Codeeradviezen en Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-9-CM codering

Vergelijkbare documenten
Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering. Publicatie april 2017 (nr. 2)

Codeeradviezen. Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering. Publicatie mei 2016 (deel 3)

Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering. Publicatie april 2017 (nr. 1)

Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering Publicatie maart 2016 (deel 1)

Codeeradviezen. Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering. Publicatie juni 2016 (deel 5)

Codeeradviezen. Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering

Hoofdstuk 5: Het patientendossier als referentiedocument Inleiding Inhoud van het patientendossier... 52

Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering. Publicatie juli 2017 (nr. 4)

Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering Publicatie juni 2016 (deel 4)

Codeeradviezen en Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-9-CM codering

FEEDBACK DSM-IV code combinaties

Codeeradviezen en Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-9-CM codering. Codeervragen gesteld in 2013, 1 ste semester

Bijkomende informatie voor de registratie van de doodsoorzaak

23 april 2015 Dr. Luc Belmans (RZ Tienen)

Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-10-BE codering. Publicatie september 2017 (nr. 5)

HSMR en SMR s per diagnosegroep Cijfers eerste helft 2014 Ziekenhuisgroep Twente

Handboek ICD-10-BE Codering Officiële versie Hoofdstuk 6 55

C. Wervelkolom. Inhoudsopgave 01 C 02 C 03 C 04 C 05 C 06 C 07 C 08 C 09 C 10 C

Handboek ICD-10-BE Codering Officiële versie Hoofdstuk 3 25

Internationale statistische classificatie van ziekten en met gezondheid verband houdende problemen

Bijkomende informatie voor de registratie van daghospitalisatie die omgezet wordt in klassieke hospitalisatie

Kindersterfte Doodsoorzaken

C. Wervelkolom. Inhoudsopgave 01 C 02 C 03 C 04 C 05 C 06 C 07 C 08 C 09 C

HOOFDSTUK 12 Z CODES EN UITWENDIGE OORZAAK CODES

Bijlage 9. Toelichting op tabel indeling DKG s

HOOFDSTUK 13 SYMPTOMEN, TEKENEN EN ZIEKTETOESTANDEN

BIJKOMENDE INFORMATIE VOOR DE REGISTRATIE VAN INHOUD DAGHOSPITALISATIES

Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Longgeneeskunde

Aneurysma Spurium. Het zorgnetwerk van ons allemaal

Codeeradviezen en Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-9-CM codering. Codeervragen gesteld in 2009, 2 de semester 2011

THEMA IV.2. Maligne neoplasma van trachea, bronchus en long

Dutch Spine Surgery Registry DSSR

Dutch Spine Surgery Registry DSSR

Inhoud Voorwoord Algemene Richtlijnen Specifieke voorbeelden Referenties Bijlage

Proefexamen Pathologie. Deelexamen 1. In dit proefexamen worden vragen gesteld over: Hoofdstuk 1 t/m 8

Bijkomende informatie voor de registratie van. Daghospitalisaties

APR-DRG Ernst Lf Gemid ligdbenedengrens bovengrens II bovengrens I Beschrijving L 001 LEVERTRANSPLANTATIE L 18,

Patiëntenbetrokkenheid bij medische beslissingen. Vragenlijst bij inclusie.

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: BORSTKANKER Fase 1: validatie van de individuele resultaten Ziekenhuis 86

Tabel indeling DKG s (ten behoeve van risicovereveningsmodel 2009)

ICD-9-CM CODERINGSADVIEZEN

HSMR en SMRs per diagnosegroep Cijfers 2015 IJsselmeerziekenhuizen

Handleiding Morfologiecodering in de LBZ Publicatie februari 2014

Overzicht Wijzigingen ICD-10 codering Per januari 2015

boven grens boven APR- DRG Ernst Lf Gemid ligd benede

Project Kwaliteitsindicatoren Borstkanker

METHODOLOGIE & TECHNISCHE FICHE KWALITEITSINDICATOR POSTOPERATIEVE MORTALITEIT RECTUMKANKER ( )

Nr Naam Beschrijving Mogelijke waarden of verwijzingen 1 Patiëntidentificatie Een uniek patiëntidentificatienummer Vrije tekst

Tabel indeling DKG s (ten behoeve van risicovereveningsmodel 2011)

Behandeling van bindweefselziekten en het secundair optreden van het Sjögrensyndroom. aandoeningen

Domein 5 Medische gegevens

APR-DRG (versie 15.0)

Pneumonie vaststellen bij onderzoek in verpleeghuizen

Kankerregistratie gebeurt volgens de richtlijnen van de Stichting Kankerregister

B. Hals (weke delen) Voor cervicale wervelkolom, zie rubrieken C en K. Inhoudsopgave 01 B 02 B 03 B 04 B 05 B 06 B 07 B 08 B 09 B 10 B 11 B 12 B 13 B

Bijkomende informatie over de diagnosen en de grouper

THEMA IV.3. Diabetes Mellitus

Tarieven 2014 Antoni van Leeuwenhoek Ingangsdatum: 1 april 2014

J. Mamma aandoeningen. Inhoudsopgave 01 J 02 J 03 J 04 J 05 J 06 J 07 J 08 J 09 J 10 J 11 J 12 J 13 J 14 J 15 J 16 J 17 J 18 J 19 J

9 e Post-O.N.S. Meeting

Dutch Spine Surgery Registry DSSR

HANDBOEK ICD-9-CM-CODERING

Thoracale pijn en beeldvorming

Factsheet indicatoren IGZ Transparantieportaal Zorg 2017

Daarnaast moeten vanaf 1 juli 2007 de forfaits chronische pijn als daghospitalisatie geregistreerd worden (artikel 4, 8).

The Belgian Pulmonary Function Study: the Belgian Thoracic Society

Handboek ICD-10-BE Codering Officiële versie Hoofdstuk 9 103

BPPV komt eerder zelden voor

Codeeradviezen en Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-9-CM codering.

Technische onderzoeken bij het vaataccess

HOOFDSTUK 29 NIEUWVORMINGEN

Goede gegevensvastlegging voor een betrouwbare HSMR

Bijkomende informatie voor de registratie van de aanwezigheid bij opname

Indicatoren Colorectaal carcinoom (DSCA) A. Beschrijving Indicator. DSCA 2014 [2.0.; ] Registratie gestart: 2009

Handboek ICD-10-BE Codering Officiële versie Hoofdstuk 1 1

HOOFDSTUK 14 INFECTIES EN PARASITAIRE AANDOENINGEN

Congenitaal gehoorverlies en de kinderarts. CDS symposium 17 maart 2010 Margot Mulder, kinderarts

Codeeradviezen. Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-9-CM codering. Codeerproblemen gesteld in November 2002 CODEERHANDLEIDING 2001

Elkerliek Ziekenhuis Standaard prijslijst DBC DOT / Overige Producten (OVP) 2014 Prijzen geldig voor zorgproducten geopend vanaf 1 januari 2014

Necrotiserende fasciitis vs Pyoderma gangrenosum

Hoesten en proesten. Wim Siemons Medische Beeldvorming Zaterdag 21 september 2013

23 april 2015 Dr. Hilde Pincé (UZ Leuven- KU Leuven) Dr. Ingrid Mertens (FOD Volksgezondheid)

Passantenprijslijst Amphia Ziekenhuis voor zorgproducten uitgevoerd vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 mei 2014 Declaratie code.

Samenwerking huisarts en kinesitherapeut

Sessie 2: Wat moet geregistreerd worden?

Groep-B-streptokokken en zwangerschap. Poli Gynaecologie

Registratie van urotheliale tumoren

Vergelijking van V28.0 versus V van 3M APR-DRG

Voetscreening. Auwerx Evy, Verpleegkundige hemodialyse Jessa ziekenhuis Campus Virga Jesse

THEMA II.2. Ziekenhuisverblijven van bejaarden

Casusbespreking Sinustrombose of Trombosehoofd

Handboek ICD-10-BE Codering Officiële versie Hoofdstuk 4 37

Passantenprijslijst Martini Ziekenhuis

Elkerliek Ziekenhuis Standaard prijslijst DBC DOT 2013 Prijzen geldig voor zorgproducten geopend vanaf 1 juli 2013

Mevrouw B., 72 jaar, komt bij u omdat ze in de Libelle iets heeft gelezen over botontkalking.

