Sleutels en zenders SLEUTELS EN ZENDERS

Vergelijkbare documenten
Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

Sloten en alarm ALARM-SYSTEEM

Sloten en alarmen. Gebruiken van de zender

Sleutels en zenders SLEUTELS EN ZENDERS

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

Bedieningsorganen en instrumenten

Veiligheidsgordels ALGEMENE INFORMATIE

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Bedieningsorganen DASHBOARD

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Lampen en waarschuwingslampjes

Zekeringen ZEKERINGEN

HET WEGRIJDEN VOOR HET WEGRIJDEN

Snel starten GEBRUIKEN VAN DE ZENDER

AluTech 500 Series Gebruikershandleiding.

Uitrusting in interieur van auto

Gemaksvoorzieningen ZONNEKLEPPEN DIMMER VOOR DE INSTRUMENTENVERLICHTING ZONNESCHERMEN

Waarschuwingslampjes WAARSCHUWINGSLAMPJES

Cobra 4627 Alarmsysteem met DriverCards

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

Gebruikershandleiding

Veiligheid van kinderen

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Hartelijk gefeliciteerd met de aanschaf van een COBRA alarmsysteem type 889.

Vodafone Automotive 4627 Alarmsysteem met DriverCards. Gebruikershandleiding. Vodafone Power to you

Cobra Alarm Gebruikers Handleiding

Algemene informatie Algemene informatie

GEBRUIKSAANWIJZING Ding Bas Autostoel 9-36 kg

voorwaarts gericht Gebruiksaanwijzing groep gewicht leeftijd kg 9m-4j

Vehicle Security System VSS3 - Vehicle original remote

Veiligheid van kinderen

Automatische transmissie

Bedieningsorganen DASHBOARD

Gebruiksaanwijzing. izi Modular: voor- & achterwaarts gericht. izi Modular RF: achterwaarts gericht. Lichaamslengte cm.

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

Tegen de rijrichting in. Gebruiksaanwijzing kg 0-12 m

lief! autostoeltjes gebruiksaanwijzing Cato (meisjesversie) Casper (jongensversie) geschikt voor kinderen van 9-36 KG

Gebruiksaanwijzing Autostoel Vigo

IN EEN OOGOPSLAG. Panoramadak. Parkeerhulp achter

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

installatiehandleiding Alarmlicht met sirene

Gebruiksaanwijzing kort

Verkorte gebruiksaanwijzing

ELEKTRISCHE INSTALLATIE BI-VAN CAN COM2000

click! a b c d g h Gebruiksaanwijzing j k > 25 cm l m Lichaamslengte cm. Max. gewicht 13 kg. UN regulation no. R129 i-size Leeftijd 0-12 m.

GT-912/GT-913/GT-914 Gebruikers handleiding

click! a b c d e f g Gebruiksaanwijzing i j > 25 cm k l Groep 0+ Max. gewicht 13 kg. Leeftijd 0-12 m. ECE R44-04

Verkorte gebruiksaanwijzing

LCD scherm va LCD scherm

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

Gebruiksaanwijzing ECE R kg 4-12 jr

installatiehandleiding Alarmlicht

Clifford Electronics Benelux bv. Tel Fax

Dit beveiligingssysteem voor uw auto is getest en goedgekeurd door

Renault TRAFIC. Instructieboekje

Mitsubishi - Cobra Alarm CO4627. Gebruikers Handleiding

Uitschakelen in noodgevallen Doe de touch-key kort in de opening op het bedieningspaneel. Het alarm zal uitgaan.

VOORWAARTS GERICHT GEBRUIKSAANWIJZING ECE R GROEP GEWICHT LEEFTIJD kg 4-12 j

Trekken/slepen TREKKEN/SLEPEN

Installation instructions, accessories. Stuurwiel, leer. Volvo Car Corporation Gothenburg, Sweden , ,

F I A T NL S N E L G I D S

Verwarming en ventilatie

LCD scherm ve LCD scherm

Instructieboekje. Publicatie nr. LRL 0346DUT - 2e Editie Land Rover 2000

VOORWOORD. Dit instructieboekje hoort bij uw auto. Bewaar het daarom altijd in uw auto, ook als u de auto verkoopt.

Gipsbroekenstoel GEBRUIKSAANWIJZING

Kort overzicht BEDIENINGSKNOPPEN

GEBRUIKSAANWIJZING. SELCA IS200 klasse 2 alarm SELCA IS300 klasse 3 alarm. SCM goedkeuringsnr. AA030037

Gebruikershandleiding kort

Verkorte gebruiksaanwijzing

April Handleiding infrarood afstandsbediening

KINDEREN IN DE AUTO: ALTIJD VEILIG VASTGEKLIKT!

Richtlijnen bij het tanken

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

Starten en rijden STUURSLOT

Afstelbare parameters - Alarm en centrale vergrendeling

Cobra Bridge CAN 8800

Versie: juni installatiehandleiding. Alarmlicht LXA-8A

Vehicle Security System VSS 1. Handleiding voor systeeminstelling - Dutch

Auto Alarm FM5000 FM500 FM600 FM700 LCD MINI

Bedieningen Dutch - 1

HANDLEIDING! " # $ %! & ' ' ' % $ %! & ( % ) * +, -. +/ ". +/

MEGANE COUPE CABRIOLET INSTRUCTIEBOEKJE

Nederlandstalige handleiding Autoalarm AS5

Renault CLIO. Instructieboekje

Click wheel ipod Classic Installatie handleiding

LAGUNA INSTRUCTIEBOEKJE

Alarmlicht met sirene

ComfortControl 01 NEIGVERGRENDELING 02 NEIGWEERSTAND 05 RUGLEUNINGHOOGTE 03 ZITDIEPTE 06 RUGLEUNINGHOEK 04 ZITHOOGTE 07 ARMLEUNING HOOGTE

SCdefault. 900 Montagerichtlijn. Accessories Part No. Group Date Instruction Part No. Replaces :88-15 May Jun 02

Montagevoorschriften

Renault SCENIC. Instructieboekje

Citroën Berlingo. Multifunctionele ombouw voor personen- en rolstoelvervoer GEBRUIKSAANWIJZING. Blz. 1

StyleView Envelope Drawer

900 Montagerichtlijn. SITdefault F930A205

MEGANE INSTRUCTIEBOEKJE

Programmeer- en bedieningsinstructies

Renault KADJAR. Instructieboekje

Draadloze Infrarood Afstandsbediening YB1FA

Montagehandleiding Screens screenstotaalshop.nl 1. Instructie plaatsen screen. 1.1 Aftekenen montage gaten

Transcriptie:

Sleutels en zenders Bedieningsorganen en instrumenten SLEUTELS EN ZENDERS Voorzichtig: De reservezender moet op een veilige plaats worden bewaard - NOOIT IN HET VOERTUIG. LAN0112G Met het voertuig heeft u twee zenders met integrale sleutels ontvangen waarmee alle sloten van het voertuig kunnen worden bediend. Zolang een contactsleutel in het contactslot is geplaatst kunnen de bedieningsknoppen van alle zenders niet worden gebruikt. N.B. Het is mogelijk dat de zender op plaatsen waar verstoring kan optreden van andere radio-uitrusting die op dezelfde frequentie werkt, niet goed functioneert. Het is mogelijk dat moeilijkheden worden ondervonden in gebieden waar bijvoorbeeld uitrusting zoals amateurradio's, medische apparatuur, telecommunicatie-uitrusting of andere alarmsystemen met afstandsbediening worden gebruikt. Als dergelijke moeilijkheden worden ervaren, probeer dan om de zender zo dicht mogelijk in de buurt van het voertuig te gebruiken, of steek de sleutel in het deurslot. Zie Noodvergrendeling/ontgrendeling, 54. De zenders die bij uw voertuig zijn geleverd zijn geprogrammeerd op het beveiligingssysteem van uw voertuig - het is onmogelijk om de motor te starten zonder een zender die op uw voertuig is geprogrammeerd. N.B. Als een zender wordt verloren of als die wordt beschadigd kan een nieuw exemplaar uitsluitend worden aangevraagd bij uw Land Rover dealer. Bij die dealer zal de nieuwe zender op uw voertuig worden geprogrammeerd. U dient de dealer echter bewijs van eigendom aan te bieden. Door de dealer wordt ook een registratie aangehouden van alle verzoeken om vervanging van zenders. Het is verstandig om uw dealer zo snel mogelijk op de hoogte te brengen van een verloren of gestolen zender. Ook dient door die dealer de resterende zender opnieuw te worden geprogrammeerd. Hierdoor wordt voorkomen dat toegang tot het voertuig kan worden verkregen met een verloren/gestolen zender. Zender - batterij Voorzichtig: De zender bevat delicate elektronische circuits die tegen de invloeden van water, hoge temperaturen, vocht, direct zonlicht en de gevolgen van oplosmiddelen, was en schurende reinigingsmiddelen, moeten worden beschermd. De batterij kan worden opgeladen. Het feit dat de batterij opnieuw moet worden opgeladen wordt aangegeven door de volgende symptomen: Op het hoofdberichtencentrum wordt het bericht "KEY BATTERY LOW" (SLEUTELBATTERIJ LAAG) weergegeven. Dit resulteert in een merkbare geleidelijke verslechtering van zowel het bereik als de prestatie. Batterij opladen Steek de sleutel in het contactslot en start de motor. Hiermee zal de batterij van de zender opnieuw worden geladen. 44

