Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (54 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!



Vergelijkbare documenten
Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (55 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2004-II

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Space Experience Curaçao

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2006-I

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-II

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

- KLAS 5. a) Bereken de hellingshoek met de horizontaal. (2p) Heb je bij a) geen antwoord gevonden, reken dan verder met een hellingshoek van 15.

Examen VWO. natuurkunde 1

De hoogte tijd grafiek is ook gegeven. d. Bepaal met deze grafiek de grootste snelheid van de vuurpijl.

ENERGIE H5 par. 1 en 2 Diagnostische Toets natuurkunde uitwerkingen

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2004-II

Samenvatting snelheden en

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

In autotijdschriften staan vaak testrapporten van nieuwe auto s. In de figuur op de bijlage is zo n overzicht afgedrukt.

NATUURKUNDE. Figuur 1

Thermodynamica. Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven

6.2 Elektrische energie en vermogen; rendement

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-II

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

Oefenopgaven versnelling, kracht, arbeid. Werk netjes en nauwkeurig. Geef altijd berekeningen met Gegeven Gevraagd Formule Berekening Antwoord

Op een veer van 10 N/m wordt een kracht van 0,55 N uitgeoefend. Hoeveel is de veer langer geworden hierdoor?

Examen HAVO. natuurkunde 1

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

SO energie, arbeid, snelheid Versie a. Natuurkunde, 4M. Formules: v t = v 0 + a * t s = v gem * t W = F * s E Z = m * g * h F = m * a

KLAS 5 EN BEWEGING. a) Bereken de snelheid waarmee de auto reed en leg uit of de auto te hard heeft gereden. (4p)

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Uitwerkingen van de opgaven in Basisboek Natuurkunde

UITWERKINGEN OEFENVRAAGSTUKKEN 5 HAVO. natuurkunde

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

Formules voor Natuurkunde Alle formules die je moet kennen voor de toets. Eventuele naam of uitleg

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 23 juni uur

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Eindexamen havo natuurkunde pilot II

Oefenopgaven havo 5 et-4: Warmte en Magnetisme Doorgestreepte vraagnummers (Bijvoorbeeld opgave 2 vraag 7) zijn niet van toepassing.

Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA)

NASK1 - SAMENVATTING KRACHTEN en BEWEGING. Snelheid. De snelheid kun je uitrekenen door de afstand te delen door de tijd.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-I

Examen VWO. natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Bepaal k met behulp van de grafiek. Geef de uitkomst in twee significante cijfers.

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig Het symbool staat voor verandering.

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2004-II

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

Hoofdstuk 6 Energie en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

I. Oefenvragen met het omrekenen van drukken. 1. Reken om van Pa naar hpa/kpa (rond af op één decimaal).

TENTAMEN NATUURKUNDE

Warmte inleiding. Opdracht 1. Wat weet je nog uit de tweede klas? Kruis bij iedere bewering aan of deze juist of onjuist is. Bewering Juist Onjuist

Uitwerking examen Natuurkunde1 VWO 2006 (1 e tijdvak)

Inleiding kracht en energie 3hv

Pretpark als laboratorium. Opdrachtenboekje secundair onderwijs

Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 4

2 Van 1 liter vloeistof wordt door koken 1000 liter damp gemaakt.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2003-II

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-I

Samenvatting NaSk 1 Hoofdstuk 5

Naam: Klas: Versie A REPETITIE GASSEN EN DAMPEN 3 VWO

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 donderdag 12 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

c. Bereken van welke hoogte Humpty kan vallen zonder dat hij breekt. {2p}

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.

5,7. Samenvatting door L woorden 14 januari keer beoordeeld. Natuurkunde

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden. Vraag 1

Eindexamen natuurkunde pilot havo I

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

Natuur- en scheikunde 1, energie en snelheid, uitwerkingen

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

Practicum Joule meter Afsluitend practicum elektra voor mavo 3

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2006-I

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

natuurkunde havo 2016-I

natuurkunde havo 2016-I

NATUURKUNDE 8 29/04/2011 KLAS 5 INHAALPROEFWERK HOOFDSTUK

IVF temperatuurregeling incubator

De verliezen van /in het systeem zijn ook het gevolg van energietransformaties!

Eindexamen natuurkunde pilot havo II

kringloop TS diagram berekeningen. omgevingsdruk / aanzuigdruk na compressor na de verbrandingskamers na de turbine berekend:

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Natuurwetten »NIEUWE NATUURKUNDE VWO6 »UITWERKINGEN. a. = b. = = c. = = = d. = = Boorplatform naar links, Dan afstand = = Kabel is dan dus uitgerekt!

