Uit onverdachte bron. Onderzoek en beleid. Evaluatie van de keten ongebruikelijke transacties. W. Faber. A.A.A. van Nunen



Vergelijkbare documenten
Introductie tot de FIU-Nederland. Hennie Verbeek-Kusters FIU - Nederland juni 2012

WIJZIGINGSBLAD A2. Regeling Brandmeldinstallaties 2002 BMI 2002 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 1.0. Publicatiedatum : 1 april 2012

WIJZIGINGSBLAD A2. BORG 2005 versie 2 / A2 VEILIGHEID DOOR SAMENWERKING. Versie : 2.2. Publicatiedatum : 31 maart Ingangsdatum : 1 april 2010

Juridische aspecten van ketensamenwerking. Naar een multidisciplinaire benadering

FIU-Nederland. Sonja Corstanje-Maaskant Relatiebeheerder

Introductie tot de FIU-Nederland

Prof. mr. drs. F.C.M.A. Michiels Mr. A.G.A. Nijmeijer Mr. J.A.M. van der Velden. Het wetsvoorstel Wabo

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRANDVEILIGHEID Goed- en afkeurcriteria bouwkundige brandveiligheid

WIJZIGINGSBLAD A1 Regeling Brandmeldinstallaties 2002

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRAND- VEILIGHEID Specifieke normen en verwijzingen

Juridische handreiking relatie BIM-protocol en de DNR 2011 (voor adviseurs en opdrachtgevers) prof. mr. dr. M.A.B. Chao-Duivis

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De hybride vraag van de opdrachtgever

Praktische toelichting op de UAV 2012

Opstal en erfpacht als juridische instrumenten voor meervoudig grondgebruik

Gebruik ruimte. Over het herverdelen van gebruiksruimte in het omgevingsplan en de verbinding met het beleidsconcept gebruiksruimte

Aanwijzing witwassen. Uit: Staatscourant 18 oktober 2005, nr. 202 / pag. 8 1

Hou het eenvoudig Effectief communiceren in organisaties

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRAND- VEILIGHEID Specifieke normen en verwijzingen

De wijk nemen. Een subtiel samenspel van burgers, maatschappelijke organisaties en overheid. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling

Preadviezen Content.indd :55:32

Datum 12 april 2012 Onderwerp Inspectie Openbare Orde en Veiligheid rapport "Follow the Money"

Inleiding Administratieve Organisatie. Opgavenboek

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRANDVEILIGHEID Vakbekwaamheid en ervaring

De Kern van Veranderen

SAMENWERKEN WERKT. Norm voor de werkwijze van een publiek-privaat samenwerkingsverband VEILIGHEID DOOR SAMENWERKEN. door Het CCV. versie 1.

INSPECTIE GASDETECTIEBEVEILIGING Vakbekwaamheid en ervaring

Privaatrechtelijke Bouwregelgeving Editie 2013

Datum 9 mei 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de knelpunten bij het afpakken van crimineel vermogen

Copyright SBR, Rotterdam

mr Jack Blom Functioneel Parket De juiste zaken goed doen

Management samenvatting

Datum 3 oktober 2014 Onderwerp Berichtgeving over verzamelen gegevens door Belastingdienst en uitwisselen met andere overheidsinstanties

6.5 WET MELDING ONGEBRUIKELIJKE TRANSACTIES BES (v/h Landsverordening melding ongebruikelijke transacties) HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen

INSPECTIE GASDETECTIEBEVEILIGING Specifieke normen en verwijzingen

Risico's van witwassen en terrorismefinanciering in de kansspelsector

Witwasbestrijding, meldingsplicht en het OM

Tweede Kamer der Staten-Generaal

INSPECTIE BRANDBEVEILIGING Vakbekwaamheid en ervaring

UAV 2012 Toegelicht. Handleiding voor de praktijk. prof. mr. dr. M.A.B. Chao-Duivis. Eerste druk

Privacy Verklaring. Vereniging voor toezichthouders in onderwijsinstellingen en kinderopvang

BORG 2005 versie 2 / A10: Versie : 1.0. Publicatiedatum : 1 mei 2018

Financial Intelligence Unit-Nederland. Meldprocedure BES FIU-Nederland

Doe-het-zelfsurveillance

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Check je en brief

Samenvatting Onderzoek naar de politieregisters bij de Criminele Inlichtingen Eenheden van Bijzondere Opsporingsdiensten (z en z )

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Baten-lastenstelsel In 2006 gaat het OM over op het baten-lastenstelsel. AEF adviseert het OM bij de invoering hiervan.

