SYLLABUS ANIMATOREN BASISCURSUS VOOR. Een uitgave van Jeugddienst Don Bosco vzw.



Vergelijkbare documenten
Broekzaksyllabus. Dit deel moet hier niet blijven zitten. Haal het er uit en gebruik het!

TOP-SAMENWERKINGSSPELEN

De gymles van begin tot eind

Methodieken en werkvormen Module 9: Presenteren en uitleggen van activiteiten - Spelleiding

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Methodieken en werkvormen Module 9: Presenteren en uitleggen van activiteiten - Spelleiding

Knabbel en Babbeltijd.

Deze folder legt uit hoe je SNAP kan gebruiken voor een blijvende verandering.

Luisteren naar de Heilige Geest

Balspelen. Beschrijving van de activiteit

Hoe gaat het in groep 1/2 b

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

Y-choice. Luister naar De keuzes die je maakt van Van Dik Hout. Het nummer staat op de CD Het beste van De songtekst vind je in bijlage 1.

Teksten bewerkt uit het gezinsboek Ons Dagelijks Brood veertigdagentijd van pastoor M. Hagen door EBP voor

Doelstellingen van PAD

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

wwww.wijzeroverdebasisschool.nl

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Info. Aanraken, knuffelen en meer... Informatie voor cliënten. Expertisecentrum voor epilepsie en slaapgeneeskunde

Carnavalsschilderij: Doel: Het stimuleren van de fijne motoriek en de hand oog coördinatie. Materiaal: Schilderspapier Verf Kwasten Plakband Schorten

Tijdschrift Kindermishandeling April 2013 Onderwijsspecial deel 2. 8 tips voor een goed gesprek met je leerling

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand.

Werkstuk LO Tikspelen

300 AANDEEL 2011/ /022

JEUGDIGEN. Hulp na seksueel misbruik. vooruitkomen +

Hieronder volgt een beknopte uitleg van de begrippen die u in het rapport zult tegenkomen.

Deel het leven Johannes 4:1-30 & december 2014 Thema 4: Gebroken relaties

Inhoudstafel Luistermoment La J Kinderen Lees dit alvorens te beginnen... 2 Doel van de activiteit... 2 Overzicht... 2 Praktische voorbereiding...

De kinderen zitten in een hoefijzeropstelling, omdat er iets gaan gebeuren vooraan in de klas. Iedereen moet dat goed kunnen zien.

TEST 1: Eerst denken of eerst doen? Kruis steeds het antwoord aan dat het best bij jou past. Probeer zo eerlijk mogelijk te antwoorden.

OOST WEST THUIS BEST

EN ALS HIJ KAN LEZEN, STUUR IK M NAAR DE CHINESE LES.

(nodig: een basketbal, een basketbalring, een stopwatch)

Waarom dit boek? 7. 1 De ik-fabriek, wat is dat? Lichaamsseintjes Je lichaam is net een fabriek 17

IEDEREEN. Probeer zo goed mogelijk je evenwicht te bewaren.

GRONDHOUDINGEN IN HET OMGAAN MET (KANSARME) MENSEN

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

Let s Smash! StreetSmash Spellenboek Voor Sportleiders. Superhandig. boekje

LES 2. GROEP: 3 t/m 8 KORFBAL DOELSTELLINGEN:

Voor het eerst naar school

SPEL 1. Kangoeroe buidel-dief. Doel: Uitleg: Te moeilijk? Te makkelijk?

Schoolkind Tips voor ouders

Tijdens de video- hometraining worden verschillende begrippen gebruikt. In de bijlage geven we een korte omschrijving van deze begrippen.

VDS visie op vrije tijd

Vragen bij het prentenboek 'De tovenaar die vergat te toveren'

Weet wat je kan Samenvatting op kaarten

playbook SPRINGSAUTE TIKTOUCHE BEESTBETE DARTFLECHE

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

In je kracht. Werkboek voor deelnemers

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Ik ga een grote uitdaging niet uit de weg. Taken die moeilijk zijn, vind ik veel leuker dan eenvoudige taken.

STELLING HET SOCIALE LEVEN VAN JONGEREN ER IS NIKS MIS MEE OM VEEL OVER HET IS NIET GEVAARLIJK OM JE JEZELF OP MSN TE ZETTEN.

ALCOHOL EN OPVOEDING UW KIND OP HET VOORTGEZET ONDERWIJS DE GEZONDE SCHOOL EN GENOTMIDDELEN. Folder Alcohol en opvoeding.indd :42:29

Tussendoelen sociaal - emotionele ontwikkeling - Relatie met andere kinderen

Gastouderbureau MijnGastouderopvang

Warming up. Shuttle tikkertje. Hoe lang? Doel van het spel Wat heb ik nodig? Organisatie. Start. Speelregels Hoe maak ik het makkelijker?

Waar gaan we het over hebben?

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Concept Animatieprogramma Hemelvaart 13 t/m 17 mei 2015 Woensdag 13 Mei

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van jaar

Vragenkaartjes voor kinderen van 4 t/m 6 jaar

DE WEK Programma Site De olympische spelen. De Olympische Spelen. Pagina 1 van 1

Pesten. KSK Tongeren Op het Klein Veldje 1, B-3700 Tongeren Tel.: 012/

Mijn nieuwe school, een nieuwe start.

Ik stel veel 'doe-ik-het-goed' vragen. Ik weet hoe ik mezelf kan verbeteren, maar het lukt mij nog niet.

Creatief en flexibel toepassen van Triplep. Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus

BLIJ MET EEN EI. Blij met een ei, april 2011 Speel-o-theek De Dobbelsteen

Inhoud Pesten op de (voetbal)club... 3 De trainer... 3 De verenigen... 3 Wat is pesten?... 3 Het SOVA-model... 3 Het SOVA-model... 4 Eerste fase...