Complicaties bij griep. Nicole Kraaijvanger, SEH-arts KNMG Rijnstate

Nupie t Olifantje GENEESKUNDE 2DE DOC KINDERGENEESKUNDE

Juveniele spondylartropathie/enthesitis gerelateerde artritis (SpA-ERA)

(n.a.v. Richtlijn koorts bij kinderen NVK aangepast voor Medisch Centrum Alkmaar)

Transcriptie:

Codeeradviezen en Antwoorden op vragen van ziekenhuizen i.v.m. ICD-9-CM codering Codeervragen gesteld in 2013, 2 de semester Maart 2014 FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 1

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 2 INLEIDING... 5 ALGEMENE VRAGEN... 6 Vraag 2013.sem2.C.1: Doodsoorzaak... 6 Vraag 2013.sem2.F.1: Hoofddiagnose is manifestatiecode voor definitief behandeld onderliggend leiden... 6 HFDST. 01 INFECTIEUZE EN PARASITAIRE ZIEKTEN... 7 Vraag 2013.sem2.hfdst01.1: Positief bacteriologisch onderzoek... 7 HFDST. 02 - NEOPLASMATA... 8 Vraag 2013.sem2.hfdst02.1: Vermoede primaire neoplasmata met bevestigde metastasen... 8 Vraag 2013.sem2.hfdst02.2: Niet-infiltrerend papillair transitioneel carcinoom... 8 Vraag 2013.sem2.hfdst02.3: In situ of infiltrerend... 9 Vraag 2013.sem2.hfdst02.4: Intravesicale instillatie... 9 Vraag 2013.sem2.hfdst02.5: Intravesicale instillatie van BCG... 10 Vraag 2013.sem2.hfdst02.6: Preoperatieve radiotherapie... 10 HFDST. 03 - ENDOCRIENE, NUTRITIONELE, METABOLE EN IMMUNOLOGISCHE AANDOENINGEN... 12 Vraag 2013.sem2.hfdst03.1: Diabetische voet... 12 HFDST. 04 - AANDOENINGEN VAN BLOED EN HEMATOPOIETISCHE ORGANEN... 13 Vraag 2013.sem2.hfdst04.1: Stollingsstoornissen... 13 HFDST. 05 - MENTALE AANDOENINGEN... 14 Vraag 2013.sem2.hfdst05.1: Kind met hoog (intellectueel) potentieel... 14 Vraag 2013.sem2.hfdst05.2: (Professioneel) burn-out syndroom... 14 Vraag 2013.sem2.hfdst05.3: Zwangerschapsontkenning... 14 HFDST. 06 - AANDOENINGEN VAN ZENUWSTELSEL EN ZINTUIGLIJKE ORGANEN... 15 Vraag 2013.sem2.hfdst06.1: (Spontaan) liquor hypotensiesyndroom... 15 Vraag 2013.sem2.hfdst06.2: Neuroborreliose... 15 Vraag 2013.sem2.hfdst06.3: Primaire progressieve afasie... 16 HDST. 07 - AANDOENINGEN VAN HET CIRCULATOIR SYSTEEM... 17 Vraag 2013.sem2.hfdst07.1: CVA van de hersenstam versus CVA van het cerebellum... 17 Vraag 2013.sem2.hfdst07.2: (Re)trombose in femorale en popliteale synthetische greffe... 17 HDST. 08 - AANDOENINGEN VAN HET RESPIRATOIR STELSEL... 19 Vraag 2013.sem2.hfdst08.1: Gesurinfecteerd acuut longoedeem... 19 Vraag 2013.sem2.hfdst08.2: Educatie en controle post-educatie... 19 Vraag 2013.sem2.hfdst08.3: EDAC... 19 Vraag 2013.sem2.hfdst08.4: Bronchiale hyperreactiviteit en chronisch obstructieve ademhaling. 20 HFST 10 - AANDOENINGEN VAN UROGENITAAL SYSTEM... 21 Vraag 2013.sem2.hfdst10.1: ANI tgv. rhabdomyolyse... 21 HFST 11 - COMPLICATIES VAN ZWANGERSCHAP, BEVALLING EN POST-PARTUM... 22 FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 2

Vraag 2013.sem2.hfdst11.1: Spontaan breken van de vliezen (SBV)... 22 Vraag 2013.sem2.hfdst11.2: Bevalling - profylatische inenting Priorix en Boosterix... 22 HFDST. 13 - AANDOENINGEN VAN MUSCULOSKELETALE SYSTEEM EN BINDWEEFSEL... 23 Vraag 2013.sem2.hfdst13.1: Niet nader omschreven systeemziekte... 23 Vraag 2013.sem2.hfdst13.2: Veneus Thoracic Outlet Syndroom (TOS)... 23 Vraag 2013.sem2.hfdst13.3: Symptomatische en niet-osteoporotische oude wervelindeukingsfracturen... 23 Vraag 2013.sem2.hfdst13.4: Spondylodiscitis... 24 Vraag 2013.sem2.hfdst13.5: Cyclops laesie... 24 HFDST. 14 - CONGENITALE ANOMALIEËN... 26 Vraag 2013.sem2.hfdst14.1: Hypotonie-cystinuriesyndroom... 26 HFDST. 15 - PATHOLOGIEEN VAN DE PERINATALE PERIODE... 27 Vraag 2013.sem2.hfdst15.1: heropname van prematuur >28d oud... 27 HFDST. 16A - SYMPTOMEN, TEKENS EN SLECHT GEDEFINIEERDE PATHOLOGIEËN... 28 Vraag 2013.sem2.hfdst16a.1: Ketotisch of acetonemisch braken... 28 HFDST. 17A - TRAUMA S EN ONGEVALLENLETSELS... 29 Vraag 2013.sem2.hdst17a.1: MOF... 29 HDST. 17D - COMPLICATIES VAN HEELKUNDE EN MEDISCHE ZORGEN... 30 Vraag 2013.sem2.hfdst17d.1: Accidentele verwijdering van gastrostomie... 30 Vraag 2013.sem2.hfdst17d.2: Complicaties van Botox-injectie... 30 Vraag 2013.sem2.hfdst17d.3: Lumbale pseudarthrose... 30 AD1 V- EN E-CODES... 32 Vraag 2013.sem2.Ad1.1: Hoofddiagnose bij heropname op dienst na operatie en passage op intensieve zorgen... 32 Vraag 2013.sem2.Ad1.2: V54.1x of V54.2x en verwijderen van inwendig fixatiemateriaal... 32 Vraag 2013.sem2.Ad1.3: Euthanasie... 33 AD2 PROCEDURES... 34 Vraag 2013.sem2.Ad2.1 : Epidurale infiltratie... 34 Vraag 2013.sem2.Ad2.2 : Facetinfiltratie... 34 Vraag 2013.sem2.Ad2.3 : Foscan dynamische fototherapie... 34 Vraag 2013.sem2.Ad2.4 : Doorhalen van een gesteelde flap... 34 Vraag 2013.sem2.Ad2.5 : Inspuiten van Botox voor onstabiele blaas... 34 Vraag 2013.sem2.Ad2.6 : Epidurale verdoving... 35 Vraag 2013.sem2.Ad2.7 : Verwijderen van CRANIOFIX... 35 Vraag 2013.sem2.Ad2.8 : Vagale stimulator plaatsing... 35 Vraag 2013.sem2.Ad2.9 : Chirurgische clipping van een open ductus Botalli... 35 Vraag 2013.sem2.Ad2.10 : Plaatsen van een patella prothese voor invaliderende arthrosis van de patella na plaatsen van een femoro-tibiale knieprothese... 36 FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 3

IN SAMENWERKING MET: DESKUNDIGEN C. Fierens AZ KLINA, Brasschaat G. Bouhy CHIREC, Bruxelles S. Regout Cliniques Universitaires St Luc, Bruxelles ARTS AUDITEURS F Ameye FOD VVVL D. Desantoine FOD VVVL N. Farhat FOD VVVL M.-A. Lambot FOD VVVL A. Lesage FOD VVVL F. Proot FOD VVVL S. Van Malderen FOD VVVL K. Wijmeersch FOD VVVL FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 4

INLEIDING Deze brochure is een aanvulling op het Handboek ICD-9-CM-codering 2013 uitgegeven door de FOD Volksgezondheid (zie ook referenties onderaan) en beantwoordt de codeerproblemen gesteld door de ziekenhuizen in 2013/2 de semester. De antwoorden op de codeervragen van ziekenhuizen hebben alleen betrekking op de in de vragen beschreven codeerproblemen. De antwoorden die hier gegeven zijn, mogen niet in andere contexten gebruikt worden. De codeervragen & antwoorden zijn gegroepeerd in dezelfde volgorde van de hoofdstukken van het codeerhandboek 2013. Een verwijzingscode werd toegewezen aan elke vraag en ter beschikking gesteld van ziekenhuizen die een vraag & antwoord willen verduidelijken. Referenties: 1. ICD-9-CM 9th Revision Clinical Modification - Sixth Edition - 2011, Hospital Edition, volumes 1,2 & 3, PMIC (Practice Management Information Corporation), Los Angeles, CA, USA 2. Handboek ICD-9-CM-Codering 2013 officiële versie. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 5

