Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 9

Vergelijkbare documenten
Begrippenlijst Management & Organisatie Hoofdstuk 5, 6 en 7

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 deel 1

Boekverslag door C. 946 woorden 11 december keer beoordeeld

Een onderhandse lening is een lang lopende lening waarbij geld uitgeleend word door 1 geldgever.

6,6. Inkomsten belasting progressief: Eigenwoningforfait. Samenvatting door een scholier 1910 woorden 6 februari keer beoordeeld

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn.

Ondernemingen: om hun nieuwe gebouwen te kunnen kopen. Zij geven leningen uit aan aandeelhouders, zodat ze geld ontvangen.

Wanneer de ondernemer niet meer in staat is alle schulden te betalen, wordt door een rechtbank een faillissement uitgesproken.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 3, 4 t/m 5.6

Samenvatting M&O hoofdstuk

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 5

Samenvatting M&O H12: Vreemd vermogen op lange termijn

5,8. Samenvatting door een scholier 3135 woorden 30 maart keer beoordeeld. Management en Organisatie

Vormen van lang vreemd vermogen: Kenmerken onderhandse lening: Obligatie = op lange termijn: Gezond financieren / Broers regels

Samenvatting Management & Organisatie Samenvatting 10 t/m 15

Samenvatting M&O Samenvatting hoofdstuk 11, 12 en 13 In Balans

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 4 t/m 7

Hoofdstuk 12. Vreemd vermogen op lange termijn. Een lening (schuld) met een looptijd van langer dan een jaar. We bespreken 3 verschillende leningen:

Nadelen: Groot risico vanwege privéaansprakelijkheid. Lange werktijden. a Een vennootschap waarvan het eigen vermogen is verdeeld in aandelen.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11, Eigen vermogen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 11: Eigen vermogen

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 10 t/m 13, Theorie

Samenvatting Management & Organisatie H10 t/m 15

Samenvatting Management & Organisatie H13+H14

7, Samenvatting door een scholier 1812 woorden 4 januari keer beoordeeld

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 4, 5 en 6

Om je goed voor te bereiden ontvang je bijgaand op de volgende bladzijden:

Aan de vraagzijde van de vermogensmarkt vinden we vrij wel dezelfde categorieën als bij de aanbodzijde:

Organisatie: Een organisatie is een samenwerkingsverband van mensen die bepaalde doelen willen bereiken.

7,2. Samenvatting door een scholier 3301 woorden 5 maart keer beoordeeld

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 6; De financiering van organisaties

5,7. Samenvatting door S woorden 30 juli keer beoordeeld Onderhandse Lening

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3.3

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 3 t/m 7

Samenvatting M&O H11: Eigen vermogen

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 10

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstukken 12, 13, 14 en 17

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 6

Management & Organisatie

PTA M&O. Hoofdstuk 10.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1, 3, 4, 8, 10, 11, 12

Het eigen vermogen is permanent dat wil zeggen voor onbepaalde tijd (blijvend)aanwezig in de onderneming.

Vermogen: geld Kapitaal (aandelen, obligaties, leningen (lange termijn))

4,9. Samenvatting door een scholier 2141 woorden 24 juni keer beoordeeld

Samenvatting Management & Organisatie Hoofstuk 1 t/m 7 en 10

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk :Naamloze Vennootschap

M&O VWO 2011/

Eigen vermogen Geplaats aandelenkapitaal Agioreserve Herwaarderingsreserve Wettelijke en statutaire reserves Ingehouden winst uit de voorgaande jaren

Om een zaak te beginnen is geld nodig. Er zijn 2 verschillende soorten vermogen.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 9 t/m 13

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 9 t/m 16

5, > 3.3. Samenvatting door een scholier 1974 woorden 2 december keer beoordeeld

Samenvatting m&o hoofdstuk 9: 9.2

7,8. Samenvatting door een scholier 868 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Samenvatting economie. 2.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 8 en 9

6,6. Samenvatting door een scholier 1711 woorden 10 april keer beoordeeld. Hoofdstuk 1:

BECO: DE BALANS - THEORIE

Management & Organisatie VWO 4 Hoofdstuk 3,9,12,14,16

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 16

Samenvatting Management & Organisatie Boek 1+ 2

Leverancierskrediet à hiervan is sprake wanneer de leverancier goederen levert die pas later door de afnemer betaald te hoeven worden.

De Naamloze Vennootschap ~ NV. Het bijeenroepen en leiden van algemene vergadering van aandeelhouders.

5.6. Boekverslag door H woorden 31 maart keer beoordeeld

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

Toets 3 HAVO 5 g Diagnostische toets 2012

Crowdfunding: publiek laten betalen, d.m.v. vermogen aan te trekken.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 4 t/m 7, 13 t/m 15, 19 t/m 22

Eindexamen m&o vwo 2008-I

7,2. Samenvatting door een scholier 1567 woorden 9 december keer beoordeeld. M&O hf 1 t/m 6.

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Eigen vermogen ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

Vermogensbehoefte en financiering

7,4. Samenvatting door C woorden 14 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1- De naamloze vennootschap 1.1

6,9. Personeelsbeleid. Personeelsplanning: wat zijn de aanwezige kwaliteiten en wat heeft de onderneming nodig.

Hoofdstuk 8. Vreemd vermogen

ANTWOORDEN OPGAVEN HOOFDSTUK 3

Bij een organisatie die geen rechtspersoonlijkheid bezit is de eigenaar dus wel zelf aansprakelijk voor schulden.