Groepsverdeling. Naam student Sanne Fabri Leergroep OLO3F Naam mentor Ann Verstraete & Charlotte Seynaeve Klas 1 ste lj Aantal lln.

Visie (Pedagogisch werkplan)

PREVIEW. Probeer nu 1 dag DAVID DE JONGE JAREN VAN VIJF DAGEN: GOD, SPORT & JEZELF MET PRAKTISCHE, SPORT- EN PERSOONLIJKE VOORBEELDEN

13 Jij en pesten. Ervaring

Trajectboekje co-animator

Kijk eens wat ik al kan!

Inhoudsopgave. Inleiding. Als je een peuter en tussen 3 en 5 jaar bent. Als je een kleuter en tussen 6 en 8 jaar bent

OPVOEDEN ZO!!! De cursus is bedoeld voor ouders van kinderen van 3 tot 12 jaar

[IN 3 STAPPEN JE EX TERUG.]

Zelfbeeld. Het zelfvertrouwen wordt voor een groot deel bepaald door de ideeën die het kind over zichzelf heeft: het zelfbeeld.

Hoe ben jij KNAP??? >> Doe nu de test! Ga naar de 'Vragenlijst' Howard Gardner

Het houden van een spreekbeurt

AMIGA4LIFE. Hooggevoelig, wat is dat? T VLAARDINGEN

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Werkboek Het is mijn leven

!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! Uitgave van Stichting Be Aware Januari 2015 WIL JE MINDER GAMEN?

Wij samen. méér dan gewoon! Kleuterschool

toont enthousiasme (lacht, kirt, trappelt met de beentjes)

Ouderavond lijf & relaties

Doel. Wat heb je nodig? Spelregels.

Dit spel is erg geschikt als introductiespel. In dat geval gaan we bij het benoemen van de kinderen uit van hun eigen namen. Je kunt ook kiezen om dit

Klap, stamp en sla. Opmerking. Tijd: 1-5 min. Deelnemers: minimaal 2 Materiaal: niets Opstelling: kinderen vormen tweetallen. Verloop van het spel:

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

OPGELUCHT STAAT NETJES

RONDE 1: INBREKEN IN DE KLAS Didactische praktijken ter ondersteuning van gelijke onderwijskansen in het KLEUTERONDERWIJS

Werkvorm Participatie. Als ik de baas zou zijn op de BSO. Buitenschoolseactiviteiten.nl Als ik de baas zou zijn op de BSO 1

Het circus komt 3+ Clair de Lune Théâtre (België)

Workshop Handleiding. Dammen doe je zo! wat is jouw talent?

Autisme in je vrije tijd

Transcriptie:

SYLLABUS BASISCURSUS VOOR ANIMATOREN Een uitgave van Jeugddienst Don Bosco vzw.

De tijd gaat snel gebruik haar wel maar besef dat na deze dagen men thuis zal vragen: "Hoe was het?" - en dan... 2

Inhoudstafel Inhoudstafel... 3 Woord vooraf... 5 Visie Jeugddienst Don Bosco... 6 Hoofdstuk 1: Spel & Spelen... 8 1. Spelen kennen en kunnen spelen... 9 2. De maafte... 9 3. Spelen opzoeken, maken en impulsen... 11 4. Spelopbouw... 15 5. Dag en weekprogramma... 18 6. Concrete voorbeelden naar kinderen toe... 20 7. Samenvatting... 24 Hoofdstuk 2: De Leefwerelden... 25 1. Inleiding... 26 2. De leefwerelden... 27 3. Samengevat... 36 Hoofdstuk 3: Expressie en Animatie... 37 1. Inleiding... 38 2. Wat verstaan we onder expressie?... 38 3. Verschillende expressievormen... 39 4. Animatie... 45 5. SAMENVATTING... 49 Hoofdstuk 4: De Ander en Ik... 50 1. inleiding... 51 2. Ik als (bege)leider van kinderen en jongeren... 51 3. ik naar anderen toe... 57 4. Samengevat... 59 Hoofdstuk 5: Verantwoordelijkheid... 60 1. Verantwoordelijkheid als animator... 61 5. Preventie... 61 6. EHBO... 63 7. Enkele verzorgingen... 66 8. Wat steek je in de EHBO koffer?... 76 9. Samengevat... 77 3

Hoofdstuk 6: Waarden... 78 1. Waarden... 79 2. Waarden vanuit de visie van Don Bosco... 81 3. Waarden op cursus... 83 4. Waarden en motivatie... 84 Hoofdstuk 7: Broekzaksyllabus... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 4

Woord vooraf Als je deze syllabus openslaat dan ben je op een cursus van Jeugddienst Don Bosco aanwezig of heb je hem net achter de rug. De syllabus is bedoeld als een leidraad naast wat je aangeboden kreeg en geleerd hebt op cursus. Je kan er spelen in terugvinden, die je eventueel later kan gebruiken op een speelplein of in de jeugdbeweging. Als je zelf nog ideeën of opmerkingen hebt die wij kunnen gebruiken, kan je ze ons steeds doorgeven. Elk hoofdstuk start met een nieuwe pagina waarop je de inhoud kan terug vinden. De hoofdstukken die we behandelen zijn: Hoofdstuk 1: SPEL EN SPELEN Hoofdstuk 2: LEEFWERELDEN Hoofdstuk 3: EXPRESSIE EN ANIMATIE Hoofdstuk 4: DE ANDER EN IK Hoofdstuk 5: VERANTWOORDELIJKHEID Hoofdstuk 6: WAARDEN Hoofdstuk 7: BROEKZAKSYLLABUS Veel plezier met deze syllabus! Deze syllabus voor toekomstige animatoren is een uitgave van: Jeugddienst Don Bosco vzw Naamsesteenweg 37 3001 HEVERLEE tel.: 016/24.16.20 E mail:jeugddienst@donbosco.be Niets uit deze uitgave mag worden verorberd, verscheurd, verbrand of versnipperd. Wil je iets uit deze uitgave overnemen dan kan dit pas na toestemming van de uitgever. 5