Corporate brochure RIEC-LIEC

LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Bestuurlijke strafbeschikking en bestuurlijke boete overlast. Samenvatting. Drs. Sander Flight Prof. Mr. Dr. Arthur Hartmann Dr. Oberon Nauta RAPPORT

Handleiding Eetmeter. Aan de slag. in beroep en bedrijf. Handleiding Eetmeter. februari 2007

Sociale psychologie en praktijkproblemen

Leidraad inbrengwaarde

KEURINGSVOORSCHRIFT KE01 KEYLESS ENTRY/START

Rapport. Datum: 13 juni Rapportnummer: 2012/102

Criminaliteit en rechtshandhaving 2007

Praktische toelichting op de UAV 2012 (2 e druk)

DOORDRINKEN DOORDRINGEN. Effectevaluatie Halt-straf Alcohol Samenvatting. Jos Kuppens Henk Ferwerda

Beschouwingen naar aanleiding van het wetsvoorstel Aanbestedingswet

opgaven- en werkboek GECONSOLIDEERDE JAARREKENING Henk Fuchs 1e druk

Projectontwikkeling onder de Crisis- en herstelwet Een praktische handleiding

Onderzoek bij het KLPD naar door Nederland ingevoerde gegevens in het Europol Informatiesysteem. z

Ministerie van Binnenlandse Zaken Aanbieding rapport "Klagen bij de politie"

Nummer: MvJ/Wbp/ /

Bijlage Uitgebreide methodologische verantwoording

Onderzoek als project

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

FACILITERENDE BEROEPSBEOEFENAREN ALS MEDEPLEGER(S)/MEDEDADER(S)

Zakelijke correspondentie Nederlands les- en werkboek

FIOD. Aansprekend opsporen

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Vraag 1. Antwoord. Vraag 2

Loopbaanoriëntatie -begeleiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

FIU-Nederland 1 jaar verdachte transacties in BlueView

Mediation als alternatief

: LANDSVERORDENING van 20 mei 2011 houdende het overgangsrecht in verband met de inwerkingtreding van de Landsverordening

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Colofon. Titel: Xact groen Wiskunde deel 2 ISBN: NUR: 124 Trefwoord: Wiskunde groen

Kwetsbaar alleen. De toename van het aantal kwetsbare alleenwonende ouderen tot 2030

Bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit

PAUL POSTMA BIG DATA MARKETING SNEL - SIMPEL - SUCCESVOL

R e g i s t r a t i e k a m e r. Regiopolitie Gooi- en Vechtstreek

==================================================================== Hoofdstuk I. Algemene bepalingen. Artikel 1

administratie afdeling debiteurenadministratie Kaderberoepsgerichte leerweg

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

1. In artikel 126nba, eerste lid, onderdeel d, wordt het woord verwerkt telkens vervangen door : opgeslagen.

Transcriptie:

218 Onderzoek en beleid Uit onverdachte bron Evaluatie van de keten ongebruikelijke transacties W. Faber A.A.A. van Nunen Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

Onderzoek en beleid De reeks Onderzoek en beleid omvat de rapporten van onderzoek dat door en in opdracht van het WODC is verricht. Opname in de reeks betekent niet dat de inhoud van de rapporten het standpunt van de Minister van Justitie weergeeft. Exemplaren van dit rapport kunnen worden besteld bij het distributiecentrum van Boom Juridische uitgevers: Boom distributiecentrum te Meppel Tel. 0522-23 75 55 Fax 0522-25 38 64 E-mail bdc@bdc.boom.nl Voor ambtenaren van het Ministerie van Justitie is een beperkt aantal gratis exemplaren beschikbaar. Deze kunnen worden besteld bij: Bibliotheek WODC, kamer KO 14 Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Deze gratis levering geldt echter slechts zolang de voorraad strekt. De integrale tekst van de WODC-rapporten is gratis te downloaden van www.wodc.nl. Op www.wodc.nl is ook nadere informatie te vinden over andere WODCpublicaties. 2004 WODC Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 jo. het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van een gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (art. 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. ISBN 90-5454-439-2 NUR 824

Inhoud Gebruikte afkortingen 11 Verklaring van begrippen 13 Leeswijzer 17 1 Conclusies en aanbevelingen 19 1.1 De probleemstelling 19 1.2 Conclusies over de doelstelling van de keten 20 1.3 Conclusies over de opbrengst van de meldingsplicht 22 1.4 Conclusies over de keten 25 1.5 Conclusies over het verwerkingsproces 28 1.6 Van conclusies naar aanbevelingen 31 1.6.1 Het beleid 33 1.6.2 De besturing 33 1.6.3 Organisatie en samenwerking 34 1.6.4 Het verwerkingsproces 35 1.6.5 De verwerkende systemen 36 1.6.6 Producten en productieresultaten 36 1.7 Suggestie voor een nieuw conceptueel model 37 1.8 Verandercondities 39 1.9 Besluit 39 2 Introductie op de keten ongebruikelijke transacties 41 2.1 De oorsprong 41 2.2 De meldingsplicht 42 2.2.1 De diensten 42 2.2.2 De indicatoren 44 2.2.3 De buffer 46 2.2.4 De vrijwaring 47 2.3 Het witwassen 48 2.4 Bij de keten betrokken organisaties 51 2.5 De uitkomsten van eerdere evaluaties 53 3 Opzet en inrichting van het onderzoek 57 3.1 De doelstelling 57 3.2 De probleemstelling 58 3.3 De wijze van dataverzameling en analyse 62 3.3.1 De onderzoeksinstrumenten 63 3.3.2 De onderzoeksbronnen 68 4 15 jaar ketenontwikkeling 71 4.1 Een overzicht 71 4.2 De pioniersfase (1990-1999) 72 4.3 De consolidatiefase (1997-2001) 72