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie Eerste ronde

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

Thermodynamica - A - PROEFTOETS- AT01 - OPGAVEN.doc 1/7

10 Materie en warmte. Onderwerpen. 3.2 Temperatuur en warmte.

toelatingsexamen-geneeskunde.be

Fysica. Een voorwerp wordt op de hoofdas van een dunne bolle lens geplaatst op 30 cm van de lens. De brandpuntsafstand f van de lens is 10 cm.

Wat gaan we doen? Koken van water: wat gebeurt er ( temperatuur, energie, druk) Leren opzoeken in stoomtabellen. Diagrammen van water en stoom

Woensdag 30 augustus, uur

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Woensdag 24 mei, uur

3 niet expliciet genoemd in eindtermen Verklaar het verschijnsel diffusie met de moleculaire theorie.

Bergtrein. Figuur 2 staat ook op de uitwerkbijlage. a. Bepaal de afstand die de trein op t = 20 s heeft afgelegd.

a. Bepaal hoeveel langer. b. Bepaal met figuur 1 de snelheid waarmee de parachutist neerkomt.

Examen HAVO. natuurkunde 1

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

Bepaal k met behulp van de grafiek. Geef de uitkomst in twee significante cijfers.

Deze toets bestaat uit 3 opgaven (34 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Transcriptie:

PROEFWERK NATUURKUNDE KLAS 5 ROEFWERK H10 + H6 10/3/2009 Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (54 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes! Opgave 1: stoofpeertjes in rode wijn (13p) Jamie Oliver houdt erg van stoofpeertjes en heeft besloten een heerlijk recept daarvoor te ontwikkelen. Stoofpeertjes worden gemaakt in rode wijn. Daarvoor moet de wijn eerst behoorlijk worden opgewarmd. Hij neemt 1,2 L wijn (ρ wijn = 0,97 10 3 kg m -3 ) wijn van 20 C. De soortelijke warmte van deze wijn is 3,9 10 3 J/kg K. Hij heeft bepaald dat hij de wijn moet verwarmen tot 70 C. Daartoe doet hij de 1,2 L wijn in een pan. De wijn en de pan hebben beide een temperatuur van 20 C. Hij zet de pan met wijn op een kookplaat met een weerstand van 50 Ω, die is aangesloten op het lichtnet (230 V). Jamie weet dat zijn kookplaat een rendement heeft van 55%. Het blijkt dat de pan met wijn na 8,0 minuten een temperatuur heeft van 70 C. Verwaarloos verder warmteverlies aan de omgeving. a) Bereken de hoeveelheid warmte die de kookplaat in 8,0 minuten heeft geleverd. Heb je bij vraag a) geen antwoord gevonden, reken dan verder met 2,5 10 5 J. b) Bereken de warmtecapaciteit van de pan. (4p) Als de wijn 70 C is, haalt Jamie de pan van de kookplaat en voegt een stoofpeer van 25 C toe aan de pan met wijn van 70 C. Zoals elke keukenprins kent Jamie de warmtecapaciteit van deze stoofpeer: C stoofpeer =1200 J/ C. Heb je bij vraag b) geen antwoord gevonden, gebruik dan: C pan = 950 J/ C c) Bereken de temperatuur, die de pan met wijn en de peer uiteindelijk aannemen (de eindtemperatuur). (Verwaarloos wederom warmteverliezen aan de omgeving.) (4p) Jamie zet de kookplaat weer aan om de pan met wijn (met 1 stoofpeer) weer te verwarmen tot 70 C. Dit duurt enige tijd. Deze tijd noemen we t 1. Jamie doet dit opnieuw, maar nu met twee (identieke) stoofperen in de pan. Het geheel (pan, wijn en twee stoofperen) wordt weer vanaf de eindtemperatuur uit vraag c verwarmd tot 70 C. De tijd om de wijn met twee stoofperen te verwarmen tot 70 C noemen we t 2 en is natuurlijk groter dan de tijd t 1.