VISIE JEUGDDIENST DON BOSCO 1. Gegroeid vanuit de nood aan speelpleinwerk(st)er(s) ontplooit Jeugddienst Don Bosco vormingsinitiatieven ter ondersteuning van het speelpleinwerk, maar ook van andere vrijetijdsinitiatieven zoals avondwerkingen, kampen, internationale ontmoetingen e.a. 2. Centraal in de doelstellingen van de Jeugddienst staat de integrale ontplooiing van jongeren in de vrije tijd en dit in al zijn facetten. De klemtoon ligt op de combinatie van beide componenten: namelijk de persoonlijke ontplooiing van de jongere doorheen de uitbouw van de vrije tijd. 3. Om dit te realiseren biedt de Jeugddienst vorming en begeleiding aan op verschillende niveaus (basisvorming, specialisaties, verdere vorming,...) en rond verschillende thema's. Daarom wordt er ook gewerkt aan visieontwikkeling (speelpleinvisie, spelvisie, vrije tijd enz.) en wordt er werk gemaakt van een goed uitgebouwde dienstverlening. 4. In deze vorming houden we rekening met volgende punten: 4.1. De jongere (jij dus) staat centraal. Als instructeur zijn we er in de eerste plaats voor jou. De verschillende cursussen willen een vorming aanbieden dat aan jouw persoon ten goede komt en via jou aan de kinderen. Dat het bij de realisatie hiervan best gezellig mag en kan zijn is vanzelfsprekend, maar het mag geen doel op zich vormen. 4.2. Ervaringsgericht werken. Als Jeugddienst vinden we spelend leren en lerend spelen enorm belangrijk. Vandaar ook dat spel en spelen (en dit ook aan den lijve mogen ervaren) een centrale plaats inneemt in deze cursus. Tevens pogen we steeds te vertrekken vanuit jouw ervaring en deze verder te verrijken. Deze elementen moeten tijdens onze cursussen voelbaar zijn. Bovendien trachten we jou te motiveren om deze denkpiste door te trekken naar de kinderen toe. Je bent dan niet enkel iemand die spelletjes aanbiedt, maar ook iemand die iets bijbrengt en die hun ervaringswereld centraal stelt. 4.3. Creativiteit. Op de cursus moet er ruimte zijn om te experimenteren, met materiaal, met terreinen,... Dit willen we zeker meegeven zodat jij dit ook aan de kinderen kan doorgeven. 4.4. Een eigen mening vormen. Je mag zeker geen jaknikker zijn en we wensen dat je dit ook niet van de kinderen verwacht. We willen je laten opkomen voor je eigen mening, maar de mening van iemand anders respecteren hoort hier ook bij. 4.5. Gedeelde verantwoordelijkheid. Een cursus bij Jeugddienst Don Bosco staat of valt met jou, de andere cursisten en de instructorenploeg. Samen maken we er iets van. Je zal snel genoeg merken dat dit ook op een vakantiewerking of jeugdbeweging zo is. 6

4.6. Waarden vanuit Don Bosco. De voorgaande punten willen we realiseren in de stijl van Don Bosco. Jeugddienst Don Bosco is meer dan een naam: er zit een bepaalde levensstijl in. In hoofdstuk 7 kan je meer vinden over deze waarden. We verwijzen hier even naar enkele typische termen zoals: Optimisme en vreugde Assistentie (bij de jongeren zijn) Redelijkheid Geloof Liefde Verantwoordelijkheid Familiegeest Oratorium 7

Hoofdstuk 1 Spel & Spelen Wat vind je zoal in dit hoofdstuk: 1. Spelen kennen en kunnen spelen 2. De maafte 3. Spelen opzoeken, maken en impulsen 4. Spelopbouw 5. Dag en weekprogramma 6. Concrete voorbeelden naar kinderen toe 7. Samenvatting 8

1. SPELEN KENNEN EN KUNNEN SPELEN Wanneer je als animator op een speelplein of in een jeugdbeweging terechtkomt, is het logisch dat één van je hoofdactiviteiten het spelen is. En daar komt heel wat bij kijken. Je zal bijvoorbeeld het spel moeten kennen, weten welke spelregels er zijn en eveneens eventuele moeilijkheden voorzien. De beste voorbereiding hierop is de eigen ervaring. Wie het spel reeds zelf eens heeft gespeeld, zal weten waarmee rekening moet gehouden worden en zal de mogelijkheid hebben om snel in te spelen op onverwachte situaties tijdens het spelen. 2. DE MAAFTE Om een spel vlot te laten verlopen, zal je, zowel op voorhand als tijdens het spelen zelf, rekening moeten houden met heel wat punten. Het letterwoord DE MAAFTE wil hierin ongetwijfeld een geheugensteuntje voor je zijn. 2.1 DE MAAFTE Het letterwoord DEMAAFTE helpt je om de essentiële bouwstenen van een spel en een speluitleg voor jezelf duidelijk te maken. Wanneer je je spelmoment voorbereidt, overloop je dus best even alle letters en toets je of je spel(uitleg) er aan voldoet. D Duidelijke speluitleg E Eén spelleider M A A F T E Materiaal Aangepast aan de leeftijd Animatie Fair play Terreinafbakening Eind en beginsignaal Duidelijke speluitleg De speluitleg moet zowel voor jou als voor je kinderen duidelijk zijn. Zorg ervoor dat je de spelregels zelf goed kent en met je medemoni s besproken hebt. Zorg er ook voor dat de speluitleg systematisch is opgebouwd; eventueel met een onderverdeling in verschillende delen en met voorbeelden. Je kan de speluitleg ook altijd visualiseren op flappen en hiermee enkele belangrijke regels blijvend zichtbaar maken gedurende het hele spel. Tot slot is het belangrijk dat je je taalgebruik aanpast naargelang de leeftijd van de kinderen. Gebruik eenvoudige woorden! 9

