Archief van de Burgemeesters: stukken betreffende de controle op de ontvangst van het verhoogde last- en veilgeld Algemene kenmerken Toegangsnummer: 5050 Periode: 1697-1799 Archiefvormer Burgemeesters Inleiding Amsterdam en de Admiraliteit Heffingen op inkomende en uitgaande koopmanschappen waren er al vanaf de late Middeleeuwen. Zij werden in ordonnanties geregeld. Daarin stonden lijsten met tarieven en voorschriften omtrent inning en verantwoording der gelden. Veruit de belangrijkste inkomsten in de Republiek der Zeven Provinciën waren de convooien en licenten, een soort in- en uitvoerrechten, te innen door de Admiraliteitscolleges aan de zeeen landgrenzen van handelsgoederen en nijverheidsprodukten. De colleges hadden tot taak de bescherming van de zeehandel en de visserij en het grondgebied van de Republiek. De leiding van een admiraliteit berustte bij een collegiaal bestuur dat door de Staten-Generaal aangesteld werd, op voordracht door de gewesten, die zij vertegenwoordigden. In Amsterdam bestond dit uit twaalf leden. Er waren vijf Admiraliteitscolleges. De drie Hollandse colleges zetelden te Amsterdam, Rotterdam en in het Noorderkwartier, afwisselend te Hoorn of Enkhuizen. Tot het Amsterdamse ressort behoorden Texel, Vlieland, het Gooi, Utrecht, Gelderland en de stad Amsterdam. Dan waren er nog het Zeeuwse college te Middelburg en het Friese college te Dokkum, vanaf 1645 te Harlingen. De administratie en de inning van de gelden geschiedde door een convooimeester of particulier ontvanger te Amsterdam, Arnhem, Doesburg, Harderwijk, s-heerenberg, Muiden, Vreeswijk en Zutphen. Maandelijks behoorden zij de ontvangen gelden naar de ontvanger-generaal te zenden; deze was tevens, geholpen door een commies en een klerk, convooimeester. De Generaliteits- Rekenkamer oefende controle uit op de inkomsten en uitgaven. Elke admiraliteit moest jaarlijks aan de Rekenkamer rekening en verantwoording van haar financiële beleid afleggen. Over het tijdvak 1681 1796 zijn deze overzichten van alle admiraliteiten, behalve de Zeeuwse, compleet bewaard gebleven. De opbrengst van de convooien en licenten was aan schommelingen onderhevig. Ook de tarieven veranderden in de loop der jaren. Versie 6.1-29 juli 2016 5050-1
Het gewone last- en veilgeld Aan de heffingen werd in 1623 het lastgeld toegevoegd, geheven van Straatvaarders (koopvaardijschepen naar de Middellandse Zee), onder andere vanwege de uitgaven voor bescherming tegen kapers uit Noord-Afrika. In 1632 werd ook een lastgeld ingevoerd ter bescherming van de Noordvaarders (koopvaardijschepen naar de Oostzee), te voldoen bij het uitgaan en bij het binnenkomen. In 1645 werd hieraan toegevoegd een veilgeld of mastgeld van schepen die op Noorwegen en verder oostelijk voeren. Vrijstelling van lastgeld genoten de V.O.C., de visserij en de walvisvaart. Omstreeks 1680 (en eerder tussen 1655 en 1660) was het toen bestaande last- en veilgeld gehalveerd en sedert 1687 als gewoon last- en veilgeld geheven. Sedert 1687 werd dit gewone lastgeld eenmaal per jaar van elk in- en uitgaand zeeschip naar maatstaf van tonnage geheven (respectievelijk 10 en 5 stuivers per last); het gewone veilgeld van alle over zee en rivier en per as (via wagens) in- en uitgevoerde goederen (respectievelijk 2 en 1 % van de waarde). Beide heffingen werden door dezelfde beambten als de convooien en licenten geïnd. Het hele complex van in- en uitgaande rechten is opnieuw en grondig geregeld in het plakkaat van 31 juli 1725. Dit