REGLEMENT VOOR DE MASTERTHESIS WISKUNDE 1 I. Mogelijke onderzoeksgroepen, promotoren en thema s 1. De studenten kunnen hun masterthesis voorbereiden in alle onderzoeksgroepen van het Departement Wiskunde (inclusief Kortrijk) en in de domeinen Wiskundige natuurkunde, Theoretische Informatica, Technische wiskunde, Statistiek en Financiële en actuariële wiskunde. Eindverhandelingen in didactiek van de wiskunde zijn eveneens mogelijk. 2. (a) De POC nodigt alle ZAP-leden en alle postdocs van het Departement Wiskunde uit om voorstellen voor thesisonderwerpen in te dienen. De POC neemt eveneens contact op met de andere onderzoeksgroepen genoemd in 1., met de vraag om mogelijke thesisonderwerpen voor wiskundestudenten voor te stellen. In de voorstellen worden de onderwerpen/domeinen kort toegelicht. Als een domein meerdere concrete onderwerpen of uitwerkingen toelaat, vermeldt de toelichting hoeveel studenten in dat domein kunnen werken. Als er bij een domein meerdere promotoren mogelijk zijn, worden de namen van alle mogelijke promotoren vermeld in het voorstel. De voorstellen worden aan de POC overgemaakt voor haar laatste vergadering in december. (b) De POC bepaalt de ontvankelijkheid van de voorstellen in een vergadering tijdens de laatste werkweek van december. (c) Als de promotor een postdoc is, zal een thesisonderwerp pas ontvankelijk worden geacht als een ZAP-lid bereid gevonden wordt om het promotorschap over te nemen in het geval de postdoc de universiteit zou verlaten vooraleer het thesiswerk voltooid is. (d) De lijst met aangenomen domeinen en onderwerpen worden ten laatste bij het begin van het tweede semester via een website aan de masterstudenten van het eerste jaar meegedeeld. 3. Een student kan zelf een voorstel indienen om een thesis te maken buiten de lijst met thema s en promotoren bedoeld onder 2(d). De aanvraag hiervoor moet gebeuren voor het einde van de zesde lesweek van het tweede semester van het jaar dat voorafgaat aan de thesis en bevat een voldoende gedetailleerde beschrijving van het voorgenomen thesisonderwerp. De programmadirecteur beslist in overleg met de POC voor het einde van de achtste lesweek van het tweede semester of het voorgestelde onderwerp in aanmerking kan komen. In het geval van een gunstige beslissing voor een voorstel waarvan de promotor niet tot het Deparement Wiskunde behoort, kan er een copromotor binnen het Departement Wiskunde aangesteld worden. De verdere keuze- en toewijzingsprocedure verloopt dan zoals in II.2 en II.3. 1 goedgekeurd door POC Wiskunde op 17 maart 2008, bijgestuurd op 23 juni 2009, 18 oktober 2010, 10 februari 2015 en 19 mei 2017. 1
II. Keuzeproces 1. Verstrekken van informatie. (a) De verschillende onderzoeksgroepen vermeld in I.1. stellen via de departementale website bij het begin van het academiejaar algemene informatie ter beschikking over de onderzoeksgebieden waarin wiskundestudenten het volgende academiejaar een thesis kunnen maken. In het bijzonder kan hierbij vermeld worden welke keuzevakken eventueel aanbevolen zijn om over de noodzakelijke achtergrond en essentiële voorkennis te beschikken. Op eigen initiatief kan de student in deze fase reeds contact opnemen met de leden van de onderzoeksgroep voor nadere informatie om zijn studieprogramma optimaal op te stellen in functie van de thesis. (b) Nadat de lijst bedoeld onder 2(d) op de website geplaatst is, kan elke onderzoeksgroep op eigen initiatief een infosessie over de mogelijke thesisonderwerpen organiseren. (c) Studenten kunnen ook zelf contact opnemen met mogelijke promotoren om meer informatie te krijgen. 2. Keuze door de studenten. (a) Op de masterthesiswebsite wordt een keuzeformulier ter beschikking gesteld. De studenten vullen in volgorde van voorkeur drie mogelijke promotoren/onderwerpen in. Hierbij moeten minstens twee verschillende promotoren voorkomen. (b) De studenten dienen het ingevulde formulier in bij de secretaris van de POC voor het einde van de negende lesweek van het tweede semester. 