Van barbaarse broek tot extravagante hoed Toelichting voor leerkrachten Inleiding - Waarom replica s - Voorwerpen museumbox - Oplossingen V.U.: Annemie Charlier - Grote Markt 1-9100 Sint-Niklaas
2
Een handleiding voor leerkrachten Een museumbezoek met de klas hoeft niet te resulteren in een saaie en zenuwslopende bedoening. De eerste vijf pagina s van de werkbrochure Van barbaarse broek tot extravagante hoed bieden de leerkracht een goede leidraad om een bezoek aan de archeologische verhaallijn in SteM voor te bereiden. Zo scherpen enkele doordenkertjes de geest over de eigen kleding en het gebruik van sieraden. Ook een eerste kennismaking met archeologisch erfgoed kan in de klas gebeuren, dankzij een museumbox met acht replica s van archeologische sieraden en accessoires. De leerlingen kunnen deze voorwerpen bestuderen met behulp van de vragen in Speurwerk voor in de klas (p. 5 werkbrochure). De meeste voorwerpen uit deze museumbox zullen ook voor de leerkrachten onbekenden zijn. Daarom zijn er in het midden van deze brochure identificatiefiches van de objecten terug te vinden. Verder besteedt deze handleiding ook aandacht aan de methodiek van de studie van een archeologisch voorwerp en het gebruik van replica s in de museumbox. Op het einde van de brochure staan tenslotte de antwoorden van de doe-opdrachten tijdens de rondleiding in SteM genoteerd. Dankzij deze hulpmiddelen wordt een bezoek aan SteM gegarandeerd een boeiende en leerzame ervaring. Wat valt er te ontdekken? Bij de studie van archeologische vondsten besteedt een archeoloog aan onder meer de volgende punten aandacht: - Uit welk materiaal/materialen is het voorwerp vervaardigd? - Wat is de functie van dit voorwerp? - Hoe is het voorwerp opgebouwd? Zijn er verschillende onderdelen? Welke vorm heeft het voorwerp (vierpas, rechthoek, cirkel, een combinatie van )? - Zijn er sporen van productie (bv. gietfouten) of bewerking (bv. vijlsporen) op het voorwerp terug te vinden? - Is er versiering aanwezig? Welke motieven zijn er gebruikt? Hebben deze een symbolische waarde? - Welke versieringstechnieken zijn er gebruikt (graveren, stempelen, vertinnen, inzetten van een (half)edelsteen, emailleren.)? Deze vragen kunnen een hulpinstrument zijn bij het onderzoeken van de replica s in de klas. Laat de leerlingen echter eerst rustig hun gang gaan. De opmerkingsgeest van kinderen is immers niet te onderschatten. Zij hebben vaak oog voor zaken waar volwassenen niet meer bij stil staan. Stuur bij indien nodig. 1. Ook de herkomst/vondstomstandigheden en datering van de voorwerpen zijn voor een archeoloog heel belangrijk. De tijdsduur van deze workshop is echter te beperkt om hieraan aandacht te besteden. 3
4
Waarom replica s? Leerlingen kunnen teleurgesteld reageren wanneer ze vernemen dat ze niet met originele archeologische objecten mogen werken. Hier zijn echter gegronde redenen voor, die in de klas kunnen worden toegelicht. Wanneer bij archeologisch onderzoek in het Waasland bronzen, tinnen, loden of ijzeren voorwerpen worden ontdekt, blijkt steeds dat het oppervlak van deze archeologica door corrosie is aangetast. In sommige gevallen zit het object zelfs vervat in een klomp roest, gemengd met zand en organisch materiaal. Een metalen voorwerp gaat niet zomaar spontaan corroderen. Het corrosieproces wordt geactiveerd bij aanwezigheid van zuurstof en vooral van water in de bodem. Hoe meer lucht- en waterdoorlaatbaar de bodem is, des te erger is het object onderhevig aan corrosie. In waterverzadigde en zuurstofvrije bodems of droge bodems is corrosievorming gering. De gevolgen van dit destructieve proces zijn duidelijk zichtbaar. De goudkleurige objecten uit koperlegering slaan groen uit. Bewerkingsporen of versieringen zoals vijlsporen, gietnaden, graveringen, puntslagversiering, vertinning zijn (bijna) niet meer met het blote oog waar te nemen. IJzeren voorwerpen veranderen in onherkenbare roestklompen. Gelukkig bestaan er efficiënte conserveringsmethodes die het corrosieproces kunnen doen stoppen. Ook wordt het voorwerp o.m. ontdaan van