Advies nieuwe CO 2 emissiefactor voor aardgas vanaf 1990

Vergelijkbare documenten
Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. nationale monitoring 2014 en emissiehandel 2014

Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. kalenderjaar 2011 en emissiehandel 2012

Berekening van de standaard CO 2 -emissiefactor aardgas t.b.v. nationale monitoring 2016 en emissiehandel 2016

Vaststellingsmethodieken voor CO 2 -emissiefactoren van aardgas in Nederland

Broeikasgasemissies in Nederland,

Broeikasgasemissies in Nederland,

Nederlandse lijst van energiedragers en standaard CO 2 -emissiefactoren

Aardgaskwaliteit en het meten van NOx-emissies

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Emissies van broeikasgassen door de land- en tuinbouw,

Validatie CO2-reductiemodel Nuon warmtenetten Publieke samenvatting. TNO-rapport TNO 2018 R10435

Broeikasgasemissies in Nederland,

Energieverbruik. Thermisch vermogen (GWth)

"^&& groningen 1/) CC UJ 2 5 MEI Aan Provinciale Staten. Datum Briefnummer Zaaknummer Behandeld door Telefoonnummer Antwoord op

BEMS emissie-eisen en de veranderende G-gaskwaliteit

Rapportage van emissiemetingen

Energieprijzen in vergelijk

Curaçao Carbon Footprint 2015

Jaarverslag Criteria. Conform niveau 3 op de CO2- prestatieladder 3.0 en ISO norm. Opgesteld door Paraaf. Datum Versie 2

Onrendabele top berekeningen voor bestaande WKK J.S. Hers W. Wetzels A.J. Seebregts A.J. van der Welle

Het gebruik van het blancheerrendement als indicator voor het verwerkingsrendement.

Broeikasgasemissies in Nederland per sector,

5.B.1_1 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2015 H1 + H2. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B.

CO 2 -uitstoot 2011 gemeente Delft

Het Europese Emissiehandel systeem ( ETS) Speerpunt van het Europese klimaatbeleid Impact op de Europese Staalsector

Emissies naar lucht door de energievoorziening,

Werken met de SCi-547 en SCi-548. Jody Schinkel, Suzanne Spaan, Ko den Boeft, Jan Tempelman

3.A.1-2 Emissie inventaris rapport 2016

Nederlandse lijst van energiedragers en standaard CO 2 - emissiefactoren, versie januari 2012

Emissies naar lucht door de energievoorziening,

Nederlandse lijst van energiedragers en standaard CO2 emissiefactoren, versie januari Datum Januari 2018 Status Definitief

Het blijkt dat dit eigenlijk alleen lukt met de exponentiële methode.

Energie meetplan Conform niveau 3 op de CO2-prestatieladder 2.1

Hoe eenvoudig is een gemiddelde? 23 juni NENInfodag. Wim Burgers RWS-WVL-InfoMil

Emissiehandel: Commissie geeft groen licht voor nog eens 8 plannen zodat de handel zoals gepland van start kan gaan

Intentieovereenkomst samenwerking gemeenten Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a.

BIJLAGE D BIJ ONTWERP METHODEBESLUIT

Review CO 2 -studie ZOAB Rasenberg

Voortgangsrapportage. Inhoud

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

Op grond van artikel 28 uit het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269) bieden wij U hierbij aan de provinciale rapportage Luchtkwaliteit 2003.

Energie meetplan Conform niveau 3 op de CO2-prestatieladder 2.1

Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling

CO2-emissies uit elektriciteitsopwekking binnen ETS. Bart van Wezel, Reinoud Segers, Bas Guis en Kathleen Geertjes

EMISSIE INVENTARISATIERAPPORT

Energiemeetplan Conform niveau 3 op de CO2-prestatieladder 2.2

Evaluatie volumebepalingssysteem

Emissie-inventarisrapport

Bestuur bewonersvereniging Het Breed p/a F. Witzen Het Hoogt GX AMSTERDAM. 22 maart 2010 stookkosten Eneco. Geachte bestuursleden,

Deelrapport Luchtkwaliteit Aanvulling

Emissies naar lucht door de industrie,

Broeikasgasemissies in Nederland per sector,

BIJLAGE V. Technische bepalingen inzake stookinstallaties. Deel 1. Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties

Gassnelheid en volume metingen. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de meting voor gassnelheid en volume

De vormvrije m.e.r.-beoordeling: vereisten

5.B.1_1 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2016 H1 + H2. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B.

