Doorstroming

Visuele Leerlijn Spelling

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Indien je de regels uit dit bestand kunt toepassen en je kent de stappen die je in het schema moet maken, dan beheers je de werkwoordspelling goed.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Leestoets 1 (heel proefwerk) Week 40. Spelling/grammatica/woordenschat 1 (heel proefwerk) Week 44

Zin 1: Lijkt + een vriendelijke jongen: kww + naamwoordelijk deel, samen naamwoordelijk geheel (nwg). Verklaring: lijken is kww.,

Informatie en proefles

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Workshop BLIKSEM - Leesbegrippen in de BLIKSEM Oefenteksten en Toetsen

Programma van Inhoud en Toetsing

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar

IN DRIE STAPPEN NAAR EEN FOUTLOZE WERKWOORDSPELLING. werkwoordspelling.com M.Kiewit

Programma van Inhoud en Toetsing

2 hv. 1

Thema 10. We ruilen van plek

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar

Samenvatting Nederlands Alle hoofdstukken

Ontleden. Er zijn twee manieren van ontleden: taalkundig ontleden en redekundig ontleden.

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar

Visuele Leerlijn Taal

Z I N S O N T L E D I N G

Basisgrammatica. Doelgroep Basisgrammatica

(werkwoordelijk gezegde)

NE/B/1 - NE/K/1 NE/B/2 - NE/K/2. Klas 3 P1. PTA Nederlands BLW/KLW methode: Ta!ent COHORT:

Leerlijn Leeslink niveau 2 (groep 5-6) Schooljaar

Onderdeel: LEZEN Docent: RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Samenvatting Nederlands Lezen h 1.2 t/m 5.2 2

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

instapkaarten taal verkennen

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Nederlands C.T samenvatting

Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad

Samenvatting Nederlands Formuleren

Op niveau onderbouw 2 e editie 1 vmbo-bk

Leerlijn Leeslink niveau 2 (groep 5-6) Schooljaar

Hoe werk ik een opdracht uit?

ROUTE 2F, Nederlands voor niveau 2F

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Op niveau vmbo. Thieme Meulenhoff. Domein 2 Leesvaardigheid Zakelijke teksten deel hs leerstof vanaf pg. kgt1 1 Over Caja Cazemier

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

Antwoorden Nederlands Ontleding

Leerlijn Leeslink niveau 3 (groep 7-8) schooljaar

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Toelichting bij de kaartjes die in het opzoekboekje spelling en werkwoordspelling zijn opgenomen

instapkaarten taal verkennen

Hoe werk ik een opdracht uit?

instapkaarten taal verkennen

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Totaaloverzicht kant-en-klare sjablonen Nederlands Cito spelling 3.0 Cito spelling 2.0 Begrijpend lezen Grammatica Studievaardigheid

1

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 2: lezen, woordenschat en spelling

6.2. Boekverslag door C. 727 woorden 17 mei keer beoordeeld. Nederlands. Paragraaf 1. Dubbel op. Onjuiste herhaling

Reflectieformulier Lees vaardig, blok 6, opdracht 12 De vragen gaan over de tekst en de vragen van opdracht 9, 10 en 11.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing

BEGRIJPEND LEZEN 1 NEDERLANDS TEKSTSOORTEN EN TEKSTDOELEN

Onderdeel: Spelling Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

DPS. Communicatie. Werkblad: werkwoordspelling

instapkaarten taal verkennen

Spelling Werkwoorden. Doelgroep Spelling Werkwoorden. Omschrijving Spelling Werkwoorden

3,7. Dubbelop: Tautologie: Pleonasme: Contaminatie: Samenvatting door een scholier 1713 woorden 8 juni keer beoordeeld.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

instapkaarten taal verkennen

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

Op Niveau onderbouw 2 e editie Leerstofoverzicht vmbo 3 GT

3 vwo. 1

Lesdoelen De kinderen herkennen voorzetsels in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 3

6,3. Samenvatting door een scholier 1419 woorden 14 februari keer beoordeeld. Nederlands. Samenvatting van Topniveau blok 4. 3.

In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen.

Lesdoelen De kinderen kunnen aanhalingstekens gebruiken.

Waarom een samenvatting maken?

OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER / ZUTPHEN STUDIEWIJZER

Leesvaardig (herhaal de stof van leesvaardig blok 1 t/m 4)

Transcriptie:

Samenvatting Nederlands NL Blok 3+4+5+6 Samenvatting door een scholier 1867 woorden 23 september 2008 3,3 9 keer beoordeeld Vak Nederlands Blok 3 Weet je het nog? Bij zinsontleding je een zin in een vaste volgorde. Bij het ontleden van zinnen zoek je altijd eerst de pv: de ww-vormen die van tijd kan veranderen. Een zinsdeel is een woord of een groepje woorden dat al voor de pv staat of dat je voor de pv kunt zetten. Het werkwoordelijke gezegde is een zinsdeel dat alleen uit werkwoordsvormen bestaat. Deze ww-vormen bestaat. Deze ww-vormen moeten bij elkaar horen. Het ww gezegde kan dus bestaan uit één of meer ww-vormen. Het antwoord op de vraag wie of wat + gezegde is onderwerp van een zin. Als in de zin gebiedende wijs staat, ontbreekt het ow. Zinsontleding Het onderwerp Bij een gezegde hoort meestal een onderwerp. Het onderwerp van een zin staat meestal direct links of rechts van de pv. Je kunt het onderwerp van een zin vinden door te vragen: wie of wat + gezegde. Het antwoord op die vraag is het onderwerp. Als een zin in de gebiedende wijs (het gaat om een bevel of aansporing) staat, ontbreekt het onderwerp. Woordsoortbenoeming Het bijvoeglijk naamwoord Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een znw; het geeft een eigenschap of kenmerk van het znw aan. Bijvoeglijke naamwoorden staan meestal direct voor een znw. Een moeilijk probleem Een handige oplossing Een gouden ring Teksten bevatten altijd verwijswoorden. Dat zijn woorden die terugwijzen naar woorden die eerder in de tekst zijn gebruikt. Om een tekst goed te kunnen begrijpen, moet je doorhebben waarnaar verwijswoorden verwijzen Bij het schrijven van teksten gebruiken we verwijswoorden om vervelende herhalingen en saaiheid te voorkomen. De tekst wordt dan vlotter. Een verwijswoord kan slaan op één woord, maar ook op een groepje woorden. Kernzin en toelichting Een alinea bestaat uit een kernzin en een toelichting. De kernzin is de belangrijkste zin van een alinea. Hij bevat de belangrijkste info. In de kernzin wordt iets beweerd. De toelichting geeft verdere uitleg of voorbeelden. In de tekst over slimme dieren is de eerste zin van de eerste zin de kernzin. De rest van de alinea bestaat uit toelichting in de vorm van voorbeelden. Ook de tweede alinea begint met een kernzin. In de rest van de alinea legt de schrijver verder uit wat hij met de eerste zin bedoelt. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-nl-blok-3456 Pagina 1 van 5