zijn corrosielagen, waardoor het oorspronkelijk oppervlak met al zijn details opnieuw zichtbaar wordt. Eenmaal de voorwerpen zijn behandeld, kunnen ze wel niet meer zonder bescherming (handschoenen) worden gemanipuleerd. Tijdens het conserveringsproces worden immers producten gebruikt die schadelijk zijn voor de gezondheid. Ook kan door manipulatie het corrosieproces terug starten (combinatie zuurstof in de lucht, en vocht en zouten in de huid). Naast metalen objecten zijn ook archeologica uit glas een kwetsbare groep (breekbaar!). Bij prospecties of opgravingen worden maar zelden volledige kralen of armbanden uit glas teruggevonden. Daarom is het ook hier aangewezen om te werken met replica s. 2. Corrosie is het resultaat van een chemisch of electrochemisch proces waarvan de oorzaak is terug te vinden bij de metallurgische bewerking van metaalertsen. In deze brochure kan er helaas niet dieper op deze problematiek worden ingegaan. 5
Identificatiefiches voorwerpen uit museumbox Voor elk voorwerp in de museumbox is een fiche opgesteld. Hierin zijn gegevens met betrekking tot de identificatie, de datering, het gebruikte materiaal en de vindplaats van het originele voorwerp terug te vinden. Daaronder staan bijzondere of opvallende kenmerken vermeld (nuttig voor bij de klassikale studie). Ook achtergrondinformatie over het voorwerp (functie, productie ) is hier genoteerd. 6
Toelichting voorwerp van de museumbox: 1 Foto identificatie datering vindplaats materiaal halssnoer ong. 250 v. Chr.- -3 glas 50 n. Chr. 3. De kralen van dit halssnoer zijn gemaakt naar het voorbeeld van prospectievondsten in het Waasland (diverse vindplaatsen). Opvallende kenmerken - cirkel (basisvorm) - kralen verschillen qua kleur en afmetingen ten opzichte van elkaar - binnenrand van de parels is wit van kleur Extra informatie Halssnoeren zijn bijzondere sieraden en dragen in de eerste plaats bij tot de status van de drager/draagster. Ze trekken immers de aandacht van de omstanders naar het gezicht van de drager, en zijn/haar identiteit. Daarom worden ze bij voorkeur in schitterende materialen uitgevoerd: goud, edelstenen, parels of glas. Glas is één van de eerste door de mens gemaakte kunststoffen (+ 4000-3000 v.chr.). Zilverzand, kalk, hout en kaliumkarbonaat/soda zijn de basisgrondstoffen voor het vervaardigen van glas. Dit alles wordt in een aardewerkkommetje in een oven op 700 à 800 C samengesmolten tot een vloeibare massa. Door middel van diverse spatels en lange metalen pinnen/staven worden uit deze warme kneedbare glasklomp kralen gevormd. Glas kleuren gebeurt door toevoeging van metaaloxiden. Koperoxide en kobaltoxide geven een blauwe kleur, een heel populaire kleur in de ijzertijd. IJzeroxide levert een groene kleur. Lood- of antimoonoxide geeft een gele kleur. De witte laag die aan de binnenrand van de kraal te zien is, bestaat uit heel fijne klei. Deze klei wordt op de metalen staaf of pin waarmee de kralen worden gevormd aangebracht en zorgt ervoor dat de nog warme glaskralen makkelijker loskomen van de pin/staaf. Door de warmte blijft er wel een fijn wit kleilaagje aan de binnenrand van de kraal achter. Deze verdwijnt echter bij het dragen van de kralen aan een halssnoer/armband. 7
Toelichting voorwerp van de museumbox: 2 Foto identificatie datering vindplaats materiaal haakfabula 100 v. Chr Waasmunster- ijzer - 50 n. Chr vicus Pontrave Opvallende kenmerken - sluiting is een spiraal met 10 windingen - naaldhouder is doorboord (versiering) - streepjes/groeven aan de langszijde van de beugel (bewerkingssporen, van een vijl) - haak Extra informatie 8 De overgrote meerderheid van de mantelspelden uit de ijzertijd is in onze gewesten in ijzer uitgevoerd. De introductie van ijzer in de materiële cultuur heeft een ware revolutie ontketend op vlak van oorlogsvoering (ijzeren wapens waren superieur ten opzichte van bronzen wapens) en gebruiksvoorwerpen (harder, sterker en duurzamer gereedschap). De superioriteit van ijzer ten opzichte van de andere gekende metalen (qua sterkte en hardheid) wordt in de oudheid aan magische krachten toegeschreven. Dergelijke magische grondstof wordt dan ook graag in sieraden verwerkt. Bij een fibula 2 onderscheiden we vijf delen: 2 3 1. de naald 2. de naaldhouder 1 3. de voet 4. de beugel/schijf 5. de kop 4 5