6 Uit onverdachte bron 4.4 De integratiefase (2000-2005) 73 4.5 De professionaliseringsfase (2003-?) 74 4.6 Reflectie 77 5 Beleid in de keten 79 5.1 De beleidsoriëntatie in de keten 79 5.1.1 Transactie-informatie en financieel rechercheren 80 5.1.2 Transactie-informatie en financieel-economische criminaliteit 81 5.1.3 Transactie-informatie en commune delicten 83 5.1.4 Transactie-informatie en integriteit van het financiële stelsel 83 5.2 Vindplaatsen van ketenbeleid 84 5.3 Beleid dat aan repressie voorafgaat 86 5.3.1 Proactie 86 5.3.2 Preventie 88 5.3.3 Preparatie 93 5.4 Specifieke beleidsthema s 93 5.4.1 De euroconversie 93 5.4.2 Terrorismebestrijding 95 5.5 Recente beleidsontwikkelingen 97 5.5.1 Uitbreiding van de meldingsplicht 97 5.5.2 Van rule-based naar risk-based 98 6 Ketenpartners in het politiek-bestuurlijke domein 103 6.1 Het ministerie van Justitie 103 6.2 Het ministerie van Financiën 105 6.3 Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 108 6.4 De Strategische Beleidsgroep Witwassen 112 6.5 Het regulier overleg Justitie-Financiën 112 6.6 Reflectie 113 7 Ketenpartners in het bestuurlijk domein 119 7.1 Toezichthouders 119 7.2 Het college van procureurs-generaal 123 7.3 De arrondissementsparketten 124 7.4 Het Landelijk Parket 125 7.5 Het Functioneel Parket i.o. 126 7.6 De LOvJ-MOT 127 7.7 De begeleidingscommissie MOT (BC-MOT) 129 7.8 De werkgroep indicatoren 131 7.9 Tripartiete overleg 132 7.10 Reflectie 132 8 Ketenpartners in het bestrijdingsdomein 139 8.1 De melders 139 8.2 De Belastingdienst 140

Inhoud 7 8.3 De FIOD-ECD 140 8.4 De Financiële Taskforce 142 8.5 Overige bijzondere opsporingsdiensten 143 8.5.1 De Algemene Inspectie Dienst-Dienstonderdeel Opsporing 143 8.5.2 De VROM-Inlichtingen- en Opsporingsdienst 144 8.5.3 De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst 144 8.6 De criminele inlichtingen-eenheden 144 8.7 De politieregio 146 8.7.1 De recherche 146 8.7.2 De preparatie op de ontvangst van transactie-informatie 147 8.7.3 De houding t.o.v. het potentieel gebruik van transactieinformatie 149 8.8 De Nationale Recherche 155 8.9 De bovenregionale recherche 156 8.10 Organisaties belast met ontnemingstaken 157 8.11 De stuurgroep financiële instellingen 159 8.12 Het landelijk ontnemingsoverleg 160 8.13 De coördinatiecommissie fraude en het 160 Voorbereidend Prioriteitenoverleg 8.14 Het bovenregionaal rechercheoverleg 162 8.15 Het Financieel Expertise Platform Politie 162 8.16 Reflectie 163 9 Ketenpartners: het inlichtingendomein 169 9.1 Het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT) 169 9.1.1 De positionering 169 9.1.2 De taak 170 9.1.3 Organisatie en formatie 170 9.2 De intelligence unit 172 9.3 Het BLOM 174 9.3.1 De positionering 174 9.3.2 De taak 175 9.3.3 De organisatie en formatie 178 9.4 De MOT-BLOM-analyse-unit 180 9.5 De Dutch FIU-desk 183 9.6 Het Financieel ExpertiseCentrum (FEC) 184 9.7 De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) 187 9.8 Het Kenniscentrum Financieel Rechercheren (KFR) 188 9.9 Het Nationaal Informatieknooppunt (NIK) 190 9.10 Europol 190 9.11 Het ketenoverleg 192 9.12 Het overleg Justitie/MOT/CUMOT (OJ-MOT) 192 9.13 Het Sanctiewet-overleg 193 9.14 De Egmont-groep 193 9.15 Reflectie 193

8 Uit onverdachte bron 10 Sturing van de keten 201 10.1 De keten als besturingssysteem 201 10.2 Voorwaarde 1: Een ketendoel en een manier om dat te meten 202 10.2.1 Het ketendoel 202 10.2.2 Evaluatiemechanismen 203 10.3 Voorwaarde 2: Weten hoe de keten werkt 208 10.4 Voorwaarde 3: Weten hoe de keten en de omgeving er voor staan 209 10.5 Voorwaarde 4: Beschikken over besturingsinstrumenten 210 10.6 Voorwaarde 5: Informatieverwerking uit en over de keten 211 10.7 Reflectie 213 11 Transactie-informatie: het verwerkingsproces in de keten 217 11.1 Overzicht van het verwerkingsproces 217 11.2 De detectiefase 219 11.2.1 Preconversie: het aanmerken van transacties als ongebruikelijk 220 11.2.2 Het melden van ongebruikelijke transacties 222 11.2.3 Kwaliteitscontrole van ongebruikelijke transacties 224 11.2.4 Conversie: het aanmerken van ongebruikelijke 226 transacties als verdacht 11.3 De intake- en wegingsfase 233 11.4 De fasen van projectvoorbereiding en onderzoekskeuze 236 11.5 De planning, voorbereiding, uitvoering 237 en afronding van onderzoek 11.6 Reflectie 237 12 Transactie-informatie: de verwerkende systemen 249 12.1 Overview verwerkende systemen 249 12.2 Systemen ter ondersteuning van het melden 250 12.2.1 MOTweb 250 12.2.2 MOTexplorer 250 12.3 Systemen voor opslag en analyse 251 12.3.1 Quest data-importmodule 251 12.3.2 MOTION 252 12.3.3 Quest 252 12.3.4 Winston 253 12.4 Systemen voor detectie en veredeling 255 12.4.1 Verwijzingsindex Rechercheonderzoeken en Subjecten (VROS) 255 12.5 Systemen voor doormelding en bevraging 256 12.5.1 De automatische doormeldmodule 256 12.5.2 Het Intranet Verdachte Transacties 256 12.5.3 Het FIU-netwerk 259 12.6 Reflectie 259