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 4

De rechtsvorm is de juridische ofwel wettelijke vorm van de organisatie. Voorbeelden van rechtsvormen zijn:

Samenvatting M&O Hoofdstuk

Samenvatting Management & Organisatie Balans examenstof (2006)

Samenvatting Management & Organisatie Personeel & Organisatie H1

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 8

PROEFEXAMEN 2 Praktijkdiploma Boekhouden

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 21, 22, 23

Je koopt iets dat pas later hoeft te worden betaald. De afnemer ontvangt het leverancierskrediet

Management en Organisatie VWO 6 Hst 31, 37 t/m 43

EENMANSZAAK DEEL 1. Periode 3 en 4

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 3

Hoofdstuk 12, paragraaf 1: Organisaties. Hoofdstuk 12, paragraaf 2: Eenmanszaak.

UNIFORM EINDEXAMEN HAVO 2015

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

De grootste financiële beslissing in een mensenleven

Bijlage HAVO. management & organisatie. tijdvak 2. Informatieboekje. HA-0251-a-19-2-b

Bij deze opgave horen de informatiebronnen 1 tot en met 6. In deze opgave blijven de belastingen buiten beschouwing.

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering Financiering niveau 5 1 / 12

Vraag Antwoord Scores

Transcriptie:

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 9 Samenvatting door een scholier 5191 woorden 9 oktober 2004 7,8 38 keer beoordeeld Vak Methode M&O In balans Hoofdstuk 1 1.2 Organisaties Organisatie = samenwerkingsverband van mensen die bepaalde doelen willen bereiken. Commerciële organisaties streven naar winst. Bijv. winkels en banken, maar ook onderneming of bedrijf. Niet-commerciële organisaties (not-for-profit-organisatie) streven niet naar winst bijv. scholen en sportverenigingen. Rechtsvorm = juridische vorm van de organisatie. Rechtsvorm is onder te verdelen in natuurlijke personen (jijzelf, je ouders, je vrienden), met rechten en verplichten. En rechtspersonen dat zijn organisaties die net als natuurlijke personen rechten en verplichtingen hebben; ze kunnen bezittingen en schulden hebben. Rechtsvormen voor commerciële organisaties: - Eenmanszaak: geen rechtspersoonlijkheid, één eigenaar die de leiding heeft, het eigen vermogen heeft ingebracht en verantwoordelijk is voor de schulden van de eenmanszaak. - Vennootschap onder firma (Fa. of VOF) = Meerdere vennoten die een bedrijf uitoefenen onder dezelfde naam. Ze brengen het eigen vermogen en hebben de leiding. Er is arbeidsverdeling mogelijk. Er is geen rechtspersoon; de vennoten zijn verantwoordelijk voor de schulden van de organisatie. - Naamloze vennootschap (NV) is een rechtspersoon met een in aandelen verdeeld eigen vermogen waarin elk van de vennoten (aandeelhouders) voor een of meer aandelen deelneemt. - Besloten vennootschap (beperkte aansprakelijkheid) (BV) is een rechtspersoon met een in aandelen verdeeld eigen vermogen, waarin ieder van de vennoten voor een of meer aandelen deelneemt. In de omschrijving van de BV of NV zit geen verschil. Bij een BV mogen de aandelen echter niet zomaar aan iedereen overgedragen worden. Meestal mogen ze slechts verkocht worden aan familie of andere aandeelhouders. Rechtsvormen voor niet-commerciële organisaties: Pagina 1 van 18

- NV of BV bijv. publieke omroepen en energiebedrijven. - Vereniging heeft leden en heeft bepaalde doelen. - Stichting heeft geen leden maar wel een bepaald doel. 1.3 Management Het management omvat het bepalen van de doelstellingen van de organisatie, het plannen, het organiseren, het geven van leiding en het controleren. Wat het management doet: - bepalen van de doelstellingen van de organisatie - plannen - organiseren - geven van leiding - controleren 1.4 Gegevens en informatie Onder informatie verstaan we gegevens die de kennis van de ontvanger vergroten. Informatie moet aan de volgende eisen voldoen: - betrouwbaarheid (juist & volledig) - relevantie (aansluiten op de behoeften) - tijdigheid (op het juiste moment) - beslissingsinformatie = als je informatie gebruikt om iets te beslissen. verantwoordingsinformatie = als je informatie gebruikt om iets te verantwoorden. 1.5 Communicatie, informatie en informatiestromen. Communiceren = het uitwisselen van informatie tussen een zender en een ontvanger. Als de ontvanger van de informatie reageert op de zender spreken we van feedback of terugkoppeling. Interne communicatie = communicatie die plaatsvindt tussen personen of afdelingen binnen een organisatie. Externe communicatie = communicatie die plaatsvindt tussen afdelingen en personen van een organisatie met de buitenwereld. Hoofdstuk 3 Balans en resultatenrekening 3.2 Het samenstellen van een balans Balans is een overzicht van de bezittingen (inclusief de vorderingen) het eigen vermogen en de schulden Pagina 2 van 18

van een onderneming op een bepaald moment. (debet links, credit rechts) Kapitaalgoederen of activa zijn de bezittingen van de onderneming (staan aan de linkerkant). Rechts staat het eigen vermogen en het vreemd vermogen (schulden) Debiteuren zijn afnemers die de goederen niet direct betalen (links) Crediteuren zijn leveranciers die nog betaald moeten worden voor reeds geleverde goederen. Schulden op lange termijn = schulden langer dan een jaar Schulden op korte termijn = schulden korter dan een jaar DEBET CREDIT Vaste activa Eigen vermogen Vlottende activa Schulden op lange termijn Liquide middelen Schulden op korte termijn Liquide middelen = kasgeld en banktegoeden. Vaste activa = productiemiddelen die meer dan 1 productie- of verkoopproces meegaan. Vlottende activa= productiemiddelen die maar 1 proces meegaan. Lening o/g= geld dat de onderneming heeft geleend (creditkant) Lening u/g= geld dat de onderneming heeft uigeleend (debetkant) 3.4 de resultatenrekening Het eigenvermogen wordt niet weergegeven op de balans, maar op de resultatenrekening. Die ziet er als volgt uit: DEBET CREDIT Kosten opbrengsten nettowinst (zie verder boek bladzijde 86 t/m 90) 3.5 voorraadgrootheden en stroomgrootheden De balansposten geven dus de situatie weer op een bepaald moment: dit worden voorraadgrootheden genoemd. De posten op een resultatenrekening zijn stroomgrootheden, omdat zij betrekking hebben op een bepaalde periode. Hoofdstuk 4 De vermogensmarkt (lastig hoofdstuk, meerdere malen doorlezen) 4.2 De aanbieders van vermogen Pagina 3 van 18

