Artikel 11.03 Afmeting van de werkplekken Werkplekken moeten zo groot zijn dat iedere persoon die er werkt voldoende bewegingsvrijheid heeft.



Vergelijkbare documenten
Inrichtingen op de gangboorden ter bescherming tegen vallen en ter vermindering van verdrinkingsongevallen. - Ontwerpbesluit -

Bijlage: Vaste toegangsmiddelen

FICHE UITRUSTING VAN DE ARBEIDSPLAATSEN

Inventarisatielijst ROSR overgangsbepalingen.

Wetgeving valbeveiligingsmiddelen

Intern transport. Ignaas Crombez Malle 31 maart 2015

Gecombineerd toestel. Vragen over de huidige toestand OK Niet OK. FC* Beschrijving - Commentaar. 1. Conform de EN-norm Permanente markering

CONTROLELIJST VEILIGHEID BIJ EVENEMENTEN

VEILIG WERKEN OP DAKEN 1961 blz.1

Toegankelijkheid openbare gebouwen

voldoet momenteel op onderstaande wijze wel/ niet aan de CCR eisen

UITSTEEKSTEIGERS 1980 blz.1

TXS werklijst A B C D E F G H Werklijst 2/11/2013 Prioriteit Verantwoordelijke: voor d.d. Gedaan door datum opmerkingen

Bekendmakingen aan de scheepvaart

U kunt met uw kinderen snel en goed altijd alle uitgangen bereiken

WIJZIGING van het geldige REGLEMENT ONDERZOEK SCHEPEN OP DE RIJN vanaf

Glijbaan. FC* Beschrijving - Commentaar. Vragen over de huidige toestand OK Niet OK. 1. Conform de EN-norm Permanente markering


Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Vereiste omgeving/eigen perceel. Blinden en slechtziende

maatregelen worden getroffen om valgevaar te voorkomen (bv. door het gebruik van een steiger, borstwering, bordes, werkvloer, hekwerk etc.).

Bijlage VI ; Technische regelen voor rijksvaartuigen. Hfst 1; Algemeen

1.: Verbeteren van de toegankelijkheid in de woning. 1. Drempels / dorpels. Algemeen:

Deze publikatie verstaat onder:

WS 3.8 Arbeidsplaats & Intern verkeersplan

WIJZIGING van het geldige REGLEMENT ONDERZOEK SCHEPEN OP DE RIJN vanaf

Niet iedereen is gelijk Mensen zijn verschillend van maat; ze kunnen lang zijn of kort, dik of dun.

Databank voor de toepassing van de technische voorschriften

Aanvullende voorwaarden

BRÜHL Platformelementen. brühl platformelementen. platformelementen

Handreiking voor het aanbrengen van sanitaire voorzieningen voor mensen met een functiebeperking

Categorie A: verbeteren van de toegankelijkheid in de woning

Vragenlijst tbv de website toegankelijkheid van de gemeente Leidschendam-Voorburg (

Deel 9 Constructievoorschriften HOOFDSTUK 9.2

5.08 Rolsteigers. Normen en regels

Beleidsregel verdubbelingen op bodem-,kim- en zijbeplating van de scheepshuid van schepen voor de Rijn- en binnenvaart

Toolbox-meeting Werken met ladders

Brandveiligheidsnormen en veiligheid in het algemeen

Overgangsbepalingen waarvan de termijn bij de 1e verlenging van het certificaat na afloopt, de extra eisen voor passagiersschepen.

Programma van Eisen en Wensen BBT Testbaan

Artikel 4. De normen met de betrekking tot de toegang zijn de volgende:

!"# $% % & $ $&& $ + ( & 7( 78 (9 : $ $'*( % & $ $ $ ( $ & $ = '*+ & ( % : && & & = ')*5$ (9 : & & & &= '*5 % $$ $ $& $&& $ && ( &$ & $ =

1. Beschrijving. Borstwering. 2. Risico s. Valgevaar tijdens het traplopen Valgevaar tijdens het onderhoud van gebouw... 3.