Eén spelleider Elk spel wordt slechts door één spelleider geleid. Deze zorgt voor een duidelijke uitleg en voor het aanzwengelen van het spel. De spelleider legt het spel stapsgewijs uit en staat op een centrale plaats om zo voldoende overzicht te hebben op het spel en de kinderen. De andere animatoren hebben de taak om mee te animeren en/of bepaalde andere rollen te spelen die nodig zijn in het thema. Ook zitten zij tussen de kinderen om daar in te grijpen indien nodig. Medemoni s richten zich vooral op individuen, terwijl de spelleider zich bezig houdt met de groep. Materiaal Voorzie het nodige materiaal en kijk op voorhand na of het allemaal aanwezig is. Zet alles ook tijdig klaar. Tijdens het spel zorg je ervoor dat er niet met het materiaal geknoeid wordt en dat de kinderen er niet mee bezig zijn als dat nog niet mag. Hou er ook rekening mee dat je tijdig je activiteit en het bijhorende materiaal opruimt. Doe dit liefst samen met de kinderen, bv. verwerkt in het spel. Dat bespaart je heel wat tijd en moeite achteraf. Aangepast aan de leeftijd Het is van belang om je spel en je uitleg aan te passen naargelang de leeftijd kinderen die je voor je hebt. Het spreekt voor zich dat echte puberspelen niet geschikt zijn voor kleuters en omgekeerd. Denk bij het uitwerken van een spel dus steeds goed na over de leeftijd van de kinderen en de bijhorende interesses, mogelijkheden en beperktheden. Hetzelfde geldt voor je uitleg: de manier waarop je een spel voor kleuters uitlegt, werkt waarschijnlijk niet bij pubers (en andersom). Let er dus best op hoe je het aanpakt. Animatie Het al dan niet aanslaan van een spel kan afhangen van de inkleding ervan. Zorg voor een leuke inkleding en een origineel thema van het spel dat de kinderen aanspreekt. Verder is het ook belangrijk om je kinderen voortdurend te enthousiasmeren voor het spel. Een slechte activiteit met een goede animatie kan heel goed slapen (en vice versa ). Hier komen we later in de syllabus nog uitgebreid op terug. Fair-play Duidelijke regels waar de kinderen zich aan moeten houden zijn belangrijk! Dit moet altijd met gezond verstand bekeken worden: dikwijls is het veel leuker als de kinderen een beetje kunnen vals spelen. Zolang je activiteit er niet onder lijkt, hoeft dat geen probleem te zijn. Let erop dat niet steeds dezelfde verliest en benadruk op het einde van het spel ook de verdiensten van de verliezers. Zorg er wel steeds voor dat elke animator een juiste inschatting heeft van de spelregels. Het is belangrijk om op dezelfde golflengte te zitten. 10

Terreinafbakening Kies voor je activiteit een aangepast en veilig terrein. Zorg er voor dat je terrein goed en duidelijk afgebakend is met bv. touw, kegeltjes, vlaggetjes of krijtstrepen. Leg aan de kinderen uit tot waar het terrein loopt. Eind- en beginsignaal Spreek op voorhand een begin en eindsignaal af. Zeker het eindsignaal is belangrijk voor een spel, te meer als het spel zich over een groter terrein afspeelt. Het moet voor de kinderen duidelijk zijn wanneer een spel start en stopt en ze terug naar de centrale plaats moeten komen. Beëindig het spel op een duidelijke manier. Maak bekend wie de winnaar is, maar beklemtoon zeker ook de verdiensten van de verliezer. Tip: Wanneer je bovenstaande punten hebt doorgenomen en ze je eigen hebt gemaakt, zal het noodzakelijk zijn dat je het werkwoord DURVEN vervoegt in de ik vorm. Wil je een spel gaan spelen, zal je moeten DURVEN naar voren treden. Je moet immers de aandacht vragen alvorens je het spel kan uitleggen. 3. SPELEN OPZOEKEN, MAKEN EN IMPULSEN 3.1 Spelen opzoeken Ben je op zoek naar een aantal leuke spelen, dan kan je steeds een beroep doen op een gamma uitgaven van spel en spelenboeken (mapjes, fiches...). Je vindt er een lijstje van achteraan de syllabus. Tegenwoordig biedt het wereldwijde web ook heel wat kant en klaar materiaal of je kan beroep doen op de spelfiches die je bij Jeugddienst Don Bosco kan krijgen. Die zitten boordevol ideeën! Als tip geven we mee dat je best op voorhand, voordat je gaat zitten bladeren en zoeken, afbakent wat je precies zoekt: - Welk soort spel (actief, bos of pleinspel, rustige spelen, fantasiespelen...) - Voor wie (leeftijd + grootte van de groep) - Voor waar (terrein), voor hoe lang Heb je dit, dan kan je meer doelgericht gaan zoeken. 3.2 Spelen maken Spelen hoef je niet altijd op te zoeken of over te nemen van anderen. Je kan ze ook zelf brouwen, maken, uitproberen, variëren en ontdekken. Wil je komen tot de realisatie van nieuwe spelen dan staat één ding centraal: 11