Op de vermogensmarkt wordt vermogen aangeboden en gevraagd. Aan de aanbodzijde van de vermogensmarkt vinden we: 1. institutionele beleggers: instellingen die grote sommen geld te beleggen hebben als uitvloeisel van hun hoofdtaak. Bijv. pensioenfondsen en levensverzekeringsmaatschappijen. Pensioenfonds heeft als hoofdtaak iemand van 65+ een pensioen uit te keren. Bij een levensverzekeringsmaatschappij kun je je tegen betaling van een premie verzekeren van een periodieke uitkering vanaf een bepaalde leeftijd. Institutionele beleggers verstrekken vaak geld in de vorm van een onderhandse lening. Dat is een langlopende lening waarbij geld wordt uitgeleend door een geldgever. De geldgever ontvangt rente. Een voordeel is dat er geen bank gebruikt wordt, waardoor er voor beide partijen kostenvoordelen ontstaan. Een obligatielening is een lening die opgesplitst is in kleinere gedeelten, dat is een voordeel. Een ander voordeel is dat er over de leningsvoorwaarden kan worden onderhandels, omdat de lening wordt afgesloten tussen twee partijen. Derde voordeel is dat de betaling van rente en aflossing aanzienlijk sneller gaat doordat er slechts één geldgever is. 2. Spaarders: particulieren die hun geld in het algemeen naar een spaarbank brengen. Via de bank wordt hun geld dan weer uitgeleend aan bijvoorbeeld ondernemers. Mensen met wat meer geld kunnen ondernemend sparen. Ze kopen dan aandelen van een NV. De vergoeding voor de aandeelnemers, het dividend, is afhankelijk van de winst van de NV. Er zijn beleggingsmaatschappijen ontstaan. Als je je geld belegt bij hun, verdelen ze het over veel ondernemingen, waardoor er geen groot risico is je geld snel te verliezen. 3. Ondernemingen: Als een onderneming geld over heeft, kunnen zij dit beleggen in andere ondernemingen, waardoor ze meer geld kunnen verdienen. Investeren = als een onderneming productiemiddelen zoals gebouwen en machines aanschaft. Beleggen = als een particulier of een onderneming geld over heeft waarvoor bijvoorbeeld effecten worden gekocht in verwachting dat uit deze belegging een inkomen wordt vergregen of dat de waarde van de effecten toeneemt. 4. de overheid: Als de overheidsinkomsten groter zijn dan de uitgaven, gaan zij dat geld beleggen. Het is voor de overheid verstandig om vermogen dat niet direct nodig is, uit te lenen en er zo nog een zeker inkomen mee te behalen. 4.3 de vragers van vermogen De vragers van vermogen zijn: 1. consumenten: als consumenten geen spaargeld hebben, maar wel grote uitgaven willen doen, zijn een persoonlijke lening of kopen op afbetaling veel gekozen mogelijkheden. Dus zijn zij vragers van vermogen. Pagina 4 van 18

2. ondernemingen: ondernemingen financieren productiemiddelen door eigen vermogen en vreemd vermogen (leningen) 3. de overheid: als de uitgaven van de centrale overheid groter zijn den de inkomsten, moeten zij geld lenen. Dan geeft de overheid staatsobligaties uit die ondernemingen of particulieren kunnen kopen. 4.4 de geldmarkt en de kapitaalmarkt De vermogensmarkt: Is het geheel van vraag naar en aanbod van vermogen. We maken onderscheid tussen korte kredieten (looptijd korter dan een jaar) en lange kredieten. We spreken van een krediet wanneer bijvoorbeeld een bank aan een onderneming een geldlening verstrekt. De vermogensmarkt valt in twee grote delen uiteen: 1. de geldmarkt (markt waar het kortstondig tijdelijk vermogen wordt verhandeld) 2. de kapitaalmarkt (de markt voor permanent vermogen en langdurig tijdelijk vermogen) de geldmarkt 1. rekening-courantkrediet: een schuld van een particulier of een onderneming aan een bank (rood staan) 2. leverancierskrediet: de verkoper levert eerst de goederen of diensten en pas later betaalt de koper. 3. afnemerskrediet: de koper betaald eerst en daarna moet de verkoper aan zijn verplichtingen voldoen (bijv. abonnement op een krant/tijdschrift) de kapitaalmarkt (aandelen, obligaties, onderhandse leningen en hypothecaire leningen) 1. openbare markt: worden waardepapieren via de effectenbeurs verhandeld. Veel aanbieders 2. onderhandse markt: komen vraag en aanbod van leningen tussen twee partijen samen. Één aanbieder. 4.5 de Amsterdamse effectenbeurs Effecten zijn waardepapieren die kunnen worden gekocht en verkocht, zoals aandelen en obligaties. De effectenbeurs is de plaats waar de aankoop- en verkooporders van effecten worden uitgevoerd. Bij de doorlopende handel worden koop- en verkooporders in het systeem tegenover elkaar gezet en indien mogelijk uitgevoerd. De handel volgens het veilingsysteem is voor effecten die relatief weinig worden verhandeld. Er zijn twee soorten orders: -limietorders = de belegger geeft aan de bank of commissionair een maximale koopprijs of een minimale verkoopprijs op. De belegger weet dan zeker dat hij niet meer betaalt respectievelijk niet minder ontvangt dan het opgegeven bedrag. -market orders = de opdracht wordt tegen de eerstvolgende prijs uitgevoerd. Er is dus wel zekerheid dat Pagina 5 van 18