ALGEMENE VRAGEN Vraag 2013.sem2.C.1: Doodsoorzaak Opname binnen het specialisme orthopedie owv recidiverend vallen tgv gangmoeilijkheden (stapt met rolator). Toenemende pijn thv rechter heup en niet meer kunnen steunen na laatste val. Op 11-06-2013 wordt deze patiënt door het specialisme orthopedie overgenomen van de dienst Intensieve Zorgen. Er werd bij hem een septische arthritis van de rechterknie en tevens MRSAbacteriëmie vastgesteld waarvoor therapie met Vancomycine werd opgestart. Voor verdere investigatie werd deze patiënt door onze dienst overgenomen. Jammer genoeg werd in de nacht van 11-06 op 12-06 patiënt onwel. Vermoedelijk deed hij een acuut cardiaal event en was reanimatie noodzakelijk. Wat is in dit geval de doodsoorzaak? De E code van de val of het acuut cardiaal event? Antwoord 2013.sem2.C.1: Het acuut cardiaal event is de doodsoorzaak, behalve als de behandelend arts een verband maakt tussen de val en de septische arthritis van de rechterknie, tussen de arthritis en de sepsis en tussen de sepsis en de hartstilstand. Vraag 2013.sem2.F.1: Hoofddiagnose is manifestatiecode voor definitief behandeld onderliggend leiden De enige definitieve behandeling voor colitis ulcerosa bestaat uit een totale colectomie. Hierbij wordt natuurlijk in feite enkel het aangevallen lichaamsdeel verwijderd en niet de ziekte zelf maar het praktisch gevolg voor de patiënt is dat hij geen chronische medicatie meer behoeft voor deze aandoening. Mogen wij deze dan nog als hoofddiagnose coderen bij nieuwe diagnose van pericariditis die door de arts in mogelijk verband wordt gebracht met de colitis ulcerosa? Antwoord 2013.sem2.F.1: Ja, de colitis ulcerosa (CU) mag nog worden gecodeerd zelfs als het colon is weggenomen vermits de arts de hartaandoening in verband brengt met de CU. Dezelfde redenering is toepasbaar op een patiënt die behandeld wordt voor exoftalmie tgv. Ziekte van Basedow maar tevoren al een volledige thyroïdectomie onderging. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 6

HFDST. 01 INFECTIEUZE EN PARASITAIRE ZIEKTEN Vraag 2013.sem2.hfdst01.1: Positief bacteriologisch onderzoek Kloppen volgende codeervoorstellen? 1. Candida in sputum R/ Diflucan: V02.9 Carrier or suspected carrier of infectious organism 2. Candida in sputum R/ geen enkele antimycotische behandeling: 795.39 Nonspecific positive culture findings 3. MRSA in urine R/ alleen isolatie, geen enkele anti-infectieuze behandeling: V02.54 Carrier or suspected carrier of methicillin resistant staphylococcus aureus Antwoord 2013.sem2.hfdst01.1: Als algemene regel geldt dat als de behandelend arts geen diagnose stelt van infectie, drager of colonisatie, een codeerder enkel mag registreren dat er afwijkende resultaten waren voor bepaalde onderzoeken (Codeerhandboek 2013 p. 349 puntje 5). Voor de door u vermelde voorbeelden geldt daarom: 1. Gezien Diflucan in de meeste gevallen curatief wordt gebruikt, verdient het de voorkeur om de behandelend arts te bevragen of het geen infectie/dragerschap betreft. Bij verstek moet 795.39 Nonspecific positive culture findings (ANDERE NIET-SPECIFIEKE POSITIEVE KWEEK BEVINDINGEN) worden gecodeerd vermits het opstarten van gerichte medicatie de relevantie van de bevinding bewijst. 2. 795.39 Nonspecific positive culture findings (ANDERE NIET-SPECIFIEKE POSITIEVE KWEEK BEVINDINGEN) is hier geïndiceerd voor zover de bevinding als relevant kan worden beschouwd. 3. Bij verstek moet 791.9 Nonspecific findings on examination of urine (ANDERE NIET- SPECIFIEKE BEVINDINGEN BIJ URINE-ONDERZOEK) worden gecodeerd vermits de isolatie de relevantie van de bevinding bewijst. Er mag in geen geval hierbij een bijkomende code worden toegevoegd om de kiem te preciseren. Ook hier is navragen echter sterk aan te bevelen. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 7

HFDST. 02 - NEOPLASMATA Vraag 2013.sem2.hfdst02.1: Vermoede primaire neoplasmata met bevestigde metastasen Hoe wordt een sterk vermoeden van colontumor met levermetastasen op basis van radiologische en labo-bevindingen gecodeerd? 199.1 Malignant neoplasm of unspecified site + 197.7 Secondary malignant neoplasm of liver? Of 239.0 Neoplasms of unspecified nature of digestive system + 197.7? Of nog 239.0 + 199.1 + 197.7? Antwoord 2013.sem2.hfdst02.1: Codeerhandboek 2013 p.34 stelt duidelijk Codeer niet bevestigde diagnoses alsof ze wel bevestigd zijn. De enige uitzondering hierop staat op p.17 Wanneer verder onderzoek onmogelijk blijkt en de arts diverse hypotheses geeft ten opzichte van een symptoom, en geen diagnose wordt gesteld, vermeldt de codeerder enkel het symptoom dat aan de oorsprong ligt van de hospitalisatie. Op p. 60 staat vervolgens: Men moet de code van de primaire site toevoegen als deze gekend is, of anders 199.1 Malignant neoplasm without specification of site, other (Maligne neoplasma zonder specificatie van de site, andere). Met andere woorden 199.1 mag niet worden gebruikt als er een vermoeden is van lokalisatie. De maligniteit kan hier worden afgeleid uit het feit dat er levermetastases zijn en er is dus geen reden om gebruik te maken van een unspecified nature -code. De correcte codering voor deze situatie is dus: 153.9 Malignant neoplasm of colon, unspecified (MALIGNE NEOPLASMA VAN COLON, NIET GESPECIFICEERDE LOKALISATIE) 197.7 Secondary malignant neoplasm of liver (SECUNDAIRE MALIGNE NEOPLASMA VAN LEVER, GESPECIFICEERD ALS SECONDAIR) M8000/3 Malignant neoplasm (NEOPLASMA, MALIGNE) M8000/6 Metastatic malignant neoplasm (NEOPLASMA, METASTASE) Waarbij dan in MZG de zekerheidsgraad kan worden meegegeven als 1 Waarschijnlijk om de twijfel van de clinicus omtrent de juistheid van de diagnose weer te geven. Bovendien willen we er ook op wijzen dat het de codeerder niet is toegestaan om diagnoses af te leiden uit radiologische en labo-bevindingen, maar dit wil niet zeggen dat de behandelend arts dit niet mag doen! De bewoording op basis van radiologische en labobevindingen doet geen afbreuk aan het feit dat de behandelend arts hier een tentatieve diagnose stelt.. Vraag 2013.sem2.hfdst02.2: Niet-infiltrerend papillair transitioneel carcinoom Betreft: FAQ 2012, 2 de semester Vraag 2012.sem2. hfdst02.6: Niet-infiltrerend papillair transitioneel carcinoom Hoe codeer je een laterale blaaspoliep gekwalificeerd als niet-infiltrerend papillair transitioneel carcinoom? In de ICD-9-CM (versie 2011) gebruikt men de codes 188.2 Malignant neoplasm of lateral wall of urinary bladder en M8130/3 Papillary transitional cell carcinoma. Antwoord 2012.sem2.hfdst02.6: 233.7 Carcinoma in situ of bladder +M8010/2 Carcinoma in situ; Intraepithelial, Noninfiltrating, Noninvasive. De informatie betreffende de transitionele natuur van deze poliep kan niet weergegeven worden. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 8

