Een goed parlementair rapport Een doorlichting van de criteria die doorwegen op de scores die parlementsleden behaalden in de krantenrapporten van 2014 Richard Schobess (UGent), Nicolas Bouteca (UGent), Bart Maddens (KU Leuven) & Jef Smulders (KU Leuven) Belangrijkste resultaten Kranten hebben in Vlaanderen de gewoonte om op het einde van de legislatuur een evaluatie te maken van de parlementsleden (bv. Het grote verkiezingsrapport, Het Nieuwsblad 20 april 2019) en bijvoorbeeld verdienstelijke politici naar voren te schuiven (bv. Vijf voorbeeldige vertegenwoordigers", De Standaard 6 april 2019). Ook in de aanloop naar de verkiezingen van 2014 beoordeelden zowel De Standaard als De Morgen de uittredende parlementsleden van de Kamer en het Vlaams Parlement. Die rapporten van de parlementsleden kregen toen heel wat weerklank. In deze nota onderzoeken we via een multivariaat regressiemodel welke factoren bepalend waren voor de score die de parlementsleden toen kregen. We stellen in de eerste plaats vast dat de beoordelingen van De Morgen en De Standaard sterk gelijklopend waren. De correlatie tussen beide scores bedraagt 0,79 (p<.001). De score van de parlementsleden wordt tot op zekere hoogte bepaald door de kwantiteit van het parlementaire werk. Vooral het aantal voorstellen van wet of decreet en het aantal interpellaties hebben een significant positief effect op de score. Dat is in mindere mate het geval met de schriftelijke en mondelinge vragen, en helemaal niet met het aantal voorstellen van resolutie. Ook de partijaanhorigheid blijkt een rol te spelen. Parlementsleden van het Vlaams Belang worden systematisch negatiever beoordeeld. We vinden ook een gender-effect: vrouwelijke parlementsleden krijgen door de band een lagere score. De meeste factoren die we onderzocht hebben, blijken echter geen impact te hebben op de score. Politieke ervaring en cumulatie met een lokaal mandaat blijken geen rol te spelen. Ook de krantenaandacht voor een parlementslid tijdens de campagne lijkt niet mee te spelen. Het maakt ook niets uit of een parlementslid in de Kamer dan wel in het Vlaams Parlement zetelt.
1. Inleiding Werknemers worden doorgaans door hun baas geëvalueerd. Die beslist over toekomstige promotie of over de verlenging van een jobcontract. In principe geldt dat ook voor parlementsleden. De kiezers zijn hier de baas van dienst en zij beslissen over een eventueel langer verblijf in het parlement. Het veronderstelt wel veel inspanning van de kiezer om voldoende op de hoogte te zijn van het geleverde werk van een parlementslid. De parlementaire rapporten die aan het einde van de legislatuur door kranten worden opgesteld, kunnen daarbij helpen. Maar hoe betrouwbaar waren deze rapporten in het verleden? Vooral parlementsleden die laag scoren, zijn geneigd om de betrouwbaarheid in twijfel te trekken. Journalisten zouden niet met alle aspecten van het parlementaire werk rekening houden. Het minder zichtbare werk, zoals het indienen van voorstellen of het stellen van schriftelijke vragen, zou te weinig worden gevaloriseerd. Wie vaak in de media komt, zou worden bevoordeeld. Maar je hoort evengoed de omgekeerde kritiek: zulke rankings kijken te veel naar louter kwantitatieve indicatoren. Het is niet omdat een parlementslid veel voorstellen indient en vragen stelt, dat hij of zij ook impact heeft. In deze paper onderzoeken we welke factoren bepalend zijn voor de wijze waarop parlementsleden worden beoordeeld door journalisten. Moet een parlementslid vooral veel voorstellen indienen en vragen stellen om een hoge rating te