de opdracht wordt uitgevoerd, maar niet over de prijs. Hoofdstuk 5 Vormen van eigen vermogen (binnen een NV of BV) 5.1 inleiding In het vorige hoofdstuk zagen we dat aandelen worden verhandeld op de effectenbeurs. Aandelen maken onderdeel uit van het eigen vermogen. 5.2 het aandelenkapitaal Het aandelenkapitaal is permanentvermogen. De onderneming kan hier blijvend over beschikken. Dit in tegenstelling tot vreemd vermogen, dat na verloop van tijd moet worden afgelost. Het aandelenkapitaal = eigen vermogen. De onderneming komt aan dit aandelenkapitaal door aandelen uit te geven (te emitteren) we zeggen dat de aandelen geplaatst worden. Een aandeel(bewijs) is een bewijs van deelname in het aandelenkapitaal (aandelenvermogen) van een NV. Het aandeelbewijs bestaat uit twee gedeelten: - mantel: het eigenlijke aandeel. (naam van de NV, nominale waarde, plaats van vestiging, maatschappelijk aandelenkapitaal, nummer van het aandeel) - dividendblad: als een NV winst heeft gemaakt, ontvangen de aandeelhouders een deel daarvan. Het gedeelte van de winst dat aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd, noemen we dividend. Bij een aandeel maken we onderscheid tussen de nominale waarde en de koerswaarde: Nominale waarde = bedrag dat op het aandeel staat vermeld, de nominale waarde kan van onderneming tot onderneming verschillen. De nominale waarde is niet het bedrag dat je voor het aandeel moet betalen. Koerswaarde = het bedrag dat voor het aandeel moet worden betaald als je het wil kopen. Als de koerswaarde van een aandeel 10,- nominaal van het aandeel 25,- bedraagt, wil dat zeggen dat je, om een dergelijk aandeel te krijgen, 25,- moet betalen. Wanneer een onderneming het aandelenkapitaal wil uitbreiden, komt er een emissie van aandelen. De onderneming stelt dan een prijs (koers) vast waartegen het publiek of de institutionele beleggers deze kunnen kopen: de emissiekoers. Bij een NV kennen we twee begrippen wat het aandelenkapitaal betreft: - het maatschappelijk aandelenkapitaal (statutair aandelenkapitaal); omvat het totaalbedrag dat men aan nominaal aandelenkapitaal nodig denkt te hebben. Het geeft dus aan tot welk bedrag de onderneming maximaal aandelen kan uitgeven. In de statuten moet dit maximumbedrag worden vermeld. - Het geplaatst aandelenkapitaal; is het maatschappelijk aandelenkapitaal het bedrag van de niet- Pagina 6 van 18

uitgegeven aandelen. Het geplaatst aandelenkapitaal is dus het nominale bedrag van de werkelijk uitgegeven aandelen. Een NV en een BV kunnen in het permanent vermogen voorzien door de uitgifte van aandelen. Een NV of een BV die nieuw eigen vermogen nodig heeft, gaat over tot plaatsing of emissie van aandelen. Wanneer een onderneming hiertoe besluit, wordt dit bekendgemaakt door advertenties in een aantal belangrijke dagbladen. Wie meer wil weten, zal meer informatie kunnen halen uit het prospectus, dat gratis verkrijgbaar is bij de banken die bij de emissie hun bemiddeling verlenen. In zo n prospectus worden de volgende punten besproken: - doel van de emissie; waarvoor het eigen vermogen nodig is - een overzicht van de bedrijfsresultaten van de voorafgaande jaren en de verwachtingen voor de toekomst. - De winstverdeling zoals deze in de statuten is vastgelegd. - De prijs (koers) waartegen de uit te geven aandelen geplaatst zullen worden. - De datum waarop de aandelen kunnen worden afgehaald en moeten worden betaald. Een probleem is de prijs (de koers) waartegen de aandelen zullen worden geplaatst. Het al duidelijk zijn dat de emissiekoers van de nieuwe aandelen lager moet zijn den de prijs die op de effectenbeurs moet worden betaald. Anders kopen beleggers de aandelen op de effectenbeurs. 5.3 De plaatsing van aandelen Voordat de onderneming aandelen kan uitgeven (emitteren of plaatsen), moeten deze worden gemaakt. Aan het maken van aandelen zijn kosten verbonden. Net als de provisie die de bank berekent voor haar bemiddeling, noemen we dat emissiekosten. Hieronder vallen ook de kosten van het emissieprospectus. Wanneer een onderneming ertoe overgaat aandelen bij het publiek te plaatsen, zijn er 3 mogelijkheden: 1. a pari = tegen de waarde die op het aandeel is vermeld, de nominale waarde. Een aandeel van 10,- nominaal wordt ook voor 10,- geplaatst, tegen betalen van die 10,- ontvangt de koper een aandeel van 10,- 2. boven pari= plaatsen voor meer dan de nominale waarde. De belegger verkrijgt in dat geval een aandeel van nominaal 10,- door bijvoorbeeld 12,- te betalen voor het aandeel. Het verschil tussen de emissiekoers van 12,- en de nominale waarde van 10,- noemen we agio. Het agio per aandeel is dus 2,- het agio wordt geboekt op de rekening agioreserve. De agioreserve is een onderdeel van het eigen vermogen van de NV. Een NV kan aandelen boven pari uitgeven om de volgende redenen: - de toekomstverwachtingen van de onderneming zien er rooskleurig uit, de aandeelhouders verwachten er een grote winst uit te halen en willen dus meer betalen voor het aandeel. - Bij uitbreiding van het aandelenkapitaal van de reeds bestaande NV s komen er nieuwe aandeelhouders Pagina 7 van 18