Sleutels en zenders BEVEILIGINGSSYSTEEM Het beveiligingssysteem van uw voertuig is goedgekeurd conform Thatcham categorie één en het systeem voldoet aan "European Regulation 97" en "Directive 95/56/EC". Veiligheidsinformatie Voor uw eigen veiligheid en die van het voertuig als dit onbewaakt wordt geparkeerd: Activeer de parkeerrem. Verwijder alle sleutels en zenders uit het voertuig voordat de deuren worden vergrendeld. Sluit alle deuren, alle ramen, de bagageruimte (inclusief de jaloezie), het zonnedak en het handschoenenkastje af. Parkeer het voertuig waar dit duidelijk zichtbaar is ('s nacht op een goed verlichte plaats). De sleutels van uw voertuig dienen veilig, uit het zicht, te worden bewaard. Laat kinderen of huisdieren NOOIT alleen in het voertuig achter. Zorg ervoor dat in het voertuig aanwezige bagage of waardevolle artikelen NOOIT zichtbaar zijn. LAND ROVER KNOP Door klant programmeerbare knop WAARSCHUWING Vergeet niet dat het vorige programma-item zal worden geactiveerd als de knop aanvankelijk wordt ingedrukt om de programmeringsvolgorde te starten. LAN0128G De vierde knop op de zender - voorzien van het Land Rover logo - kan worden geprogrammeerd en hiermee kunnen dan de onderstaande functies op afstand worden bediend: paniekalarm. koplamp-instapverlichting - vertraging. luchtvering - bediening. achterklep-ontgrendeling. achterruit-ontgrendeling. N.B. Programmering en daaropvolgend gebruik van de Land Rover knop kan niet plaatsvinden als de sleutel zich in het contactslot bevindt. 45

Sleutels en zenders ZENDER - PROGRAMMERING Koplampverlichting - vertraging Paniekalarm LAN0119G 2 3 LAN0118G Programmeren door de Land Rover knop te blijven indrukken en tegelijkertijd de knop voor de gevarenknipperlichten op het instrumentenpaneel in te drukken. Door een signaal vanaf het instrumentenpaneel zal succesvolle programmering worden bevestigd. Door kort op de knop te drukken zal door het alarmsysteem van het voertuig een signaal worden gegeven. Ook gaan de gevarenknipperlichten branden. Het alarm wordt uitgeschakeld door de sleutel in het contactslot te steken, of door de vergrendel- of ontgrendelknop op de zender in te drukken. N.B. In bepaalde landen is het bij de wet verboden om het paniekalarm te activeren als niet sprake is van een noodsituatie. Programmeren door de Land Rover knop te blijven indrukken en tegelijkertijd te seinen met de koplampen. Door een signaal vanaf het instrumentenpaneel zal succesvolle programmering worden bevestigd. Door kort op de Land Rover knop te drukken, zullen de koplampen, gedurende de periode die is gespecificeerd in "Instellingen" gaan branden. Zie OPTIE "INSTELLINGEN" SELECTEREN, 97. Door de knop na 3 seconden een tweede keer in te drukken, worden de lampen uitgeschakeld. 46

Sleutels en zenders Luchtvering - bediening Programmeren door de Land Rover knop te blijven indrukken en tegelijkertijd de bedieningsschakelaar van de luchtvering in te drukken. Door een signaal vanaf het instrumentenpaneel zal succesvolle programmering worden bevestigd. LAN0120G Programmering van deze functie dient te geschieden binnen één minuut nadat de motor is afgezet. Na programmering kan de rijhoogte met de zender worden gewijzigd door eerst de contactsleutel uit het contactslot te verwijderen, de gevarenknipperlichten aan te zetten en alle deuren te sluiten. Bediening op afstand is onmogelijk tenzij dit is gedaan. De rijhoogte wordt vergroot door de Land Rover knop en de vergrendelknop enige tijd in te drukken. De rijhoogte wordt verminderd door de Land Rover knop en de ontgrendelknop enige tijd in te drukken. Als een knop wordt losgelaten gedurende het verhogen of verlagen van de rijhoogte wordt de beweging direct onderbroken. Die zal opnieuw worden gestart als één van de knoppen weer wordt ingedrukt. De rijhoogte zal aanvankelijk traag veranderen, maar na 3 seconden zal de snelheid toenemen. Zolang de rijhoogte-verandering plaatsvindt, zal een symbool op de omhoog/omlaag-schakelaar gaan branden dat overeenkomt met de bewegingsrichting van het voertuig. Zie Rijhoogten wijzigen, 214. Als de start-rijhoogte hoger of lager is dan de terrein-rijhoogte, wordt de beweging onderbroken zodra de normale rijhoogte wordt bereikt. Verdere beweging is mogelijk door knoppen los te zetten en die opnieuw in te drukken. Zie LUCHTVERING, 212. Toegang via één deur (SPE - Single Point Entry) Dit is een faciliteit voor persoonlijke veiligheid die uitsluitend wordt geactiveerd nadat de bestuurdersdeur is ontgrendeld. De andere deuren blijven vergrendeld. De bestuurdersdeur-ontgrendeling kan met afzonderlijke knoppen op de zender, worden uitgeschakeld door de vergrendel- en ontgrendel-knoppen samen 3 seconden lang in te drukken. Als de procedure wordt herhaald, zal de faciliteit opnieuw worden geactiveerd. Iedere keer dat de bestuurdersdeur-ontgrendeling aan of uit wordt gezet, zal het voertuig worden vergrendeld of ontgrendeld in de geselecteerde modus (alle deuren ontgrendeld of uitsluitend de bestuurdersdeur ontgrendeld). 47

Sleutels en zenders Achterklepontgrendeling Achterruitontgrendeling LAN0124G LAN0125G Programmeren door de "Land Rover" knop te blijven indrukken en tegelijkertijd de hoofdontgrendelknop voor de achterklep op de achterklep in te drukken. Door een signaal vanaf het instrumentenpaneel zal succesvolle programmering worden bevestigd. Door kort op de knop te drukken zal de achterklep van het voertuig worden ontgrendeld. Programmeren door de "Land Rover" knop te blijven indrukken en tegelijkertijd de hoofdontgrendelknop voor de achterklep onder de achterste bevestigingsplaat van het nummerbord in te drukken. Door een signaal vanaf het instrumentenpaneel zal succesvolle programmering worden bevestigd. Door kort op de knop te drukken zal de achterruit van het voertuig worden ontgrendeld. 48