Gebruik je creativiteit, fantasie en durf, gecombineerd met een vleugje gezond verstand Hieronder vind je vier korte methodieken die je op weg kunnen helpen om varianten of nieuwe spelen te bedenken. De methode van de roos Op een grote flap teken je een taartdiagram (zie figuur). In elk vakje schrijf je een bepaald spel, zonder rekening te houden of dit een rustig, hevig, bos of pleinspel is. Eenmaal je alle vakjes van het taartdiagram ingevuld hebt, zoek je zelf naar toffe combinaties. Twee vakjes worden dan met elkaar verbonden waardoor je zo tot een nieuw spel komt. Uiteraard moet je zelf nog even nadenken hoe je deze twee spelen kan herwerken tot één spel, maar een combinatie van twee bestaande spelen, zorgt sowieso voor een leuke, nieuwe variant! Bijvoorbeeld: Analyse van de spelelementen Je kiest één bepaald spel (bv. voetbal). Eerst overloop je alle bestaande spelelementen die in dit spel bevat zitten. Schrijf deze op. Nadien vervang je een aantal spelelementen of laat je zelfs enkele spelregels weg. Op die wijze ontstaat er weer een geheel ander spel. Bijvoorbeeld: voetbal Variant 1 bal 2 ballen 11 spelers 5 spelers 2 ploegen 4 ploegen Terreinafbakening Terreinafbakening 2 doelen 4 doelen gele kaart oranje kaart rode kaart groene kaart scheidsrechter 2 scheidsrechters 1 doelman per ploeg 3 doelmannen per ploeg aanval aanval verdediging verdediging speelduur: 2 x 45 min speelduur: 3 x 15 min 12

Aangereikte spelelementen Neem als vertrekpunt één onderdeel (of meerdere) van de spelstructuur. Wil je weten wat de spelstructuur omvat, stel jezelf dan eens de vraag: Wat heb je zoal nodig om tot een spel te komen? Je krijgt dan volgend antwoord: - Deelnemers - Terrein - Materiaal - Spelregels - Tijd De zo bekomen elementen zijn eigenlijk variabelen, dingen die je kan veranderen, combineren... om zo tot nieuwe spelen te komen. - Veranderen van de groepssamenstelling (vb.: voetbal met vier ploegen). - Veranderen van het terrein (vb.: voetbal in het bos). - Veranderen van het materiaal (vb.: voetbal met een ballon, zakdoek leggen met een autoband). - Veranderen van de spelregels (vb.: verstoppertje één verstopt zich en de rest zoekt hem. Vind je hem, dan ga je er stilletjes bij zitten totdat iedereen bij hem is). Een andere mogelijkheid is dat je dingen gaat combineren en van daaruit je spel opbouwt - Combinatie van materialen (vb.: wc rolletje en een bal: laat je fantasie maar los). - Combinatie van terrein en materiaal (vb.: voetbalveld en matras = matrasbee wie de matras aan zijn kant krijgt, is gewonnen). - Combinatie van bestaande spelen (vb.: kegelen en voetballen = kegelvoetbal). Vertrekken vanuit een bestaand concept Voor het bedenken van nieuwe spelen, kan je altijd vertrekken vanuit iets bestaand. De meest voorkomende concepten zijn tv programma s en gezelschapsspelen. Probeer deze te vervormen tot een levend spel dat je met je kinderen kan spelen et voilà alweer een origineel spel uit de mouwen geschud. Bv. Expeditie Robinson, Tomtesterom, levende Jungle Speed, levende Wie is het, levende Tetris 3.3 Impulsen Kort samengevat kan men zeggen dat met impulsen bedoeld wordt: Het centrum van je aandacht verleggen van jezelf naar de/het andere en dit andere als vertrekpunt nemen. Door in te gaan op de/het andere heb je oog voor datgene wat daar gebeurt, gezegd, gedaan wordt. Vanuit het voorgaande deeltje rond spelen maken kreeg je 5 basiselementen aangereikt in verband met de structuur van een spel. Elk van deze elementen is de moeite waard om er even bij stil te staan en zo op het spoor te komen van mogelijke impulsen. 13

Deze 5 elementen waren: - Deelnemers - Terrein - Materiaal - Spelregels - Tijd 3.3.1 Impulsen vanuit kinderen Iedere animator heeft een eigen bagage mee, met daarin eigen ideeën, creativiteit, kunnen, aanvoelen, inzichten... Van daaruit bouwt hij spelen uit, stelt hij een weekprogramma op, animeert hij... en gaat hij dus met een volle valies naar de kinderen. Willen we weten wat impulsen vanuit kinderen wil zeggen, dan moeten we eigenlijk onze valies leegmaken, dan moeten we de tijd nemen om echt naar de kinderen te stappen en even stil te staan bij datgene waarmee ze bezig zijn. Gaan (in)zien wat er dus elders leeft aan ideeën, creativiteit, kunnen, aanvoelen en inzichten, en daarop inspelen. Op het ogenblik dat je zoiets doet, stel je de kinderen centraal en laat je datgene wat er bij hen leeft naar boven komen en verder groeien. Jouw rol als animator is dan om datgene wat er leeft (deze impulsen die vanuit de kinderen komen) te versterken zonder evenwel alles zelf in handen te nemen. Stap mee in hun verhaal, fantasie, zonder je eigen verhaal, fantasie op te dringen. Bijvoorbeeld: een lagere schoolkind dat een kasteel aan het bouwen is. Stap mee in het ridderverhaal, zoek kostuums, bouw paarden, sjor wapens of een katapult Een kleutertje dat in de struiken op zoek is naar kaboutertjes. Zoek mee, vertel dat je er al eentje gezien hebt, hoe deze eruit zag, wat kaboutertjes op een dag doen 3.3.2 Impulsen vanuit het materiaal Ook hier is de omgekeerde beweging nodig. Laat het materiaal tot jou spreken, stel eens de vraag wat kan ik er allemaal mee doen? Je kan ook gewoon met het materiaal gaan spelen, zonder spelregels die op voorhand vastliggen. Bijvoorbeeld: wc rolletje als verrekijker, toeter, eenhoorn, boomstammetje, smokkelwaar, periscoop 3.3.3 Impulsen vanuit terrein Je kan al verkennend over het terrein gaan waar je voorziet dat je gaat spelen, en aandachtig kijken naar mogelijke elementen (oneffenheden, een put/heuvel midden in het bos, een grote omgevallen boom...) waarvan spelimpulsen kunnen uitgaan. De kunst is dan om hierop in te spelen door je spel aan deze elementen van het terrein aan te passen. Bijvoorbeeld: gebruik de omgevallen boom als loopbrug in je legerspel, gebruik de put/heuvel in het bos als het maanlandschap, gebruik een bosje struiken als een iglo 14