Toelichting voorwerpen van de museumbox: 3 Foto identificatie datering vindplaats materiaal armband 50-175 Waasmunster- brons vicus Pontrave Opvallende kenmerken - open armband met knopvormige uiteinden - groeven aan de uiteinden (versieringen) - goudkleurig (brons werd vaak gebruikt als imitatie van goud) - putjes of oneffenheden in het oppervlakte (gietfouten) - zwart in de groeven (onzuiverheden) Extra informatie De meerderheid van de Romeinse armbanden zijn uit brons, een legering van koper en tin. Exemplaren in edelmetaal zijn eerder zeldzaam en voorbehouden voor een beperkte gefortuneerde groep. De meest voorkomende uitvoeringen zijn de eenvoudige gesloten en open typen. Deze laatste hebben versierde uiteinden (schijf, knop of dierenkop). De armband kan ook versierd zijn met graveringen, stempelindrukken, spiraalwindingen etc. Soms is ze getorst. Romeinen sieren zowel hun polsen als hun bovenarmen met armbanden, bij voorkeur paarsgewijs. 9
Toelichting voorwerp van de museumbox: 4 Foto identificatie datering vindplaats materiaal beugelfibula 50-150 Waasmunster- brons (legering vicus Pontrave koper en tin) +vertind Opvallende kenmerken - goud- en zilverkleurig - op bepaalde plaatsen komt het goud door het verzilverde oppervlakte tevoorschijn - basisvorm: beugel versierd met dwarsbanden van verschillende groottes - sluiting is anders dan bij de ijzeren fibula (nr.2). huls met een ijzeren spil en naald (hulsscharniersluiting) - versiering:. putjes die allerlei motieven vormen (puntslagversiering). groeven of golvende lijn in de dwarsbanden. groeven aan de huls van de sluiting. gaatje en groeven bij de naaldhouder - achterzijde mantelspeld: putjes (gietfouten) en fijne lijnen (vijlsporen) Extra informatie In de late bronstijd ontwikkelt men een sluitingsysteem voor mantels en jurken die sterk gelijkt op de moderne veiligheidsspeld. Omwille van zijn degelijkheid verspreidt deze mantelspeld vooral bekend onder de Romeinse naam fibula - zich zeer snel over het Europees continent. De oudste vormen zijn uit één enkele bronzen draad vervaardigd en staan bekend als draadfibulae. Deze spelden zijn louter functioneel en bieden aanvankelijk weinig mogelijkheden tot versieren. Toch begint men vrij snel met de vormgeving van de verschillende onderdelen beugel, voet, naaldhouder, naald en sluiting - te experimenteren. In het Romeinse rijk bereikt de fibula een ongekende populariteit. Talrijke ateliers ontwerpen de meest uiteenlopende typen. Men vindt hiervoor inspiratie bij de gangbare trends in de juweelkunst. Extra aandacht wordt besteed aan de decoratie van deze 10
Toelichting voorwerpen van de museumbox: 4 bis Foto identificatie datering vindplaats materiaal lunula 4 41-54 Waasmunster- vertind + brons (type) vicus Pontrave 4: Lunula is de Latijnse verkleinvorm van luna (maan) Opvallende kenmerken - basisvorm: maansikkel, versierd met knoppen - sluiting is anders dan bij de ijzeren mantelspeld (nr.2) - 2 opstaande plaatjes met ijzeren spil en naald - versiering:. putjes die allerlei motieven vormen (puntslagversiering). twee diepe groeven. achterzijde mantelspeld: putjes (gietfouten) en fijne lijnen (vijlsporen) Extra informatie (vervolg pagina 10) spelden. In de eerste eeuw na Chr. ligt de nadruk vooral op het graveren en stempelen van het oppervlak. Geïnspireerd door kostbare juwelen met kleurrijke edelstenen zullen vanaf het einde van de eerste eeuw na Chr. meer en meer mantelspelden met emailcellen en/of -velden worden versierd. Vorm, materiaal of versieringsmotieven zijn hier nooit zonder betekenis. De kostbaarheid van het materiaal, het gewicht en zelfs de grootte van de speld informeren de toeschouwer over de status van zijn drager. Sommige uitvoeringen zijn ook regionaal gebonden en onthullen de herkomst van de eigenaar. Aan bepaalde motieven (slangen, maansikkels, zonneschijven