bevatte niet alleen nieuwe tarieven maar ook in 254 artikelen allerlie bepalingen omtrent in-, uit- en doorvoer, vrijstellingen, wijze van aangeven, boeten, commiezen, enzovoorts. Het gewone veilgeld verdween in 1725 met het nieuwe plakkaat, het gewone lastgeld bleef met een iets andere berekeningswijze gehandhaafd. Het verhoogde last- en veilgeld Voor één equipage naar de Oostzee en vooral voor diverse schepen die ter bestrijding van de Algerijnse en Marokkaanse kapers uitgezonden werden, genoot de admiraliteit extra inkomsten. Deze kwamen uit het fonds van het verhoogde last- en veilgeld. Dit waren heffingen die (na voorlopers in 1696-1697) krachtens een plakkaat van de Staten-Generaal van 6 juni 1702 sindsdien door de handel voor een speciaal doel bijeengebracht moesten worden. Tab. 1. Ontvangers van het verhoogde last- en veilgeld in het ressort Amsterdam, 1719-1798. periode ontvanger 1719-1753 Bauduin van Collen 1754-1761 Gillis van der Voort 1762 Willem van Horssen en Pieter Nijs (waarnemend) 1763-1780 Gerard Nicolaasz Hasselaer 1781-1785 Bauduin Jan Hulft 1786-1797 Quirijn Willem van Hoorn 1798 Q.J. Testart, weduwe van Quirijn Willem van Hoorn Kort voor het einde van de Negenjarige Oorlog was besloten ook de wederhelft van het (volle) last- en veilgeld weer te innen. Deze wederhelft werd meestal met de naam van verhoogd of extra-ordinaris last- en veilgeld aangeduid. Tijdens de Spaanse Successieoorlog werd het ter stimulering van de particuliere kaapvaart gebruikt; na 1713 diende het ter financiering van die uitrustingen die in het bijzonder ter bescherming van de koopvaardij gedaan werden. Hiertoe werd het bovengenoemde eskader naar de Oostzee en de strijd tegen de Algerijnen en Marokkanen gerekend. De heffingen waren even hoog als het gewone last- en veilgeld, maar de inning geschiedde doorgaans buiten de Admiraliteit om. Tab. 2. De ontvangers-generaal van het verhoogde last- en veilgeld en hun standplaats, 1702-1798. periode standplaats ontvanger-generaal 1702-1719 Den Haag Marinus Groeninx 1719-1728 Rotterdam Marinus Groeninx 1729-1730 Amsterdam Joan Fontaine 1731-1750 Hoorn Joan Groot 1751-1787 Den Haag Joan Patijn 1788-1790 Den Haag Carl Willem van Boetzelaer 1790-1798 Den Haag C. Duvelaer van der Spiegel In de steden werd het gewone last- en veilgeld door de convooimeesters geïnd, het extraordinaris 5050-2 Versie 6.1-29 juli 2016
last- en veilgeld door afzonderlijke ontvangers in een hoofdkantoor en de diverse buitenkantoren in de regio s. De ontvanger in het hoofdkantoor stond onder verantwoordelijkheid van burgemeesters. Het beheer van het verhoogde last- en veilgeld berustte bij een speciaal door de Staten-Generaal benoemde ontvanger-generaal van het verhoogde last- en veilgeld. Anders dan het gewone veilgeld, bleef het verhoogde veilgeld ook na 1725 gehandhaafd; slechts de wijze van heffing veranderde iets. Het archief De schriftelijke neerslag van het toezicht van de burgemeesters op de Amsterdamse ontvanger van het verhoogde last- en veilgeld bestaat uit drie categorieën stukken die door de ontvanger van het ressort Amsterdam aan hen afgegeven werden: jaarrekeningen van ontvangsten en uitgaven, de bijbehorende bijlagen en maandelijkse en tweemaandelijkse staten van ontvangsten. De rekeningen beslaan de periode 1719 1798. Vanaf 1781 bevatten deze rekening ook de verantwoording van een nieuwe belasting die sinds dat jaar geheven werd, het zogenaamde Borkumse vuur-, ton- en bakengeld. Aanvullende