De pv in de vtt. Bij een groot aantal ww in de schrijfwijze van pv in de vtt heel gemakkelijk. Je hoort hoe ze in de vtt geschreven moeten worden. Geven gaf gaven Houden hield hielden Zulke ww heten klankveranderende ww. De andere ww zijn klankvaste ww. Bij deze ww gebruik je in de vtt stam + -de(n) of te(n). vaak kun je horen of je de(n) of te(n) moet schrijven. Maar soms hoor je het niet goed. Wanneer gebruik je nu stam + -de(n) of te(n)? Je schrijft in de vtt stam + -te(n), als de laatste letter van de stam van het ww een medeklinker is die voorkomt in t kofschip. Het gaat om de letters t, k, f, s, ch en p. Sjokken stam: sjok Vtt: sjok + te(n) ------ sjokte(n) Krabben stam: krab Vtt: krab + de(n) ----- krabde(n) Soms moet je de schrijfwijze van de stam aanpassen aan de uitspraak. Dat heb je ook in het vorige blok al geleerd. De stam van durven is niet durv, maar durf, want zo spreken we het woord uit. De pv in de vtt is stam + de(en): durfde(n) Of je in de vtt een ww met één of twee t s of d s moet schrijven, is eigenlijk helemaal geen probleem. Je werkt als volgt. Je neemt altijd de stam er daarachter zet je de uitgang die je nodig hebt. Verbranden stam: verbrand Vtt: verbrand + de (n) ------ verbrandde Wachten stam: wacht Vtt: wacht + te(n) ------ wachtte Het voltooid deelwoord Een voltooid deelwoord is ook een werkwoordsvorm. Je kunt het vinden door een of meer van de volgende zinnetjes te vullen: Ik heb Ik ben Ik word Een voltooid deelwoord begint meestal met het voorvoegsel ge-. Er zijn een paar ww (zoals regenen, stormen, sneeuwen) waarbij je de ik heb/ben/word-proef niet kunt toepassen. Bij die ww moet je beginnen met: het heeft (geregend, gestormd, gesneeuwd) een voltooid deelwoord eindigt in de meeste gevallen op en, -d en t. je hoort aan de uitspraak wanneer een voltooid deelwoord eindigt op en. Je kunt niet horen of een voltooid deelwoord op een t of een d eindigt. Je moet nu weer de regel van t kofschip toepassen, als de stam eindigt op een t, k, f, s, ch of p, dan schrijf je het volt. dw. met een t. Wanneer dit niet geld, dan schrijf je het voltdw. met een d. Het bijvoeglijk naamwoord Bijna altijd is de uitgang van een bnw een e. alleen als het lw een voor een het-woord staat, krijgt het bnw geen e. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-nl-blok-3456 Pagina 2 van 5

Een mooie koe de mooie koe mooie koeien Een mooie stier de mooie stier mooie stieren Een mooi kalf het mooie kalf mooie kalveren Een mooi schaap het mooie schaap mooie schapen Wanneer het bnw de stof aangeeft waarvan iets gemaakt is, dan eindigt het meestak op en. Zulke bnw noem je stoffelijke bnw. Een houten stoel De rieten ban Niet alle stoffelijke nw eindigen op en. Moderne, nieuwe stoffen krijgen geen uitgang. Een polyester boot. De plastic verpakking Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord Van elk voltdw. kun je een bnw maken. Eindigt een voltdw op en, dan eindigt het bnw ook op -en. Eindigt een voltdw. op een t of een d, dan heeft het bnw dat je ervan kunt maken, meestal de uitgang e. De deur is gesloten - de gesloten deur Ik heb mijn enkel verzwikt - de verzwikte enkel Het schip is gestrand - het gestrande schip Blok 4 Woordsoortbenoeming het voorzetsel De meeste vz kun je invullen op de puntjes van één van de volgende woordgroepen de kooi of het schoolfeest. Een vz staat nooit alleen in een zin: het is een onderdeel van een zinsdeel. In de kooi zitten twee parkieten. Tijdens het schoolfeest werd hij ziek. Publiek Een tekst is bestemd voor lezers. Die lezers noemen we ook wel het publiek van de tekst. Je vriendin spreek je aan in gewone, alledaagse taal, naar de burgemeester schrijf je in wat plechtiger en deftiger taal. Je kunt verschillende lezers onderscheiden, kinderen, jongeren, volwassenen. Verder hangt de toon van de tekst af van de vraag of je aan bekenden of aan vreemden schrijft die je al veel of juist weinig van het onderwerp weten. Tekstdoel Een tekst schrijf je niet zomaar, je wilt altijd een bepaald doel bereiken. Er zijn verschillende tekstdoelen. Informatie geven (iemand iets nieuws vertellen); je mening geven (vertellen wat je van iets vindt); de lezer van iets overtuigen (redenen geven waarom je gelijk hebt) iemand overhalen iets te gaan doen of tot handelen aan te sporen (proberen iemand iets te laten doen) de lezer amuseren (iemand proberen te vermaken of te boeien met een verhaal) Tekstsoort De ene tekst is de andere niet. Zoals je hebt gezien, bestaan er verschillende soorten teksten. Vb; de brief, het krantenartikel, de reclametekst, het interview, de schoolboektekst, het recept, de gebruiksaanwijzing, https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-nl-blok-3456 Pagina 3 van 5