Inhoud 9 13 Transactie-informatie: de resultaten van de verwerking 269 13.1 Resultatenoverzicht 269 13.2 Informatieproducten 270 13.2.1 De ongebruikelijke transacties 270 13.2.2 De verdachte transacties en de doormeldingen 277 13.2.3 Netwerkanalyses 280 13.2.4 BLOM-dossiers 280 13.2.5 Processen-verbaal 282 13.2.6 Rechterlijke uitspraken 286 13.2.7 Inlichtingen 286 13.2.8 De nieuwsbrief van MOT en BLOM 286 13.3 Informatieverzoeken 287 13.3.1 Artikel 10-vragen 287 13.3.2 IVT-bevragingen 288 13.3.3 LOvJ-verzoeken 291 13.3.4 Analyseverzoeken 295 13.4 Hulpmiddelen: typologisch onderzoek 295 13.5 Reflectie 296 14 Transactie-informatie: de bijdrage aan onderzoek 305 14.1 Overzicht opsporingsonderzoeken 305 14.2 Het verkennend onderzoek 306 14.3 Het opsporingsonderzoek 307 14.4 Het strafrechtelijk financieel onderzoek 312 14.5 Het gerechtelijk vooronderzoek 313 14.6 Het onderzoek ter terechtzitting 314 14.7 Reflectie 315 15 Naar een nieuw conceptueel model 319 15.1 Fundamentele uitgangspunten 320 15.2 Verandering van metafoor: van keten naar warenhuis 321 15.2.1 Functie-integratie van MOT, BLOM, FIU, BOOM, KFR en FEC 324 15.2.2 De backbone 324 15.2.3 De klanten, vloeren, producten en diensten 326 15.2.4 De zeggenschap 327 Summary 331 Bijlage 1 Literatuur 337 Bijlage 2 Documenten en archiefstukken 339 Bijlage 3 Samenstelling van de begeleidingscommissie 344

Bijlage 4 Tijdlijn 345 Bijlage 5 Geïnterviewden 355

Gebruikte afkortingen Abrio AIVD Autoriteit FM BIRS BLOM BFE BFO BFR BFT BOOM BRO BRT BVD BZK CCF Cczwacri CEBES CIDSI CIE dcri CJIB DGWRR DNB DRO FATF FINPOL FEPP FEC FIOD-ECD FIU FP GVO HARM HKS HOvJ IFT IGO IPS IRT IVT Aanpak Bedrijfsvoering Recherche, Informatiehuishouding en Opleidingen Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (voormalige BVD) Autoriteit Financiële Markten Bureau Internationale Rechtshulp in Strafzaken Bureau ter ondersteuning van de landelijk officier van justitie inzake MOT Bureau Financiële Eenheid Bureau Financiële Ondersteuning Bureau Financiële Recherche Bureau Financieel Toezicht Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie bovenregionaal recherche overleg bovenregionaal recherche team Binnenlandse Veiligheidsdienst Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Coördinatiecommissie fraude Coördinatiecommissie zware criminaliteit Conservatoir executoriaal beslagsysteem CID-Subjecten Index Criminele Inlichtingen eenheid divisie Centrale Recherche Informatie Centraal Justitieel Incassobureau directeur-generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand De Nederlandse Bank Dienst Recherche Onderzoeken (voorheen LRT) Financial Action TaskForce Financiële Politiedesk Financieel Expertise Platform Politie Financieel Expertise Centrum Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst-Economische Controledienst Financial Intelligence Unit Functioneel Parket Gerechtelijk Vooronderzoek Hit and Run Money Laundering Herkenningsdienstsysteem hoofdofficier van justitie Interregionaal Fraudeteam Informatiegestuurde Opsporing Informatie Productie Systeem Interregionaal Rechercheteam Intranet Verdachte Transacties