Arbobesluit over werken op hoogte.

e l Hout B R I C O F I C H E

(Niet-wetgevingshandelingen) RICHTLIJNEN

Inhoudsopgave: Bijlage 4: bouwbeleid bordessen, trappen en leuningen. Inleiding Algemeen Begrippenlijst Tekeningen

LADDERS EN TRAPPEN BRON: ARBOUW

ADNR Deel konvooi ; Duwstellen en gekoppelde samenstellen

Toegankelijke Stemlokalen Toegankelijkheidscriteria voor stemlokalen (update maart 2014)

VEILIGHEIDSBEGLAZING IN EEN SCHOOL. Jan Goos

1 Arbeidsmiddelen volgens het Arbobesluit

Nadere regels behorende tot artikel 2.10 B van de Algemene Plaatselijke Verordening

Arbeidsomstandighedenbesluit Relevante artikelen

Permanente borstweringen van gebouwen

II. 12 BVCHECK MC Checklist voor de preventie van brand in de mini-crèches

WERKEN OP HOOGTE MET LADDERS EN TRAPPEN

VN/ECE Reglement nr. 73 zijafscherming

VOTO-score. Valrisico s Opsporen in de Thuissituatie van Ouderen. Juni 2009 C. Verstraete, G. Braeckman G. en L. De Coninck

BIJLAGE 5/1: REACTIE BIJ BRAND

Algemene omschrijving Aquahome Basic:

AANWIJZINGEN VOOR DE CONSTRUCTIE EN HET GEBRUIK VAN VANGNETTEN 1963 blz.1

Toegankelijke Stemlokalen Toegankelijkheidscriteria voor stemlokalen (juni 2012)

Minimum voorschriften arbeidsplaatsen

Eisen Binnenvaartwet zone 4 waaraan niet behoeft te worden voldaan

NIVEAU 2: OBSERVATIE

WERKEN OP EEN ROLSTEIGER BRON: MENS&WERK EN ARBOUW

Deze omzendbrief is bestemd voor de overheden die over een brandweerkorps beschikken.

doorstroomcapaciteit vluchtroutes Business Center

VOORSCHRIFTEN LIGPLAATSEN WOONSCHEPEN, BEHOREND BIJ DE LIGPLAATSENKAART ZWOLLE ( ARTIKEL 3 LID 3 VAN DE LIGPLAATSVERORDENING)

Vinkelse Slagen. Kavelgegevens. kavelnummer: 1. 's-hertogenbosch. oppervlakte: 949 m 2. prijs: ex. btw. Team Uitgifte

Toolboxfiche U011 09/2016

ACCOMMODATIE EN OPSLAG

Wall /zwevende trap in kit

Afdeling Vluchtroutes Nieuwbouw. Artikel Stuurartikel

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument D013109/03.

3. Gebouw en buitenterrein

Controlelijst brandveiligheid

Schepen gebouwd voor en

In ieder geïsoleerd verdeelsysteem moet een automatische aardfoutcontroleinrichting met een optisch en akoestisch alarm zijn ingebouwd.

Meetinstructie Jaloezieën

beleid remtestinrichtingen

Meetinstructie Rolgordijnen

vervolg werken op een ladder of trap

PROJECTBESLUIT SCHONENBURGSEIND 40

Normen in het ROSR en het RPR

Richtlijn voor de uitvoering van bouwkasten. Het gehele Cogas elektriciteitsgebied.