Sloten en alarmen Sloten en alarmen ALARMSYSTEEM LAN0113G Uw voertuig is voorzien van een uiterst verfijnd elektronisch diefstalalarm en motor-immobilisatiesysteem. Tevens beschikt het voertuig over een aantal extra veiligheidssystemen. Sommige daarvan zijn opties die afzonderlijk kunnen worden gekozen terwijl andere behoren tot de standaard uitvoering van het voertuig. Teneinde maximale veiligheid en gebruiksgemak te garanderen wordt het ten sterkste aanbevolen om goed inzicht te krijgen in deze faciliteiten en de beschikbare alternatieven. Derhalve dient dit gedeelte van het instructieboekje goed te worden gelezen. N.B. VOOR MAXIMUM VEILIGHEID HET VOERTUIG ALTIJD SUPERVERGRENDELEN. Als passagiers of huisdieren in het voertuig worden achtergelaten, de ramen en/of het zonnedak open worden gelaten, of als het voertuig zich op een bewegend transportmiddel, zoals een ferry of veerboot bevindt, doe het voertuig dan op slot door de vergrendelknop binnen 3 seconden tweemaal in te drukken. Hiermee worden de supervergrendeling, de hellingshoeksensor en de interieurbeveiliging uitgeschakeld. Supervergrendeling WAARSCHUWING Uit veiligheidsoogpunt mag supervergrendeling NOOIT plaatsvinden als in het voertuig passagiers achterblijven - in een noodsituatie moeten uw passagiers kunnen ontsnappen of door de hulpdiensten kunnen worden verlost. Ook kan de interieurbeveiliging worden geactiveerd door bewegingen in het voertuig. Supervergrendeling wordt geactiveerd door de vergrendelknop op de zender éénmaal in te drukken. Nadat het voertuig is supervergrendeld, kunnen de deuren uitsluitend (via de binnen- of buitenkant van het voertuig) worden geopend met de juiste sleutel of de zender. Gedurende supervergrendeling worden ook de krukken aan de binnenkant van de deuren geïmmobiliseerd. Een indringer kan dus onmogelijk toegang tot het voertuig verkrijgen door een raam in te slaan en de deuren met de binnenkrukken te openen. 49

Sloten en alarmen Omtrekalarm Deze faciliteit wordt automatisch geactiveerd als het voertuig met de zender wordt vergrendeld. Hierdoor worden alle deuren, de motorkap en de achterklep beveiligd. Als één van de deuren, de motorkap of de achterklep wordt geopend of als een sleutel die niet op het voertuig is geprogrammeerd in het contactslot wordt gestoken terwijl deze faciliteit is geactiveerd, zal het alarm afgaan. Als het omtrekalarm is geactiveerd zullen door de richtingaanwijzers drie signalen worden gegeven. Ook zal het waarschuwingslampje waardoor de status van het beveiligingssysteem wordt aangegeven, gaan knipperen. Onjuiste vergrendeling Als een deur, de motorkap of de achterklep openstaat, terwijl wordt getracht om het voertuig te vergrendelen, zal éénmaal een duidelijk hoorbaar waarschuwingssignaal worden gegeven. Dit betekent dat het voertuig niet goed is beveiligd. Diefstalalarm - waarschuwingslampje Als het alarm op scherp is gesteld met de interieurbeveiliging: Het waarschuwingslampje zal 10 seconden lang drie keer knipperen. Daarna blijft het steeds éénmaal knipperen tot het alarmsysteem van het voertuig is uitgeschakeld en de motor is geïmmobiliseerd. Als het alarm op scherp is gesteld zonder de interieurbeveiliging: Het waarschuwingslampje zal 10 seconden lang tweemaal knipperen. Daarna blijft het steeds éénmaal knipperen tot het alarmsysteem van het voertuig is uitgeschakeld en de motor is geïmmobiliseerd. Als het alarm is uitgeschakeld maar het voertuig is geïmmobiliseerd (sleutel niet in contactslot): Het waarschuwingslampje geeft één enkel knipperlichtsignaal tot het alarm op scherp wordt gesteld, of het voertuig wordt gemobiliseerd. Als het alarm is uitgeschakeld en het voertuig is gemobiliseerd (sleutel in contactslot): Als de motor opnieuw wordt gemobiliseerd, zal het waarschuwingslampje 1 seconde lang een knipperlichtsignaal geven. LAN0115G Het waarschuwingslampje verstrekt informatie over de status van het alarm- en immobilisatiesysteem. Dit geschiedt als volgt: 50

Sloten en alarmen Als het alarm afgaat Als het alarm afgaat, wordt een duidelijk geluidssignaal gegeven. Ook zullen de gevarenknipperlichten 30 seconden lang gaan knipperen voordat het systeem weer overgaat op de beveiligingsstatus van voordat het alarm afging. Om het alarmsignaal uit te zetten moet de vergrendel- of ontgrendelknop op de zender worden ingedrukt of moet de sleutel in het contactslot worden gestoken. Als de vergrendelknop wordt ingedrukt, blijft het alarm geactiveerd. Als het alarmsysteem van het voertuig wordt uitgeschakeld, gaan de gevarenknipperlichten snel acht keer knipperen als het alarm, sinds het voertuig voor het laatste op scherp was gezet, is afgegaan. Interieurbeveiliging De interieurbeveiliging wordt geactiveerd als het voertuig is supervergrendeld. N.B. De interieurbeveiliging mag nooit worden geactiveerd als de ramen of het zonnedak nog open staan of als in het voertuig passagiers of dieren worden achtergelaten - door eventuele bewegingen zal het alarm worden geactiveerd. De interieurbeveiliging werd zodanig ontworpen dat hierdoor het interieur van het voertuig wordt beschermd tegen inbraak (bijvoorbeeld doordat een dief via een ingeslagen ruit toegang tracht te verkrijgen). LAN0117G De binnenruimte wordt gecontroleerd door vier in het dak gemonteerde sensors. Die sensors activeren het alarm als in de passagiersruimte luchtbewegingen worden geregistreerd. N.B. De interieurbeveiliging kan niet worden geactiveerd als een deur open staat. Interieurbeveiliging uitschakelen: Als de interieurbeveiliging moet worden uitgeschakeld (bijv. als een raam of het zonnedak niet wordt gesloten) moet de vergrendelknop op de zender binnen 3 seconden tweemaal worden ingedrukt. Hellingshoeksensor Uw voertuig is voorzien van een hellingshoeksensor waardoor het alarm, nadat supervergrendeling heeft plaatsgevonden, wordt geactiveerd als het voertuig aan de vooren achterkant, of van de ene zijkant naar de andere zijkant, kantelt. Het alarmsignaal wordt gegeven als wordt getracht om het voertuig te stelen door te trachten om dit op een ander voertuig te hijsen, of als een zijkant wordt opgekrikt bij een poging om één of meer wielen te verwijderen. 51

Sloten en alarmen Beveiliging van hellingshoeksensor deactiveren: Als u wilt dat de deuren worden vergrendeld zonder dat de hellingshoeksensor wordt geactiveerd (bijv. aan boord van een veerboot of als het voertuig wordt getransporteerd op een bergingsvoertuig) moet de vergrendelknop binnen 3 seconden tweemaal worden ingedrukt. Sirene met batterijvoeding Door deze sirene zal een duidelijk alarmsignaal worden gegeven als het alarmsysteem wordt geactiveerd of als de aansluiting van de accukabels van het voertuig of de sirene loskomen terwijl het beveiligingssysteem op scherp is gezet. MOTORIMMOBILISATIE De immobilisatie van de motor is een belangrijk aspect van het veiligheidssysteem. Het systeem is zodanig ontworpen dat het voertuig wordt beveiligd tegen diefstal mocht de bestuurder vergeten om deuren op slot te doen. Door het systeem wordt voorkomen dat de motor kan worden gestart tenzij de ECHTE zendersleutel in het contactslot wordt gestoken. Motorimmobilisatie vindt 5 seconden nadat de sleutel uit het contactslot is verwijderd, automatisch plaats. N.B. De motor zal automatisch opnieuw worden gemobiliseerd, zodra de originele zendersleutel in het contactslot wordt gestoken. Als dat gebeurt, zal het waarschuwingslampje van het diefstalalarm één seconde lang gaan branden. Vervolgens gaat het waarschuwingslampje uit. OP/VAN SLOT DOEN Hoewel het onnodig is om de zender in de richting van het voertuig te richten, dient de zender wel binnen het bereik van het voertuig te zijn wanneer een knop wordt ingedrukt. N.B. Als de zender zelfs in nabijheid van het voertuig niet werkt, is het mogelijk dat de zender niet is gesynchroniseerd op het systeem; zie Noodvergrendeling/ontgrendeling, 54. De werking wordt weer hersteld door de sleutel in het contactslot te steken en de motor 6 minuten lang te laten draaien. Het bereik kan variëren met de conditie van de batterij in de zender en kan soms ook worden beperkt door fysieke en geografische factoren waarover u geen controle heeft. N.B. Als de contactsleutel in het contactslot is geplaatst zal het voertuig niet reageren op zendercommando's. 52