als mede-eigenaar bij, 3. beneden pari = onder de nominale waarde. Dit is officieel verboden, maar in één geval toegestaan, namelijk wanneer de onderneming de aandelen overdraagt aan de bank. Hiertoe zal de onderneming alleen overgaan als zij zelf de aandelen niet a pari of boven pari kan plaatsen en dringend nieuw vermogen nodig heeft. 5.4 Reserves In de vorige paragraaf zagen we dat het geplaatste aandelenkapitaal tot het eigen vermogen wordt gerekend. Het eigen vermogen van een NV of BV bestaat echter uit meer delen: daartoe behoren ook alle reserves en het winstsaldo. Een van deze reserves is al uitgebreid aan de orde gekomen, namelijk de agioreserve. Het verschil tussen de opbrengt bij plaatsing van de aandelen en de nominale waarde van de aandelen wordt op deze reserve verantwoord. Dit verschil wordt opgebracht door de aandeelhouders en vormt dus ook eigen vermogen van de NV of BV. En een NV of BV komen meer reserves voor. Ook deze vormen eigen vermogen. Reserves zijn gelijk aan dat deel van het eigen vermogen dat aanwezig is boven het gestorte aandelenkapitaal en het winstsaldo. De reserves zijn naar hun ontstaanswijze als volgt in te delen: 1. winstreserve, ontstaat door het inhouden van winsten 2. agioreserve, ontstaat dor het uitgeven van aandelen boven pari 3. herwaarderingsreserve, ontstaat door het herwaarderen van activa. 5.5 winstreserves De winst die door een naamloze of besloten vennootschap wordt gemaakt, wordt op een bepaalde wijze verdeeld. In de Algemene vergadering van aandeelhouders wordt over de winstverdeling beslist, meestal naar aanleiding van een voorstel van de directie. Vaak ontvangen directieleden, de commissarissen en tegenwoordig ook het overige personeel een deel van de winst: tantièmes. Van het restant van de winst gaat een deel (35%) naar de staat in de vorm van vennootschapbelasting. Vervolgens ontvangen de aandeelhouders een deel van de winst (dividend) Tenslotte zal een deel van de winst niet worden uitgekeerd aan de winstgerechtigden maar in de onderneming blijven. Dit wordt gereserveerd. Omdat die reserve afkomstig is uit de winst noemen we deze winstreserve. We komen deze reserve onder verschillende namen tegen: - algemene reserve: het houdt in dat aan deze reserve geen bestemming gegeven is. Kan voor veel doelen gebruikt worden. - Wettelijke reserve: is een reserve waarvan door de wetgever is bepaald dat deze reserve moet worden Pagina 8 van 18

gevormd. Een voorbeeld van een wettelijke reserve is een herwaarderingsreserve. - Statutaire reserve: is een reserve waarvan in de statuten van de NV is opgenomen dat die een bepaalde grootte moet hebben, voordat er winst aan de aandeelhouders uitgekeerd mag worden. - Bestemmingsreserve: reserve met een bestemming, bijvoorbeeld nieuwbouw of uitbreiding. 5.6 de herwaarderingsreserve Als het gebouw met een bepaald bedrag meer waard is dan eerst, moet dit bedrag bij de herwaarderingsreserves erbij komen. Voorbeeld: DEBET CREDIT Gebouw: 820.000 Aandelenkapitaal: 500.000 Herwaarderingsreserve: 220.000 Reserves staan altijd aan de creditzijde van de balans. Zoals alle vermogensposten houden ze verband met de posten aan de debetzijde. Aan de creditzijde staat hoe je aan het geld bent gekomen om de bezittingen te financieren. In het geval van de herwaarderingsreserves staan er aan de debetzijde dus gebouwen, voorraden en dergelijke. In het geval van de winstreserves en agioreserves moet aan de debetzijde een bedrag aan geld aanwezig zijn: bij winstreserves dat deel van de uit verkopen ontvangen gelden dat wordt gereserveerd en bij agioreserves de bedragen die boven de nominale waarde zijn ontvangen. Wel kunnen deze bedragen inmiddels al geïnvesteerd, zijn belegd of zijn gebruikt voor de aflossing van schulden. Alleen met de bedragen die volgens de debetzijde van de balans in liquide vorm aanwezig zijn, kan de onderneming betalingen verrichten. 5.7 Motieven voor reservevorming Er worden binnen een onderneming reserves gevormd om de volgende redenen: 1. het vergroten van het weerstandvermogen door eigen vermogen: als je in goede tijden wat spaart voor in slechtere tijden, heb je een weerstandvermogen opgebouwd. 2. het vervangen van vreemd vermogen door eigen vermogen: wanneer een onderneming bedragen uit de winst reserveert en daarmee vreemd vermogen aflost, wordt vreemd vermogen vervangen door eigen vermogen. Hierdoor zullen de rentekosten in de toekomst dalen. 3. dividendstabilisatie: om dividendstabilisatie te kunnen toepassen, zal de onderneming in de jaren dat het goed gaat, een deel van de winst niet uitkeren waardoor er in de jaren dat er minder winst of zelfs helemaal geen winst is, toch dividend aan de aandeelhouders kan worden uitgekeerd. 4. uitbreiding reserves kunnen op de volgende manier minder worden of zelfs van de balans verdwijnen: Pagina 9 van 18