Kunt u ons verklaren waarom het antwoord op deze vraag voorstelt om een niet-infiltrerend papillair transitioneel carcinoom als carcinoma in situ te coderen? Bij navraag bevestigt onze anatomopatholoog nochtans het verschil tussen: niet-infiltrerend papillair transitioneel carcinoom ptas carcinoma in situ ptis? Antwoord 2013.sem2.hfdst02.2: Codeerhandboek 2013 p. 57 Carcinomata in situ (codes 230 tot 234) of intra-epitheliale, nietinfiltrerende, niet-invasieve en preinvasieve carcinomen. Vraag 2013.sem2.hfdst02.3: In situ of infiltrerend Voor blaastumoren preciseert de literatuur verschillende stadia waaronder deze: Vraag : kunt u mij bevestigen dat het stadium pt1 beschouwd wordt als een infiltrerende blaaskanker en dus wordt gecodeerd met een code 188.x.? Antwoord 2013.sem2.hfdst02.3: Zoals reeds herhaaldelijk gesteld kan de TNM-classificatie niet op zich gebruikt worden voor ICD-9- CM codering. Zo er geen andere informatie in het dossier kan worden teruggevonden om de juiste code te kunnen bepalen, zal contact moeten worden genomen met de behandelend arts. N.B. in de meeste gevallen wijst een T1-4 T4 (derniers stades non décrits ci-dessus) inderdaad op een infiltrerende tumor want voor in situ wordt Tis gebruikt. Vraag 2013.sem2.hfdst02.4: Intravesicale instillatie In geval van blaastumor stadium pt1 (zie vorige vraag) wat voor mij (maar ik wacht nog op bevestiging van uwentwege) infiltrerend (en dus 188.x) betekent en onderhoudsbehandeling met intravesicale instillatie, zou ik V58.11 als hoofddiagnose en 188.x als nevendiagnose coderen met 99.25 en 96.49 als procedurecodes. Dit lijkt echter in tegenspraak met paragraaf 13.2 in het codeerhandboek 2013 p. 71. 13.2. Opname voor een intravesicale instillatie Een opname voor intravesicale instillatie van BCG of een ander antitumoraal antibioticum (bv. doxorubicine), uitgevoerd voor recidiefpreventie van een oppervlakkige blaastumor na resectie wordt als volgt gecodeerd: HD: V07.39 Other prophylactic chemotherapy (andere profylactische chemotherapie) ND: V10.51 Personal history of malignant neoplasm of bladder (Persoonlijke voorgeschiedenis van maligne blaastumor) niet toevoegen in geval van carcinoma in situ! Procedures: 99.25 "Injection or infusion of cancer chemotherapeutic substance" (Injectie of infusie van antineoplastische chemotherapie) 96.49 "Other genitourinary instillation" (Genitourinaire instillatie) FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 9

Antwoord 2013.sem2.hfdst02.4: Zo het gaat om een infiltrerende tumor blijft de hierboven aangehaalde paragraaf 13.2 in het codeerhandboek 2013 p. 71 van toepassing want het betreft een intravesicale instillatie met chemotherapie voor recidiefpreventie (zie hieronder antwoord 2013.sem2.hfdst02.5). Vraag 2013.sem2.hfdst02.5: Intravesicale instillatie van BCG Volgens de Codeerhandboek 2013 (p. 71) en de dia s van de laatste opleiding moeten we in het geval van intravesicale instillatie van BCG voor recidiefpreventie van een oppervlakkige blaastumor na resectie de code V07.39 gebruiken. Maar in de Codeeradviezen en Antwoorden op de Codeervragen gesteld in het 2de semester van 2012, stuurt u ons naar de code V58.11. Vanwaar dit verschil? In welk geval moeten we de ene dan wel de andere code gebruiken? Hangt het af van het type tumor of aan het curatieve dan wel preventieve karakter van de behandeling? Dus V58.11 als curatief en V07.39 als louter preventief? Antwoord 2013.sem2.hfdst02.5: Het codeerhandboek 2013 p.71 heeft voorrang op de FAQs van 2012. Zoals het codeerhandboek aangeeft moeten intravesicale instillaties met chemotherapie voor behandeling van oppervlakkige blaastumoren gecodeerd worden als profylaxie. Gezien voor niet-oppervlakkige blaastumoren (vanaf T2) bijna altijd de blaas wordt weggenomen of een palliatieve houding wordt aangenomen, kan de facto gesteld worden dat de blaastumoren die behandeld worden met intravesicale instillaties voor recidiefpreventie hier niet toe behoren. De code V07.39 wordt voorbehouden voor deze preventieve intravesicale instillatie en de code V58.11 voor chemotherapie toegediend via systemische weg (intrathecale en intraveneuze). Dus, In het geval van intravesicale instillatie van BCG voor recidiefpreventie van een oppervlakkige NIETinvasieve primaire blaastumor (Ta en Tis): HD: V07.39 Other prophylactic chemotherapy Procedures: 99.25 "Injection or infusion of cancer chemotherapeutic substance" + 96.49 "Other genitourinary instillation Hier wordt een neoplasma antecedent (V10-code) niet gecodeerd. (cfr. Codeerhandboek 2013, pag. 70, antecedenten van neoplasma). In het geval van intravesicale instillatie van BCG voor recidiefpreventie van een oppervlakkige invasieve primaire blaastumor (T1): HD: V07.39 Other prophylactic chemotherapy ND : V10.51 Personal history of malignant neoplasm of bladder Procedures: 99.25 "Injection or infusion of cancer chemotherapeutic substance" + 96.49 "Other genitourinary instillation Zoals het reeds meermaals vermeld werd kan de TNM-classificatie niet op zich gebruikt worden voor ICD-9-CM codering. Zo er geen andere informatie in het dossier kan worden teruggevonden om de juiste code te kunnen bepalen, zal contact moeten worden genomen met de behandelend arts. Vraag 2013.sem2.hfdst02.6: Preoperatieve radiotherapie Een patiënt vertoont een laagrectaal adenocarcinoom net proximaal van de aarssfincter, preoperatief geklasseerd as ct3n1m0. Hij krijgt neoadjuvante radiotherapie zonder chemotherapie en ondergaat vervolgens een abdominoperineale amputatie. Het operatiestuk toont geen residuele tumor en de postoperatieve klassering is yp T0N0M0. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 10

Vraag: Zijn voor de opname voor abdominoperineale amputatie de volgende hoofd- en nevendiagnoses correct? HD: 154.1 Malignant neoplasm of rectum (MALIGNE NEOPLASMA VAN RECTUM) ND: 196.2 Secondary and unspecified malignant neoplasm of Intra-abdominal lymph nodes (SECUNDAIRE EN NIET GESPECIFICEERDE MALIGNE NEOPLASMA VAN INTRAABDOMINALE LYMFEKLIEREN) Antwoord 2013.sem2.hfdst02.6: De hoofddiagnose is correct gezien de tumor als actief moet worden gecodeerd zolang de behandeling niet voltooid is, maar voor de nevendiagnose moeten er in het dossier kliermetastasen gedocumenteerd staan. Een N1 in de TNM-classificatie volstaat immers niet. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 11

HFDST. 03 - ENDOCRIENE, NUTRITIONELE, METABOLE EN IMMUNOLOGISCHE AANDOENINGEN Vraag 2013.sem2.hfdst03.1: Diabetische voet De handleiding schrijft voor om een code 250.8X Diabetes with other specified manifestations" (Diabetes met andere gespecificeerde manifestaties) te gebruiken bij (aanwezige) ulcussen thv. de voet. Kan bij vermelding door de arts van "opvolging via de voetkliniek" de code van diabetesvoet gecodeerd (250.80) worden? Antwoord 2013.sem2.hfdst03.1: Opvolging voetkliniek volstaat niet om een diabetische voet te coderen vermits deze opvolging ook profylactisch kan zijn => navraag bij de behandelend arts is noodzakelijk. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 12

HFDST. 04 - AANDOENINGEN VAN BLOED EN HEMATOPOIETISCHE ORGANEN Vraag 2013.sem2.hfdst04.1: Stollingsstoornissen Welke code moeten we gebruiken als er in de brief stollingsstoornissen omschreven staat en de patiënt neemt geen anticoagulantia? Antwoord 2013.sem2.hfdst04.1: 790.92 Abnormal coagulation profile (ABNORMAAL STOLLINGSPROFIEL): het feit of patiënt al dan niet anticoagulantia inneemt, doet hier niet ter zake. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 13