PRAKTISCHE INVULLING VOOR OPTIMALISATIEMODEL PLAATSING GEURSENSOREN. Door: Bertus van der Weijst Stagiair Wageningen Universiteit

Hoe zorgen we dat de woningeigenaar kiest voor klimaatneutraal verwarmen? Frans Rooijers 3 april 2018

Onderzoek kosten actualisatie BEES B Pieter Kroon/Wouter Wetzels; ECN Beleidsstudies

Betreft: Rapportage analyse geprognosticeerde kostenstijging jeugdhulp gemeente Zoetermeer

De herziening van het EU ETS: de 4e handelsperiode

Toepasbaarheid meetgegevens Geluidsnet voor validatieprocedure

1 Inleiding en verantwoording 2. 2 Beschrijving van de organisatie 2. 3 Verantwoordelijke 2. 4 Basisjaar en rapportage 2.

CO 2 -uitstootrapportage 2011

Emissies door de zeescheepvaart,

5.B.1_2 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2016 H1. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B.2

De kaderstellende rol van de raad bij complexe projecten

Evaluatie volumebepalingssysteem

PEMS KWALITEIT EISEN. Predictive Emission Monitoring Systems

Resultaat Toetsing TNO Lean and Green Awards

ENERGIEMANAGEMENT ACTIEPLAN. 3 oktober 2013

Emissies naar lucht door huishoudens,

Tevredenheidsnormering HBO-monitor

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 oktober 2012 (30.10) (OR. en) 15606/12 ENV 823 ENT 277

Transportrisicoberekening N348 ter hoogte van Lemelerveld, gemeente Dalfsen

1 Inleiding en verantwoording 2. 2 Beschrijving van de organisatie 2. 3 Verantwoordelijke 2. 4 Basisjaar en rapportage 2.

Lozingen vanuit tandartspraktijken

Instituut voor Toegepaste Milieu-Economie

Disclaimer. De getoonde informatie in deze presentatie is gebaseerd op een concept template. Hier kunnen dan ook geen rechten aan ontleend worden.

Gemeente Delft. Doc./bijlage. Pft^unthr

Reductie van ammoniak- en methaanemissie via het voerspoor

Energie meetplan

Arnold Maassen Holding BV. Verslag energieaudit. Verslag over het jaar G.R.M. Maassen

Antwoorden op veel gestelde vragen over de folder Chroom-6 en ziekten: wat is er bekend uit de wetenschap?

Opdrachtgever: Directie HKV lijn in water. 3.A.1 CO 2 -emissie inventaris eerste helft ten behoeve van de CO 2 -Prestatieladder

Energie meetplan Conform niveau 5 op de CO2-prestatieladder 3.0

FS A. A: Beschrijving van de voorgestelde werkwijze B: Toelichting op het MSP en identificatie proces

Bouwwegen beslisnotitie bouwweg in nabijheid Veessen

Directie Toezicht Energie (DTe)

West-Friesland: warmte in transitie. Cor Leguijt, VVRE, 6 april 2017

Ketenanalyse Huisvestingsadvies aan bankfiliaal

Koningskade 4 Postbus EC Den Haag. Veilingen emissierechten 2016

Nawoord Rekenkamercommissie (rkc) op de bestuurlijke reactie.

Aanvulling ISSO 39: definitie en monitoring van de SPF van bodemenergiesystemen

Gemeente Haarlem. Drs. Jur Botter, MPA. Retouradres: Stadhuis, Postbus PB Haarlem

5.B.1_2 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2017 H1. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B.2

Notitie Vergelijking Plateau- en Klagenfurtalternatief Rijksweg 74 ten aanzien van luchtkwaliteit

Wijzigingsplan Fasering Maastricht Aachen Airport. Gemeente Beek / Gemeente Meerssen

Transcriptie:

Advies nieuwe CO 2 emissiefactor voor aardgas vanaf 1990 Drs. H.H.J. Vreuls 21 maart 2006 Advies nieuwe CO 2 emissiefactor aardgas vanaf 1990 1 SenterNovem

Inhoudsopgave Advies nieuwe CO 2 emissiefactor voor aardgas vanaf 1990 3 Toelichting bij het advies voor nieuwe CO 2 emissiefactor voor aardgas vanaf 1990 6 Inleiding 6 Achtergrond 6 Eerdere aanpassing is noodzakelijk 7 Keuzemogelijkheden voor nieuwe waarden 7 De belangrijkste gevolgen van een nieuwe emissiefactor 10 Bijlage 1: CO 2 emissiefactoren (EF) van aardgas 1990 en 2003/04 12 Advies nieuwe CO 2 emissiefactor aardgas vanaf 1990 2 SenterNovem