1. geleden verliezen worden afgeboekt ten laste van de reserve 2. na een waardedaling van activa neemt de herwaarderingsreserve af 3. de reserve wordt gebruikt voor het doel waarvoor zij is gecreëerd. 4. uit de reserve worden aan de aandeelhouders gratis aandelen uitgekeerd. 5.8 de intrinsieke waarde onder de intrinsieke waarde van een onderneming verstaan we de waarde van de onderneming volgens de balansgegevens. We kunnen de intrinsieke waarde op twee manieren berekenen, namelijk: - de intrinsieke waarde is gelijk aan bezittingen schulden - de intrinsieke waarde is gelijk aan het eigen vermogen Het eigen vermogen is dus gelijk aan alle bezittingen alle schulden. Het eigen vermogen bereken je: geplaatste aandelenkapitaal + alle reserves + het winstsaldo. De intrinsieke waarde wordt ook gebruikt bij de waardebepaling van een aandeel op de effectenbeurs. We berekenen hiertoe de intrinsieke waarde per aandeel. Berekening: intrinsieke waarde per aandeel= eigen vermogen : aantal geplaatste aandelen. Hoofdstuk 6 Vreemd vermogen op lange termijn Een hypothecaire lening is een geldlening op onderpand van een onroerende zaak (grond en gebouwen) Bij een hypothecaire lening geef je, als eigenaar van de onroerende zaak, aan de geldgever het recht van de hypotheek: de geldgever krijgt het recht de onroerende zaak in het openbaar te laten verkopen als je niet meer aan je verplichtingen voldoet. Natuurlijk zal de bank niet onbeperkt hypothecair krediet verlenen. De grootte van het bedrag dat geleend kan worden, is onder meer afhankelijk van je inkomen, van andere schulden die je hebt, van het inkomen van je partner, enzovoort. We onderscheiden: 1. de lineaire hypotheek 2. de spaarhypotheek 3. de annuïteitenhypotheek 6.3 De lineaire hypotheek Van een lineaire hypotheek is sprake als elke periode een gelijk bedrag aan aflossing wordt betaald. van groot belang is de hoogte van iemand inkomen. Hoe hoger het inkomen, des te groter is het voordeel van deze belastingaftrek. De inkomstenbelasting in Nederland is progressief: naarmate het inkomen hoger Pagina 10 van 18

is, betaalt men procentueel meer belasting. Het eigenwoningforfait is een vast bedrag dat bij het inkomen moet worden opgeteld en waarover dus belasting moet worden betaald. Voordeling lineaire lening: - de interestkosten worden snel lager - de schuld wordt steeds kleiner Nadelen lineaire lening: - doordat de interestkosten steeds lager worden, neemt ook het belastingvoordeel snel af - de uitgaven wegens interest en aflossing zijn de eerste jaren het hoogst, terwijl het inkomen dan meestal nog lang niet het hoogste niveau heeft bereikt. 6.4 De spaarhypotheek het kenmerkende van een spaarhypotheek is dat je gedurende de looptijd niet aflost. In plaats daarvan betaal je elk jaar (of elke maand) een spaarpremie. Voordelen spaarhypotheek: - het fiscale voordeel is groot (elk jaar maximale interestaftrek) - over de interest van het spaarbedrag hoeft onder bepaalde voorwaarden geen belasting te worden betaald. - De maandlasten blijven elk jaar even hoog, zodat je precies weet waar je aan toe bent. Nadelen spaarhypotheek: - de interestlasten zijn hoog: je betaalt elk jaar interest over het geleende bedrag. - Het percentage interest dat je over het spaarbedrag vergoed krijgt, is vaak lager dan het percentage dat je zelf moet betalen. Wie een spaarhypotheek sluit, heeft vooral voordeel als de top van het inkomen in een hoog belastingtarief valt. 6.5 de annuïteitenhypotheek een annuïteit is een periodiek (gelijkblijvend) bedrag aan interest en aflossing samen. Het kenmerk van de annuïteitenlening is dat de geldlener gedurende de gehele looptijd van de lening per jaar hetzelfde bedrag betaald. Dat is bij de spaarhypotheek ook het geval. Bij een annuïteitenlening neemt de interest van jaar tot jaar af, waardoor ook het belastingvoordeel van jaar tot jaar kleiner wordt. Ook bij de annuïteitenlening mag natuurlijk alleen de interest van het inkomen worden afgetrokken. Voordelen annuïteitenhypotheek: Pagina 11 van 18

- doordat er in de eerste jaren weinig wordt afgelost, is er in die jaren sprake van een groot belastingvoordeel. - De lasten per maand zijn de eerste jaren lager dan aan het einde van de looptijd, wat gunstig is als je inkomen in de loop van de tijd stijgt. Nadelen annuïteitenhypotheek: - gedurende de looptijd wordt het belastingvoordeel steeds kleiner - de lasten per maand zijn aan het eind van de looptijd relatief hoog, wat ongunstig is als je inkomsten in de loop van de tijd dalen, bijvoorbeeld als gevolg van pensionering. Wanneer je die 3 hypotheekvormen met elkaar vergelijkt, constateer je dat de jaarlijkse lasten in de beginjaren bij de annuïteitenlening het laagst zijn. Dat is gunstig als je nog jong bent. Je kunt dan nog de nodige loonsverhogingen verwachten. Daarmee kun je dan de stijging van de lasten opvangen. Bij de lineaire lening begin je met hoge bedragen, maar deze worden elk jaar lager. Dat is prettig als je wat ouder bent en door VUT of pensioneren je inkomen ziet dalen. Bij de spaarhypotheek zit je precies tussen de beide andere hypotheekvormen in. Je zult wel gemerkt hebben dat het kiezen van de juiste hypotheekvorm niet meevalt en erg afhangt van je persoonlijke omstandigheden. 6.6 de obligatielening een obligatielening is een geldlening op lange termijn die in kleine bedragen is opgesplitst. Het is makkelijk om duizend mensen te vinden die 50 in een onderneming willen steken, dan 1 persoon die 50.000 kwijt wil. Een nadeel van de onderhandse lening is dat er emissiekosten en administratiekosten gemaakt moeten worden. Een obligatie is een bewijs van deelneming in een geldlening. Een obligatie bestaat uit een mantel en een couponblad: de mantel is het officiële stuk, waarop de belangrijkste gegevens vermeld staan. Het couponblad bestaat uit een aantal coupons en een talon. De coupons dienen voor de interestbetaling. De houder van een obligatie kan jaarlijks een coupon inleveren, waarvoor hij dan zijn interest ontvangt. Wanneer hij alle coupons heeft verbruikt, stuurt hij de talon op naar de instelling en ontvangt hij een nieuw couponblad. Een obligatielening is een vorm van lang vreemd vermogen. De onderneming of instelling kan een obligatielening op verschillende manieren aflossen: - aflossing in één keer aan het einde van de looptijd van de lening - aflossing in gedeelten gedurende een aantal jaren door middel van uitloting. - Het inkomen van de eigen obligaties. In de prospectus van de obligatielening staat vermeld: Pagina 12 van 18