Sloten en alarmen Op slot doen met de zender Verwijder de sleutel uit het contactslot en sluit alle deuren, de motorkap en de achterklep. LAN0114G De vier knoppen op de zender hebben de volgende functies: 1. Sleutel-ontgrendelknop. 2. Vergrendelknop: Indrukken voor supervergrendeling van alle deuren. Ook worden het omtrekalarm, de interieurbeveiliging en de hellingshoeksensor geactiveerd. Zie Supervergrendeling, 49, Hellingshoeksensor, 51. Binnen 3 seconden, tweemaal indrukken om alle deuren te vergrendelen en het omtrekalarm te activeren. De interieurbeveiliging of de hellingshoeksensor wordt NIET geactiveerd. De richtingaanwijzers zullen drie keer knipperen. 1 2 3 4 3. Ontgrendelknop: éénmaal indrukken om het alarm uit te schakelen en de bestuurdersdeur te ontgrendelen en om de "luie" instapfaciliteit te activeren. Zie Luie ontgrendeling, 63. Nogmaals indrukken om de resterende deuren van slot te doen. Zie Toegang via één deur (SPE - Single Point Entry), 47. In beide gevallen zullen de richtingaanwijzers één keer gaan knipperen. Ook zal de interieurverlichting gaan branden. De gevarenknipperlichten gaan acht keer snel knipperen als het voertuigalarm is uitgeschakeld en als het alarm - sinds de laatste keer dat het alarmsysteem op scherp was gezet - een geluidssignaal heeft gegeven. 4. Door klant uit te voeren instellingen - Land Rover knop: deze knop kan zodanig worden ingesteld dat hiermee het paniekalarm, de instapvertraging van de koplampen, de achterklep-ontgrendeling, de achterruit-ontgrendeling of de regeling van de wielophanging kunnen worden bediend. Zie LAND ROVER KNOP, 45. 53

Sloten en alarmen Gedeeltelijk op scherp stellen Als een opening (deur, motorkap of achterklep) niet geheel is gesloten als de vergrendelknop op de zender wordt ingedrukt, zal door de claxon kort een signaal worden gegeven waardoor wordt aangegeven dat een opening nog steeds open staat. Het alarm blijft uitgeschakeld en alle gesloten openingen zullen worden vergrendeld. Zodra de niet-afgesloten opening is gesloten wordt het systeem automatisch op scherp gesteld. Dit wordt aangegeven door de gevarenknipperlichten die drie keer gaan knipperen. De interieurbeveiliging wordt 30 seconden later geactiveerd. N.B. Als een deur of opening nog open staat (afgezien van de motorkap) wordt het voertuig niet supervergrendeld. Noodvergrendeling/ontgrendeling Onder een verwijderbaar plaatje op de buitenhandgreep van de linker voordeur is een deurslot voor gebruik in noodgevallen aangebracht. Verwijderen van de kap LAN0116G 1. Steek de sleutel geheel in de gleuf onder de kap van de handgreep. 2. De voorkant van de kap kan nu worden losgemaakt en de achterrand kan worden losgehaakt. 3. Verwijder de sleutel uit de gleuf en gebruik de sleutel vervolgens in het noodslot. Ontgrendelen door de sleutel linksom te draaien. N.B. Is het alarm geactiveerd dan zal een alarmsignaal worden geproduceerd zodra de deur wordt ontgrendeld. Zet het alarm uit door de sleutel in het contactslot te steken. 4. Doe de deur op slot door de sleutel rechtsom te draaien. Het alarmsysteem wordt niet op scherp gesteld. 54

Sloten en alarmen De kap weer plaatsen 1. Steek de sleutel geheel in de gleuf op de kap van de handgreep. 2. Haak de kap aan de achterkant op de slotcilinder. 3. Druk de voorrand van de kap op het paneel. 4. Verwijder de sleutel uit de gleuf. Hoofdvergrendel- en ontgrendelschakelaars LAN0121N 1 3 2 1. Door de hoofdontgrendelknop in te drukken worden alle deuren ontgrendeld. 2. Door de hoofdvergrendelknop in te drukken worden alle deuren vergrendeld. 3. Als zowel de hoofdvergrendel- als ontgrendelschakelaars 3 seconden lang worden ingedrukt, wordt de gehele achterklep losgezet. N.B. Als de sloten reeds zijn supervergrendeld met de sleutel, kunnen de sloten niet met de schakelaar worden ontgrendeld. Vergrendeling bij hoge snelheden Door dit element van het veiligheidssysteem worden automatisch alle deuren vergrendeld zodra de snelheid van het voertuig oploopt tot boven 8 km/u. N.B. De snelheid waarmee de snelheidsafhankelijke vergrendeling plaatsvindt, kan niet door de bestuurder worden gekozen. Als op de hoofdvergrendel- of ontgrendelknop wordt gedrukt zal de snelheidsafhankelijke vergrendelfunctie tijdelijk worden uitgeschakeld. Die functie blijft gedurende de gehele rit uitgeschakeld. Snelheidsgerelateerde vergrendeling kan door de bestuurder of een Land Rover dealer/geautoriseerd reparatiebedrijf worden gekozen of uitgeschakeld. Zie OPTIE "INSTELLINGEN" SELECTEREN, 97. Automatisch opnieuw vergrendelen Als het voertuig met de zender van slot wordt gedaan en vervolgens meer dan één minuut verstrijkt voordat de achterklep wordt geopend, wordt het voertuig opnieuw vergrendeld en zal ook het diefstalalarm opnieuw worden geactiveerd. Automatisch ontgrendelen Als het voertuig betrokken raakt bij een botsing die sterk genoeg is om het veiligheidssysteem te activeren, zullen alle deursloten automatisch worden ontgrendeld. Ook zullen de gevarenknipperlichten gaan knipperen. De binnenlampen zullen ook gaan branden. 55

Sloten en alarmen Interieur deurhendels en vergrendelknoppen KINDERSLOTEN WAARSCHUWING Laat kinderen NOOIT zonder toezicht in het voertuig achter. LAN0122G Vanaf de binnenkant van het voertuig kunnen de deuren afzonderlijk worden afgesloten door de betreffende vergrendelknop in te drukken (zie pijl). Een voordeur ontgrendelen en openen door gewoon aan de deurhendel te trekken. Een achterdeur openen door de vergrendelknop eerst in de ontgrendelstand te zetten en vervolgens aan de deurhendel te trekken. Als de hoofdvergrendel- of ontgrendelschakelaar wordt gebruikt, of als de snelheidsgerelateerde vergrendeling is geactiveerd, zullen alle deurvergrendelknoppen automatisch worden geactiveerd. Deze vergrendelknoppen kunnen uitsluitend worden gebruikt als de deuren niet met de zender of de deursleutel zijn vergrendeld. LAN0123G De achterdeuren zijn voorzien van kindersloten. Open een achterdeur en steek de contactsleutel in het veiligheids-kinderslot. Draai de sleutel een kwartslag om zodat de bovenkant van de sleutel van het voertuig af beweegt. Herhalen voor de andere deur. Als de kindersloten geactiveerd zijn, zal het onmogelijk zijn om de achterdeuren vanaf de binnenkant van het voertuig te openen. Hierdoor wordt voorkomen dat een deur abusievelijk wordt geopend. De vergrendeling wordt opgeheven door de sleutel te plaatsen en die in tegenovergestelde richting te draaien. 56