PREVENTIEMAATREGELEN ACTIVITEIT ARBEIDSMIDDELEN RISICO S AR RR NVT. Risicoanalyse : WERKEN OP HELLENDE DAKEN

aan welke eisen moeten bouwkasten voldoen? Voorwaarden voor het veilig plaatsen en functioneren van bouwkasten in het voorzieningsgebied van Liander

Leidraad veilig werken met ladders

anwb.nl/watersport, de site voor watersporters

RICHTLIJN VAN DE RAAD

Checklist voor het meten van bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van gebouwen en voorzieningen

OPNAME-RAPPORT APK-KEURING GEBOUWEN. Opsteller. Namens. Datum onderzoek. Aanwezig Naam Namens. Naam bouwwerk. Straat. Gemeente. Bestemming bouwwerk

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Vragenlijst MEET UW HUIS de meetvragen

MEETINSTRUCTIE JALOEZIEËN

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Meetinstructie Plissés

Transcriptie:

Reglement Onderzoek Schepen Rijnvaart HOOFDSTUK 11 VEILIGHEID OP DE WERKPLEK Artikel 11.01 Algemene bepalingen 1. Vaartuigen moeten zodanig zijn gebouwd, ingericht en uitgerust, dat personen daarop veilig kunnen werken en zich verplaatsen. 2. De voor het werk aan boord noodzakelijke en vast opgestelde voorzieningen moeten zodanig zijn ingericht, opgesteld en beveiligd, dat ze gemakkelijk en zonder gevaar bediend, gebruikt en onderhouden kunnen worden. Zo nodig moeten bewegende en hete delen van beschermende inrichtingen zijn voorzien. Artikel 11.02 Bescherming tegen vallen 1. Dekken en gangboorden moeten vlak zijn en moeten vrij zijn van obstakels waarover men kan struikelen; ze moeten zodanig zijn uitgevoerd dat er geen water op kan blijven staan. 2. Dekken alsmede gangboorden, machinekamervloeren, bordessen, trappen en de bolderdeksels in de gangboorden moeten veiligheid bieden tegen uitglijden. 3. Bolderdeksels in de gangboorden en hindernissen in de verkeerswegen, zoals bijvoorbeeld randen van traptreden, moeten in een met het omgevende dek contrasterende kleur zijn geverfd. 4. Buitenkanten van de dekken en de werkplekken waar de valhoogte meer dan 1 m kan bedragen, moeten zijn voorzien van een verschansing van ten minste 0,70 m hoogte of van relingen die voldoen aan de Europese norm EN 711:1995, die bestaan uit een handreling, een tussenroede op kniehoogte en een voetlijst. Bij gangboorden moet een voetlijst en een doorlopende handreling aan de dennenboom zijn aangebracht. De handreling aan de dennenboom kan achterwege worden gelaten, indien het gangboord voorzien is van een niet neerklapbare reling. 5. Voor werkplekken waar de valhoogte meer dan 1 meter bedraagt, kan de commissie van deskundigen geschikte inrichtingen en uitrustingen ten behoeve van het veilig werken eisen. Artikel 11.03 Afmeting van de werkplekken Werkplekken moeten zo groot zijn dat iedere persoon die er werkt voldoende bewegingsvrijheid heeft. Artikel 11.04 Gangboord 1. De vrije breedte van het gangboord moet ten minste 0,60 m bedragen. Op de plaats van bepaalde ingebouwde noodzakelijke constructies (zoals afsluiters voor dekwasleidingen) behoeft dit slechts 0,50 m te zijn en bij bolders en klampen 0,40 m. 2. De vrije breedte van het gangboord kan tot een hoogte van 0,90 m daarboven tot 0,54 m beperkt blijven wanneer de vrije breedte in het gedeelte daarboven tussen de buitenkant van de scheepshuid en de binnenkant van de opening van het laadruim ten minste 0,65 m bedraagt. In dit geval kan de vrije breedte van het gangboord tot 0,50 m beperkt blijven, indien aan de buitenkant van het gangboord een reling is aangebracht als voorziening tegen overboord vallen van personen, die voldoet aan de Europese norm EN 711:1995. Deze reling behoeft niet te zijn aangebracht op schepen met een lengte L van 55 m of minder die slechts verblijven op het achterschip hebben. 3. Het eerste en tweede lid gelden tot een hoogte van 2,00 m boven het gangboord.