Advies nieuwe CO 2 emissiefactor voor aardgas vanaf 1990 Tot op heden is in rapportages over emissies van aardgas uitgegaan van aardgas van Groningen kwaliteit, ook aangeduid als gas van het Slochterenveld, en de representativiteit daarvan voor de Nederlandse situatie. Op basis hiervan is in de Nederlandse lijst van energiedragers en standaard CO 2 emissiefactoren (december 2004) de factor voor aardgas op 56,1 kg/gj CO 2 opgenomen. Naar aanleiding van nieuwe gegevens onder het allocatieplan voor ETS kwamen echter signalen dat eerdere revisie (gepland was in 2007) wenselijk was. Op verzoek van het Ministerie van VROM is deze zaak nader onderzocht. In samenspraak met VROM heeft SenterNovem een ad hoc klankbordgroep geformeerd met o.a. experts van betrokken instituten. Deze heeft de eerste bevindingen besproken, alsmede de daaruit te trekken conclusies. Er is een nadere analyse gedaan van meetgegevens van de Gasunie 2003/2004, alsmede van achtergrondinformatie en rapporten. Hierbij is ook gekeken naar meer gedetailleerde beschikbaar gekomen gegevens over 1990. Geconcludeerd is dat de huidige CO 2 emissiefactor van aardgas (56,1 kg/gj CO 2 ) niet meer actueel is. Uit meetgegevens is gebleken dat zowel in 1990 als in 2003/2004 de gemiddelde landelijke factor 56,8 kg CO 2 per GJ energie (onderwaarde) is. Er blijkt namelijk een behoorlijke regionale spreiding te bestaan in de samenstelling van aardgas. Dit is gebleken uit de metingen in 2003/2004 bij 34 meetstations: de laagste gemeten waarde is 54,96 kg/gj en de hoogste gemeten waarde 60,02 kg/gj. Nadere analyse heeft aangegeven, dat ook in 1990 deze regionale spreiding veel groter was dan tot nu toe was aangenomen en dat het Slochteren gas dus minder representatief was voor de totale Nederlandse situatie als tot nu toe aangenomen. Dit heeft gevolgen voor de te hanteren emissiefactor in Nederland. Op basis van het TNO rapport Vaststellingsmethodieken voor CO 2 -emissiefactoren van aardgas in Nederland en de onderliggende memoranda van Gasunie Enginering & Technology over CO 2 emissiefactor 2003/2004 en 1990 en in lijn met de bespreking in de klankbordgroep maken wij in dit memo hierbij een onderscheid tussen: De Emissieregistratie en de daaruit gegenereerde gegevens voor rapportages aan de UNFCC en Het systeem van de Europese CO 2 emissiehandel (ETS) Met betrekking tot de rapportages in het kader van het Klimaatverdrag en het Kyotoprotocol wordt voorgesteld: a. Aan de stuurgroep Emissieregistratie voor te stellen om voor de hele periode vanaf 1990 een nieuwe gemiddelde landelijke factor 56,8 kg CO 2 per GJ energie te hanteren; b. Onmiddellijk een onderzoek te (laten) starten gericht op de mogelijke variatie in de landelijk gemiddelde factor sinds 1990; c. Afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek te beslissen of en zo ja welke factoren voor andere dan nu onderzochte jaren (1990 en 2003 en 2004) gehanteerd zouden moeten worden; d. Afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek én beslissingen over de monitoring bij de 2 e handelsperiode van de CO 2 emissiehandel te beslissen over de factoren in de periode na 2004, in het bijzonder de periode 2008-2012. Tijdens de bijeenkomst van de klankbordgroep is met betrekking tot de CO 2 emissiehandel een voorkeur uitgesproken voor de variant om zowel voor de allocatie als voor de monitoring te werken met een landelijk gemiddelde factor (die immers gebaseerd is op een groot aantal metingen) in Advies nieuwe CO 2 emissiefactor aardgas vanaf 1990 3 SenterNovem