- de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen - de resultaten van de afgelopen jaren en de verwachtingen voor de toekomst - het doel van de lening en de grootte van het te lenen bedrag - de datum waarop de koers bekend wordt gemaakt - de wijze van aflossen en de data waarop wordt afgelost - het tijdstip waarop moet worden ingeschreven - het tijdstip waarop de obligaties kunnen worden afgehaald en moeten worden betaald. Stel, er worden 10.000 obligaties geëmitteerd en je schrijft in voor 90 obligaties. In totaal wort ingeschreven op 15.000 obligaties. Je krijgt in dit geval toegewezen: 10.000 : 15.000 x 90 = 60 obligaties Daarom is het bij staatsleningen gebruikelijk dat de uitgiftekoers niet van tevoren bekend wordt gemaakt. De beleggers mogen zelf aangeven welke prijs zij voor de aangeboden obligaties over hebben. Als na de eerste dag van de uitgifte de plaatsing van de obligaties nog enige tijd wordt voortgezet, dan spreekt men van een toonbankuitgifte. De uitgiftekoers kan dan van dag tot dag worden bijgesteld. Vaak zal de instelling of onderneming zich het recht voorbehouden van vervroegde aflossing. Wanneer zij tijdens de looptijd van de lening over gelden beschikt die voorlopig niet nodig zijn, kunnen deze bedragen worden gebruikt om de obligatielening of een deel daarvan vervroegd af te lossen. Overeenkomsten aandelen en obligaties: - voor de onderneming is de obligatielening evenals het aandelenkapitaal een manier om aan lang vermogen te komen - voor de belegger zijn de aandelen en obligaties alternatieve beleggingspapieren - zowel obligaties als aandelen kun je via de effectenbeurs kopen en verkopen. Verschillen aandelen en obligaties: Aandelen Obligaties Bewijs van mede-eigendom in een NV of BV Schuldbewijs van een NV of BV Deel van het eigen vermogen Deel van het vreemd vermogen Medezeggenschap Geen zeggenschap Risico bij slechte resultaten Minder risico Koers onstabiel, afhankelijk van de winstverwachting Koers stabieler, voornamelijk afhankelijk van de rentestand Permanent vermogen Tijdelijk vermogen Dividend als beloning Vast interestpercentage Het plaatsen van obligaties gaat op dezelfde wijze als het plaatsen van aandelen: - tegen de nominale waarde; ze worden a pari geplaatst - boven de nominale waarde; ze worden dan boven pari geplaatst (er ontstaat agio) Pagina 13 van 18

- beneden de nominale waarde; ze worden dan onder pari geplaatst (er ontstaat in dat geval disagio) 6.7 de onderhandse lening Een onderhandse lening is een lening op lange termijn die door één geldgever wordt verstrekt. Voordelen van de onderhandse lening: - er kan onderhandeld worden over de leningsvoorwaarden - er zijn geen emissiekosten - er zijn lagere administratiekosten ten opzichte van bijvoorbeeld de obligatielening 6.8 Voorzieningen als we eens in de 5 jaar een gebouw laten schilderen, zullen we de kosten daarvan over 60 dagen maanden verdelen. In de maanden waarin niet wordt geschilderd, voegen we dan een bedrag toe aan de voorziening voor onderhoud Hoofdstuk 7 Vreemd vermogen op korte termijn 7.2 de functie van banken Bank = instelling die geld leent die zij verschaft uit eigen middelen, uit middelen van derden of door geldschepping Als een bank geld uitleent, gaat de bank eerst nakijken of degene die geld wil lenen het wel terug kan betalen en ook de interest kan betalen. - De eigen middelen van een bank bestaan uit het aandelenkapitaal en de reserves. - De middelen van derden zijn gewoon de mensen die geld op een rekening zetten, waar de bank dan gebruik van kan maken doordat de spaarders het dan niet nodig hebben. - En de kredietverlening door geldschepping komt erop neer dat de bank zelf geld maakt. De bank is dan is staat meer geld uit te lenen dan dat ze zelf geleend hebben. De hoofdtaken van de algemene bank zijn: - het verstrekken van kredieten - het aanbieden van spaarmogelijkheden Deposito s = zet je geld voor een bepaalde periode vast en je kunt dan ook niet over het geld beschikken Direct opvraagbare tegoeden = je kunt beschikken over het geld wanneer je wilt. Vaste interest = hetzelfde percentage interest per periode. Variabele interest = de interest kan per dag verschillen. Pagina 14 van 18