Artikel 11.05 Toegang tot de werkplekken 1. Bij gangen, toegangen en doorgangen die door personen of voor het verplaatsen van goederen worden gebruikt, moet: a) voor de toegangsopeningen voldoende plaats zijn voor onbelemmerde beweging; b) de vrije breedte van de doorgangen overeenkomen met de bestemming van de werkplekken, maar ten minste 0,60 m bedragen. Bij schepen met een breedte van niet meer dan 8 m hoeft de breedte van de doorgangen slechts 0,50 m te bedragen; c) de vrije hoogte van de doorgangen inclusief de hoogte van de drempels ten minste 1,90 m bedragen. 2. Deuren moeten langs beide zijden zonder gevaar geopend en gesloten kunnen worden. Ze moeten zodanig zijn uitgevoerd dat zij niet onopzettelijk open of dicht kunnen gaan. 3. In- en uitgangen en gangen die hoogteverschillen van meer dan 0,50 m hebben moeten zijn voorzien van adequate trappen, ladders of klimtreden. 4. Wanneer het hoogteverschil bij permanent bezette werkplekken meer dan 1,00 m bedraagt, moeten er trappen zijn. Dit geldt niet voor nooduitgangen. 5. Bij schepen met laadruimen moet ten minste bij ieder uiteinde van ieder laadruim een vast ingebouwde klimvoorziening aanwezig zijn. In afwijking hiervan behoeven geen vast ingebouwde stijginrichtingen aanwezig te zijn indien er ten minste twee draagbare ruimladders aanwezig zijn die bij een hellingshoek van 60 met ten minste drie treden tot boven de rand van het luik moeten reiken. Artikel 11.06 Uitgangen en nooduitgangen 1. Het aantal, de constructie en de afmetingen van de uitgangen met inbegrip van de nooduitgangen moeten overeenkomen met de bestemming en de grootte van de ruimten. Wanneer één van deze uitgangen een nooduitgang is, moet die duidelijk als zodanig zijn aangeduid. 2. Nooduitgangen of als nooduitgang dienende vensters of bovenlichten moeten een vrije opening van ten minste 0,36 m2 hebben, waarbij de kortste zijde ten minste 0,50 m moet bedragen. Artikel 11.07 Klimvoorzieningen 1. Trappen en ladders moeten veilig zijn bevestigd. Trappen moeten ten minste 0,60 m breed zijn; de vrije breedte tussen de handrelingen moet ten minste 0,60 m bedragen; de diepte van de treden mag niet minder zijn dan 0,15 m; het oppervlak van de treden moet veiligheid bieden tegen uitglijden; trappen met meer dan drie treden moeten handrelingen hebben. 2. Ladders en klimtreden moeten een vrije breedte van ten minste 0,30 m hebben; de afstand tussen de sporten mag niet meer dan 0,30 m bedragen; de afstand van de sporten tot constructiedelen moet ten minste 0,15 m zijn. 3. Ladders en klimtreden moeten van boven herkenbaar zijn en met handgrepen boven de uitgangsopeningen zijn uitgerust. 4. Aanleunladders moeten ten minste 0,40 m en onderaan ten minste 0,50 m breed zijn; ze moeten kunnen worden beveiligd tegen kantelen en wegglijden; de sporten moeten vast in de boom zijn bevestigd.

Artikel 11.08 Binnenruimten 1. Binnen in het schip gelegen werkplekken moeten naar grootte, inrichting en indeling zijn aangepast aan de daar te verrichten werkzaamheden en voldoen aan de eisen inzake hygiëne en veiligheid. Ze moeten voldoende en niet verblindend kunnen worden verlicht en voldoende kunnen worden geventileerd; zo nodig moeten zij zijn voorzien van verwarmingsapparaten die een redelijke temperatuur waarborgen. 2. Vloeren van binnen in het schip gelegen werkplekken moeten vast zijn, duurzaam uitgevoerd, en veiligheid bieden tegen struikelen en uitglijden. Openingen in dekken en vloeren moeten in geopende toestand een beveiliging hebben tegen het gevaar van vallen. Vensters en bovenlichten moeten zodanig zijn uitgevoerd en gesitueerd dat ze zonder gevaar kunnen worden bediend en gereinigd.