combinatie met het individueel afgenomen en gemeten volume. Bij deze voorkeur is een belangrijke voorwaarde aangegeven, namelijk de aanname dat de Europese Commissie deze factor ook moet beschouwen als een meting zoals gedefinieerd in de richtlijnen voor het ETS. Voorkeursopite handel Een collectieve meting van CO 2 uit aardgas op basis van een jaarlijks door Gasunie E&T vast te stellen bij voorkeur (grof) flow-gewogen nationale EF: Deze waarde is gebaseerd op (kwartiers)metingen op 34 meetpunten. Voor de allocatie is 56,8 kg CO 2 / GJ momenteel de best beschikbare waarde. Deze optie geeft indien de samenstelling van aardgas binnen de emissiehandelende bedrijven niet significant afwijkt van het totaal aardgas, de werkelijke emissies van de industrie en Nederland weer, is goedkoop, transparant, geeft bedrijven zekerheid, spreidt risico s en pijn door wisselende regionale gassamenstelling die buiten de invloedssfeer van de bedrijven liggen. Bezien moet worden of de metingen van één collectieve EF in combinatie met individueel gemeten afnamevolumes binnen de (nauwkeurigheids)eisen van de EU vallen. Daarnaast zal de Europese Commissie moeten instemmen dat deze collectieve meting in de plaats komt van individuele metingen bij de grote installaties. Een consequentie van deze keuze is dat de bedrijven niet meer toegestaan kan worden om individuele (gemeten) CO 2 -emissies voor verbranding van aardgas te rapporteren in emissiehandel of MJV omdat dit interfereert met het gebruik van de nationaal (gemiddelde) factor. Voor procesemissies met koolstofvastlegging is dit uiteraard wel toegestaan TNO-rapport Vaststellingsmethodieken pagina 17 Voor de emissiefactor voor aardgas in de CO 2 emissiehandel (ETS) willen wij ons vooralsnog terughoudend opstellen omdat de nieuwe monitoring richtlijnen nog in ontwikkeling zijn en de keuze mede bepaald worden door goedkeuring door de Europese Commissie. Daarom adviseren wij om: a. voor de allocatie, in samenhang met keuzes rond de monitoring, een keuze te maken uit: 1. of de landelijk gemiddelde factor 56,8 kg CO 2 per GJ 2. of aan iedere (van de circa 530) installaties de factor toe te wijzen van het overeenkomstige regionale meetpunt b. voor de monitoring onder het ETS zo spoedig mogelijk juridisch te laten toetsen of de volgende interpretatie voor bepaling van emissiefactoren (in het bijzonder voor verbrandingsprocessen) een juiste is: het hanteren van de landelijk gemiddelde factor in combinatie met het individueel afgenomen en gemeten volume bij de monitoring voldoet aan de voorschriften conform het niveau 3 van het ETS omdat deze waarde jaarlijks wordt vastgesteld op basis van een groot aantal metingen (> 30.000) op een redelijk aantal meetpunten (34) in het gasdistributienet; c. Indien de bovengenoemde interpretatie onder b niet voldoende blijkt, voor de monitoring de volgende interpretatie juridisch te laten toetsen: het hanteren van de relevante regionale emissiefactor als factor voor de installatie bij de monitoring impliceert een monitoring op het niveau 3 van de EU emissiehandelvoorschrifen omdat op het meetpunt sprake is van de situatie van één partij zoals bedoeld in de EU voorschriften d. Vooruitlopend op de juridische toetsing met de Gasunie overleg te (laten) starten over de haalbaarheid en financiële consequenties van een eventuele verdere verbijzondering van de onder c genoemde mogelijkheid vanaf het jaar 2008. Dit betreft het (via automatisering) 1:1 relateren van de in rekening gebrachte hoeveelheid aardgas en de daarbij behorende CO 2 emissie (en beide op de factuur vermelden). Verder adviseren wij u om te laten inventariseren voor welke andere regelingen de nieuwe inzichten van belang zijn. Bij het voorbereiden van dit advies zijn wij bij voorbeeld gestuit op de Regeling kooldioxide-index warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998 die expliciet een CO 2 emissiefactor hanteert die equivalent is aan 56,1 kg CO 2 /GJ. Advies nieuwe CO 2 emissiefactor aardgas vanaf 1990 4 SenterNovem

In de toelichting is bovenstaand advies verder uitgewekt. Voor een nadere onderbouwing willen verwijzen naar het bovengenoemde TNO rapport Vaststellingsmethodieken voor CO 2 - emissiefactoren van aardgas in Nederland. Advies nieuwe CO 2 emissiefactor aardgas vanaf 1990 5 SenterNovem