Sloten en alarmen ACHTERKLEP Openen van de achterklep Bekrachtigd sluitsysteem De achterklep is voorzien van een "bekrachtigd sluitsysteem" waardoor de achterklep niet langer hoeft te worden dichtgeslagen. Openen van de achterruit LAN0125G Druk op de achterklep-ontgrendelknop op de rechterkant van de achterklep terwijl alle deuren zijn ontgrendeld. Als de achterklep niet kan worden geopend, is daarvoor een noodprocedure beschikbaar. N.B. Als de achterklep open staat zal door het systeem de achterklep-ontgrendeling of vergrendeling worden geblokkeerd. Een poging tot ontgrendelen zal uitsluitend worden geaccepteerd nadat de geopende deur, motorkap of achterklep is gesloten. Achterklep - noodontgrendeling Als zowel de hoofdvergrendelings- als ontgrendelingsschakelaars 3 seconden lang worden ingedrukt, wordt de gehele achterklep losgezet. Dit is een noodontgrendelfunctie die kan worden gebruikt als de buitenvergrendelingsschakelaar van de achterklep niet functioneert. LAN0124G Druk op het aanraakblokje op de onderkant van de buitenhandgreep als alle deuren zijn ontgrendeld en trek aan de handgreep om de deur te openen. 57

Stoelen Stoelen VOORSTOELEN WAARSCHUWING Teneinde te voorkomen dat u eventueel de beheersing over het voertuig verliest waardoor vrijwel altijd ernstige verwondingen worden veroorzaakt, mag de bestuurdersstoel NOOIT worden afgesteld als met het voertuig wordt gereden. Juiste zithouding Door de stoelen, hoofdsteunen, autogordels en airbags wordt bijgedragen aan de bescherming van de inzittenden. U zult extra worden beschermd als al deze componenten optimaal functioneren. De onderstaande punten mogen nooit worden vergeten: Ga zoveel mogelijk rechtop zitten. Zorg ervoor dat de onderkant van de ruggegraat zo ver mogelijk naar achteren is geplaatst. Ook mag de rugleuning nooit onder een hoek staan van meer dan 30 graden ('A'). Schuif de bestuurdersstoel nooit te dicht tegen het stuurwiel aan. Ideaal gezien dient tussen het midden van het borstbeen en de voorkant van het deksel van de airbag in het stuurwiel, een afstand te worden gehandhaafd van minimaal 254 mm ('B'). De bestuurder dient het stuurwiel zodanig vast te houden dat de armen iets zijn gebogen. Ook moeten de benen iets zijn gebogen zodat de pedalen geheel tot op de vloer kunnen worden ingedrukt. De autogordel dient tegen het midden van de schouder te rusten. De schootgordel moet strak over de heupen worden aangebracht en mag niet op de maag rusten. Controleer of u comfortabel zit en of u in die houding altijd volledige controle heeft over het voertuig. Door een stoel in de juiste stand te zetten wordt de kans om door een airbag die wordt opgeblazen te worden verwond, zo laag mogelijk gehouden. N.B. Voor informatie over het afstellen van de stuurkolom, zie STUURKOLOM - AFSTELLING, 90. LAN0127N B A 58

Stoelen VOORSTOEL - AFSTELLING WAARSCHUWING De stand van de stoel mag NOOIT worden gewijzigd als het voertuig nog in beweging is. Door beweging van het voertuig is het mogelijk dat een stoel plotseling verschuift. Dit brengt letselrisico met zich mee. De bedieningsorganen voor de afstelling van de stoel bevinden zich aan de buitenkant van het zitkussen. N.B. De stand van ieder onderdeel van de elektrisch verstelbare stoelen kan pas worden gewijzigd als het contactslot in stand 'I' of 'II' staat. Voor de elektrisch verstelbare bestuurdersstoel met geheugen geldt een actieve periode van 10 minuten (15 minuten voor elektrisch verstelbare stoelen zonder geheugen) die aanvangt zodra: De bestuurdersdeur is geopend/gesloten De contactsleutel op "off" (uit) is gedraaid 2 1 3 4 1 2 4 3 LAN0135G 59

Stoelen 1. Vooruit/achteruit afstellen Houd de schakelaar ingedrukt tot de stoel de gewenste stand heeft bereikt. De afstelling wordt beëindigd door de schakelaar los te laten. Lendensteun (lumbale steun) - afstellen 2. Rugleuning - afstelling WAARSCHUWING Sta inzittenden NOOIT toe om mee te rijden als rugleuningen zoveel mogelijk naar achteren zijn geklapt. De autogordels zijn uitsluitend maximaal effectief als de rugleuning onder een hoek staat van niet meer dan 30 graden ten opzichte van de verticale stand. Als de rugleuning niet onder de juiste hoek is gezet, zal dit ten koste gaan van de effectiviteit van de autogordels. Ook zal het risico van ernstig letsel of overlijden naar aanleiding van een botsing, aanzienlijk toenemen. Draai de schakelaar tot de rugleuning te gewenste hoek heeft bereikt. De afstelling wordt beëindigd door de schakelaar los te laten. 3. Zitkussen-hoogte - afstelling Druk de schakelaar omhoog of omlaag om het kussen omhoog of omlaag te bewegen. De afstelling wordt beëindigd door de schakelaar los te laten. 4. Zitkussen; rand - afstelling (uitsluitend bestuurdersstoel) Duw de schakelaar omhoog of omlaag om de voorrand van het kussen omhoog of omlaag te bewegen. De afstelling wordt beëindigd door de schakelaar los te laten. LAN0138G De lendensteun kan worden afgesteld met een afzonderlijke schakelaar in de zijkant van de stoel. Druk de voorkant van de schakelaar in waardoor de lendensteun wordt verstevigd, of druk de achterkant van de schakelaar in om de lendensteun losser te zetten. De afstelling wordt beëindigd door de schakelaar los te laten. 60

Stoelen Wegklappende armleuning Hoofdsteun - afstelling en verwijderen WAARSCHUWING Hoofdsteunen zijn zodanig ontworpen dat daardoor de achterkant van het hoofd (en NIET DE NEK) wordt ondersteund zodat het hoofd bij een botsing niet met een ruk naar achteren kan bewegen. De hoofdsteun moet, om effectief te kunnen zijn, in de aangewezen stand worden gezet. Ga NOOIT met het voertuig rijden en laat ook nooit passagiers meerijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd uit de stoelen die door de inzittenden worden gebruikt. De stand van de hoofdsteunen mag, als met het voertuig wordt gereden, niet worden gewijzigd. Als de hoofdsteun niet is aangebracht en als deze niet in de juiste stand is gezet, zal het risico van ernstig letsel aanzienlijk worden verhoogd. LAN0130G Sommige voertuigen zijn voorzien van voorstoelen met verstelbare armleuningen. Deze worden in horizontale positie gebruikt of kunnen verticaal langs de rugleuning worden opgeborgen. De hoogte van de stand in het horizontale vlak kan worden gewijzigd door de knop in het uiteinde van de armleuning rond te draaien. Als de knop rechtsom wordt gedraaid, komt de armleuning omhoog; linksom brengt de armleuning omlaag. 61