rekeningen, namelijk van de ontvangst van het verhoogde last- en veilgeld op het kantoor der convooien en licenten te Muiden over de periode 1752 1791, berusten in het Algemeen Rijksarchief te Den Haag. De bijlagen tot de rekeningen zijn vanaf 1748 redelijk compleet overgeleverd. Deze bestaan uit drie soorten kwitanties: - kwitanties van leveranciers van waren en diensten; - kwitanties van personen aan wie het verhoogde veilgeld gerestitueerd is; - door de ontvanger-generaal aan de Amsterdamse ontvanger afgegeven kwitanties. De ontvanger moest regelmatig aan de burgemeester rapporteren over de ontvangsten uit het verhoogde last- en veilgeld. Dit deel hij door middel van maandstaten van ontvangsten. Deze staten gaan terug tot aan het jaar van de instelling van het verhoogd last- en veilgeld (1697), maar zijn zeer onvolledig overgeleverd. Vanaf 1781 bevatten deze ook opgave van het Borkumse vuur-, ton- en bakengeld. Maandstaten van het Borkumse vuur-, ton- en bakengeld uit de jaren 1791 1795 zijn te vinden in het Algemeen Rijksarchief in Den Haag. Daarnaast rapporteerde ook de ontvanger-generaal van het verhoogde last- en veilgeld aan de burgemeesters, over de totale ontvangst in alle vijf ressorten van de Admiraliteit. Dit deed hij eens per twee maanden. Deze tweemaandelijke staten van ontvangst zijn eveneens vrij onvolledig overgeleverd, vanaf 1702. Het archief beslaat ongeveer 1,50 m en verkeert in goede staat. Literatuur ***, *** in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden, dl 5, 372. H.E. Becht, Statistische gegevens betreff. den handelsomzet van de republiek der Vereenigde Nederlanden gedurende de 17 e eeuw (proefschrift), Den Haag 1908. Versie 6.1-29 juli 2016 5050-3
J.R. de Bruijn, De Admiraliteit van Amsterdam in rustige jaren 1713-1751, Amsterdam 1970. J. Hovy, Het voorstel van 1751 tot instelling van een beperkt vrijhavenstelsel in de republiek (propositie tot een gelimiteerd porto-franco) (proefschrift), Groningen 1966. A.C.J. de Vrankrijker, Geschiedenis van de Belastingen, Bussum 1969. Inventaris 1-62 Rekeningen van ontvangsten en uitgaven van de ontvanger vanhet verhoogde last- en veilgeld van het College ter Admiraliteit te Amsterdam. 1719-1780 62 delen 1 1719 augustus 14 - december 31. 2-1720 3-1721 4-1722 5-1723 6-1724 7-1725 8-1726 9-1727 10-1728 11-1729 12-1730 13-1731 14-1732 15-1733 16-1734 17-1735 18-1736 19-1737 20-1738 21-1739 22-1740 23-1741 24-1742 25-1743 26-1744 27-1745 28-1746 29-1747 30-1748 31-1749 32-1750 33-1751 34-1752 5050-4 Versie 6.1-29 juli 2016
35-1753 36-1754 37-1755 38-1756 39-1757 40-1758 41-1759 42-1760 43-1761 44-1762 45-1763 46-1764 47-1765 48-1766 49-1767 50-1768 51-1769 52-1770 53-1771 54-1772 55-1773 56-1774 57-1775 58-1776 59-1777 60-1778 61-1779 62-1780 63-80 Rekeningen van ontvangst en uitgaven van de ontvanger van het verhoogde last- en veilgeld en het Borkumse vuur-, ton- en bakengeld van het College ter Admiraliteit te Amsterdam. 1781-1798 18 delen 63-1781 64-1782 65-1783 66-1784 67-1785 68-1786 69-1787 70-1788 71-1789 72-1790 73-1791 74-1792 75-1793 Versie 6.1-29 juli 2016 5050-5
76-1794 77-1795 78-1796 79-1797 80 1798 januari-juli. 81-114 Kwitanties voor de ontvanger van het verhoogde last- en veilgeld van het College ter Admiraliteit te Amsterdam wegens geleverde goederen en diensten, dienend als bijlagen tot de rekening.1752-1799 en z.d. 34 omslagen De jaren 1755-1761, 1766-1767, 1776, 1780, 1783-1785 en 1793 ontbreken. 81-1752 82-1753 83-1754 84-1762 85-1763 86-1764 87-1765 88-1768 89-1769 90-1770 91-1771 92-1772 93-1773 94-1774 95-1775 96-1777 97-1778 98-1779 99-1781 100-1782 101-1786 102-1787 103-1788 104-1789 105-1790 106-1791 107-1792 108-1794 109-1795 110-1796 111-1797 112-1798 113-1799 114 z.d. 5050-6 Versie 6.1-29 juli 2016