3.3.4 Impulsen vanuit de tijd Met tijd wordt niet alleen verwezen naar uur of minuten (tijdsduur van een spel), maar ook naar de tijd van het jaar. Winter of zomer geven aanleiding tot heel verschillende impulsen (waterspelen doe je best in de zomer). Ook dit element bevat dus, weliswaar beperkt, spelimpulsen. Denk maar aan één tegen allen, waar de tijd een grote rol speelt. Of sportactiviteiten zoals lopen, fietswedstrijd... Bijvoorbeeld: maak gebruik van tijdslimieten, freeze het spel, versnel het spel, slowmotion 3.3.5 Impulsen vanuit de spelregels Opgelet! Niet elk spel heeft regels. Spelen kan ook, misschien zelfs het sterkst en boeiendst, zonder regels van buiten af. Zijn er toch regels, dan kan het verloop van een spel plots een nieuwe impuls krijgen door een van deze regels (tijdens het spelen) aan te passen. Zorg er dan wel voor dat je aan iedereen op hetzelfde ogenblik deze verandering doorgeeft, anders loopt het spel in het honderd (wat niet altijd negatief bekeken moet worden: in bepaalde spelsituaties kan het een zalige ervaring zijn als de boel eens in het honderd loopt chaos is soms ook leuk voor kinderen. Maar hij mag niet te lang duren of ten koste gaan van anderen en je moet als animator steeds de situatie in de hand kunnen houden). Bijvoorbeeld: Tijdens een kampenspel de regel dat slechts 3 kinderen het vijandige kamp mogen aanvallen, veranderen in: Iedereen mag het kamp aanvallen!! Attack! zorgt voor strijdlustige en leuke chaos. Bij Vlaggenstok nieuwe elementen toevoegen: in plaats van enkel rond de cirkel te lopen, moet je nu ook twee maal rond je vinger draaien, moet je nu ook eerst een liedje zingen, moet je nu ook eerst een raadsel oplossen alvorens je mag doorlopen naar de vlag. 4. SPELOPBOUW Een spel spelen? Overloop eerst dit stappenplan! 4.1 Preventief denken Binnen het opvoedingsproject van Don Bosco, is preventie een belangrijk begrip. Wanneer we met een groep gaan spelen, zullen we hieraan uiteraard de nodige aandacht schenken. Hieronder vind je enkele tips die je hierbij kunnen helpen. Terrein: Alvorens een spel te starten heb je je terrein verkend. Zo weet je waar de gevaarlijke plaatsen zijn, je weet waar je de kinderen extra in de gaten moet houden. Je weet waarvoor je de anderen moet waarschuwen. De keuze van het terrein wordt bepaald door het spel dat je wil spelen, maar denk eraan dat de veiligheid op de eerste plaats komt. 15

Lokalen: Voor binnenactiviteiten of bij regenweer, ben je aangewezen op een lokaal. Zorg ervoor dat het regelmatig verlucht wordt. Denk er ook aan dat je best geen sterk geurende stoffen gebruikt binnen je lokaal. Maaltijden: Let er op dat de kinderen voldoende eten en dat ze de kans krijgen om dat eten te laten verteren. Spel: Een spel kan heel plezant lijken, maar wanneer er een ongeluk gebeurt, is de pret snel voorbij. Kijk op voorhand wat er mis kan lopen en pas het spel desnoods aan of voer het af. Zorg dat je daar bent waar tijdens het spel iets mis kan lopen. 4.2 Spelvoorbereiding Of een spel al dan niet zal slagen, hangt in belangrijke mate af van de voorbereiding. Wanneer je ervoor zorgt dat het spel goed in mekaar zit, is de kans dat het toch fout loopt al heel wat kleiner. Hieronder vind je alweer een paar tips om het je wat makkelijker te maken. Doelgroep: Hou steeds voor ogen voor wie je het spel maakt. Probeer je in te leven in hun leefwereld. Maak iets op hun maat. Anderen: Wanneer het niet zo vlot gaat, kan je beroep doen op je hoofdanimator. Soms is een ideetje van hem of haar al voldoende om je op weg te helpen. En er zijn natuurlijk nog je medemoni s. Samen moet het wel lukken. Andere spelen: Je kan inspiratie vinden in een ander reeds gespeeld of gekend spel. Je zoekt er dan een variant op, je zorgt voor een aangename inkleding, je verandert de spelregels, je speelt met een ander materiaal, of... Boekjes: Deze cursusmap bevat een aantal voorbeeldspelen. Je kan er altijd gebruik van maken wanneer je nergens anders ideeën vindt. In je jeugdwerking hebben ze misschien nog enkele spelenboekjes waar je nog meer voorbeelden kan vinden. En tegenwoordig is het internet nooit ver weg Materiaal: Kijk eens over welk materiaal je beschikt. Misschien kan het materiaal je inspireren om een spel te bedenken. 16