Stoelen Achterbank - entertainment WAARSCHUWING In de videoschermen zijn giftige stoffen (inclusief kwik) verwerkt. Door dergelijke stoffen kunnen ernstige aandoeningen worden veroorzaakt. Deze kunnen zelfs dodelijk zijn. Een beschadigd videoscherm mag nooit worden aangeraakt. Neem zo snel mogelijk contact op met uw dealer. LAN0131G Zet de hoofdsteun, omhoog of omlaag, in de juiste stand door, zoals aangegeven, de ring in te drukken. De bovenkant van de hoofdsteun moet gelijk staan met de bovenkant van het hoofd. Zie Juiste zithouding, 58. Verwijder de hoofdsteun door de ring in te drukken zoals aangegeven en de hoofdsteun tegelijkertijd uit de rugleuning te trekken. De hoofdsteun plaatsen door de geleiders in de ringen te duwen en de hoofdsteun vervolgens omlaag te duwen tot een klik wordt gehoord. Voorzichtig: Het is belangrijk dat gebruikers van de achterbank de hoofdsteunen niet vastpakken om makkelijker in of uit te kunnen stappen. Hierdoor kunnen de videoschermen worden beschadigd. De videoschermen in de achterkant van de hoofdsteunen van de voorstoelen zijn GEEN aanraakschermen. Zorg ervoor dat het scherm zo weinig mogelijk wordt aangeraakt. De schermen mogen uitsluitend worden schoongemaakt met door Land Rover goedgekeurde reinigingsmaterialen die door uw Land Rover dealer/geautoriseerde reparatiebedrijf kunnen worden geleverd. Als een entertainment-systeem voor de passagiers op de achterbank (RSE) is geplaatst, kan de hoogte van de hoofdsteunen van de voorstoelen wèl worden gewijzigd maar kunnen deze hoofdsteunen niet worden verwijderd. VERWARMDE STOELEN Voor informatie over de bediening van de stoelverwarming voor- en achterin het voertuig, wordt verwezen naar STOELVERWARMERS, 148. 62

Stoelen BESTUURDERSSTOEL - GEHEUGEN WAARSCHUWING Voordat het stoelgeheugen wordt geactiveerd, moet worden gecontroleerd of de directe omgeving van de stoel vrij is van voorwerpen waardoor de beweging van de stoel wordt belemmerd. Ook moeten alle inzittenden zich uit de buurt bevinden van bewegende delen. LAN0136G 2 3 1. Geheugen - opslagknop 2. Geheugen - programmeerknoppen 3. Stoelafstelling - bedieningsknoppen. Zie VOORSTOEL - AFSTELLING, 59. Uw voertuig kan maximaal drie verschillende standen van de bestuurdersstoel voor ieder van drie mogelijke contactsleutels in het geheugen opnemen. Hiermee kunnen 3 afzonderlijke bestuurders, door een knop in te drukken, een zo comfortabel mogelijke zithouding innemen. Instellen van de geheugen-programmeerknoppen 1. Steek de contactsleutel in het contactslot en draai de sleutel naar stand 'I' of 'II'. 2. Zet de stoel en de deurspiegels in de gewenste positie. N.B. Voor informatie over het afstellen van de spiegels, zie DEURSPIEGELS, 91. 3. Druk op de geheugen-opslagknop ( 1) om de geheugenfunctie te activeren. 1 4. De gewenste programmeerknop ( 2) moet binnen 5 seconden worden ingedrukt. 5. "Memory stored" (in geheugen opgeslagen) zal op het berichtencentrum worden weergegeven. Hierdoor wordt opslag in het geheugen bevestigd. Opslag wordt bevestigd doordat door de signaalgever in het instrumentenpaneel éénmaal een geluidssignaal wordt gegeven. Oproepen van een in het geheugen opgeslagen stand van de stoel Druk op de instelknop voor de gewenste rijpositie nadat de elektrisch verstelbare stoel met geheugen is geactiveerd. De stoel en de spiegels bewegen naar de stand die is opgeslagen onder die geheugenknop. Op het berichtencentrum wordt ter bevestiging een bericht weergegeven. Ook zal een dubbel waarschuwingssignaal worden gegeven zodra de afstellingen zijn voltooid. N.B. De beweging van de stoel kan op ieder willekeurig moment gedurende het oproepen van een geheugeninstelling worden onderbroken door één van de bedieningsorganen voor het afstellen van de stoel in te drukken. Luie ontgrendeling Als de optie "lui instappen" is gekozen en het voertuig is ontgrendeld met de zender, worden door het voertuig de stand van de bestuurdersstoel en de deurspiegels aangepast aan de stand die behoort bij die specifieke zender. De "luie" instapfunctie en de bijbehorende opties kunnen door een Land Rover dealer/geautoriseerd reparatiebedrijf, of door "Instellingen" te kiezen, worden gekozen of uitgeschakeld. Zie OPTIE "INSTELLINGEN" SELECTEREN, 97. 63

Stoelen ACHTERSTOELEN WAARSCHUWING De stand van de stoel mag NOOIT worden gewijzigd als het voertuig nog in beweging is. Door beweging van het voertuig is het mogelijk dat een stoel plotseling verschuift. Dit brengt letselrisico met zich mee. WAARSCHUWING Het is buitengewoon gevaarlijk om mee te rijden in de laadruimte. Bij een botsing lopen alle passagiers in de bagageruimte een veel groter risico om te worden gedood of verwond. Laat passagiers nooit meerijden in gedeelten van uw voertuig zonder stoelen met autogordels. Controleer of alle inzittenden in een stoel hebben plaatsgenomen en de autogordels op de juiste manier gebruiken. Wegklappen van de stoelen Voordat de stoelen worden neergeklapt, moeten eerst de buitenste autogordels uit de geleiders worden verwijderd. Verwijder ook alle voorwerpen van de achterstoelen en uit de voetenruimte. Als de voorstoelen zover mogelijk naar achteren staan, beweeg die dan naar voren. Deze kunnen weer in de oorspronkelijke stand worden gezet nadat de achterstoelen omlaag zijn geklapt. Zorg ervoor dat de hoofdsteunen zo laag mogelijk zijn gezet. Druk de ring aan de onderkant van de steun van de hoofdsteun in. Druk de hoofdsteun vervolgens omlaag. Gebruik de band aan de achterkant van de kussens. Trek de juiste kussens zo ver mogelijk naar voren. Een rugleuning kan naar voren worden geklapt door eerst aan de ontgrendelhendel(s) van de rugleuning te trekken. Trek aan de hendel(s) op de bovenste randen van de rugleuningen. Kantel de rugleuning(en) tegelijkertijd zo ver mogelijk naar voren. N.B. Uitsluitend door Land Rover goedgekeurde stoelhoezen en accessoires mogen op deze stoelen worden gebruikt. LAN0139G Eén of beide delen van de gescheiden achterbank kunnen geheel omlaag worden geklapt. Hierdoor wordt de achterste laadruimte vergroot. 64

Stoelen Stoelen rechtop zetten WAARSCHUWING Nadat de stoel weer rechtop is gezet moet het vergrendelmechanisme worden gecontroleerd. Ook moet u dit met de hand testen teneinde er zeker van te kunnen zijn dat zowel de onderkant van de stoel als de rugleuning goed zijn vastgezet. Pas daarna kunt u veilig wegrijden. Controleer tevens of de hoofdsteun op de juiste manier is afgesteld voor de afzonderlijke passagiers (de bovenkant van de hoofdsteun moet gelijk staan met de bovenkant van het hoofd). Controleer visueel of de hendel geheel in positie is geplaatst. Wordt dit niet teruggezet in de vergrendelstand, dan zullen rond de zijkanten van de hendel rode markeringen zichtbaar worden. De hoofdsteun kan hoger worden gezet door die, tot de gewenste hoogte, omhoog te trekken. Plaats de buitenste autogordels weer in de geleiders. Achterstoel - armleuning LAN0142G LAN0140G Als de voorstoelen zover mogelijk naar achteren staan, beweeg die dan naar voren. Deze kunnen weer in de oorspronkelijke stand worden gezet nadat de achterbank weer rechtop is gezet. Ontgrendel de stoel door de strop op de achterkant van de stoel verticaal omhoog te trekken. Blijf de hoofdsteun(en) omhoog trekken tot die in positie klikt (klikken). Duw het/de stoelkussen/s weer stevig terug in positie. Zet de armleuning los door aan de lus te trekken aan de bovenkant van de in het midden geplaatste stoel/armleuning (zie inzet). Duw de armleuning vervolgens omlaag tot de gewenste stand is bereikt. Plaats de armleuning door die omhoog te bewegen en op de armleuning te drukken tot een klik wordt gehoord. 65