krijgen? Of hangt dit vooral af van de mate waarin het parlementslid in de media komt? Speelt de politieke ervaring van het parlementslid binnen of buiten het parlement daarbij een rol? Maakt het iets uit of hij of zij in de Kamer dan wel in het Vlaams Parlement zetelt? Maak je bij de ene partij meer kans op een goede of slechte beoordeling dan bij een andere? Worden vrouwelijke parlementsleden anders beoordeeld dan mannelijke? Voor deze analyse maakten we gebruik van de evaluaties van alle Vlaamse parlementsleden en Nederlandstalige parlementsleden uit de Kamer die gepubliceerd werden in De Standaard en De Morgen in 2014. 1 In een eerste stap onderzoeken we de relatie tussen de hoeveelheid parlementair werk en de krantenevaluaties. Vervolgens testen we de impact van andere factoren op de scores: de politieke ervaring binnen en buiten het parlement, de media-aandacht, de assemblee waar men zetelt, de partij-aanhorigheid en ten slotte het geslacht. De redactie van De Standaard gaf in 2014 een score van 0 tot 10 aan elk parlementslid, de redactie van De Morgen een score van 0 tot 5. Om de scores vergelijkbaar te maken, verdubbelen we het cijfer van De Morgen. Een voorafgaande vraag is of die scores zomaar kunnen worden opgeteld. Dat is enkel zinvol als er redenen zijn om aan te nemen dat ze eenzelfde onderliggende variabele meten, namelijk de door journalisten gepercipieerde kwaliteit van parlementsleden. Daarom vergelijken we hieronder in eerste instantie de mate van overeenkomst tussen de beoordeling van beide kranten. 1 Beide kranten geven aan dat ze twee belangrijke criteria hanteren bij de beoordeling. Ten eerste wordt enkel het parlementaire werk van de politici in rekening gebracht. Ten tweede wordt niet enkel gekeken naar de kwantiteit, maar ook naar de kwaliteit van het parlementaire werk. In eerste fase stellen de politieke journalisten een verslag op over alle uittredende parlementsleden. In een tweede fase worden die verslagen besproken op een overleg van alle politieke journalisten van de krant (Zie voor de gehanteerde methode ook: Bouteca, N., Smulders, J., Maddens, B., Devos, C. & Wauters, B. (2019). A fair day s wage for a fair day s work? Exploring the connection between the parliamentary work of MPs and their electoral support. The Journal of Legislative Studies 25(1), pp. 44-65).
2. In hoeverre komen de ratings van De Morgen en De Standaard overeen? De scores van De Morgen blijken gemiddeld lager dan de scores van De Standaard. Zeker de parlementsleden van Vlaams Belang krijgen een lagere score in De Morgen dan in De Standaard. Maar het omgekeerde is het geval met de groene parlementsleden: die werden positiever ingeschat door De Morgen. Dit kan het gevolg zijn van een wat extremere evaluatie van De Morgen, waarbij positieve en negatieve outliers scherper worden gequoteerd. 2 Toch blijkt de correlatie tussen de scores in beide kranten vrij sterk te zijn: 0,79 (p<.001). Anders gezegd, een parlementslid dat relatief hoog wordt beoordeeld in de ene krant zal over het algemeen ook relatief hoog worden beoordeeld in de andere. We kunnen er dan ook van uitgaan dat het hier gaat om twee metingen van dezelfde onderliggende variabele, en dat we de scores dus kunnen samentellen. Tegelijk kunnen we niet volledig uitsluiten dat de evaluaties van de ene krant werden beïnvloed door de andere krant aangezien het rapport van De Standaard (26 maart 2014) een week eerder verscheen dan het rapport van De Morgen (5 april 2014). 