Terrein: Misschien heeft het terrein dat je mag gebruiken meer mogelijkheden dan je denkt. Op een basketbalveld kan je meer dan alleen basketbal spelen. Kijk eens goed rond, misschien krijg je een geniale inval. 4.3 Start Eindelijk is het zover, je hebt voldoende oog gehad voor preventie en je hebt een geweldig spel bedacht. Er is maar één probleem meer, jij bent de enige die weet wat er gaat gebeuren. Ga ook na waar je het spel best kan uitleggen. Je kan de uitleg in het lokaal geven, je kan het ter plaatse doen, je kan gebruik maken van een plannetje om het terrein te situeren of af te bakenen. Spreek goed af met je medemoni s wie wat zal doen en zorg dat al het nodige materiaal klaar staat voor het spel begint. Met de speluitleg moet je de kinderen boeien voor wat komen gaat. Als de speluitleg tegenvalt, zullen de kinderen minder geneigd zijn om goed mee te spelen. Een leuke inkleding en fantasierijke animatie kan hier al een goede start betekenen. 4.4 Verloop Je spel is opgestart. De kinderen zijn goed aan het spelen. Toch is jouw taak niet gedaan... Je moedigt de spelers immers aan, geeft wat goede raad, supportert... Ja, je gaat op in het spel, maar ook nu vergeet je de veiligheid niet; zorg ervoor dat je ondanks je enthousiasme het overzicht niet verliest. Je moedigt aan, maar je blijft het wakende oog. Je staat ook klaar om het spel bij te sturen als het dreigt verkeerd af te lopen. Misschien was je uitleg toch niet zo duidelijk en is het nodig om het spel even stil te leggen. 4.5 Slot Een spel kan op verschillende manieren eindigen. Je kan het spel laten doodbloeden of je kan het spel stoppen wanneer iedereen het nog tof vindt. In het tweede geval zullen de kinderen er langere en betere herinneringen aan hebben. Durf stoppen wanneer alles nog vlot gaat! Vergeet niet de winnaars te feliciteren en ook de verdiensten van de verliezers te vermelden. 4.6 Overgang Na dit ene spel zal er waarschijnlijk een ander volgen. Zorg ervoor dat je je kinderen niet verliest! Onmiddellijk na het stoppen van het eerste spel moet je hen weer boeien voor het volgende. Je kan binnen hetzelfde thema blijven vertellen of een tussendoortje inlassen. Het komt er op aan dat je groep samenblijft en dat het ook tussen twee spelen in voor iedereen boeiend blijft. 17

5. DAG- EN WEEKPROGRAMMA Om een goed dag of weekprogramma te maken moet je met enkele punten rekening houden zoals: Voldoende afwisseling Welk spel speel ik wanneer Weer Terrein Kinderen Grootte van de groep Tijdsduur Thema Overgangen Je kan het programma best in twee delen opsplitsen. Enerzijds een dagprogramma, waar je het verloop van een dag uitwerkt en anderzijds een weekprogramma, waar je per dag kijkt wat je wil gaan doen en groeit naar een toppunt op het einde van de week. Het voordeel van een weekprogramma is dat je in het begin van de week al een duidelijk overzicht hebt van wat je gaat doen en welk materiaal je nodig hebt of nog moet maken. Je krijgt voldoende tijd om er iets van te maken! Met voldoende afwisseling en welk spel speel ik wanneer zorg je ervoor dat je niet in één stramien denkt. Wissel enkele actieve spelen af met enkele rustige om zo tot rust te komen. Als je dit niet doet kan het zijn dat je ofwel moe wordt ofwel het spelen beu wordt. Weer: Regen: Wat als er dan toch eens regen valt in de vakantie? Meestal weet je op voorhand dat het zal regenen (leve het weerbericht). Dan kan je best voor een aangepast programma zorgen. Knutselen, toneel, binnenspelen, quizzen... zijn allerlei dingen die je kan doen. Hou ook hier voldoende rekening met afwisseling en blijf niet de hele tijd binnen, even in de regen spelen moet ook kunnen. Tip: maak in het begin van de week ook een programma voor een regendag, zodat je daarop kan terugvallen bij regenweer. Zon: Bij veel zon is het belangrijk om zoveel mogelijk in de schaduw te spelen. Vermijd zonnesteken: smeer de kinderen regelmatig in, laat ze een petje of hoedje dragen en laat ze voldoende water drinken. Terrein: Ook het gebruik van verschillende terreinen is een welgekomen afwisseling. Speel niet steeds binnen of op de stenen, maar speel ook eens in het gras, het bos of misschien wel in de stad. Blijf wel steeds oog hebben voor veiligheid: niet alle spelen zijn geschikt om op stenen terreinen te spelen. 18