Toelichting bij het advies voor nieuwe CO 2 emissiefactor voor aardgas vanaf 1990 Inleiding Bij de voorbereidingen van het nationale allocatieplan voor de 2 e handelsperiode voor de emissiehandel (2008-2012) zijn er signalen afgegeven dat de standaard CO 2 emissiefactor van aardgas in de nationale brandstoflijst niet meer correct zouden zijn. Daarom heeft het Ministerie van VROM/DGM op 19 december 2005 aan SenterNovem (als nationaal loket internationale emissierapportages en kwaliteitsbewaking) verzocht om te onderzoeken: of voor deze factor eerder dan gepland aanpassing gewenst zou zijn (geplande heroverweging zou in 2007 plaatsvinden); wat een nieuwe waarde zou kunnen zijn; en hierover een advies uit te brengen, zo mogelijk voor 1 februari 2006. Tijdens de vergadering van de Stuurgroep Emissie Registratie van 25 april 2006 kan dan een besluit genomen worden over een eventuele aanpassing. In deze notitie worden deze aanbevelingen verder onderbouwd. Een uitgebreidere toelichting is opgenomen in het TNO rapport Vaststellingsmethodieken voor CO 2 -emissiefactoren van aardgas in Nederland van 21 maart 2006. Na een schets van de achtergrond wordt toegelicht dat een aanpassing van de emissiefactor noodzakelijk is. Voor een nieuwe waarde kan gekozen worden een viertal opties (een nationale factor, een set van regionale factoren, een factor voor laag- en een voor hoogcalorisch aardgas en als laatste bij ieder de mogelijkheid om jaarlijks een nieuwe factor vast te stellen of te werken met een meerjarige). De keuze voor de Emissieregistratie en de internationale rapportage is op dit moment eenvoudiger te maken dan voor de emissiehandel. Voor de internationale rapportage kan nu een nieuwe landelijke factor van 56,8 kg/gj gehanteerd worden en in de loop van het jaar kan over vervolgstappen beslist worden. Voor de emissiehandel moet voor de allocatie op korte termijn een keuze gemaakt worden uit twee mogelijkheden en is voorafgaand aan een definitieve keuze m.b.t. de monitoring in de periode 2008-2012 een juridische toetsing gewenst zijn. Achtergrond De huidige CO 2 emissiefactor heeft een vaste waarde van 56,1 kg CO 2 per GJ energie (onderwaarde). Deze factor is bepaald na onderzoek van TNO over verschillende emissiefactoren van brandstoffen [TNO rapport R2002/174 CO 2 emission factors for fuels in the Netherlands]. Daarin is naar voren is gebracht dat op basis van metingen en berekening in 1980 een specifiek Nederlandse emissiefactor 56,0 kg/gj zou kunnen zijn, gebaseerd op het zgn. Groninger gas. Vanwege de geringe verschillen met de IPCC standaard en al gemaakte afspraken bij het eerste allocatieplan van de CO 2 - emissiehandel is besloten de default IPCC waarde van 56,1 te hanteren. Een eerste signaal (een notitie van Infomil) over mogelijk andere emissiefactoren voor aardgas met een andere samenstelling dan Groningergas waren bekend bij de definitieve vaststelling van de brandstoflijst en hebben toen tot de beslissing geleid om bij de eerste herziening (in 2007) in ieder geval aardgas te bestuderen. Advies nieuwe CO 2 emissiefactor aardgas vanaf 1990 6 SenterNovem

Eerdere aanpassing is noodzakelijk Begin februari 2006 zijn nieuwe berekeningen van Gasunie Engineering & Technology (GTS) ter beschikking gekomen voor de periode 1 juli 2003 1 juli 2004 en begin maart voor het jaar 1990. Samengevat zijn in de onderzochte periode de volgende emissiefactoren gevonden: Gassoort ** Aantal meetpunten Ongewogen Emissiefactor kg CO 2 per GJ Toename t.o.v. 56.1* 2003/2004 1990 2003/2004 1990 2003/2004 Aardgas (G+H) 34 21 56.78 56.77 1.7 % G-gassen 16 11 56.64 56.84 1.3 % H-gassen 18 10 56.90 56.70 2.0 % *: Gecorrigeerd voor de werkelijke energie-inhoud van de gassen **: G-gassen (= Gronings aardgas) zijn laag- calorische en H-gassen hoogcalorische gassen. Hiermee is duidelijk dat de meetwaarden buiten de tot nu gehanteerde onzekerheidsmarge van +/- 1% voor de emissiefactor lagen. Hierdoor is het noodzakelijk de huidige factor zo spoedig mogelijk aan te passen. Keuzemogelijkheden voor nieuwe waarden De resultaten van de metingen in 2003/2004 hebben geleid tot het inzicht dat: de verschillen tussen G-gassen en H-gassen minder belangrijk blijken dan eerder aangenomen; de regionale verschillen tussen de 34 door Gasunie aangeboden gassamenstellingen aanzienlijk zijn; de mogelijkheid bestaat dat de factor binnen één jaar en hiermee wellicht ook over jaren minder constant is dan verondersteld. Dit inzicht betekende ook dat de huidige methode (hanteren van één landelijke factor die voor meer jaren geldt) ter discussie komt te staan. Daarom is besloten om, voordat een advies is uitgebracht, de nieuwe informatie en de keuzen voor een nieuwe waarde en mogelijk nieuwe methodiek(en) te bespreken met een klankbordgroep. In deze groep waren experts van diverse instituten en organisaties vertegenwoordigd. De samenstelling van deze groep is in overleg met het Ministerie van VROM bepaald. De klankbordgroep is één keer, namelijk op 28 februari 2006, bijeengekomen. Een verslag van deze bijeenkomst is als bijlage opgenomen in het TNO rapport. Deze klankbordgroep heeft de bovengenoemde conclusie dat de huidige factor niet langer gehanteerd kan worden onderschreven. (Voor deze bijeenkomst waren alleen de meetgegevens 2003/2004 beschikbaar). Advies nieuwe CO 2 emissiefactor aardgas vanaf 1990 7 SenterNovem