Stoelen Hoofdsteun - afstelling en verwijderen WAARSCHUWING Hoofdsteunen zijn zodanig ontworpen dat daardoor de achterkant van het hoofd (en NIET DE NEK) wordt ondersteund zodat het hoofd bij een botsing niet met een ruk naar achteren kan bewegen. De hoofdsteun moet, om effectief te kunnen zijn, in de aangewezen stand worden gezet. Ga NOOIT met het voertuig rijden en laat ook nooit passagiers meerijden als de hoofdsteunen zijn verwijderd uit de stoelen die door de inzittenden worden gebruikt. De stand van de hoofdsteunen mag, als met het voertuig wordt gereden, niet worden gewijzigd. Als de hoofdsteun niet is aangebracht en als deze niet in de juiste stand is gezet, zal het risico van ernstig letsel aanzienlijk worden verhoogd. LAN0143G Verwijder de hoofdsteun door de ring en de knop met de uitsparing in te drukken zoals aangegeven en de hoofdsteun tegelijkertijd uit de rugleuning te trekken. De hoofdsteun plaatsen door de geleiders in de ringen te duwen en de hoofdsteun vervolgens omlaag te duwen tot een klik wordt gehoord. LAN0141G Zet de hoofdsteun van de afzonderlijke passagiers in de juiste stand (omhoog of omlaag) door de ring in te drukken zoals aangegeven. De bovenkant van de hoofdsteun moet gelijk staan met de bovenkant van het hoofd. 66

Autogordels Autogordels AUTOGORDELS In de meeste landen is het verplicht dat inzittenden voorin en achterin het voertuig autogordels gebruiken. Gebruik van autogordels redt levens. Teneinde maximale bescherming te bieden, moeten deze door de inzittenden altijd worden gebruikt. Beide voorstoelen en alle achterstoelen zijn voorzien van automatische schouder/heupgordels. Door het automatische gordelrol-mechanisme van de autogordels kunnen gebruikers het bovenste gedeelte van het lichaam blijven bewegen om de verschillende bedieningsknoppen te kunnen bereiken. De autogordel wordt, bij een snelle beweging van het lichaam of bij een noodstop, automatisch vergrendeld. De voorste autogordelsystemen zijn voorzien van gordelspanners. In combinatie met de airbags vormen de gordelspanners een onderdeel van het aanvullende airbag-veiligheidssysteem (SRS). Zie WERKING VAN DE AIRBAGS, 83. Autogordel-waarschuwingslampje De herinnering voor de bestuurder dat de autogordel moet worden vastgemaakt vangt aan zodra het contactslot in stand 'II ' wordt gedraaid terwijl de autogordel voor de bestuurder nog niet is losgemaakt. In bepaalde landen is het autogordel-waarschuwingssysteem ook uitgebreid tot de passagiersstoel. Het systeem wordt dus geactiveerd als in de stoel wordt plaatsgenomen zonder dat die persoon de autogordel vastmaakt. De zichtbare en hoorbare waarschuwingen die als autogordel-herinnering bedoeld zijn voor zowel de bestuurder als de passagiers, zijn gebaseerd op de vereisten die gelden binnen afzonderlijke exportgebieden. Het is mogelijk dat ook de gegeven waarschuwingssignalen veranderen. Dit is afhankelijk van het feit of het voertuig stilstaat of dat met het voertuig harder wordt gereden dan een vooraf ingestelde maximum snelheid. Zie HOORBARE WAARSCHUWINGEN, 127. N.B. Het is mogelijk dat door voorwerpen op de passagiersstoel het autogordel-waarschuwingssysteem wordt geactiveerd. Hoewel dit niet wordt aanbevolen, is het mogelijk om de autogordel-herinneringsfunctie uit te schakelen. Bezoek een Land Rover dealer/geautoriseerd reparatiebedrijf om de functie uit te schakelen of te activeren. 67

Autogordels AUTOGORDELS GEBRUIKEN GEDURENDE ZWANGERSCHAP WAARSCHUWING Zwangere vrouwen moeten de autogordel altijd op de juiste manier plaatsen. Dat is veiliger voor zowel moeder als kind. Plaats nooit voorwerpen tussen uw lichaam en de autogordel met het doel de slag of stoot door een botsing te absorberen. Dit kan zeer gevaarlijk zijn. Ook kan de effectiviteit van de autogordel bij het voorkomen van letsel worden gereduceerd. LAN0144G Een zwangere vrouw dient de autogordel onder de baby over de heupen te plaatsen. De schouder-gordel moet over de schouder, tussen de borsten en links of rechts van de baby worden geplaatst - in twijfelgevallen altijd het advies inwinnen van een arts. GORDELSPANNERS WAARSCHUWING De gordelspanners zullen slechts één keer kunnen werken. Daarna MOETEN die door een Land Rover dealer/geautoriseerd reparatiebedrijf WORDEN VERVANGEN. Als de gordelspanners niet worden vervangen, gaat dit ten koste van de efficiënte werking van het veiligheidssysteem voorin het voertuig. Na iedere botsing moeten de autogordels en de gordelspanners worden gecontroleerd. Zonodig moeten die door een Land Rover dealer/geautoriseerd reparatiebedrijf worden vervangen. Uit veiligheidsoogpunt moeten de voorstoelen en autogordels uitsluitend worden verwijderd of vervangen door een Land Rover dealer/geautoriseerd reparatiebedrijf. De gordelspanners worden geactiveerd in combinatie met de airbag. Hierdoor worden passagiers extra beschermd gedurende een ernstige frontale botsing. Zie WERKING VAN DE AIRBAGS, 83. Door de gordelspanners zullen de autogordels van de voorstoelen automatisch worden teruggetrokken. Hierdoor wordt de speling in de schoot- en schouder-gordels opgeheven, waardoor de voorwaartse beweging van de drager van de autogordel bij een ernstige frontale botsing, zoveel mogelijk wordt beperkt. Het airbag-waarschuwingslampje op de instrumentengroep zal u op de hoogte brengen van eventuele storingen van de gordelspanners. Als de gordelspanners zijn geactiveerd, dan zullen inzittenden nog steeds door de autogordels worden beschermd. Deze moeten dus worden gebruikt als het mogelijk is om met het voertuig door te rijden. N.B. De gordelspanners worden geactiveerd bij ernstige botsingen op de voor- en zijkanten van het voertuig en als het voertuig omkantelt. 68

Autogordels AUTOMATISCH VERGRENDELMECHANISME WAARSCHUWING Indien het mogelijk is moet het automatische gordel-vergrendelmechanisme ook worden gebruikt voor het veilig vastzetten van grote artikelen die op de stoelen worden meegevoerd. Bij een botsing zullen losse artikelen kunnen veranderen in projectielen die ernstige verwondingen kunnen veroorzaken. Zorg ervoor dat de autogordel niet kan worden beschadigd door scherpe voorwerpen. Met het automatische vergrendelmechanisme kunnen huisdieren met een tuigje of een draagmand worden vastgezet als hiervoor de laadruimte niet wordt gebruikt. 6. Controleer dat alle speling in de autogordel is opgeheven door de schoudergordel onmiddellijk boven het voorwerp omhoog te trekken. Door de band wordt het voorwerp nu goed in positie gehouden. Als de autogordel wordt losgelaten zodat die kan worden opgerold, wordt de normale werking van het grendelmechanisme weer hersteld. De autogordels voor de passagiers zijn voorzien van een speciaal grendelmechanisme waarmee grote voorwerpen goed kunnen worden vastgezet. Gebruik: 1. Plaats het voorwerp op de stoel. 2. Breng de autogordel aan rond het voorwerp. Gebruik zowel de heup- als de schouderband van de autogordel. 3. Maak de autogordel vast. 4. Trek aan het schoudergedeelte van de autogordel zodat het hele resterende gedeelte van de autogordel naar buiten wordt getrokken. Nu zal het automatische grendelmechanisme gaan werken zodat de autogordel alleen nog maar kan worden opgerold. 5. Laat de autogordel teruglopen tot de band strak om het voorwerp is geplaatst (door het "klikkende" geluid wordt bevestigd dat de ratel is vastgezet). 69