HFDST. 05 - MENTALE AANDOENINGEN Vraag 2013.sem2.hfdst05.1: Kind met hoog (intellectueel) potentieel Is het mogelijk om in ICD-9-CM kind met hoog (intellectueel) potentieel te coderen? Antwoord 2013.sem2.Hfdst05.1: Voor hoge intellectuele potentialiteit is er geen ICD-9-CM-code. Vraag 2013.sem2.hfdst05.2: (Professioneel) burn-out syndroom Is het mogelijk om in ICD-9-CM (Professioneel) burn-out syndroom te coderen? Antwoord 2013.sem2.Hfdst05.2: Professionele burn-out wordt gecodeerd met 309.29 Adjustment reaction with predominant disturbance of other emotions, other (AANPASSINGSREACTIE, ANDERE) met V62.1 "Adverse effect of work environment" (NADELIGE GEVOLGEN VAN DE WERKOMGEVING) als nevendiagnose. Vraag 2013.sem2.hfdst05.3: Zwangerschapsontkenning Is het mogelijk om in ICD-9-CM zwangerschapsontkenning te coderen? Antwoord 2013.sem2.Hfdst05.3: Zwangerschapsontkenning wordt juridisch niet beschouwd als een pathologie maar als een symptoom van onderdrukt psychisch lijden. Voor een goede codering is het dus noodzakelijk om het onderliggend lijden te weten te komen. Bij verstek kan 648.4x Mental disorder in mother complicating pregnancy, childbirth or the puerperium (PSYCHISCHE AANDOENINGEN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP) + 306.8 Psychophysiological malfunction, specified (ANDERE GESPECIFICEERDE PSYCHOFYSIOLOGISCHE FUNCTIESTOORNISSEN) gecodeerd worden, eventueel aangevuld met V61.7 Unwanted pregnancy (ANDERE ONGEWENSTE ZWANGERSCHAP) zo dit in het dossier wordt gedocumenteerd. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 14

Hfdst. 06 - Aandoeningen van zenuwstelsel en zintuiglijke organen Vraag 2013.sem2.hfdst06.1: (Spontaan) liquor hypotensiesyndroom Het liquor hypotensiesyndroom of "cerebrospinal fluid hypotension" kan spontaan voorkomen of ten gevolge van een iatrogeen liquorlek (lumbaalpunctie, ventriculostomie, lumboperitoneale shunt). Het geeft in eerste instantie hoofdpijn maar kan ook aanleiding geven tot subdurale hematoomvorming. Voor de complicatie van lumbaalpunctie is de ICD-9-CM-code 349.0 Reaction to spinal or lumbar puncture van toepassing en voor de andere iatrogene de complicatiecode 996.75, maar welke code moeten we hanteren voor de spontane vorm (waarvan de oorzaak meestal gelegen is in een atraumatische ruptuur van een arachnoidmembraan)? Meest aangewezen lijkt ons een NECcode in de categorie 349, namelijk 349.89 Condition of brain. In ICD-10 worden alle iatrogene oorzaken gegroepeerd in de categorie G97 en zouden we dus eerder opteren voor een G96.8 Other specified disorders of the central nervous system. Antwoord 2013.sem2.hfdst06.1: Cfr. Codeeradviezen en Antwoorden 2012, 1 ste semester, Vraag 2012.02.ch6.2 en 2 de semester, Vraag 2012.sem2.ch06.2. In het zeldzame geval van een spontaan liquor hypotensiesyndroom ZONDER subduraal hematoom is een 348.89 Condition of brain (OVERIGE AANDOENINGEN VAN DE HERSENEN) aangewezen. Zo het gecompliceerd is met een subduraal of arachnoïdaal hematoom, volstaat de codering van dit hematoom. Voor de meer frequente iatrogene vormen moeten de index en de tabulaire lijst van ICD- 9-CM versie 2011 gevolgd worden. Vraag 2013.sem2.hfdst06.2: Neuroborreliose Klopt volgend codeervoorstel voor Neuroborreliose (niet nader omschreven): HD: 088.81 Lyme disease (LYME DISEASE) ND: 323.41 Other encephalitis and encephalomyelitis due to infection classified elsewhere (ANDERE ENCEPHALITIS. MYELITIS. EN ENCEPHALOMYELITIS DOOR INFECTIE ELDERS GECLASSIFICEERD) Antwoord 2013.sem2.hfdst06.2: De hoofddiagnose is inderdaad 088.81 Lyme disease (LYME DISEASE), maar de term neuroborreliose is onvoldoende specifiek voor een juiste codering van de nevendiagnose. Er moet dus in het dossier worden nagegaan of het gaat om: Meningoencefalitis = 320.7 (MENINGITIS BIJ ANDERE ELDERS GECLASSIFICEERDE BACTERIELE ZIEKTEN) Encefalitis = 323.41 (ANDERE ENCEPHALITIS. MYELITIS. EN ENCEPHALOMYELITIS DOOR INFECTIE ELDERS GECLASSIFICEERD) Myelitis = 323.42 (ANDERE MYELITIS DOOR EEN ELDERS GECLASSIFICEERDE AANDOENING) Zo deze informatie niet kan worden teruggevonden, moet contact genomen worden met de behandelend arts. Bij verstek kunnen alleen de relevante symptomen als nevendiagnose worden meegegeven. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 15

Vraag 2013.sem2.hfdst06.3: Primaire progressieve afasie In ICD-9-CM is er geen code voor primaire progressieve afasie. In ICD-10-BE verwijst de index echter naar de code voor ziekte van Pick G31.01 waaraan het verwant is. Mogen we dan momenteel voor primaire progressieve afasie de corresponderende ICD-9-CM-code 331.11 Pick s disease gebruiken? Antwoord 2013.sem2.hfdst06.3: 331.11 Pick s disease (ZIEKTE VAN PICK) is inderdaad de best mogelijke ICD-9-CM (2011) codering voor zuivere primaire progressieve afasie. In het geval dat er echter ook sprake is van dementie, moet een 294.1x aan worden toegevoegd (zoals bij ziekte van Alzheimer met dementie). FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 16

HDST. 07 - Aandoeningen van het circulatoir systeem Vraag 2013.sem2.hfdst07.1: CVA van de hersenstam versus CVA van het cerebellum Hoe moeten we volgende zaken coderen: 1. hersenstamcva met cerebraal infarct? 2. CVA van het cerebellum? Codeervoorstel voor beide: 433.81 Occlusion and stenosis of precerebral artery with cerebral infarction Antwoord 2013.sem2.hdst.07.1: 1. hersenstamcva: volgens de index infarct brain (stem) = 434.91 Cerebral artery occlusion, unspecified with cerebral infarction ( AFSLUITING (OCCLUSIE) VAN CEREBRALE ARTERIE, NIET GESPECIFICEERD, MET CEREBRAAL INFARCT) 2. CVA van het cerebellum: volgens de index infarct, cerebellar = 434.91 Cerebral artery occlusion, unspecified with cerebral infarction ( AFSLUITING (OCCLUSIE) VAN CEREBRALE ARTERIE, NIET GESPECIFICEERD, MET CEREBRAAL INFARCT) Het is juist dat het cerebellum voornamelijk wordt bevloeid door de 3 cerebellaire arteriën (inferoposterior, inferoanterior en superior) die aftakken ofwel van de arteria vertebralis ofwel van de arteria basilaris. Men zou er dus van kunnen uitgaan dat een CVA van het cerebellum veroorzaakt wordt door een aandoening van één van deze precerebrale arteriën. Bovendien zijn alle aandoeningen van de precerebrale arteriën (stenose, embolie, trombose, obstructie) geïncludeerd in de categorie 433. Dit is echter een specifieke categorie die veronderstelt dat de arteriële aandoening werd gedocumenteerd. Zo dit niet het geval is, moet een NOS-code worden gebruikt, in dit geval de 434.91. Vraag 2013.sem2.hfdst07.2: (Re)trombose in femorale en popliteale synthetische greffe Betreft: FAQ 2013, 1ste semester Vraag 2013.sem1.hfdst07.1: (re)trombose in femorale en popliteale synthetische greffe Een patiënte wordt opgenomen met een acute ischemie van het linker lidmaat op basis van een occlusie door een (re)trombose in de reeds vroeger uitgevoerde femorale en popliteale synthetische greffe. Er is in de brief geen sprake van atherosclerose in het lidmaat/greffe. Moet een dergelijke thrombose ook gecodeerd worden met de icd 9 code 440.30 atherosclerosis of bypass graft of extremities? Thrombose van de arteriën van onderste lidmaat wordt gecodeerd met de icd 9 code 444.22 Arterial embolism or thrombosis of lower extremity maar zo kunnen we niet aantonen dat het hier gaat om een thrombose van een synthetische greffe. Antwoord 2013.sem1.hdst.07.1: Zo alleen sprake van trombose zonder vermelding van atheromatose/arteriosclerose is het niet toegestaan om dit laatste te coderen en kan alleen een 444.22 Arterial embolism and thrombosis of arteries of the extremities, lower extremity (Arteriële embolie en trombose van arteriën van de ledematen, onderste lidmaat) worden meegegeven. Zo de arts aangeeft dat het gaat om een complicatie van de greffe moet dit gecodeerd worden met 996.1 Mechanical complication of other vascular device/implant/graft (Mechanische complicatie van een ander vasculair toestel, implantaat en greffe) als het gaat om een rechtsreeks gevolg van de stent of als 996.62 Infection and inflammatory reaction due to other vascular device/implant/graft (Infectie en inflammatoire reactie door ander vasculair toestel, implantaat en greffe) als het beschreven wordt als een inflammatoire reactie (na te vragen zo nodig) met in beide gevallen de 444.22 als bijkomende diagnose. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 17