Voor een nieuwe factor zijn de volgende keuzen met de klankbordgroep besproken: a. één nieuwe emissiefactor voor aardgas; b. een set van 34 regionale emissiefactoren voor aardgas c. een nieuwe emissiefactor voor H-gas en G-gas afzonderlijk d. een jaarlijks nieuwe vaststelling van de factor(en) of een meerjaarlijkse factor Ad a. één nieuwe emissiefactor voor aardgas Voor 2003/2004 is door Gasunie de Nederlandse emissiefactor voor aardgas berekend op (afgerond) 56,8 kg/gj. Voor de 33 meetpunten, aangevuld met een extra meetpunt voor de leveringen vanuit de Zebra leiding, is een gemiddelde waarde ( gewogen flow i.v.m. verschillen van leveringsvolumes per meetpunt en fluctuaties gedurende het jaar) berekend. Dit is in feite een landelijk gemiddelde factor. Op verzoek van de klankbordgroep heeft GTS na de bijeenkomst de beschikbare meetgegevens voor het jaar 1990 geanalyseerd. Voor dat jaar is informatie (maandgemiddelden) voor 21 (vergelijkbare) meetpunten beschikbaar. Gebleken is dat voor 1990 dezelfde gemiddelde landelijke aardgasfactor geldt, te weten 56,8 kg/gj. Deze factor is echter berekend met gewone gemiddelde per meetpunt (niet flow-gewogen). Het vaststellen van regionale flowgewogen gemiddelden vraag arbeidsintensieve dataverwerking. Daarom is gekozen om eenvoudigere berekening uit te voeren en in te schatten wat de gevoeligheid is van deze waarde voor de verschillen in regionale afzet en fluctuaties gedurende het jaar. Dit levert een gemiddelde flowgewogen emissiefactor op voor de periode 1 juli 2003-1 juli 2004 van 56,78 kg/gj. Dit is niet significant afwijkend van de ongewogen gemiddelde emissiefactor. Als het 95% betrouwbaarheidsinterval voor het ongewogen gemiddelde gehanteerd wordt op dit gewogen gemiddelde, kan gesteld worden dat met 95% zekerheid de landelijk gemiddelde factor ligt tussen 56,78 +/- 0,14. Conclusies 1. De gemiddelde landelijke CO 2 emissiefactor voor aardgas is volgens de huidige inzichten 56,8 kg/gj voor de hele periode 1990-2003; 2. Analyse van meetresultaten in alle of verschillende jaren in de periode 1991-2002 zijn nodig om inzicht te krijgen in de variabiliteit van deze emissiefactor over de jaren heen; 3. Er kan nog geen definitieve uitspraak gedaan worden over de gewenste berekeningsystematiek vanaf het jaar 2005 m.b.t. wijze van meer gedetailleerde (flow)weging; Ad b. regionale emissiefactoren voor aardgas Gasunie Engineering & Technology heeft de meetresultaten op 34 meetpunten in de periode 1 juli 2003 1 juli 2004 (33 000 kwartierwaarden) geanalyseerd. Dit heeft geresulteerd in regionale factoren die variëren van 56,09 tot 57,56 kg/gj. De regionale waarden zijn opgenomen in bijlage 1. Het 95% betrouwbaarheidsinterval bedraagt +/- 0,14 kg/gj. 95% van de metingen valt binnen de range +/- 0,81 kg/gj. Dit wil zeggen dat 95% van de gemeten regionale emissiefactoren ligt tussen 56,79 +/- 0,81. Met andere woorden 5% van de regionale factoren is of lager dan 55,97 of hoger dan 57,59 en wijkt dus zeker statistisch significant af van de landelijk gemiddeld factor Voor 1990 zijn gegevens voor 21 vergelijkbare meetpunten geanalyseerd. De marges voor dat jaar zijn groter gezien het kleiner aantal metingen. De waarden in dat jaar variëren van 56,10 tot 59,26 kg/gj. Advies nieuwe CO 2 emissiefactor aardgas vanaf 1990 8 SenterNovem