etc), metalen (ijzer) of bepaalde kleuren (van emailcellen) worden zelfs magische krachten toegeschreven. Grafstèles en inhumatiegraven leveren enige informatie op over de draagwijze van deze sieraden. Vrouwen zijn duidelijk fervente fans van dit sieraad. Ze dragen een paar mantelspelden aan de schouders van hun mouwloze peplos -jurken. Hun mantels sluiten ze vooraan met behulp van minstens een fibula. Ook verfraaien ze hun kledij met een of meerdere exemplaren van deze spelden, bijvoorbeeld aan de borststreek. Bij de mannen is slechts een beperkt gebruik vast te stellen, namelijk bij het sluiten van hun mantel (aan de rechterschouder of vooraan). 11
Toelichting voorwerp van de museumbox: 5 Foto identificatie datering vindplaats materiaal ring 100-200 Waasmunster- ijzer + onyx vicus Pontrave Opvallende kenmerken - zilverkleurig - groeven en putjes aan de binnenzijde ring (vijlsporen en andere bewerkingssporen) - zwart steentje (onyx, halfedelsteen) met gravering (motief: fabeldier) Extra informatie Ringen zijn populair in de Romeinse periode. Mannen, vrouwen en zelfs kinderen dragen dit kleinood bij voorkeur aan de ring- of wijsvinger van de linkerhand. Wie zijn/haar hoge positie in de maatschappij of rijkdom wil tonen, schrikt er zelfs niet voor terug om meerdere ringen aan eenzelfde vinger te dragen. De meerderheid van de aangetroffen ringen in onze gewesten zijn zegelringen. Meestal zijn deze uit ijzer als imitatie van zilver vervaardigd. Tal van exemplaren hebben een gem uit (half)edelsteen of glaspasta (een goedkoper alternatief) in de ringkas. 12
Toelichting voorwerpen van de museumbox: 6 Foto identificatie datering vindplaats materiaal religieuze 1300-1350 Beveren- lood-tinlegering insigne Singelberg Opvallende kenmerken - donkergrijs met lichtbruine vlekken - onvolledig - afgebeelde tafereel: - midden, een figuur draagt een groot hoofd - - rechts, een knielende engel - bevestigingsoogje aan de rand - achterzijde is oneffen met gearceerde banden (opgevulde gietkanalen (6)) 6: Insignes worden in een mal (gietvorm) gemaakt. Het vloeibare hete metaal verspreidt zich in deze gietvorm via kleine kanaaltjes die ervoor zorgen dat het metaal zich gelijkmatig in de mal kan verdelen. Extra informatie In de middeleeuwen zijn bedevaartsoorden bijzonder populair. In de omgeving van deze plaatsen worden allerlei souvenirs te koop aangeboden, waaronder kleine sierspelden of insignes. Hierop staat de te vereren heilige(n), het relikwie of een algemeen religieus thema afgebeeld. Deze insignes zijn meer dan een herinnering aan een verre reis. Eerst en vooral fungeren ze als een herkenningsteken. Samen met het typische uniform (mantel, hoed, staf en tas) kan de pelgrim zich hiermee onderscheiden van andere reizigers en wordt hem/haar tal van privileges toegestaan, zoals bijvoorbeeld vrijstelling van tol of gastvrijheid bij particulieren, kloosters en kerken. Tevens gelooft men dat ze ook bescherming bieden. Nog belangrijker is hun rol als reliques représentatives. Eenmaal het reliekschrijn, heiligengraf of heiligenbeeld aangeraakt, zijn de insignes begiftigd met een deel van hun hemelse kracht, en dit tot heil en zegen van de eigenaar. Het vertrouwen hierin is zo sterk dat deze objecten vaak in de volksgeneeskunde of allerlei bijgelovige praktijken zijn gebruikt. Dit pelgrimsinsigne is afkomstig van de kathedraal van Amiens (Frankrijk), die een reliekhouder bezit, waarin een deel van de schedel van Johannes de Doper wordt bewaard. De afbeelding op het insigne stelt de presentatie van het reliekschrijn aan de gelovigen voor (1x per jaar). 13
Toelichting voorwerp van de museumbox: 7 Foto identificatie datering vindplaats materiaal applique 1407-1424 Doel- brons Deurganckdok (verdronken nederzetting) Opvallende kenmerken - goudkleurig - bruine vlekken (oxidatielaag) - putjes aan de randen (puntslagversiering) - sleutelgat met boven- en onderaan twee gaatjes (voor nageltjes of splitpennetjes) - achterzijde is donker van kleur en vertoont oneffenheden (gietfouten in de bronsplaat) Extra informatie Appliques worden als versiering op kleding bevestigd door middel van nageltjes of splitpennetjes. Een bijzonder type onder de appliques is het pseudoslotplaatje. De betekenis van deze plaatjes is niet zo eenvoudig te bepalen. Er zijn sterke vermoedens dat deze slotplaatjes de liefde verbeelden. 14