Open bewaarneming = cliënt geen de effecten aan de bank en laat de bank alles regelen. Gesloten bewaarneming = de cliënt geeft de effecten wel aan de bank, maar de bank mag ze niet inkijken. De cliënt moet dus alles zelf regelen. 7.3 Leverancierskrediet en afnemerskrediet Leverancierskrediet = krediet dat de leverancier verleent aan de afnemer (de leverancier levert goederen die pas later betaald hoeven worden) Afnemerskrediet = dat de afnemer krediet verleent aan de leverancier. (afnemer betaald en de goederen worden later geleverd) Leverancierskrediet Bij het leverancierskrediet onderscheiden we 2 vormen: 1. consumptief leverancierskrediet (krediet dat een leverancier verleent aan een consument) (vooruitbetalingen bij kranten en tijdschriften) 2. productief leverancierskrediet (krediet dat een bedrijf verleent aan een ander bedrijf) Voordelen voor leverancier van het leverancierskrediet: - hij hoeft niet te verdienen aan dit krediet - de kosten voor de leverancier zijn lager - leveranciers kunnen goed bepalen of de afnemer het geld terug kan/zal betalen - de leverancier heeft klantbinding (klanten blijven terugkomen) Productief leverancierskrediet Wordt verstrekt door de ene leverancier aan de andere. De kosten zijn lager dan die van het bankkrediet. Het risico is voor de leverancier kleiner dan voor de mank, omdat ze leverancier beter kan beoordelen hoe de afnemer ervoor staat. Afnemerskrediet Afnemerskrediet wordt door de afnemer verstrekt aan de leverancier. Afnemerskrediet komt vooral voor bij dienstverlenende bedrijven (diensten die bij wanbetaling niet kunnen worden teruggevorderd, ze laten de mensen eerst betalen), de uitvoering van speciale orders (grote bedragen die vooruitbetaald moeten worden) en opkopende handel (de prijs is al betaald en staat vast voordat de levering komt). Consumptief afnemerskrediet = de consument verstrekt krediet aan de leverancier, zoals bij vooruitbetaling van abonnementen en tijdschriften en kranten. Productief afnemerskrediet = kredietverlening tussen ondernemingen, waarbij vooruitbetaling plaatsvindt. 7.4 het rekening-courantkrediet Eerstehands vermogensmarkt = ondernemingen ontvangen het vermogen rechtstreeks van het publiek Pagina 15 van 18

Tweedehands vermogensmarkt = het vermogen gaat via de bank. Rekening-courantkrediet = een rekening die gebruikt wordt voor de dagelijkse betalingen en ontvangsten. Kredietplafond = maximale bereik van een rekening-courantkrediet. Dispositieruimte = het bedrag dat een onderneming nog op kan nemen. Rekening-courantkrediet is duur, maar toch zijn er redenen waarom het wel gebruikt wordt: - kleine bedrijven hebben klein vermogen, geen toegang tot de eerstehands markt dus moeten wel deze kredietvorm. - Door seizoenspieken wordt dit een handige kredietvorm. Anticipatiekrediet = een krediet dat vooruitloopt op de plaatsing van aandelen of obligaties. 7.5 Het consumptief krediet Consumptief krediet is bestemd voor particulieren die het gebruiken voor consumptieve doeleinden, zoals de aankoop van een auto. Tot de consumptieve particulieren rekenen we: - Het doorlopend krediet -> de bank en de consument spreken af dat de consument krediet mag opnemen tot een bepaald bedrag, dat binnen 60 maanden moet worden terugbetaald. - De persoonlijke lening -> de consument leent een bedrag bij de bank voor een bepaald doel, dus bijvoorbeeld om op vakantie te gaan. - Koop en verkoop op afbetaling -> er wordt geregeld dat de koopprijs zal worden betaald in termijnen. - Huurkoop -> bij huurkoop wordt (in tegenstelling tot bij de vorige) eerst betaald en dan pas wordt het product verschaft. Dus de verkoper blijft eigenaar tot de laatste termijn is betaald. 7.6 Financiering van niet-commerciële organisaties De belangrijkste vormen van financiering voor niet-commerciële organisaties: - Budgetfinanciering (organisatie krijgt geld van de overheid; budget) - Lumpsum (afhankelijk van het aantal leerlingen krijgt een school een som geld per jaar, waarbij de school zelf mag weten waaraan het wordt uitgegeven) - Subsidies (bij subsidie moet een onderneming zelf ook voor geld zorgen en het krijgt een gedeelte van de overheid) - leningen, contributies en giften Hoofdstuk 8 Interestberekeningen 8.2 Enkelvoudige interest en samengestelde interest bij het lenen van geld heb je te maken met 2 soorten betalingen: aflossing en interest. Pagina 16 van 18

Bij enkelvoudige interest wordt voor elke periode interest berekend over het oorspronkelijk geleende bedrag. Bij samengestelde interest wordt de interest over een periode bij het oorspronkelijk geleende bedrag opgeteld. Over beide bedragen wordt dan in de periode daarop interest berekend. 8.3 berekeningen met enkelvoudige interest bij berekeningen met enkelvoudige interest zijn de volgende regels opgezet: - het interestbedrag wordt afgerond op hele centen - de maand wordt meestal op 30 dagen gesteld. - Het aantal dagen per jaar wordt gesteld op 360 of 365 - Bij het berekenen van het aantal dagen wordt de eerste dag wel meegeteld en de laatste dag niet. - Een gegeven percentage geldt voor een jaar. K = kapitaal P = percentage T = looptijd in jaren I = interestbedrag FORMULE: I = K x P x T : 100 (per jaar) FORMULE: I = K x P x T : 1200 (per maand) FORMULE: I = K x P x T : 36 500 (per dag) 8.4 berekening van het aantal interestdagen zie boek 8.5 aflossen op leningen zie boek Hoofdstuk 9 Samengestelde interest 9.2 Samengestelde interest bij samengestelde interest wordt de interest aan het einde van elke periode bij de hoofdsom gevoegd, waarna over het totaal interest berekend wordt. 9.3 De berekening van de eindwaarde of slotwaarde van één bedrag Pagina 17 van 18

i = p : 100 i staat voor perunage en betekent per 1. Als het interestpercentage (p) 8 is, geldt i = 8 : 100 = 0,08 En = K x (I + i)n VOOR DE REST: ZIE BOEK. Pagina 18 van 18