3. Worden parlementsleden die meer initiatieven nemen beter beoordeeld? De meest gehoorde kritiek op de parlementaire rapporten is dat ze een loutere weerspiegeling zouden zijn van het aantal activiteiten dat een parlementslid ontplooit. De score die parlementsleden krijgen zou vooral verband houden met het aantal wetsvoorstellen dat een parlementslid indient of het aantal vragen dat hij of zij stelt. Ons onderzoek toont aan dat dat niet zo is. De correlaties tussen de gecombineerde beoordelingen en de verschillende vormen van parlementaire initiatieven zijn vrij laag. De score covarieert het sterkst met het aantal schriftelijke en mondelinge vragen (0,26) en het aantal ingediende wetsvoorstellen of voorstellen van decreet (0,26), gevolgd het aantal voorstellen van resolutie (0,23). De samenhang is het zwakst met het aantal interpellaties (0,11). Om te kunnen bepalen welke impact de parlementaire activiteiten precies hebben op de beoordeling moeten we overstappen naar een multivariate analyse. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de correlatie tussen initiatieven en beoordeling enkel maar tot stand komt omdat het de parlementsleden zijn met veel ervaring die veel initiatieven nemen, en omdat parlementsleden met meer ervaring beter worden beoordeeld. De vraag is dus of de (beperkte) samenhang met parlementaire initiatieven intact blijft als we controleren voor andere relevante variabelen, waaronder politieke ervaring, maar ook geslacht, het bekleden van een lokaal mandaat en partij-aanhorigheid. De gedetailleerde resultaten van die regressie-analyse zijn opgenomen in bijlage. Daaruit blijkt ten eerste dat het aantal voorstellen van resolutie geen effect heeft op de evaluatie door de kranten. 3 Dat is wel het geval voor het aantal wets- en decreetsvoorstellen en interpellaties. Hoe meer, hoe positiever de evaluatie. Dat is in mindere mate ook het geval voor parlementaire vragen (mondeling en schriftelijk). We zien ook dat het effect van vragen stellen wat afvlakt naarmate er meer worden gesteld. Dat blijkt uit het feit dat de het gekwadrateerde aantal een licht significant negatief 2 Voor De Morgen bedraagt de variantie 4,9, voor De Standaard 2,6. 3 Op basis van een factoranalyse onderscheidden we drie factoren. We combineerden ten eerste wetsvoorstellen als enige auteur en wetsvoorstellen van meerdere auteurs, ten tweede resoluties van enige en meerdere auteurs en ten slotte mondelinge en schriftelijke vragen. Alle deze indicatoren van parlementaire activiteit werden gestandaardiseerd door rekening te houden met het aantal jaar dat een parlementslid lid was van Kamer of Vlaams Parlement.
effect heeft in het model. Vragen kunstmatig uitsplitsen in meerdere vragen of een parlementair medewerker uitputten met het formuleren van vragen helpt dus niet om een goed rapport te krijgen. We kunnen besluiten dat de kwantiteit van parlementaire activiteit van parlementsleden deels de individuele scores uit de parlementaire rapporten bepaalt, al is niet elke vorm van parlementaire activiteit even doorslaggevend. De impact van de kwantiteit op de scores dient dus gerelativeerd. Maar welke andere factoren bepalen dan de beoordeling? Dat bekijken we hieronder. 