Toelichting voorwerpen van de museumbox: 8 Foto identificatie datering vindplaats materiaal profane 1407-1424 Doel - lood-tinlegering insigne Deurganckdok (verdronken nederzetting) Opvallende kenmerken - zilverkleurig - basisvorm: vierpas - buste van een man in de kern van de vierpas - goudkleurige naald aan de achterzijde - oneffenheden aan de achterzijde (resten van gietkanalen), niet mooi afgewerkt Extra informatie Lieden van alle rangen en standen tooien zich in de late middeleeuwen graag met goedkope of kostbare onderscheidingstekens, ook wel insignes genaamd. Aan de hand van de themata onderscheiden we twee groepen: religieuze en profane. Deze voorwerpen weren kwaad af en trekken het geluk aan. Een bijzondere categorie bij de profane insignes zijn loden imitaties van kostbare juwelen uit edelmetaal, bezet met parels en edelstenen. Alhoewel het om goedkope imitaties gaat, zijn sommige met heel veel oog voor detail vervaardigd. Deze insignes zijn bijzonder populair van de 13de tot begin 16de eeuw. Ze komen in oneindig veel variaties voor. De hoofdvorm van deze broches varieert van cirkel, vierkant, veelhoek, ster, schild, vierpas tot hart Als versieringsmotieven vinden we zowel decoratieve patronen als figuratieve elementen (bloemen, bustes, handen, dobbelstenen ) terug. Soms zijn ze voorzien van letters. 15
16
Geef je oren en ogen de kost tijdens het bezoek aan SteM Oplossingen doe-opdrachten Wat valt er te ontdekken? Identificeren en dateren sieraden uit de museumbox 1. kraal, kobaltblauw glas, 250 v.chr. 50 n.chr.? 7 2. haakfibula, 100 v.chr. 50 n. Chr. 3. open armband, 50-175 4. beugelfibula met dwarsprofilering, 50-150 lunulafibula, 41-54 5. ring met intaglio, 100-200 6. religieuze insigne (Johannes De Doper), 1300-1350 7. applique, 1407-1424 8. profane insigne (buste-insigne), 1407-1424 7 Deze kraal is een prospectievondst en kan daarom slechts in een algemeen tijdskader namelijk de ijzertijd worden geplaatst. Dergelijke datering wordt steeds door een vraagteken gevolgd. Hoe onderscheidden de verschillende stammen zich in onze gebieden tijdens de ijzertijd van elkaar? De kledingstukken uit de ijzertijd zijn samengesteld uit prachtig gekleurde wollen of linnen stoffen, waarin eenvoudige tot complexe weefpatronen zitten verwerkt (ruiten, schuine of verticale strepen). Elke Keltische en Germaanse stam heeft zijn eigen weefpatronen. Zo kon men op basis van de motieven uitmaken tot welke stam iemand behoorde. Welk vooroordeel hadden de Romeinen over de kledij van de Kelten en Germanen? Kelten en Germanen dragen een braeci (lange broek) en tunica (hemd). De Romeinen kennen geen broek, enkel een tunica. Zij vinden het dragen van een broek barbaars. Hoe lieten de middeleeuwers zien dat ze rijk waren? Kleren maken de man. Terwijl de gewone man en vrouw eeuwenlang de praktische cotte en surcotte blijven dragen, volgen de adel en de rijke burgerij graag de nieuwste kledingtrends die vanuit belangrijke vorstenhuizen worden gelanceerd. Voorbeelden van trendy kostuums zijn bliauds, doublet, pourpoint, cothadrie, surcot ouvert, houpellandes... Al deze kostuums zijn vervaardigd uit dure stoffen: damast, chiffon en crêpe bijvoorbeeld. 17
18
SHOWTIME Nog heel even nagenieten in de klas Ken je nog de juiste benaming van de volgende hoeden of hoofddeksels? coif couvrechef kaproen strooien hoed bonnet à la corde barbette Veel succes! 19
Stedelijke musea Sint-Niklaas sites: SteM Zwijgershoek, Zwijgershoek 14 Mercatormuseum, Zamanstraat 49D Salons, Stationsstraat 85 03 778 34 50 stedelijkemusea@sint-niklaas.be reservatiemusea@sint-niklaas.be www.musea.sint-niklaas.be Een realisatie van Erfpunt in samenwerking met de stedelijke musea Sint-Niklaas. Erfpunt 03 778 20 50 www.erfpunt.be admin@erfpunt.be