Binnenschepenbesluit: Artikel 11.13. Veiligheid van arbeidsplaatsen in het algemeen 1. Schepen moeten zodanig zijn ingericht, dat de bemanning daarop zo veilig mogelijk kan verblijven en werken. Indien nodig moeten dekopeningen en bewegende delen van beschermende inrichtingen zijn voorzien en verschansingen, relingen en handleiders zijn aangebracht. Lieren en sleephaken moeten zodanig zijn uitgevoerd, dat het veilig werken is gewaarborgd. Alle voor de arbeid noodzakelijke inrichtingen moeten zodanig zijn uitgevoerd, opgesteld en beschermd, dat zij gemakkelijk en zonder gevaar gebruikt, bediend, onderhouden en hersteld kunnen worden. 2. Dekken nabij lieren en bolders, alsmede gangboorden, machinekamervloeren, bordessen, trappen en deksels van gangboordbolders moeten veiligheid bieden tegen uitglijden. 3. Deksels van gangboordbolders en hindernissen in looprouten, zoals bijvoorbeeld traptreden, moeten in een lichte kleur zijn geschilderd. 4. Er moeten geschikte inrichtingen voor het bevestigen van opgestapelde luiken aanwezig zijn. Artikel 11.14. Toegankelijkheid van arbeidsplaatsen 1. Arbeidsplaatsen moeten gemakkelijk en veilig toegankelijk zijn. 2. In- en uitgangen, alsmede looprouten, waarbij hoogteverschillen van meer dan 0,50 m voorkomen, moeten van geschikte trappen, ladders, klimtreden of soortgelijke inrichtingen zijn voorzien. Indien bij toegangen tot stuurhuizen en machinekamers het hoogteverschil meer dan 1,00 m bedraagt, moeten trappen aanwezig zijn. 3. Het aantal, de inrichting en de afmetingen van de uitgangen, met inbegrip van de nooduitgangen, moeten in overeenstemming zijn met het gebruik en de afmetingen van de betrokken ruimten. 4. Nooduitgangen moeten duidelijk als zodanig zijn gekenmerkt. Artikel 11.15. Afmetingen van arbeidsplaatsen 1. Arbeidsplaatsen aan dek moeten zodanige afmetingen hebben, dat elk daar werkzaam bemanningslid voldoende bewegingsruimte heeft. 2. Arbeidsplaatsen waar voortdurend arbeid wordt verricht, moeten zodanig afmetingen hebben dat: a. een netto luchtinhoud van tenminste 7 m 3 beschikbaar is; dit geldt niet voor het stuurhuis van een schip waarvan de lengte minder dan 40 m bedraagt en b. een vrij vloeroppervlak en een hoogte voor elke arbeidsplaats beschikbaar zijn, zodanig dat voldoende bewegingsvrijheid voor de bediening, controle, onderhouds- en herstelwerkzaamheden is gewaarborgd.