4. Worden parlementsleden met meer ervaring beter beoordeeld? Het zou kunnen dat politici die al veel jaren op de teller hebben staan in het parlement beter worden beoordeeld. Deze politici hebben al meer jobspecifieke ervaring en competenties kunnen verwerven dan nieuwkomers. Dit kan leiden tot een betere beoordeling. Wie al lang meedraait in de politiek, zal allicht ook betere en nauwere contacten hebben met de journalisten. Dit kan onbewust positief meespelen in de beoordeling. Dit alles geldt ook, en misschien zelfs nog meer, voor parlementsleden die ervaring hebben als minister. Die veronderstellingen over het effect van ervaring blijken evenwel niet te kloppen. Noch de ervaring als parlementslid, noch de ervaring als minister blijkt enig effect te hebben op de beoordeling. Dat ervaring niet zo belangrijk is, blijkt overigens ook uit het feit dat het uitoefenen van een functie als partij-, parlements- of fractievoorzitter geen significant effect heeft op de gecombineerde scores. 5. Heeft het cumuleren van mandaten een impact op de rating? Het gelijktijdig vervullen van meerdere politieke mandaten zou een negatieve impact kunnen hebben op de individuele evaluaties van parlementsleden. Als men bijvoorbeeld ook actief is binnen de gemeente, is er immers minder tijd om in het parlementaire werk te steken. Ook dat blijkt echter niet het geval. Burgemeesters, schepenen of gemeenteraadsleden scoren niet significant slechter dan de rest. Een extra mandaat heeft geen negatief effect op de evaluatie door journalisten. We vinden zelfs een positief effect, al is dat niet significant. 6. Worden parlementsleden die veel media-aandacht krijgen beter beoordeeld? Het zou kunnen dat parlementsleden die veel media-aandacht krijgen ook beter gekend zijn bij journalisten. De perceptie zou daardoor kunnen ontstaan dat ze waardevoller werk verrichten of gewoon goed zijn in communiceren naar de samenleving. Ook dat laatste kan vanuit het oogpunt van representatie als een positief element worden beschouwd. We beschikken niet over informatie betreffende media-aandacht tijdens de volledige legislatuur. We weten enkel hoeveel keer de parlementsleden werden vermeld in zes Vlaamse kranten 4 gedurende de sperperiode van drie maanden voorafgaand aan de verkiezingen. Een deel van die periode viel dus na het bekendmaken van de rapporten door de twee kranten. Bovendien weten we niet hoeveel de parlementsleden aan bod kwamen in audiovisuele of digitale media. Om al deze redenen dienen onze resultaten, wat de media-aandacht betreft, enigszins gerelativeerd. Onze indicator voor media- 4 De Tijd, De Standaard, De Morgen, Het Laatste Nieuws, Het Nieuwsblad, Metro.
aandacht kan hoogstens worden beschouwd als een proxy-variabele voor de bredere media-aandacht tijdens de legislatuur. Enigszins contra-intuïtief stellen we vast dat de hoeveelheid media-aandacht helemaal niet positief verbonden is met de evaluaties van parlementsleden. Terwijl media-aandacht doorgaans als zeer belangrijk wordt beschouwd voor de populariteit van parlementsleden, blijkt dit hier geen enkel effect te hebben. De stille werkers lijken met andere woorden evenveel kans te maken op een goed rapport als de politici aan de frontlijn. Maar nogmaals, gezien de beperkingen van onze media-data dient dit resultaat enigszins te worden genuanceerd. 7. Worden leden van de Kamer beter beoordeeld dan leden van het Vlaams Parlement? Je hoort wel eens beweren dat de Kamer een meer prestigieuze assemblee is dan het Vlaams Parlement. De grote politiek wordt nog steeds in de Kamer bedreven, zegt men, terwijl het Vlaams Parlement snerend wordt weggezet als een veredelde gemeenteraad. Die beeldvorming zou zich kunnen vertalen in een betere beoordeling van de Kamerleden. Dit blijkt echter niet het geval. Er bestaat geen significant verschil tussen de wijze waarop de leden van de Kamer en de leden van het Vlaams Parlement worden beoordeeld. 