12 Uit onverdachte bron KFR Kenniscentrum Financieel Rechercheren KLPD Korps Landelijke Politie Diensten LBF Landelijk Bureau Fraude LBOM Landelijk Bureau Openbaar Ministerie (thans Landelijk Parket) LOO Landelijk ontnemingsoverleg LOvJ Landelijk Officier van Justitie LP Landelijk Parket LRT Landelijk Rechercheteam (thans DRO) MARS Message Archive and Routing System MBA MOT-BLOM analyse-unit MBM Minimum Basis MOT MOT Meldpunt Ongebruikelijke Transacties MOTION MOT Informatie Online Netwerk MRO Melding Rechercheonderzoeken MvJ Ministerie van Justitie NPC Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing NR Nationale Recherche MvF ministerie van Financiën NIK Nationaal Informatieknooppunt NRI dienst Nationale Recherche Informatie OM Openbaar Ministerie PG procureur-generaal PVK Pensioen- en Verzekeringskamer PROMOTION Project rechtstreekse output MOTION RFT Raad van Financiële Toezichthouders RWOV Referentiekader Werkprocessen Opsporing en Vervolging RvHc Raad van Hoofdcommissarissen VPO voorbereiding prioriteitenoverleg VROS Vewijzingsindex Rechercheonderzoeken en Subjecten sfo strafrechtelijk financieel onderzoek SIOD Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst Wif Wet identificatie bij financiële dienstverlening 1993 Sr Wetboek van Strafrecht WID Wet identificatie bij dienstverlening WODC Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Sv Wetboek van Strafvordering Wwk Wet inzake de Wisselkantoren

Verklaring van begrippen Buffer Conversie Criminele inlichtingen eenheid Financieel rechercheren Handhaving Indicator Integration Keno-sleutel Layering Het bestand bij het MOT met ongebruikelijke transacties die niet als verdacht zijn doorgemeld aan opsporingsinstanties. Het door systematische registratie, vergelijking, analyse en verrijking van gemelde gegevens bepalen of een ongebruikelijke transactie als verdacht kan worden aangemerkt. De eenheid bij de regionale politiekorpsen, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit beheer regionale politiekorpsen alsmede de eenheid bij het Korps landelijke politiediensten, bij de bijzondere ambtenaren van politie (rijksrecherche) en bij de Koninklijke marechaussee, belast met de taak, bedoeld in artikel 2; Een vorm van onderzoek waarbij ten behoeve van de handhaving financiële deskundigheid wordt aangewend. Financieel rechercheren draagt in tactisch onderzoek bij aan het verzamelen van bewijsmateriaal; het vaststellen van de omvang en het ontnemen van het wederrechtelijk verkregen vermogen; het traceren van vermogensbestanddelen en/of criminele organisaties. Het optreden dat is gericht op het tot gelding brengen van regelgeving. Hieronder valt zowel het toezicht, de eerste stap in de handhaving als verderop in de keten, de reactie op een geconstateerde overtreding door middel van reparatoire of punitieve sancties. Criterium op basis waarvan transacties moeten worden gemeld aan het MOT als ongebruikelijk. Integratie: de derde en laatste fase van witwassen waarbij het vermogen in de bovenwereld wordt geïnvesteerd. Een combinatie bestaande uit een aantal letters van voor- en achternaam van een subject en het geboortejaar. De sleutel wordt gebruikt om een verwijzingsindex te creëren met behulp waarvan naar gegevens betreffende dezelfde persoon in ongelijksoortige databestanden met een verschillende structuur kan worden verwezen. Versluiering: de tweede fase in witwassen waarbij een opeenvolging van soms complexe financiële transacties wordt uitgevoerd met als doel de oorsprong van het vermogen te verhullen.

14 Uit onverdachte bron Match Vergelijking van het bestand met ongebruikelijke transacties en subjectgegevens die zijn opgenomen in andere gegevensbestanden teneinde vast te stellen of de transactie van ongebruikelijk ook als verdacht kan worden bepaald. Moneytransfer Het in het kader van een geldelijke overmaking in ontvangst nemen van gelden of geldswaarden ten einde deze gelden of geldswaarden al dan niet in dezelfde vorm elders betaalbaar te stellen of te doen stellen, dan wel het in het kader van een geldelijke overmaking betalen of betaalbaar stellen van gelden of geldswaarden, nadat deze gelden of geldswaarden elders al dan niet in dezelfde vorm ter beschikking zijn gesteld. Ongebruikelijke transactie Een transactie die aan de hand van de ingevolge artikel 8 Wet MOT bepaalde indicatoren als zodanig wordt aangemerkt. Placement Plaatsing: de eerste fase in het witwassen waarbij het contante geld in het financiële verkeer wordt gebracht. Politieregister Een samenhangende verzameling van op verschillende personen betrekking hebbende persoonsgegevens die langs geautomatiseerde weg wordt gevoerd of met het oog op een doeltreffende raadpleging van die gegevens systematisch is aangelegd, en die is aangelegd ten dienste van de uitvoering van de politietaak. Proces Een serie transformaties tijdens de doorvoer als gevolg waarvan het ingevoerde element verandert in plaats, stand, vorm, afmeting, functie, eigenschap of enig ander kenmerk. Profiel Persoonskenmerken van subjecten die verdachte transacties verrichten (o.a. geslacht, leeftijd en nationaliteit). Smurfen Een wit te wassen bedrag in kleine hoeveelheden splitsen en in het betalingsverkeer brengen om zo onder de meldgrens voor de Wet MOT te blijven. Transactie Een handeling of samenstel van handelingen van of ten behoeve van een cliënt in verband met het afnemen of het verlenen van één of meer diensten. Typologie Kenmerken van transactie(s) die indiceren dat er sprake is van verdachte transactie(s) (o.a. bestemmingsland, type dienst, bedrag, tijdstip,