3. De vrije breedte van gangboorden moet tenminste 0,60 m zijn. In bijzondere gevallen en ter plaatse van bolders en dergelijke kan een kleinere vrije breedte worden toegestaan. Artikel 11.16. Beveiliging tegen vallen 1. Arbeidsplaatsen gelegen in de nabijheid van het water of bij plaatsen met hoogteverschillen van meer dan 1,00 m, moeten voorzieningen tegen uitglijden of vallen van personen hebben. 2. Op bemande schepen moet de veiligheid tegen uitglijden of vallen van personen zijn gewaarborgd door een verschansing of een hekwerk voorzien van een tussenroede op kniehoogte en door een voetlijst. In bijzondere gevallen en op onbemande schepen kan een handreling langs de opbouw of het luikhoofd worden toegestaan. Artikel 11.17. Toegangen, deuren en trappen van arbeidsplaatsen 1. Looprouten, toegangen en gangen, die door personen of voor het transport van goederen worden gebruikt, moeten zodanig zijn ingericht en zodanige afmetingen hebben dat zij zonder gevaar te gebruiken zijn. Geacht wordt dat aan deze regel is voldaan indien: a. vóór de toegangsopening voldoende ruimte beschikbaar is om een ongehinderde toegang mogelijk te maken; b. de toegangsopeningen zich op voldoende afstand bevinden van inrichtingen die een bron van gevaar kunnen zijn; c. de breedte van de vrije doorgang in overeenstemming is met de bestemming van de werkplaats en tenminste 0,60 m bedraagt; op schepen met een breedte van minder dan 8,00 m mag deze maat worden verkleind tot 0,50 m en d. de som van de hoogte van de vrije doorgang en de drempelhoogte tenminste 1,90 m bedraagt; deze afmeting mag worden verkregen door toepassing van schuifkappen of luiken. 2. Deuren moeten zodanig zijn uitgevoerd en geplaatst, dat zij bij het openen of sluiten geen personen in gevaar brengen. Er moeten voorzieningen aanwezig zijn, die het ongewild openen of sluiten van deuren en luiken kunnen beletten. Deuren en luiken moeten zowel van binnen uit als van buiten af geopend en gesloten kunnen worden. 3. Klimvoorzieningen, zoals trappen, ladders en klimtreden, moeten zonder gevaar kunnen worden gebruikt. Geacht wordt dat aan deze regel is voldaan indien: a. trappen en ladders zijn bevestigd en tegen wegglijden of omvallen zijn beveiligd; b. de breedte van trappen tenminste 0,50 m bedraagt, de breedte tussen de handleuningen tenminste 0,60 m bedraagt, en de breedte van verticale vaste ladders en klimtreden tenminste 0,30 m bedraagt; c. de diepte van de treden tenminste 0,15 m bedraagt; d. treden en klimtreden een ongevaarlijk gebruik toelaten en zijwaarts uitglijden verhinderen, alsmede van boven af zichtbaar zijn; e. trappen met meer dan vier treden van tenminste één handleuning zijn voorzien;

f. verticale ladders boven de uitgangsopeningen van handgrepen zijn voorzien; g. verplaatsbare ladders (zoals ruimladders) tegen kantelen en uitglijden zijn beveiligd; zij voldoende lengte hebben, teneinde bij een opstellingshoek van 60 met het horizontale vlak tenminste 1,00 m boven de luikrand te kunnen uitsteken, tenzij een gelijkwaardige voorziening voor houvast aanwezig is; deze ladders moeten een breedte van tenminste 0,40 m hebben; de breedte aan de onderzijde mag echter niet minder dan 0,50 m bedragen en h. bij verplaatsbare ladders de tredeafstand ten hoogste 0,30 m bedraagt en de treden zodanig in de bomen zijn bevestigd en ingelaten, dat zij niet kunnen verdraaien. 4. Nooduitgangen alsmede ramen en schijnlichten, die als nooduitgang dienen, moeten een vrije opening van tenminste 0,36 m 2 hebben. De kleinste afmeting van de opening moet tenminste 0,50 m bedragen. Artikel 11.18. Vloeren, wanden, plafonds, ramen en schijnlichten van arbeidsplaatsen 1. Vloeren en vloerbedekkingen van binnengelegen arbeidsplaatsen en dekoppervlakken van buitengelegen arbeidsplaatsen alsmede van gangen moeten deugdelijk zijn uitgevoerd en zodanig zijn, dat geen gevaar voor uitglijden of struikelen bestaat. 2. Openingen in dekken of vloeren moeten in open toestand tegen vallen van personen zijn beveiligd. 3. Vloeren, dekoppervlakken, wegeringen, schotten en plafonds moeten zodanig zijn uitgevoerd, dat zij kunnen worden gereinigd. 4. Ramen en schijnlichten moeten zodanig zijn opgesteld en uitgevoerd, dat zij zonder gevaar kunnen worden bediend en gereinigd.