Autogordels AUTOGORDELS - VEILIGHEID WAARSCHUWING Door autogordels kunnen levens worden gered. Inzittenden die geen autogordel gebruiken, kunnen bij een botsing in het voertuig worden rondgeslingerd. Ook is het mogelijk dat zij uit het voertuig worden geslingerd. Hoogstwaarschijnlijk zal dit leiden tot zwaardere verwondingen dan als de autogordel op de juiste manier zou zijn gebruikt. Dit kan zelfs de dood tot gevolg hebben. Altijd controleren of ALLE inzittenden de autogordels goed hebben vastgemaakt - dit geldt ook voor zelfs de kortste ritten. Het airbag aanvullende veiligheidssysteem (SRS) is zodanig ontworpen dat hierdoor de algehele effectiviteit van de autogordels wordt vergroot. De autogordels worden daardoor niet vervangen. DERHALVE DIENEN ALTIJD AUTOGORDELS TE WORDEN GEBRUIKT. Autogordels zijn zodanig ontworpen dat die op de skelet-structuur van het lichaam rusten. Autogordels mogen dus nooit laag over de maag, de buik en de schouders (hetgeen van toepassing is) worden geplaatst; het heupgedeelte van de autogordel mag niet op de buikstreek worden geplaatst. Plaats autogordels NOOIT over harde, scherpe of tere artikelen in de kleding, zoals pennen, sleutels, een bril, etc. Autogordels moeten zodanig worden afgesteld dat deze vrij strak op het lichaam rusten, daar uitsluitend in dat geval de bescherming wordt gegeven waarvoor de autogordels zijn ontworpen. Door een losse autogordel zal de gebruiker veel minder goed worden beschermd. Passagiers voorin NOOIT toestaan om de rugleuning van een stoel geheel omlaag te klappen. De autogordel is uitsluitend maximaal effectief als de rugleuning onder een hoek staat van niet meer dan 30 graden ten opzichte van de verticale stand. WAARSCHUWING Controleer altijd of de autogordels correct worden gebruikt - wordt een autogordel niet op de juiste manier gebruikt, dan wordt het risico van ernstige verwondingen, of zelfs de dood bij een botsing, aanzienlijk vergroot. Autogordels mogen nooit worden gedragen als de banden zijn verdraaid. Ieder autogordelsysteem mag uitsluitend worden gebruikt door één inzittende; het is gevaarlijk om een autogordel rond een kind te plaatsen dat op de schoot van een inzittende wordt meegevoerd. Het is essentieel om het gehele systeem te vervangen nadat dit te lijden heeft gehad van een zware botsing; zelfs als de beschadiging niet duidelijk in het oog springt. Door de gebruiker mogen geen modificaties worden uitgevoerd of toevoegingen worden aangebracht, waardoor - door de autogordel-afstelling - niet langer de speling in de autogordels kan worden opgeheven of waardoor het autogordelsysteem niet langer zodanig kan worden afgesteld dat speling wordt opgeheven. Als de autogordel niet terugloopt en op de statische lengte blijft staan, moet u onmiddellijk het advies inwinnen van uw Land Rover dealer/geautoriseerd reparatiebedrijf. Zorg er altijd voor dat de autogordels niet door boenwas, olie en chemicaliën - en speciaal niet door accuzuur - worden vervuild. Gordels kunnen veilig worden gereinigd met een zachte zeep en water. Autogordels moeten worden vervangen als ze gerafeld, vuil of beschadigd zijn. Indien het mogelijk is moet het automatische gordel-vergrendelmechanisme ook worden gebruikt voor het veilig vastzetten van grote artikelen die op de stoelen worden meegevoerd. Bij een botsing zullen losse artikelen kunnen veranderen in projectielen die ernstige verwondingen kunnen veroorzaken. Zorg ervoor dat de autogordel niet kan worden beschadigd door scherpe voorwerpen. 70

Autogordels VOORSTOEL - AUTOGORDELS Bevestigen van de autogordels WAARSCHUWING Gebruik nooit uitsluitend de heupgordel van een 3-punts gordel. Ga ook nooit op de heupgordel zodat u uitsluitend de schoudergordel kunt gebruiken. Beide handelingen zijn bijzonder gevaarlijk, waardoor het letselrisico aanzienlijk kan worden verhoogd. Bovenste bevestigingspunt - afstelling WAARSCHUWING Als de autogordel niet goed is afgesteld, zal de gebruiker bij een botsing minder goed worden beschermd. Voordat u wegrijdt, altijd controleren of de bevestigingspunten in de juiste posities zijn geplaatst en goed in één van de in de hoogte verstelbare standen zijn vergrendeld. De hoogte mag NOOIT worden gewijzigd als het voertuig in beweging is. LAN0145G Trek de gordel over de schouder en diagonaal over de borst. Zorg ervoor dat de band niet is verdraaid en steek de metalen tong in de gesp die zich het dichtst bij de gebruiker bevindt - door een KLIK wordt aangegeven of de gordel goed is bevestigd. De autogordel losmaken Druk de RODE knop op de gesp van de autogordel in. LAN0146G De hoogte van het bovenste bevestigingspunt van de autogordel kan - ten behoeve van comfort EN veiligheid - voor beide voorstoelen worden gewijzigd. Omlaag duwen (dikke pijl) om de vergrendeling los te zetten. Vervolgens omhoog of omlaag bewegen om de hoogte van het bevestigingspunt te wijzigen. Uit veiligheidsoogpunt moet de autogordel altijd zodanig worden gebruikt dat de gordel over de schouder is geplaatst. Deze moet zich HALVERWEGE TUSSEN DE HALS EN DE SCHOUDER bevinden. Controleer of de bevestiging in één van de standen is vastgeklikt voordat u gaat rijden. Indien mogelijk moeten passagiers achterin het voertuig altijd zodanig in hun stoel plaatsnemen dat de autogordel over de schouder kan worden aangebracht zonder dat druk wordt uitgeoefend op de nek. 71

Autogordels VERZORGING VAN AUTOGORDELS WAARSCHUWING Een autogordel die tekenen vertoont die wijzen op beschadigde banden of waardoor de spanningen en krachten van een ernstige botsing zijn doorstaan, dient altijd te worden vervangen. De gordels moeten regelmatig worden gecontroleerd op tekenen van slijtage, rafelen en sneden; tevens dient speciale aandacht te worden besteed aan de conditie van de bevestigingspunten en de afstellingen. De banden mogen NOOIT worden gebleekt of gekleurd. Tevens dient te worden voorkomen dat de banden door boenwas, olie of chemicaliën worden vervuild. Zie Autogordels, 283. Testen van automatische gordelrollen Eerst de autogordel vastmaken en vervolgens de gordel, in de buurt van de gesp, snel en scherp omhoog trekken. De gesp moet goed vergrendeld blijven. De autogordel losmaken en de banden zo ver mogelijk uittrekken. Controleer of uitrollen mogelijk is zonder dat de gordel vastloopt of stopt. Laat de gordel vervolgens GEHEEL terugtrekken. Rol de gordel gedeeltelijk uit. Houd de tongplaat vast en trek de gordel vervolgens snel en scherp naar voren. Het mechanisme moet dan automatisch vergrendelen, zodat de gordel niet verder kan worden uitgerold. Als een autogordel niet aan één van deze testen voldoet, onmiddellijk contact opnemen met uw Land Rover dealer/geautoriseerde reparatiebedrijf. N.B. Als het voertuig is geparkeerd op een ondergrond die niet horizontaal is, is het mogelijk dat het autogordel-mechanisme blokkeert. Dit is geen storing; trek de autogordel voorzichtig uit het bovenste bevestigingspunt. Onderhoudsinformatie WAARSCHUWING Tracht NOOIT om de gordelspanner en de airbag te repareren, te vervangen, te modificeren of op andere wijze ondeskundig te behandelen. Ook mogen nooit onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor de bedrading in de buurt van de gordelspanner of een airbag-component; hierdoor kan het systeem worden geactiveerd, waardoor ernstig letsel kan worden veroorzaakt. Tevens dient u ALTIJD contact op te nemen met uw Land Rover dealer/geautoriseerd reparatiebedrijf indien: een airbag is opgeblazen. een gordelspanner is geactiveerd. de voor- of zijkant van het voertuig is beschadigd zelfs als de gordelspanner niet is geactiveerd. 72