Verklaring van begrippen 15 Verdachtbepaling Verdachte transactie Witwassen Zwacri-register locatie, frequentie) die verband houden met een bepaalde delictsoort. Het proces waarin door systematische registratie, vergelijking, analyse en verrijking van gemelde gegevens wordt bepaald dat een ongebruikelijke transactie voldoet aan de eisen om te worden doorgemeld aan een opsporingsinstantie. Een ongebruikelijke transactie die conform artikel 3,onderdeel b, van de Wet melding ongebruikelijke transacties aan opsporings- en vervolgingsinstanties is verstrekt. Het proces waarbij geprobeerd wordt crimineel verkregen geld ogenschijnlijk een legale herkomst te geven, en de illegale herkomst wordt versluierd. Niet alleen het conversieproces van illegaal naar legaal, maar ook het economisch aanwenden van crimineel geld wordt gezien als witwassen. Een politieregister dat is aangelegd met het oog op de uitvoering van de politietaak, voor zover het betreft misdrijven als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, die in georganiseerd verband worden beraamd of gepleegd en gezien hun aard of de samenhang met andere misdrijven die in georganiseerd verband worden beraamd of gepleegd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren of, misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld; en bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven misdrijven als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, die gezien hun aard of de samenhang met andere door betrokkene begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren.

Leeswijzer Dit rapport doet verslag van een evaluatief onderzoek naar de verwerking en het gebruik van informatie uit financiële en niet-financiële transacties met een ongebruikelijk dan wel verdacht karakter. Op meerdere manieren is getracht ook de niet-ingewijde lezer kennis te laten nemen van het functioneren en de inrichting van de keten ongebruikelijke transacties. Het rapport begint om die reden met het hoofdstuk Conclusies en aanbevelingen, in plaats van ermee te eindigen. Dat voorkomt ook dat in een samenvatting allerlei zaken uit juist een concluderend hoofdstuk nog eens worden herhaald. Veel lezers zullen volstaan met het kennis nemen van dit eerste hoofdstuk en dat geeft hen een vrij compleet beeld van de belangrijkste vaststellingen die in het onderzoek zijn gedaan. Aanbevelingen worden op twee manieren gepresenteerd: afzonderlijk en als integraal onderdeel van een suggestie voor een nieuw conceptueel model. Voor de onderbouwing van de aanbevelingen is kennisname van de hoofdtekst aan te raden. Het rapport is opgedeeld in 15 hoofdstukken. De meeste daarvan sluiten af met een reflectieparagraaf waarin de onderzoekers de in het desbetreffende hoofdstuk gedane vaststellingen verder verdiepen. Het doornemen van de reflectieparagrafen is een snelle manier om een beeld krijgen van de inhoud van het totale rapport. Na het eerste hoofdstuk met de conclusies en aanbevelingen volgt in hoofdstuk 2 een introductie op de keten. Daarin wordt de lezer vertrouwd gemaakt met de belangrijkste kenmerken van het Nederlandse meldsysteem. Hoofdstuk 3 bestaat uit een verantwoording van de opzet van het onderzoek en bevat geen inhoudelijke constateringen en uitspraken. Hoofdstuk 4 gaat in op de ontwikkeling van de keten over een periode van 15 jaar. De feiten waarop die beschouwing is gebaseerd, zijn in de vorm van een tijdlijn opgenomen in bijlage 4. Het beleidskader waarbinnen de actoren in de keten ongebruikelijke transacties hun activiteiten verrichten, staat centraal in hoofdstuk 5. Daarna volgen vier hoofdstukken waarin gegroepeerd naar domeinen, de actoren die tot de keten ongebruikelijke transacties kunnen worden gerekend aan bod komen. Dat geeft aanleiding tot een aantal constateringen over de besturing van de keten in hoofdstuk 10. Na dit hoofdstuk gaat het rapport over van een beleidsmatige en organisatorische benadering, naar een procesoriëntatie. In de hoofdstukken 11 tot en met 14 worden achtereenvolgens de inrichting van het verwerkingsproces van transactie-informatie beschreven, de systemen die daarbij worden gebruikt, de resultaten die dat oplevert, en het gebruik van die resultaten in opsporingsonderzoeken. Het rapport sluit af met een hoofdstuk waarin een nieuw conceptueel model wordt geïntroduceerd ter verruiming van het denken over de verwerking en het gebruik van transacties in termen van een keten.