Voor deze casus vragen wij bijkomende informatie in verband met uw antwoord: 1. Lezen wij goed dat de arts expliciet moet vermelden dat het om een complicatie gaat en indien dit niet het geval is (eventueel via CBA bevestigd), dat wij alleen code 444.22 kunnen registreren voor een thrombus in een greffe? 2. Bij code 996.1 staat een exclusie voor thrombus in een greffe. Als er sprake is van een complicatie waarom dan niet code 996.74 registreren (ipv 996.1)? Antwoord 2013.sem2.hfdst07.2: 1. Correct. 2. Een 996.74 Complication due to other vascular device/implant/graft is volgens ICD inderdaad correcter dan een 996.1 «Mechanical complication of vascular device/implant/graft. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 18

HDST. 08 - Aandoeningen van het respiratoir stelsel Vraag 2013.sem2.hfdst08.1: Gesurinfecteerd acuut longoedeem Hoe stelt u voor een gesurinfecteerd acuut longoedeem te coderen? Codeervoorstel: 428.1 + 466.0 of eerder 428.1 + 486? Antwoord 2013.sem2.hfdst08.1: Bij verstek wordt acuut longoedeem niet nader omschreven gecodeerd met 518.4 Acute edema of lung. Alleen als het dossier een cardiale oorsprong van dit longoedeem specificeert, mag de code 428.1 Left heart failure (LINKERHARTFALEN) gebruikt worden. Als een bijkomend rechterhartfalen aanwezig is wordt de code 428.0 Congestive heart failure, unspecified (CONGESTIEF HARTFALEN, NIET GESPECIFIEERD) gebruikt. Het is niet toegestaan surinfectie zelf te interpreteren als bronchitis of pneumonie. Bij verstek leidt de index naar 519.8 Disease of the respiratory system. Als het causaal infectieus agens beschreven wordt door de behandelend arts, kan deze code worden aangevuld met een agensspecifieke code (bv. in categorie 041 in geval van bacteriële surinfectie) of erdoor vervangen (bv. 112.4 Candida of lung (CANDIDIASIS VAN LONG)). Om een bronchitis of pneumoniecode te coderen moet dit uitdrukkelijk vermeld staan in het dossier of bij de behandelend arts nagevraagd zijn (met bevestigend antwoord). Vraag 2013.sem2.hfdst08.2: Educatie en controle post-educatie Wat is de beste hoofddiagnose voor verblijven voor habituatie aan CPAP? En welke voor een post- CPAP-educatie controlepolysomnografie? Antwoord 2013.sem2.hfdst08.2: Bij een opname voor habituatie aan CPAP wordt een patiënt, waarbij slaapapnee al vroeger werd gediagnosticeerd, opgenomen om uitleg te krijgen in verband het aanleggen en functioneren van het CPAP-apparaat zonder dat er een polysomnografie wordt uitgevoerd. De patiënt blijft meestal één nacht in het ziekenhuis om het apparaat gewoon te worden tijdens zijn slaap. Het gaat dus louter om educatie. Als hoofddiagnose is V65.49 Other specified counseling (ANDERE GESPECIFICEERDE RAADPLEGING) aangewezen. Bij een opname voor post-cpap-educatie controlepolysomnografie komt de slaapapneepatiënt enige tijd na zijn educatie-opname voor een nieuwe polysomnografie om de doeltreffendheid van de CPAP-therapie te kunnen nakijken. Als hoofddiagnose is een V67.59 Follow-up examination following other treatment, other (FOLLOW-UP ONDERZOEK, NA ANDERE BEHANDELING, ANDERE) aangewezen. Vraag 2013.sem2.hfdst08.3: EDAC Recentelijk vinden wij steeds meer de term EDAC (Excessive Dynamic Airway Collapse) terug in de ontslagbrieven van onze artsen pneumologen. Is het correct EDAC te beschouwen als een vorm naast tracheo-bronchomalacie? (http://www.chestmed.theclinics.com/article/s0272-5231(13)00073-7/abstract), en het dan ook als dusdanig te coderen met code 519.19 disease of trachea and bronchus? Antwoord 2013.sem2.hfdst08.3: Ja, EDAC of excessive dynamic airway collapse lijkt inderdaad nauw verwant aan tracheabronchomalacie. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 19

Als we de ICD-9-CM 2011 index raadplegen bekomen we echter twee tegengestelde codes, afhankelijk van de gehanteerde zoekterm: Wij stellen voor om uit te gaan van bronchomalacie en dus 748.3 Other anomalies of larynx, trachea, and bronchus (ANDERE CONGENITALE AFWIJKINGEN VAN LARYNX, TRACHEA EN BRONCHUS) te coderen, omdat hiervoor geen verworven-code wordt gesuggereerd en dus moet worden uitgegaan dat het alleen congenitaal kan zijn. Zo de behandelend arts toch zou aangeven dat het gaat om een verworven aandoening is de code 519.19 Other diseases of trachea and bronchus (ANDERE ZIEKTEN VAN TRACHEA EN BRONCHUS) correct. Vraag 2013.sem2.hfdst08.4: Bronchiale hyperreactiviteit en chronisch obstructieve ademhaling Onze artsen pediaters zijn op zoek naar een code voor volgende twee omschrijvingen voor ziektetoestanden bij kinderen onder de 5 jaar, waarbij nog niet van astma kan worden gesproken: bronchiale hyperreactiviteit en chronisch obstructieve ademhaling. Mag ik aan onze pediaters volgende codes voorstellen: Bronchiale hyperreactiviteit: 519.19 disease of trachea and bronchus (code verkregen via constriction, bronchus) Chronische obstructieve ademhaling: 519.8 disease of respiratory system (code verkregen via obstructive, airway, unspecified) Of bestaan er meer specifieke codes voor bovenstaande omschrijvingen die (nog) niet binnen een bepaald ziektebeeld kunnen geplaatst worden? Antwoord 2013.sem2.hfdst08.4: Bronchiale hyperreactiviteit en Chronische obstructieve ademhaling zijn geen diagnoses maar syndromen waarvoor geen ICD-9-CM-code bestaan => codeer symptomen (bv. 786.07 wheezing (WHEEZING) en/of 786.2 coughing (HOESTEN)) of in afwezigheid van symptomen 794.2 nonspecific abnormal results of function study of pulmonary system (NIET-SPECIFIEKE ABNORMALE RESULTATEN VAN FUNCTIE-ONDERZOEKEN, PULMONALE). Eventueel kan nagevraagd worden of de symptomen niet kaderen in astma (meestal hoestvariant, inspanningsgebonden of intrinsiek). Dit werd reeds beschreven in de ICD-9-CM CODERINGSADVIEZEN - Antwoorden op de vragen van de ziekenhuizen 2007 / 2008 / 2009 Hoofdstuk 8 p. 57 puntjes 5.4. (Hoe een bronchiale hyperreactiviteit coderen? en 5.5. Hoe een restrictief syndroom coderen?) FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 20

Hfst 10 - Aandoeningen van urogenitaal system Vraag 2013.sem2.hfdst10.1: ANI tgv. rhabdomyolyse Moeten we voor acute nierinsufficiëntie ten gevolge van rhabdomyolyse te wijten aan een compartimentsyndroom coderen als traumatische anurie (958.5) of als acute nierinsufficiëntie met tubulaire necrose (584.5)? 958.5 traumatische anurie is aangewezen in geval van crush-nier wat een rechtstreeks gevolg is van trauma met belangrijke vrijstelling van nefrotoxische stoffen. Maar wat moeten we doen als het gaat om een indirecte nieraantasting door rhabdomyolyse tgv. een (traumatisch) compartimentsyndroom. Ook 958.9 of eerder 584.5 acute nierinsufficiëntie met tubulaire necrose? Antwoord 2013.sem2.hfdst10.1: Gezien er bij de categorie 584 een exclude staat voor posttraumatic, is 958.5 Traumatic anuria (TRAUMATISCHE ANURIE) de meest aangewezen code voor acute nierinsufficiëntie ten gevolge van traumatische rhabdomyolyse. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 21