115-130 Kwitanties voor de ontvangers van het verhoogde last- en veilgeld van het College ter Admiraliteit te Amsterdam wegens restitutie van het verhoogde veilgeld, dienend als bijlagen tot de rekening.1748-1749, 1751-1752, 1763, 1765-1766, 1768-1774 en 1797... 16 omslagen 115-1748 116-1749 117-1751 118-1752 119-1753 120-1765 121-1766 122-1768 123-1769 124-1770 125-1771 126-1772 127-1773 128-1774 129-1797 130-1798 131-162 Kwitanties van de ontvanger-generaal van het verhoogde veil- en lastgeld voor de ontvanger van het verhoogde last- en veilgeld van het College ter Admiraliteit te Amsterdam, dienend als bijlagen tot de rekening.1752-1753, 1763-1782, 1788-1792 en 1794 -... 32 omslagen 131-1752 132-1753 133-1763 134-1764 135-1765 136-1766 137-1767 138-1768 139-1769 140-1770 141-1771 142-1772 143-1773 144-1774 145-1775 146-1776 147-1777 148-1778 149-1779 150-1780 151-1781 Versie 6.1-29 juli 2016 5050-7
152-1782 153-1788 154-1789 155-1790 156-1791 157-1792 158-1794 159-1795 160-1796 161-1797 162-1798 163-189 Maandstaten van ontvangsten van de ontvanger van het verhoogde last- en veilgeld in het ressort van het College ter Admiraliteit te Amsterdam.1697, 1702-1704, 1707-1711, 1752, 1763-1767, 1769-1771, 1773-1774, 1776-1779, 1790, 1791 en 1795. 27 omslagen 163 1697 juli 3 - oktober 19. Bevat vããr 1 augustus 1697 slechts opgave van het verhoogde veilgeld. 164 1702 juni 16-oktober 31. 165-1703 166 1704 mei. 167-1707 168-1708 169-1709 170-1710 171-1711 172-1752 173-1763 174-1764 175-1765 176-1766 177-1767 178-1769 179-1770 180-1771 181-1773 182-1774 183 1776 maart-december. 184-1777 185-1778 186-1779 187-1790 188-1791 189-1795 190-194 Maandstaten van ontvangsten van de ontvanger van het verhoogde last- en veilgeld in het ressort van het College ter Admiraliteit te Amsterdam en van het Borkumse vuur-, ton- en bakengeld.1781, 1786, 1789 en 1797-1798. 5 omslagen 5050-8 Versie 6.1-29 juli 2016
190-1781 191-1786 192-1789 193-1797 194 1798 januari 1-1798 juli 31. 195-241 Tweemaandelijkse staten van ontvangsten en uitgaven van de ontvanger-generaal van het verhoogde last- en veilgeld.1702-1703, 1709-1710, 1717-1719, 1725 en 1748-1797. 47 omslagen Vanaf 1748 ontbreken de jaren 1768, 1775, 1780,1782-1785, 1788 en 1793 volledig. 195 1702 december 12-1703 februari 16. 196 1709 november 14-1710 januari 24. 197 1717 maart-juni. 198 1718 mei-december. 199 1719 januari-juni. 200 1725 november-december. 201 1748 november-december. 202-1749 203-1750 204-1751 205-1752 206-1753 207-1754 208-1755 209-1756 210-1757 211-1758 212-1759 213-1760 214-1761 215-1762 216-1763 217-1764 218-1765 219-1766 220-1767 221 1769 juli-augustus. 222-1770 223-1771 224-1772 225-1773 226-1774 227-1776 228-1777 229-1778 Versie 6.1-29 juli 2016 5050-9
230-1779 231-1781 232-1786 233-1787 234 1789 januari-april en juli-december. 235-1790 236-1791 237 1792 januari-februari. 238 1794 maart-december. 239-1795 240 1796 januari-februari. 241 1797 mei 1-november 13. 242-243 Minuutregisters van de ontvangst van het verhoogde last- en veilgeld in het ressort van het College ter Admiraliteit te Amsterdam.1798 januari-juni. 2 delen 242 Premiestaatboek. 243 Premieschuldboek. 5050-10 Versie 6.1-29 juli 2016