3. Toewijzen van de promotoren (a) Voor het begin van de elfde lesweek van het tweede semester beslist de programmadirecteur in overleg met het betrokken departement over de uiteindelijke toewijzing van de promotoren. (b) Bij de toewijzing wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de voorkeur van de studenten. Indien er een probleem van overbezetting zou ontstaan, wordt in overleg met de betrokkenen (studenten en promotor) een oplossing gezocht. Als hierbij geen oplossing uit de bus komt, wordt beslist rekening houdend met de studieresultaten van de studenten. (c) De uiteindelijke toewijzing wordt in de elfde lesweek van het tweede semester meegedeeld. III. Opstartfase 1. Nadat de toewijzingen gebeurd zijn, nemen de studenten zo spoedig mogelijk contact op met de aan hen toegewezen promotor. 2
2. In onderling overleg tussen student en promotor wordt de opdracht geconcretiseerd en startklaar gemaakt. Er worden afspraken gemaakt over het opstarten en eventuele voorbereidingswerk. De promotor zorgt er voor dat er bij het begin van de zomervakantie inleidende en voorbereidende literatuur beschikbaar is. 3. De promotor stelt voor 1 december van het tweede masterjaar twee lezers voor. Minstens één van deze lezers behoort tot een andere afdeling dan de afdeling van de promotor. Indien de promotor niet tot het Departement Wiskunde behoort, is minstens één van beide lezers lid van het Departement Wiskunde. Enkel wie een doctoraat heeft en (ten minste deeltijds) aan de KU Leuven werkt, kan in aanmerking komen om lezer te zijn. De promotor deelt zijn/haar voorstel mee aan de programmadirecteur die eventueel het voorstel kan bijsturen in overleg met de promotor en het Departement Wiskunde. De definitieve lijst van lezers wordt door de programmadirecteur meegedeeld aan de masterproefcoördinator. 4. Studenten die gedurende hun eerste masterjaar te weinig credits hebben behaald om in het daaropvolgende jaar hun masterstudie te beëindigen, hebben het recht de hen toegewezen promotor te behouden op voorwaarde dat hun thesiswerk in voldoende mate (te beoordelen door de promotor) opgestart wordt in hun tweede masterjaar. Ze kunnen echter ook afzien van de hen toewezen promotor en het volgende academiejaar opnieuw de gewone keuzeprocedure doorlopen. IV. Tussentijdse rapportering 1. In januari: (a) Voor het einde van de eerste examenperiode rapporteren de studenten over de stand van hun thesiswerk. Ze dienen hiervoor een beknopt schriftelijk rapport in (ongeveer 20 pagina s) en geven hierover een mondelinge uiteenzetting (20 minuten + 10 minuten vragen). De promotor en, indien mogelijk, ook de lezers zijn aanwezig op deze presentatie; andere belangstellenden zijn eveneens welkom. De promotor maakt hiervoor de nodige afspraken voor het begin van de kerstvakantie en deelt deze mee aan het secretariaat van het Departement Wiskunde. De informatie wordt door de coördinator van de masterproef verzameld op de masterthesiswebsite. (b) De presentatie wordt beoordeeld door de aanwezige AP-leden. In overleg met deze AP-leden geeft de promotor een score voor de tussentijdse rapportering. Deze score houdt rekening met het schriftelijk rapport en de presentatie en telt voor 5% mee bij het bepalen van de eindscore voor de thesis. Ze wordt uitgedrukt op een schaal van 0 tot 5. De promotor deelt de score voor het begin van het tweede semester mee aan de masterproefcoördinator, die het cijfer bijhoudt met het oog op de eindbeoordeling in juni. De promotor geeft eveneens feedback naar de student. (c) In uitzonderlijke gevallen (bijvoorbeeld een zeer onevenwichtige spreiding van de vakken over beide semesters, of voor studenten vermeld onder III.4) kan de rapportering bedoeld in (a) op een ander moment doorgaan. Dit wordt beslist 3