Hfst 11 - COMPLICATIES VAN ZWANGERSCHAP, BEVALLING EN POST- PARTUM Vraag 2013.sem2.hfdst11.1: Spontaan breken van de vliezen (SBV) Graag verduidelijking omtrent code 656.81x en 656.82x 1. Als een patiënt (a term) wordt opgenomen omwille van spontaan gebroken vliezen waarbij de partus volgt binnen 24u dien je dan 658.12 te coderen bij de bevalling? 2. Als bij een patiënt (a term) tijdens de arbeid in het ziekenhuis de vliezen spontaan breken en de partus volgt binnen 24u dien je dan 658.12 te coderen? Antwoord 2013.sem2.hfdst11.1: Algemeen: Bij de codes 656.81 Other specified fetal and placental problems hoort geen x (er is geen zesde digit in ICD-9-CM) en 656.82(x) en 656.12 bestaan helemaal niet (vijfde digit 2 is niet toegestaan bij deze subcategoriën). De antwoorden gaan ervan uit dat 658.11 Premature rupture of membranes (PREMATUUR BREKEN VAN DE VLIEZEN, BEVALLEN, MET OF ZONDER VERMELDING VAN ANTEPARTUM AANDOENING) wordt bedoelt. In beide casussen gaat het om normale gebeurtenissen tijdens een bevalling die dan ook niet moeten gecodeerd worden, tenzij de behandelend arts uitdrukkelijk vermeld dat het complicaties zijn.. Zo er geen andere complicaties zijn (cfr. Codeerhandboek 2013 p. 292) moet 650 worden gecodeerd als enige diagnose. Vraag 2013.sem2.hfdst11.2: Bevalling - profylatische inenting Priorix en Boosterix Graag hadden we uw advies gekregen in volgende situatie: 1. Een parturiënte krijgt Priorix omwille van profylaxie Rubella: Hoe coderen? a. 64891 + V043 (Rubella) b. 64891 + V064 (MMR) 2. Een parturiënte krijgt Boosterix omwille van profylaxie voor pertussis: Hoe coderen? a. 64891 + V036 (Pertussis) b. 64891 + V061 (DiTePer) Antwoord 2013.sem2.hfdst11.2: Voor 1 zowel als 2 volstaan de V-codes gezien een nood tot vaccinatie hier moeilijk kan gezien worden als een complicatie van de zwangerschap. Bovendien zal dit maar zelden tijdens een hospitalisatie gebeuren vermits vaccinaties normaal tot de ambulatoire geneeskunde behoren. En in beide gevallen volstaat de optie a. omdat de V-code de intentie betreft ongeacht wat er uiteindelijk wordt toegediend. Indien u toch wil meegeven wat er precies werd toegediend moet u gebruik maken van de (niet-verplichte) procedurecodes uit de subcategorieën 99.3 Prophylactic vaccination and inoculation against certain bacterial diseases (PROFYLACTISCHE VACCINATIE EN INOCULATIE TEGEN BEPAALDE BACTERIELE ZIEKTEN) en/of 99.4 Prophylactic vaccination and inoculation against certain viral diseases (PROFYLACTISCHE VACCINATIE EN INOCULATIE TEGEN BEPAALDE VIRALE ZIEKTEN). FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 22

HFDST. 13 - Aandoeningen van musculoskeletale systeem en bindweefsel Vraag 2013.sem2.hfdst13.1: Niet nader omschreven systeemziekte Systeemziekten waaronder vasculitiden en auto-immuunbindweefselziekten zijn notoir moeilijk te diagnosticeren en op diensten zoals Geriatrie wordt vaak geen ver doorgedreven diagnostiek verricht en worden in het besluit termen gebruikt als "auto-immuunsysteemziekte/vasculitis" zonder bijkomende verklaring. Op dit niveau bestaan er in ICD-9-CM (en ICD-10-BE) echter geen NOS-codes. Hoe moeten wij deze dan best meegeven. Mogen we de code 710.9 Niet gespecificeerde diffuse bindweefselziekte gebruiken? ICD-10-BE lijkt hiernaar te verwijzen met de corresponderende M35.9 als steeds gekozen wordt voor unspecified. Een mogelijk alternatief is te kijken naar de etiologie die quasi altijd auto-immuun is en dan verkrijgen we een 279.49 Autoimmuunziekte, niet elders geclassificeerd maar dit is natuurlijk een NEC en geen NOS-code en bovendien in een totaal ongerelateerde categorie (bloedziekten). Antwoord 2013.sem2.hfdst13.1: 710.9 Unspecified diffuse connective tissue disease (NIET GESPECIFICEERDE DIFFUSE BINDWEEFSELZIEKTE) is aanvaardbaar bij verstek, maar het verdient steeds de voorkeur om bij de behandelende arts na te vragen of er geen betere omschrijving mogelijk is. Vraag 2013.sem2.hfdst13.2: Veneus Thoracic Outlet Syndroom (TOS) Het thoracic outlet syndrome (TOS, heet ook wel schoudergordelsyndroom of neurovasculair compressiesyndroom) is een verzamelnaam voor aandoeningen waarbij de vaatzenuwbundel bestaande uit de plexus brachialis, de arteria en vena subclavia in het schoudergebied bekneld raakt.. De index van ICD-9-CM verwijst voor TOS naar 353.0 Brachial plexus lesions in de categorie 353 Nerve root and plexus disorders. Maar wat als de clinicus nu specifiek vermeld dat het alleen gaat om een VENEUS TOS (Beknelling van de ader (vena subclavia) maar dus zonder zenuwaantasting)? Moeten we dan toch een 353.0 coderen of is een 459.2 Compression of vein/451.89 Phlebitis and thrombophlebitis of specified site (afhankelijk van de oorzaak) hier meer aangewezen? Of moeten we een combinatie van beide coderen? Natuurlijk kan dezelfde vraag worden gesteld voor een louter arteriëel TOS (353.0 of 447.1 Stricture of artery/444.89 Embolism or thrombosis of artery) en een arterioveneus TOS. Antwoord 2013.sem2.hfdst13.2: De ICD-9-CM is een gesloten classificatie. Voor elke aandoening of procedure wordt door de classificatie één enkele plaats voorzien. Helaas betekent dit dat bepaalde multisystemische aandoeningen onder één van de manifestaties wordt geklasseerd. In dit geval is het thoracic outlet syndroom geklasseerd als nerveus letsel onder 353.0 Brachial plexus lesions (AANDOENINGEN VAN DE PLEXUS BRACHIALIS) ongeacht of de manifestatie nerveus, veneus of arteriëel is. En gezien deze manifestaties inherent zijn, mogen zij niet apart worden gecodeerd, tenzij expliciet onderzocht en/of behandeld. Vraag 2013.sem2.hfdst13.3: Symptomatische en niet-osteoporotische oude wervelindeukingsfracturen Wat moet er gecodeerd worden in geval van opname voor klachten die worden geweten aan oude osteoprotische wervelindeukingsfracturen? En wat als het gaat om oude oncologische of traumatische wervelindeukingsfracturen? De codeerhandboek 2013 p. 317 stelt "Een oude en niet FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 23