1 Conclusies en aanbevelingen Dit onderzoeksrapport begint met wat normaal gesproken als laatste hoofdstuk wordt aangetroffen. Na een korte introductie van de vraagstelling die aan het onderzoek naar de keten ongebruikelijke transacties ten grondslag heeft gelegen, worden de belangrijkste constateringen toegelicht. Dat leidt tot een groot aantal aanbevelingen die afzonderlijk zijn beschreven, en als onderdeel van een suggestie voor een nieuw conceptueel kader. Daarna volgt een reflectie op de condities die bepalend zijn voor de ontvangst en opvolging van de onderzoeksbevindingen om tot slot af te ronden met een centrale conclusie. 1.1 De probleemstelling Nederland kent vanaf de inwerkingtreding van de Wet MOT in 1994 een meldingsplicht voor ongebruikelijke transacties. De invoering van het systeem is een direct gevolg van daartoe gemaakte internationale afspraken. Wat een evaluatie zoals die nu voorligt ook oplevert: ons land zal aan zijn verplichtingen moeten blijven voldoen. Deze vaststelling is volgens een niet onbelangrijk deel van het onderzoeksveld mede de reden geweest dat over de effectiviteit van de meldingsplicht wel is geklaagd, maar dat er vervolgens weinig over is gediscussieerd. Tot op zekere hoogte voorziet dit onderzoek daarin. Met als belangrijke restrictie dat het verwerkingsproces van transactie-informatie bij de melders van ongebruikelijke transacties niet in de onderzoeksopdracht was opgenomen, net zo min als een internationale en juridische verkenning. De probleemstelling die aan de evaluatie van de keten ongebruikelijke transacties ten grondslag ligt, is uitgewerkt in vier vragen: 1 Welke knelpunten doen zich voor bij de verwerking van ongebruikelijke en verdachte transacties? 2 Welke knelpunten doen zich voor bij de opsporing en vervolging van witwaspraktijken door de MOT-ketenorganisaties? 3 Waar en hoe kan de effectiviteit van de ketenorganisaties worden verbeterd? 4 Waar en hoe kan de effectiviteit van de MOT-keten als geheel worden verbeterd? Binnen het kader van deze vragen diende afzonderlijk aandacht te worden besteed aan de effectiviteit van wijzigingen in werkwijze en afstemming tussen ketenorganisaties in het kader van terrorismebestrijding en de euroconversie. Het onderzoek is door het ministerie van Justitie aangevraagd bij het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Met als belangrijk achterliggend doel om de opbrengst van de keten te maximaliseren.

20 Uit onverdachte bron In opdracht van het WODC is het onderzoek uitgevoerd door Faber organisatievernieuwing b.v. Voor het beschrijven van de uitkomsten van het onderzoek is de vraagstelling verder gedetailleerd naar de doelstelling van de keten, de opbrengst van de meldingsplicht, de keten op zichzelf, en het verwerkingsproces van transactie-informatie. 1.2 Conclusies over de doelstelling van de keten Het ontbreken van een koers en een richting Alle aanpassingen van de meldingsplicht en de inspanningen van de organisaties die met elkaar worden geacht een keten te vormen ten spijt, ontbreekt het aan een doel waar dat allemaal toe zou moeten leiden. Dat wordt in de hand gewerkt doordat, zoals hierboven beschreven, het bestaan van de meldingsplicht niet afhankelijk is van de mate van doelbereiking. Met dit gegeven als achtergrond is het beantwoorden van de rendementsvraag van de keten een hachelijke onderneming. Want hoe te komen tot een beoordeling als uitspraken over de gewenste bijdrage niet voorhanden zijn, evenmin als over de wijze van het afleiden en meten van die bijdrage? Moeilijke vragen die in de praktijk van de keten eerder leiden tot het er maar niet over hebben dan tot diepgaande gedachtewisseling. Het gevolg van het ontbreken van een doelstelling is dat betrokkenen er uiteenlopende verwachtingen op na kunnen houden. Vervolgens worden die geprojecteerd op de eigen taakuitvoering en op die van anderen. Zo is het MOT trots op het aantal verwerkte ongebruikelijke en verdachte transacties maar ontbreekt het aan een referentiekader waarmee kan worden beoordeeld of het daar wel om gaat en of dat ook ergens toe bijdraagt. Het BLOM wordt erop aangesproken dat het onvoldoende in staat zou zijn om de verwachtingen van de politie door te vertalen naar het MOT. Terwijl dat overigens buiten haar verantwoordelijkheid ligt. Het meldsysteem vormt een doel op zich Door het ontbreken van duidelijke en genormeerde doelstellingen lijken de meldingsplicht en het meldsysteem een doel op zich te zijn geworden. Oplossingen voor knelpunten in de keten worden daarom niet getoetst op de mate waarin ze bijdragen aan de doelbereiking maar op consequenties voor de eigen achterban in termen van vereiste bedrijfsvoeringsaanpassingen en uitvoeringskosten. Met name geldt dit voor de meldingsplichtige instellingen. Het is begrijpelijk dat belangen in het oog worden gehouden maar in de bijna tien jaar dat de keten ongebruikelijke transacties bestaat, lijkt de blik afgedwaald van de opsporing en voorkoming van misdrijven als bijdrage aan de integriteit van het financiële stelsel. Door de jaren heen zijn