Hoewel het landelijk gemiddelde voor 1990 met 56,77 praktisch gelijk is aan dat van 2003/2004 (56,78) geldt dit niet voor de regionale meetpunten (zie bijlage 1). Conclusies 1. De spreiding in de regionale factoren is zodanig dat toepassing van de landelijk gemiddelde factor op het niveau van een regio en/of bedrijf resulteert in cijfers die afwijken van de feitelijke situatie; 2. De variatie in 1990 en 2003/2004 waarden van de regionale emissiefactoren is groter dan die in de landelijke factoren (die praktisch gelijk zijn); Ad c. een specifieke waarde voor G-gassen en H-gassen Voordat de resultaten van de gedetailleerde berekeningen beschikbaar waren werd gedacht dat er op landelijk niveau een groot verschil tussen deze twee gassamenstellingen zou zitten, zodat een onderscheid wenselijk zou kunnen zijn. Zoals in bovenstaande tabel is opgenomen hebben G- en H-gas andere emissiefactoren dan de landelijk gemiddelde factor. Deze verschillen zijn groter als er gewogen wordt voor de flow. Dan wijkt de gemiddelde flowgewogen emissiefactor voor H-gas in 2003/04 (57,1) statistisch significant af de gemiddelde landelijke factor (van G en H gas samen) van 56,8 (als het betrouwbaarheidsinterval van het ongewogen gemiddelde wordt genomen). Voor G-gas is dit niet het geval, voor 1990 waarden ook niet. Ook blijkt de emissiefactor van H-gas in 2003/04 t.o.v. 1990 gestegen te zijn tot boven het gemiddelde, terwijl die voor G-gas gedaald is tot onder het gemiddelde. De regionale verschillen blijken veel groter te zijn dan het verschil tussen het gemiddelde G-gas en H- gas. Daarom lijkt het bij een verbijzondering van de factor eerder aangewezen om regionale factoren te gebruiken. Conclusies 1. De emissiefactoren voor G- en H-gas verschillen. De emissiefactor van H-gas lijkt gevoelig te zijn voor regionale afzetverschillen gezien het verschil tussen de ongewogen en de gewogen factor; 2. De ongewogen emissiefactor voor H-gas is in 1990 lager en in 2003/04 hoger dan die voor G- gas; 3. De verschillen in regionale emissiefactoren zijn beduidend groter dan de landelijke verschillen tussen G- en H-gas. Ad d. een jaarlijks nieuwe vaststelling van de factor(en) of een meerjaarlijkse factor Op dit moment zijn alleen de gegevens voor 2003/2004 uitgebreider geanalyseerd. Ook is analyse van gegevens van meerdere jaren nodig om inzicht te krijgen in de variabiliteit van de landelijk gemiddelde factor. Dan pas is een afgewogen beslissing te nemen of een jaarlijkse factor noodzakelijk of wenselijk is of dat een meerjarige factor ook voldoet of zelfs de voorkeur verdient boven een jaarlijks gering op- en neergaande factor (binnen de betrouwbaarheidsmarges). Advies nieuwe CO 2 emissiefactor aardgas vanaf 1990 9 SenterNovem