internettekst en het verhaal. Elke soort heeft zijn eigen kenmerken. Daarbij spelen een rol: de inhoud, de taal, hoe de tekst eruitziet, het publiek en het tekstdoel. Het mv van znw De meeste znw hebben een ev en een mv. Ev vrouw mv vrouwen Ev horloge mv horloges Sommige znw komen alleen maar in het mv voor: hersenen, gebroeders; andere alleen maar in het ev: zand, wiskunde. Zinsontleding het lijdend voorwerp Wanneer je het onderwerp van een zin gevonden hebt, ga je op zoek naar het lijdend voorwerp. Je vind het lijdend voorwerp van een zin door te vragen : Wie of wat + gezegde + onderwerp. Als je de wie-vraag kunt stellen, heeft het lijdend voorwerp betrekking op personen. Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp. Als je niet kunt vragen: wie of wat + gezegde + onderwerp, dan ontbreekt een lijdend voorwerp. Zinsdelen die hoeveelheden (maten, gewichten, afstanden) Aangeven, zijn nooit lijdend voorwerp. Een zak suiker weegt één kilo. Het zins deel één kilo geeft aan hoeveelheid aan en is dus geen lijdend voorwerp. Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel. Het schilderij hangt aan de muur. Het zinsdeel aan de muur begint met een vz en is dus geen lijdend voorwerp. Woordsoorten wel of geen vz Een vz is altijd het eerste woord van een woordgroep. Kijk eens naar de volgende zinnen. Het verliefde paartje wandelde in het park. De trein staat op het perron. Het verliefde paartje wandelde het park in. Ik sta op. In de zin Het verliefde paartje wandelde in het park en De trein staat op het perron zijn in en op vz. In de 2 andere zinnen niet, omdat in en op daar niet het eerste woord van een woordgroep zijn. In en op horen daar bij het ww. Onderwerp Een tekst gaat ergens over, dat is het onderwerp van een tekst. Je kunt ow meestal in één of enkele woorden samenvatten, bv: problemen, de winterslaap van ijsberen. Hoofdzaak en bijzaken Over het ow heeft de schrijver iets te vertellen. Het belangrijkste wat hij duidelijk wil maken, noemen we de hoofdzaak of hoofdgedachte van een tekst. Dat is nooit één woord, maar een zin. Naast de staan er ook andere dingen in een tekst, zaken die wat minder belangrijk zijn. Dat noemen we de bijzaken. Feiten en meningen In de teksten kunnen feiten en meningen staan. Een feit is iets wat waar is: het klopt met de werkelijkheid en je kunt het controleren. Een mening is dat wat je van een iets of iemand vind. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-nl-blok-3456 Pagina 4 van 5

Informatie tekst en betoog Teksten die vooral feiten bevatten, nomen we informatieve teksten. Dat zijn bv krantenberichten of schoolboekteksten. De tekst waarin de mening van iemand centraal staat, noemen we een betoog. Hierin geeft iemand zijn mening en noemt daarna redenen (argumenten) die zijn mening ondersteunen. Dan of als Mijn vader is groter dan ik. Mijn moeder is even groot als mijn zus. Na een vergrotende trap (ongelijkheid) schrijf je dan. Na een stellende trap (gelijkheid) schrijf je als. Bij zinsontleding ontleed je stukjes van een zin in een vaste volgorde. Bij het ontleden van zinnen zoek je altijd eerst de pv. deze werkwoordsvorm kan staan in de vtt en tt. Een zinsdeel is een woord of een groepje woorden dat al voor de pv staat of dat je voor de pv kunt zetten. Met de pv bepaal je wat een zinsdeel is. Het werkwoordelijke gezegde is een zinsdeel dat alleen uit werkwoordsvormen bestaat. Dit zinsdeel kan dus alleen uit één of meerdere werkwoordsvormen. De 3 verschillende werkwoordsvormen zijn: de pv, het hele ww en het voltooid deelwoord. Het antwoord op de vraag wie of wat + gezegde is het onderwerp. Dit zinsdeel staat altijd links of rechts van de pv. het antwoord op de vraag wie of wat + gezegde + onderwerp is het lijdend voorwerp van de zin. Dit zinsdeel komt niet in alle zinnen voor. Dit zinsdeel begint ook nooit met een https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-nederlands-nl-blok-3456 Pagina 5 van 5