Conclusies en aanbevelingen 21 vooral de belangen van de melders centraal komen te staan. Wat een wettelijke meldingsplicht is, lijkt afgaande op discussies in de Begeleidingscommissie MOT steeds meer te worden geïnterpreteerd als een meldrecht. Het meldsysteem is een doel op zich geworden en door gebrek aan voorstelling van de resultaten van die keten is dat versterkt. Systeemaanpassingen zoals de overgang naar een risk-based stelsel worden vooral ingegeven door de wens tot verlichting van de administratieve druk op de melders, en in veel mindere mate door gewenste verbetering van de uiteindelijke resultaten. Wegens gebrek aan zicht op die doelbereiking weet de overheid ook maar weinig argumenten in stelling te brengen die pleiten voor handhaving van de rule-based situatie, laat staan voor een uitbreiding daarvan. De positie van die overheid is er als gevolg van het bij voortduring niet kunnen voorzien in terugkoppeling naar de melders over de opvolging van transactie-informatie, niet sterker op geworden. Witwasbestrijding kent een lage prioriteit Voor organisaties waarvan de kerntaak afhangt van transactie-informatie is het onbegrijpelijk dat anderen het belang van die informatie niet voldoende zien. Maar in de wereld buiten het MOT, het BLOM, het ministerie van Financiën en de FIOD-ECD is op het handhavingsterrein van alles aan de hand. En ook al zullen mensen met witwasbestrijding als hoofdtaak anders betogen: het is niet het eerste middel om leefbaarheidsvraagstukken op het niveau van de politieregio s te lijf te gaan. Als men aandacht wil eisen van de politieregio s voor de aanpak van witwassen, houdt dat automatisch het wedijveren in met andere prioriteiten (zowel landelijke als regionale). De balans valt dan voorspelbaar negatief uit voor het witwassen. Een dergelijke afweging doet zich niet uitsluitend bij deze delictsoort voor. Fraude krijgt als resultaat van dezelfde afweging ook lage prioriteit, maar dat thema komt in ieder geval nog voor in de landelijke speerpunten. Bovendien zijn er nog aparte opsporingsteams mee belast. Ten opzichte van verschillende fraudevormen is de ernstbeleving van witwassen onder politiemensen hoger. Dat komt door de verbinding van witwassen met een gronddelict als de handel in verdovende middelen, dat op een hoge verontwaardiging van de politie kan rekenen. Als bovendien het witwassen zich ook nog als heterdaad aandient (wat bij fraude zelden het geval is), zijn politiemensen graag bereid om op te treden. Dat optreden heeft in dat geval niet te maken met op regionaal niveau vastgestelde beleidsprioriteiten die overigens vooral betrekking hebben op leefbaarheidsvraagstukken en de problematiek van veelplegers. Daarin komt witwassen niet voor, evenmin trouwens als in landelijk vastgestelde prioriteiten. Ook op nationaal niveau wordt behalve door het ministerie van Financiën aan witwasbestrijding geen prioriteit toegekend. Delictsoorten in de vermogenssfeer gaan vaak gepaard met witwassen. Vanuit het oogpunt van succesvolle vervolging voegt het tenlasteleggen van witwassen naast het gronddelict vaak weinig toe in de vorm van bijvoor-

22 Uit onverdachte bron beeld extra te verwachten strafoplegging. De keuze voor het primair tenlasteleggen van witwassen is in dat geval een toevlucht, op het moment dat bewijsmiddelen voor het gronddelict niet ruim voorhanden zijn. Het is verklaarbaar en begrijpelijk dat de politieregio s vooral aandacht besteden aan de problematiek waarop men in het eigen verzorgingsgebied wordt aangesproken. Witwassen valt daar niet onder. Problematiseren van die situatie draagt weinig bij tot de oplossing en zal op zijn hoogst marginale en dan ook nog tijdelijke effecten kennen. 1.3 Conclusies over de opbrengst van de meldingsplicht Tien jaar meldingsplicht heeft weinig kennis opgeleverd In de tien jaar dat de meldingsplicht bestaat, zijn er honderdduizenden ongebruikelijke transacties gemeld (alleen in 2002 waren het al bijna 138.000). Transacties die vooral zijn beoordeeld op hun bijdrage aan concrete opsporingsonderzoeken en weinig universele inzichten en kennisproducten waar die inzichten in zijn vastgelegd, hebben opgeleverd. Er wordt veel geregistreerd en het Jaarlijks Verslag van het MOT geeft keurig aan welke stijgingen en dalingen in het aantal ongebruikelijke en verdachte transacties hebben plaatsgevonden. De vraag welke betekenis daaraan moet worden toegekend vanuit het oogpunt van de witwasproblematiek of de integriteit van het financiële stelsel blijft hoofdzakelijk onbeantwoord. Het recent verschenen rapport van het FEC naar de transacties bij wisselkantoren versterkt dat beeld. Eén van de fundamentele conclusies uit het onderzoek luidt dan ook dat tien jaar meldingsplicht Nederland onvoldoende wijzer heeft gemaakt als het gaat om inzicht in bijvoorbeeld geldstromen en witwassen. De aandacht is te eenzijdig gericht geweest op het genereren van en bijdragen aan opsporingsonderzoeken en te weinig op het verkrijgen van kennis ten behoeve van bijvoorbeeld preventief en proactief handelen. De overgang van rule-based naar risk-based komt te vroeg Op het moment dat geconstateerd wordt dat de meldingsplicht te weinig fundamentele inzichten heeft opgeleverd, staat die meldingsplicht op het punt te worden aangepast. Ter reductie van het aantal meldingen wordt het al dan niet melden van concrete transacties voor de traditionele melders (de melders vanaf het eerste uur) meer afhankelijk gemaakt van de subjectieve inschatting van de melder zelf. Nu vindt een groot deel van de meldingen nog plaats op basis van objectieve criteria. Deze voorgenomen systeemaanpassing van rule-based naar risk-based komt te vroeg en is ingegeven door het verkeerde motief. Hoofdzakelijk bedrijfseconomische en bedrijfsvoeringtechnische overwegingen liggen eraan ten grondslag zonder te weten wat de feitelijke effecten zullen zijn voor het potentiële rendement van transactie-informatie. Inschattingen van die effecten berusten op