in onderling overleg tussen de promotor, de lezers en de student. Ook voor ERASMUS-studenten wordt een ad-hoc regeling voorzien. 2. In april/mei: (a) Eind april / begin mei geeft de student een één uur durend seminarie over zijn werk voor de promotor, de lezers en de onderzoeksgroep waarin de thesis werd voorbereid. (b) Het seminarie wordt beoordeeld door de aanwezige AP-leden. De promotor geeft de beoordeling (op een schaal van 0 tot 20) door aan de masterproefcoördinator voor het begin van de tweede examenperiode. Dit cijfer telt mee voor 10% bij het bepalen van de eindscore voor de thesis. (c) Als alternatief voor dit seminarie van één uur kan de student, na overleg met en mits toestemming van de promotor, een seminarie van een half uur geven en (op een ander moment) een Pitch van 3 tot 5 minuten voor een breder publiek. Elk van beide presentaties telt dan mee voor 5% bij het bepalen van de eindscore. (d) In uitzonderlijke gevallen (cf. IV.1(c)) wordt een ad-hoc regeling voorzien. V. Eindfase en indienen van de thesis 1. De student deelt de definitieve titel van de thesis mee aan de masterproefcoördinator voor het einde van de tiende lesweek van het tweede semester van het tweede masterjaar. 2. De tekst van het eindwerk wordt afgedrukt op A4-formaat en is ingebonden. De voorpagina heeft de lay-out van een model dat kan gedownload worden van de masterthesiswebsite van de Faculteit Wetenschappen. 3. Drie exemplaren van het eindwerk worden voor het einde van de blokperiode in juni ingediend bij de masterproefcoördinator. Indien er copromotoren zijn, wordt voor elk van hen een extra exemplaar ingediend. Ook wordt er een elektronische versie ingediend. 4. Voor studenten die in juni niet slaagden voor hun thesis maar wel hun thesis willen afronden in de derde examenperiode, wordt in overleg tussen de promotor, de lezers en de student een indiendatum voor de thesis en datum voor de verdediging vastgelegd en meegedeeld aan de masterproefcoördinator. De indiendatum voor de thesis kan in geen geval later zijn dan de facultair bepaalde deadline (ongeveer drie weken voor de deliberatie van de derde examenperiode). Een analoge regeling geldt voor thesissen die afgerond worden in de eerste examenperiode. VI. Verdediging en beoordeling 1. De studenten verdedigen hun thesis in regel tijdens de laatste of eventueel voorlaatste week van de tweede examenperiode. 4
2. De masterproefcoördinator stelt een regeling voor de verdedigingen op. 3. De verdediging is openbaar en duurt 30 minuten (20 minuten uiteenzetting + 10 minuten voor vragen). De promotor en de lezers zijn hierbij aanwezig. Alle leden van de verschillende onderzoeksgroepen worden aangemoedigd om de verdedigingen bij te wonen. De voorzitter van de examencommissie (of een gedelegeerde) woont alle verdedigingen bij en fungeert als voorzitter van de verdedigingscommissie. Alle aanwezige AP-leden hebben een stem in de score voor de verdediging. De voorzitter van de verdedigingscommissie geeft de scores voor de verdediging (op een schaal van 0 tot 20) door aan de masterproefcoördinator. 4. De promotor en de lezers geven hun punten door aan de masterproefcoördinator (de promotor op een schaal van 0 tot 45, beide lezers op een schaal van 0 tot 15). 5. Voor elke deelscore mag met één decimaal na de komma gewerkt worden. 6. Voor het toekennen van de verschillende deelscores voor de masterproef houden de promotor, de lezers en de verdedigingscommissie rekening met de criteria beschreven in het facultaire beoordelingsrooster en de facultaire waarderingsschaal. 7. De eindscore voor de thesis wordt berekend als volgt: 45% van de punten wordt gegeven door de promotor, 15% door elke van de lezers, 5% voor de tussentijdse rapportering, 10% voor het seminarie en 10% voor de verdediging. 8. De masterproefcoördinator staat in voor de administratieve verwerking van de deelscores. VII. Wijzigingen en betwistingen 1. De programmadirecteur behandelt eventuele betwistingen in overleg met alle betrokkenen. 2. Dit reglement kan enkel gewijzigd worden door de POC wiskunde. 5