De belangrijkste gevolgen van een nieuwe emissiefactor In het TNO rapport wordt nader ingegaan op welke gevolgen die het bovenstaande heeft voor de nationale emissierapportages en het ETS. Samengevat is dit: Pas de CO 2 emissiefactor voor aardgas aan van 56,1 naar 56,8 kg/gj. De argumentatie hiervoor is dat in het verleden de gegevens van één meetpunt gehanteerd zijn voor Groninger gas en dat gebleken is dat dit niet representatief is voor het in Nederland geleverde gas. Analyseer de data voor meerdere jaren en benut dit voor een betere onderbouwing van de factor; m.n. voor andere dan de twee onderzochte perioden en voor definitieve keuzen voor (jaarlijkse) emissiefactoren in de periode tot 2005 of 2008. Maak een beleidsmatige keuze uit twee opties (landelijk gemiddelde factor of regionale factoren) voor benutting bij het allocatieplan 2008-2012 Stem de keuzen voor de emissiefactor in de periode 2008-2012 af tussen de nationale emissiemonitoring (basis voor rapportage Kyoto) en het ETS monitoringsysteem. In onderstaande tabel hebben wij dit in samenhang gepresenteerd. Nationale emissiemonitoring ETS allocatie ETS monitoring 1990-2005 2006 (of 2008) -2012 2008-2012 2008-2012 Landelijk gemiddelde factor 56,8 Landelijk gemiddelde factor (56,8??) (Jaarlijks te bepalen??) Landelijk gemiddelde factor 56,8 Landelijk gemiddelde factor (jaarlijks te bepalen??) Definitieve keuze factor voor jaren tussen 1990 en 2003 in loop van 2006 Landelijk gemiddelde factor, excl. ETS bedrijven (waarde???) in combinatie met emissies uit ETS monitoringrapporten Landelijk gemiddelde factor en geen gebruik emissies uit ETS monitoringrapporten Uit de 34 regionaal gemiddelde factoren één toewijzen aan de installatie Uit de 34 regionaal gemiddelde factoren één toewijzen aan de installatie Bedrijfsspecifieke factor Gegeven het uitgangspunt dat zoveel mogelijk dezelfde systematiek gevolgd zou moeten worden bij de allocatie als bij de monitoring van het ETS is het gewenst juridisch te laten toetsen of de voorkeursvariant voor het ETS zoals genoemd in het TNO rapport door de Europese Commissie onderschreven wordt. Die variant is om zowel voor de allocatie als voor de monitoring te werken met een landelijk gemiddelde factor die immers gebaseerd is op een groot aantal metingen. Bij deze voorkeur is namelijk een belangrijke voorwaarde aangegeven, namelijk de aanname dat de Europese Commissie deze factor ook moet beschouwen als een meting zoals gedefinieerd in de richtlijnen voor het ETS. Advies nieuwe CO 2 emissiefactor aardgas vanaf 1990 10 SenterNovem

In onderstaande tabel hebben we een inschatting gemaakt de combinatie van de toekomstige monitoring en de EU voorschriften in het ETS. Voldoet aan niveau EU voorschriften Niveau EU voorschriften Juridisch toetsen Landelijk gemiddelde factor Niveau 2a Niveau 2b of mogelijk zelfs 3 Uit de 34 regionaal gemiddelde Niveau 2b Niveau 3 factoren er een toewijzen aan de installatie Bedrijfsspecifieke factor Niveau 3 n.v.t. Advies nieuwe CO 2 emissiefactor aardgas vanaf 1990 11 SenterNovem

Bijlage 1: CO 2 emissiefactoren (EF) van aardgas 1990 en 2003/04 Mengpunt 1990 2003/04 EF [kg CO2 /GJ] 95% range EF [kg CO2 /GJ] 95% range G1 56,51 0,56 G2 59,26 2,69 57,27 0,73 G3 56,33 0,59 G4 56,26 0,42 56,48 0,73 G5 56,50 0,09 56,78 0,42 G6 56,28 0,50 56,42 0,62 G7 56,42 0,52 56,58 0,66 G8 56,32 0,22 56,51 0,56 G9 56,11 0,09 56,42 0,74 G10 56,58 0,67 G11 56,19 0,34 56,32 0,60 G12 56,62 0,30 56,66 0,63 G13 57,29 0,77 G14 56,10 0,03 56,09 0,02 G15 59,23 2,58 57,30 0,79 H1 56,93 0,11 H2 56,86 0,15 H3 57,00 0,18 H4 56,99 0,15 H5 56,37 0,75 56,72 0,37 H6 56,98 0,85 57,56 0,28 H7 56,54 0,60 57,36 0,34 H8 56,62 0,47 H9 56,58 0,75 H10 57,27 1,42 57,04 0,10 H11 56,45 0,51 56,31 0,64 H12 56,82 0,14 H13 56,34 0,37 57,01 0,18 H14 57,08 0,10 57,56 0,28 H15 56,65 0,14 56,84 0,44 H16 56,65 0,23 57,37 0,38 H17 56,61 0,12 56,87 0,16 H18 56,54 0,81 H19 56,13 0,40 Gem. G+H 56,77 1,83 56,78 0,81 95% BI 0,40 0,14 Gem. G 56,84 2,67 56,64 0,80 95% BI 0,80 0,21 Gem. H 56,70 0,71 56,90 0,81 95% BI 0,22 0,19 Advies nieuwe CO 2 emissiefactor aardgas vanaf 1990 12 SenterNovem