symptomatische indeukingsfractuur wordt gecodeerd met 733.00. Als ze daarentegen recent is en een of andere aanpak vereist, wordt ze gecodeerd met 733.13." Maar wat als het gaat om een patiënt met rugpijn (symptomatisch) en wat als het gaat om een niet-osteoporotische oude wervelindeukingsfractuur? 733.00 is immers een code voor osteoporose en het zou mij dan ook logischer lijken om voor asymptomatische indeukingsfracturen de personal history codes voor fractuur te gebruiken (afhankelijk van de oorzaak V13.51 of V15.51). Ons voorstel voor symptomatische oude fracturen (ongeacht de oorzaak) is: huidige klacht (bv. 338.29 chronic pain) + 905.1 late effect of fracture of spine & trunk without spinal cord lesion + verwijzing naar oorzaak (bv. 733.00 osteoporosis of tumorcode of E929.3 late effects of fall). Antwoord 2013.sem2.hfdst13.3: 1. Symptomatische oude wervelindeukingsfracturen kunnen inderdaad gecodeerd worden met een code voor de huidige klacht (bv. pijn) en één voor de achterliggende oorzaak(bv. metastase). Een late-effect code (+ E-code) kan echter alleen worden gebruikt in geval van traumatische fracturen [zie nota bij LATE EFFECTS OF INJURIES, POISONINGS, TOXIC EFFECTS, AND OTHER EXTERNAL CAUSES (905-909)]. 2. Asymptomatische oude wervelindeukingsfracturen dienen, voor zover relevant (bv. in het kader van nieuwe wervelfracturen of rugklachten met een andere oorzaak), gecodeerd te worden met V13.51 Personal history of pathologic fracture (PERSOONLIJKE VOORGESCHIEDENIS VAN ANDERE MUSKULOSKELETALE STOORNISSEN, PATHOLOGISCHE FRACTUUR) en een code voor de achterliggende oorzaak of V15.51 Personal history of traumatic fracture (ANDERE PERSOONLIJKE VOORGESCHIEDENIS MET RISICO VOOR DE GEZONDHEID, LETSEL, TRAUMATISCHE FRACTUUR). De paragraaf over oude en niet symptomatische indeukingsfractuur in de codeerhandboek 2013 p. 317 is enkel van toepassing voor oude osteoporotische fracturen die (op dagkliniek) behandeld worden met bisfosfonaten. Vraag 2013.sem2.hfdst13.4: Spondylodiscitis Spondylodiscitis wijst op inflammatie van een tussenwervelschijf en de aangrenzende wervellichamen. Men moet de alfabetische index volgen via de hoofdterm spondylitis 720.9 en discitis 722.9x (codeerhandboek 2013 p. 326). Maar wat moet er gecodeerd worden als het gaat om een infectie: Spondylodiscitis D9-D10 met Streptococcus bovis? 041.09 Other Streptococcus + 720.9 Unspecified inflammatory spondylopathy, Spondylitis NOS??? In de index van ICD-9-CM staat effectief : spondilitis infectious NEC = 720.9. Antwoord 2013.sem2.hfdst13.2: Zoals in de handleiding staat wijst spondylodiscitis op een inflammatie van een tussenwervelschijf en de aangrenzende wervellichamen. Men moet de alfabetische index volgen via de hoofdterm spondylitis 720.9 en discitis 722.9x. Als het gaat om een bacteriële infectie kan aan de voorgestelde codes een 041-categoriecode worden toegevoegd zoals bij andere ontstekingen waarvoor in ICD-9-CM geen kiemspecifieke codes bestaan (cfr.bacteriële urineweginfectie = 599.0 + 041.x(x)). Vraag 2013.sem2.hfdst13.5: Cyclops laesie Hoe moet je een cyclops laesie ten gevolge van een kruisbandplastie coderen? Codeervoorstel: 338.28 Other chronic postoperative pain (ANDERE CHRONISCHE POSTOPERATIEVE PIJN) 719.56 Stiffness of joint, NEC, knee (STIJFHEID VAN GEWRICHTEN, NIET ELDERS GECLASSIFICEERD, KNIE) FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 24

Antwoord 2013.sem2.hfdst13.5: Een cyclops laesie is een mogelijke complicatie van de chirurgische reconstructie van de voorste kruisband. Het wordt gekarakteriseerd door de vorming van een fibreus litteken aan de binnenkant van het gewricht. Dit kleine littekenbolletje (of nodule) ontwikkelt zich juist voor de nieuwe voorste kruisband. Wanneer de knie wordt gestrekt raakt de kruisband tussen femur en tibia geklemd en beperkt zo de extensie. Zijn afgeronde, gladde en unieke voorkomen heeft tot de naam cyclops laesie geleid.) Gezien het gaat om een reactie op een operatie is hier een complicatiecode van toepassing: 996.78 Complication due to other internal orthopaedic device/implant/graft (ANDERE COMPLICATIES VAN INTERN (BIOLOGISCH) (SYNTHETISCH) PROTHETISCH TOESTEL, IMPLANTAAT EN GREFFE, DOOR ANDER INTERN ORTHOPEDISCH TOESTEL, IMPLANTAAT EN GREFFE) Hieraan kan nog 338.28 Other chronic postoperative pain (ANDERE CHRONISCHE POSTOPERATIEVE PIJN) en 719.56 Stiffness of joint (STIJFHEID VAN GEWRICHTEN, NIET ELDERS GECLASSIFICEERD) worden toegevoegd, zo aanwezig, gezien de Use additional code to identify complication, such as: pain due to presence of device, implant or graft (338.18-338.19, 338.28-338.29). FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 25

HFDST. 14 - CONGENITALE ANOMALIEËN Vraag 2013.sem2.hfdst14.1: Hypotonie-cystinuriesyndroom Hoe moeten we het Clara-Lowenthal- of hypotonie-cystinuriesyndroom coderen? "Het hypotonie-cystinurie syndroom is een autosomaal recessief overgeërfde aandoening beschreven in 13 families. Patiënten zijn zeer hypotoon (slap) en kampen met grote voedingsproblemen op zuigelingenleeftijd. Ze vertonen ook lichte morfologische afwijkingen waaronder een langwerpig hoofd (dolichocephalie) en neerhangende oogleden (ptosis). Patiënten vertonen ook een groeiachterstand die succesvol wordt behandeld met groeihormoon. Tenslotte ontstaan symptomen van nierstenen binnen de eerste tien levensjaren ten gevolge van cystinurie type I. " "Hypotonia cystinuria syndrome (HCS) is a recessive disorder caused by microdeletions of SLC3A1 and PREPL on chromosome 2p21. Patients present with generalized hypotonia at birth, failure to thrive, growth retardation and cystinuria type I. The initially described HCS families live in small regions in Belgium and France." Codeervoorstel: 759.89 "Other specified congenital anomalies, other" + 358.8 "Myoneural disorder" (voor de hypotonie) + 270.0 "Disturbance of amino-acid transport" (voor de cystinurie, cfr. Index). Antwoord 2013.sem2.hdst14.1: Codeervoorstel is correct voor deze concrete casus, maar wij willen er wel op wijzen dat hypotonie niet nader omschreven wordt gecodeerd met781.3 Lack of coordination (GEBREK AAN COORDINATIE) en dat voor een hypotone neonaat bij verstek 779.89 Other specified conditions originating in the perinatal period (ANDERE GESPECIFICEERDE AANDOENINGEN DIE HUN OORSPRONG VINDEN IN DE PERINATALE PERIODE) moet worden gebruikt. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 26

HFDST. 15 - PATHOLOGIEEN VAN DE PERINATALE PERIODE Vraag 2013.sem2.hfdst15.1: heropname van prematuur >28d oud Een baby (tweede geboren van een drieling) wordt geboren op 24 weken en weegt 620g. Hij verblijft op neonatologie tot zijn 81 ste levensdag. Vervolgens wordt hij voor 24u opgenomen in een ander ziekenhuis en komt s anderendaags terug bij ons op neonatologie. Hij is dan meer dan 28 dagen oud maar moet toch nog bijgevoegd worden omdat hij nog maar 1220g weegt. Welke code moet hier gebruikt worden als hoofddiagnose? Nog steeds de code voor prematuriteit 765.02 (extreme prematuriteit, gewicht tussen 500 en 749g)? Dit geeft consequent DRG 955. Antwoord 2013.sem2.hdst15.1: De hoofddiagnose is de reden van opname en dit is de prematuriteit die wordt gecodeerd met een code uit de categorie 765 Disorders relating to short gestation and low birthweight. Er is inderdaad een probleem, dat reeds herhaaldelijk is aangegeven, op niveau van de APR-DRG-grouper versie 15 in het geval dat de leeftijd van de baby bij transfer hoger is dan 28 dagen (DRG 955 principal diagnosis invalid as discharge diagnosis). Maar in APR-DRG versie 28 leidt een hoofddiagnose 765.xx in dat geval naar de DRG 863 Neonatal Aftercare. Het is dus duidelijk dat het niet foutief is om de prematuriteit als hoofddiagnose te coderen maar het een grouperfout betreft die opgelost is in de meer recente versies. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 27

HFDST. 16A - SYMPTOMEN, TEKENS EN SLECHT GEDEFINIEERDE PATHOLOGIEËN Vraag 2013.sem2.hfdst16a.1: Ketotisch of acetonemisch braken Het besluit van de behandelend arts is : begin van acetonemisch braken, een rehydratatiepoging met grenadinewater mislukt door onbedwingbaar braken. Er is geen urine-analyse. Codeermogelijkheden voor acetonemisch braken : a) acetonemie :790.6 b) ketoacidose :276.2 c) acetonurie :791.6 Antwoord 2013.sem2.hdst16a.1: a) Bij verstek kan voor ketotisch of acetonemisch braken enkel 790.6 Other abnormal blood chemistry (ANDERE ABNORMALE BLOEDCHEMIE) worden gecodeerd. b) 276.2 Acidosis (ACIDOSE) is een diagnose die door de behandelend arts zelf moet gesteld worden en niet alleen op basis van ketotisch of acetonemisch braken. c) Het is duidelijk dat 791.6 Acetonuria ( ACETONURIE) alleen kan worden vastgesteld via urineonderzoek en enkel wordt gecodeerd zo dit relevant is bevonden. FOD Volksgezondheid 2013 - ICD-9-CM Codeerproblemen 2013/sem.2 28