8. Hangt de beoordeling af van de partij van het parlementslid? Als we controleren voor alle andere variabelen, zou de partij-aanhorigheid van een parlementslid geen verschil mogen maken. Toch zien we dat parlementsleden van Vlaams Belang systematisch lager scoren dan parlementsleden van andere partijen. Dit opvallende resultaat kan verschillende oorzaken hebben. Misschien zijn parlementsleden van Vlaams Belang inderdaad slechtere parlementsleden dan die van andere partijen. Zo slagen ze er bijvoorbeeld moeilijk in om contacten te leggen met collega-parlementsleden om wetgevende initiatieven te ondersteunen. Misschien heeft het te maken met het feit dat, zeker vóór 2014, de meeste parlementaire medewerkers van het Vlaams Belang voor de partij werkten, en niet voor de fractie. Het zou tot slot ook kunnen dat rond VB-parlementsleden bepaalde negatieve stereotypen spelen die verband houden met het cordon sanitaire rond de partij. 9. Worden vrouwelijke parlementsleden anders beoordeeld? Vreemd genoeg heeft het geslacht een robuust effect op de beoordeling van parlementsleden. Vrouwelijke parlementsleden worden significant negatiever beoordeeld dan mannen. Ter herinnering: we spreken hier over een effect in een multivariaat model, waarbij we controleren voor een hele reeks andere variabelen. Dit valt moeilijk te verklaren. Er zijn immers geen redenen om aan te nemen dat vrouwen in het parlement slechter werk zouden leveren dan mannen. We vermoeden dan ook dat er mogelijks wat verkeerd loopt bij de inschatting door journalisten. De rapporten worden misschien voornamelijk door mannelijke journalisten gemaakt. Het zou ook kunnen dat er bepaalde evaluatie-criteria worden gehanteerd die vrouwelijke parlementsleden kunnen benadelen. De rapporten zouden bijvoorbeeld last kunnen hebben van stereotypering: vrouwelijke politici worden vaak geassocieerd met zachte thema s (zoals familie, welzijn, gezondheid) en mannen met harde thema s (zoals economie, financiën, mobiliteit). Het zou kunnen dat de (mannelijke) beoordelaars die hardere thema s onbewust
als belangrijker beschouwen. De onduidelijkheid rond de evaluatie-criteria van de journalisten laat niet toe om hierover sluitende uitspraken te doen, maar de eigenaardige vaststelling blijft ook na verschillende extra statistische tests overeind. Appendix Tabel 1: OLS regressie met krantenscore als afhankelijke variabele en CD&V als referentiecategorie voor de partij-dummies. Estimate SE t value Pr(> t ) (Intercept) 3.324 1.000 3.324 0.001 ** Wetsvoorstellen 0.798 0.189 4.224 0.000 *** Resoluties 0.039 0.145 0.271 0.787 Vragen 0.490 0.228 2.154 0.033 * Vragen² -0.118 0.068-1.733 0.085. Interpellaties 0.526 0.163 3.218 0.002 ** Ervaring Parlement 0.024 0.028 0.877 0.382 Ervaring Minister 0.011 0.064 0.171 0.865 Burgemeester 0.020 0.439 0.045 0.964 Schepen 0.383 0.424 0.901 0.369 Gemeenteraadslid 0.494 0.380 1.300 0.196 Media-aandacht -0.088 0.126-0.702 0.484 De Kamer -0.191 0.375-0.510 0.611 N-VA 1.027 0.594 1.730 0.086. Open VLD 1.048 0.753 1.391 0.166 sp.a 0.979 0.581 1.686 0.094. Groen 2.275 1.410 1.614 0.109 Lijst Dedecker 1.932 1.623 1.191 0.236 Vlaams Belang -1.954 0.969-2.016 0.046 * Onafhankelijk 0.209 2.226 0.094 0.925 Vrouw -0.834 0.255-3.274 0.001 ** Leeftijd < 30 2.387 1.563 1.527 0.129 Leeftijd 30-40 0.501 0.301 1.666 0.098. Leeftijd 50-60 -0.221 0.306-0.721 0.472 Leeftijd> 60 0.507 0.506 1.003 0.318 Leiderspositie 0.789 0.422 1.868 0.064. --- Signif. codes: 0 *** 0.001 ** 0.01 * 0.05. 0.1 1 Residual standard error: 1.425 on 141 degrees of freedom Multiple R-squared: 0.4769, Adjusted R-squared: 0.3768 F-statistic: 4.761 on 27 and 141 DF, p-value: 3.888e-10