Kinderen: Het spreekt voor zich om voldoende rekening te houden met de kinderen. Niet alleen qua leeftijd en mogelijkheden (beperking?), maar zeker ook qua ideeën. Ga in op impulsen van de kinderen. Durf je voorbereiding los te laten en de spelideeën van de kinderen te realiseren. Grootte van de groep: Voor sommige activiteiten (bv. koken of go carten) is het belangrijk om de grootte van de groep te kennen. Je kan dit eventueel op voorhand bij je hoofdmoni bevragen. Sommige spelen zal je moeten aanpassen naargelang de groepsgrootte, bv. voetbal met maar 3 kinderen per ploeg zal misschien een aanpassing van de spelregels vragen. Tijdsduur: Hoe lang moet je activiteit duren? Zorg ervoor dat je deze gehele tijd kan opvullen zodat er geen dode momentjes zijn of je activiteit te vroeg gedaan is. Hou er, vooral bij knutselactiviteiten, rekening mee dat de opruim ook moet gebeuren. Thema: Ook een thema komt zeker van pas in een programma. Je hebt verschillende mogelijkheden om een thema te verwerken. - Als inkleding van een spel, om het zo levendiger te maken. - Als inkleding van een ganse dag: je werkt rond een verhaal, figuur, een project... - Ook in een week of een maandprogramma kan dit. Zo komen elke dag dezelfde figuren opdraven, met een nieuw verhaal of plot in het verhaal. Enkele thema s die je kan gebruiken: strips, cowboys en indianen, zeerovers, geesten, sprookjes, de trein, de brandweer, robots, kabouters, Merlijn de tovenaar, ridders... Brainstorm er maar op los en durf ook gekke thema s met elkaar te combineren!! Bijvoorbeeld: holbewoners en raketten of garnalen en Antarctica. Overgangen: Als je meerdere spelen na elkaar speelt of als je van de ene locatie naar de andere moet, is het belangrijk om voldoende oog te hebben voor de overgangen. Zorg ervoor dat meerdere spelen vlot op elkaar volgen, dat er geen te lange stiltes zijn en dat de animatie goed blijft zitten. Kortom, zorg voor een vloeiende rode draad tussen je spelen. Verander je tijdens of na het spel van locatie, zorg er dan voor dat de weg naar ook wordt geanimeerd. Stap er niet zomaar heen, maar enthousiasmeer de kinderen en wakker hun speellust aan. Belangrijk hierbij is om je thema en inkleding te betrekken. Bijvoorbeeld: Kleuters en het thema Cars: ga als brommer of auto naar de nieuwe locatie - Kleuters en het thema jungle: ga als leeuw, aap, slang naar de nieuwe locatie - Lagere school en het thema boeven: ga als spion, al sluipend - Lagere school en het thema ridders: ga te paard of verzin al stappend strijdkreten voor de vijand - Pubers en het thema Temptation Island: praat op de weg naar met hen over vrijgezellen, feestjes, liefjes 19

6. CONCRETE VOORBEELDEN NAAR KINDEREN TOE Rustige spelen IK ZIT IN HET GROEN Materiaal: / In een kring (op stoelen), zit de gehele groep. Doch één stoel is vrij en één speler staat in het midden. De speler naast de lege stoel zet zich op die stoel en zegt: ik zit. Zijn buur gaat naast hem zitten (hij sluit gewoon aan) en zegt in het groen. De derde volgt op zijn beurt en zegt: en ik hou van. Op die puntjes vult hij een naam in van een der spelers. Die moet dan op de lege stoel komen zitten zodat zijn plaats de nieuwe vrije plaats wordt. De speler in het midden probeert hierop te gaan zitten voor de speler naast de lege stoel op die stoel is gaan zitten, al zeggende ik zit. Het spel gaat dan door zoals voorheen. Rustige spelen RITME KLAAR Materiaal: / De spelers zitten in een kring en krijgen elk een nummer. Diegene die op nummer 1 zit begint. Heel de groep zegt: Ritme klaar en klopt daarbij eerst op de knieën en daarna in de handen. Hierna moet nummer 1 eerst zijn eigen nummer zeggen (1 dus) en een ander nummer vb. 7. Dit moet zonder aarzelen en op hetzelfde ritme gebeuren. Opnieuw zegt de groep Ritme klaar en nu moet nummer 7 antwoorden met twee cijfers, waarvan 7 het eerste moet zijn. Wie een fout maakt of te lang aarzelt, moet achteraan gaan zitten en krijgt het hoogste nummer. Alle andere nummers (vanaf degene die moest opschuiven) in de kring schuiven dus 1 op. Het doel is om op 1 te komen en er zolang mogelijk blijven. Variant: met namen, gebaren, enz. Rustige spelen ADAM EN EVA Materiaal: krantenrol, blinddoek Iemand is Adam en wordt geblinddoekt. Hij moet Eva, die vrij rondloopt in het lokaal proberen te tikken met de krantenrol. Daartoe roept Adam voortdurend Eva <aar ben je?. Eva moet hier antwoorden. Wanneer Adam Eva vindt, dan mogen twee andere kinderen spelen. Variant : Adam en Eva zijn beiden geblinddoekt, maar Adam moet doorlopend op een fluitje blazen of roepen, zodat Eva hem kan ontwijken. Rustige spelen KRINGBAL Materiaal: bal De spelers van ploeg A moeten een speler van ploeg B rechtstreeks met de bal raken. Lukt dit, dan moet de aangeraakte speler uit de kring komen en is uitgeschakeld. De spelers A mogen niet in de kring komen om te gooien en de spelers B mogen niet afweren. Wanneer alle spelers B zijn uitgeschakeld draaien de rollen om. Variant: de spelers B mogen afweren met de vuisten. Rustige spelen BOM Materiaal: een tiental voorwerpen Alle voorwerpen liggen in het midden van de kring. Iemand gaat weg en met de overblijvenden wordt afgesproken welk van de voorwerpen de bom zal zijn. De persoon komt terug en neemt één voor één de voorwerpen. Wanneer hij de bom neemt roept heel de groep Boem. Bedoeling is om zoveel mogelijk voorwerpen te kunnen nemen voordat men de bom vastneemt. 20