d) Leg zonder berekeningen te maken uit of de tijd t 2 precies 2x zo lang, minder dan 2x zo lang of meer dan 2x zo lang is als tijd t 1. Opgave 2: fietskar (10p) Lees de volgende tekst. Fietskar duwt fiets Het is de omgekeerde wereld: normaal trekt een fietser zijn bagagekarretje voort, maar de fietskar in figuur 1 duwt de fiets. Deze is namelijk voorzien van een accu met twee elektromotoren en kan 220 liter bagage bergen. De maximale snelheid zonder te trappen bedraagt 40 km/h. Als de fietser niet trapt, bedraagt de actieradius 50 km bij een constante snelheid van 20 km/h. Een benzinemotor zou hier 10 centiliter benzine voor nodig gehad hebben. Uiteraard bepaalt de fietser de snelheid. In de handremmen van de fiets zijn twee microschakelaars ingebouwd, die een signaal afgeven aan de elektromagnetische remmen in de fietskar. De fabrikant overweegt om de fietskar op zonne-energie te laten rijden door middel van zonnecellen op het deksel. (naar: Technisch Weekblad, 9 mei 2001) figuur 1 figuur 1 figuur 2 In deze opgave kijken we naar een fietser die zich met een constante snelheid van 20 km/h laat voortduwen door het karretje. In figuur 2 staan de luchtweerstand en de rolwrijving van het geheel (fietser + karretje) weergegeven als functie van de snelheid. a) Leg uit dat het karretje een kracht van 19 N moet leveren om het geheel met een constante snelheid van 20 km/h te laten bewegen. b) Bereken het (constante) motorvermogen dat het karretje moet leveren bij deze snelheid. Volgens het artikel bedraagt de actieradius 50 km bij 20 km/h. Er kan dus 50 km worden afgelegd voordat de accu s leeg zijn.

c) Bereken de arbeid die de motorkracht van het karretje maximaal kan verrichten voordat de accu s weer moeten worden opgeladen. Heb je bij vraag c) geen antwoord gevonden, reken dan verder met een arbeid van 1,0 10 6 J. In het artikel worden de elektromotoren vergeleken met een benzinemotor. Het rendement van de elektromotoren is 3,0 keer zo groot als het rendement van een benzinemotor. d) Bereken met behulp van gegevens uit het artikel en uit BINAS het rendement van de elektromotoren bij een constante snelheid van 20 km/h. (4p) Tip: bereken daartoe eerst het rendement van een benzinemotor die deze prestatie zou moeten leveren. Opgave 3: heteluchtverwarming (8p) Iemand wil een huis laten bouwen en denkt erover om een systeem voor heteluchtverwarming aan te laten leggen. Daarin verwarmt op een centraal punt een brander de lucht en mengt dit met buitenlucht. Via een kanalensysteem wordt de lucht naar de vertrekken gepompt die moeten worden verwarmd. Gegeven is dat c lucht = 1,006 10 3 J/(kg K) (bij constante druk). In figuur 3 staat de dichtheid van de lucht als functie van de temperatuur weergegeven. figuur 3 figuur 5 Via een rooster stroomt er per uur 135 m 3 lucht de kamer in. De temperatuur van de lucht die door dit rooster de kamer wordt ingeblazen is 70 C. De afgezogen lucht heeft een temperatuur van 24 C. a) Bepaal hoeveel kg lucht de luchtstroom per seconde de kamer inblaast. Gebruik daarbij gegevens uit figuur 3. Heb je bij vraag a) geen antwoord gevonden, reken dan verder met 0,05 kg/s. De installatie moet evenveel lucht uit de kamer afzuigen als inblazen. Bovendien moet de luchtdruk (uiteraard) constant gehouden worden. b) Bereken de warmte die per seconde aan de kamer wordt afgegeven. c) Bereken het volume van de lucht dat per uur uit de kamer wordt weggezogen. Gebruik hierbij gegevens uit figuur 3.

Opgave 4: Luchtballon (23p) In een mand hangend onder een heteluchtballon kun je toertochten maken door de lucht. Voordat de ballon kan opstijgen moet deze gevuld worden met lucht. Dat gebeurt met behulp van een grote ventilator die lucht in de ballon blaast terwijl deze uitgespreid ligt over het gras. Zie figuur 4. De temperatuur van de lucht is 25 C. De luchtdruk is 1013 mbar. De massa van 1 mol lucht is 29 g. Neem aan dat het volume van de ballon na het opblazen constant 2700 m 3 is. a) Bereken het aantal mol lucht in de ballon na het opblazen. Vlak voor het opstijgen verwarmt men de lucht in de ballon met een grote gasbrander. Door het verwarmen zet de lucht uit en ontsnapt gedeeltelijk uit de ballon. Hierdoor komt de ballon los van de grond en bevindt zich even later boven de mand. figuur 4 Als er 572 kg lucht ontsnapt is, is de ballon zoveel lichter geworden dat de mand net loskomt van de grond. Met touwen aan de mand wordt voorkomen dat de ballon met mand al opstijgt. De lucht in de ballon mag beschouwd worden als een ideaal gas. Heb je bij a) geen antwoord gevonden, reken dan verder met 1,0 10 5 mol. b) Bereken de temperatuur van de lucht in de ballon als de mand net loskomt van de grond. (4p) Eenmaal in de lucht, op 400 meter hoogte, besluit een van de passagiers een pak suiker (dat heb je altijd bij je, nietwaar?) van 1,0 kg uit de ballon te laten vallen. c) Bereken met welke snelheid het pak suiker op de grond terecht zou komen als wrijving tijdens de val zou worden verwaarloosd. Gelukkig ondervindt het pak suiker onderweg wel degelijk luchtweerstand. De waarde van de luchtweerstand is evenredig met de snelheid in het kwadraat: F w,lucht ~ v 2. d) Leg uit waarom het pak suiker na een tijdje met een constante snelheid valt. Bij de val vanaf 400 meter wordt 85% van de oorspronkelijke energie van het pak suiker door de luchtweerstand in warmte omgezet. e) Bereken de gemiddelde waarde van de wrijvingskracht tijdens de val. (4p) f) Bereken de snelheid waarmee het pak suiker nu op de grond komt. Een bekende formule om de luchtwrijvingskracht F w,lucht uit te rekenen is:

F w,lucht = ½ C w A ρ v 2, met A het frontaal oppervlak, ρ de dichtheid en v de snelheid. g) Laat zien dat C w, de luchtweerstandscoëfficiënt, geen eenheid heeft. EINDE PROEFWERK

Uitwerking Opgave 1: stoofpeertjes (13p) a) I = U/R = 230/50 = 4,6 A E el = U I t = 230 4,6 (8 60) = 507840 J Q = 0,55 E el = 279312 J = 2,8 10 5 J b) m wijn = ρ V= 0,97 10 3 kg/m 3 1,2 10-3 m 3 = 1,164 kg Q op = Q af, met kookplaat = af, pan+wijn = op Q op = C pan ΔT pan + c wijn m wijn ΔT wijn = C pan 50 + 3900 1,164 50 = 50C + 226980 Invullen: 50C+226980 = 279312 C pan = 1047 J/K = 1,0 10 3 J/K (Bij vraag a 55% vergeten te verrekenen, dan hier C pan = 5,6 kj/k) (Gerekend met 2,5 10 5 J C = 460 J/K) c) Q op = Q af, met pan+wijn = af, peer = op C peer ΔT peer = C pan ΔT pan + c wijn m wijn ΔT wijn 1200 (T e 25) = 1046,64 (70 T e ) + 3900 1,164 (70 T e ) 1200T e 30000 = 73264,8 1046,64T e +317772 4539T e 6786,24T e = 421036,8 T e = 62 C d) aantal peren wel 2x zo groot, maar hoeveelheid wijn (en pan) niet groter dus minder dan 2x zo lang Opgave 2: fietskar (10p) a) Uitleg dat F motor = F wrijving, totaal voor constante snelheid Aflezen F rol = 9,0 N en F w = 9,5 N F totaal = 18,5 N = 19 N b) 20 km/h = 5,56 m/s ½ p P = F v = 19 5,56 = 106 W = 1,1 10 2 W formule ½p,uitwerken (bij 18,5 N 103 1,0 102 W) c) W = F s = 19 50 10 3 = 9,5 10 5 J 2p (bij 18,5 N 9,25 10 5 = 9,3 10 5 J) d) stookwaarde benzine opzoeken: 33 10 9 J/m 3 (BINAS 28A) 0,10 L = 0,10 10-3 m 3 levert dus 0,10 10-3 33 109 = 3,3 10 6 J Rendement benzinemotor dus: 9,5 10 5 /3,3 10 6 100% = 28,8% Rendement elektromotor = 3,0 28,8% = 86% (bij 18,5 N 84%) Opgave 3: heteluchtverwarming (8p) a) Figuur 3: dichtheid lucht bij 70 C = 1,03 kg/m 3 totale massa per uur = ρ V = 1,03 kg/m 3 135 m 3 = 139,05 kg per seconde dus: 139,05/3600 = 3,86 10-2 kg b) afkoeling van (70-24) = 46 K per s: afgegeven warmte Q = m c ΔT = 3,86 10-2 1006 46 = 1787 J = 1,8 10 3 J c) p 1 V 1 /n 1 T 1 = p 2 V 2 /n 2 T 2 met p en n constant: V 1 /T 1 = V 2 /T 2, met T in Kelvin invullen: 135/343 = V 2 /297 V 2 = 117 m 3 per uur (T niet in Kelvin, maximaal 1 punt, stel ik voor)

Opgave 4: luchtballon (23p) a) p V/n T = R n = p V/(R T) T = 298 K, p = 1013 mbar = 1013 10-3 105 Pa = 1,013 10 5 Pa Invullen: n = 1,013 10 5 2700 / (8,31 298) = 1,104 10 5 mol = 1,1 10 5 mol b) De hoeveelheid ontsnapte lucht is 572/29 10-3 = 1,97 10 4 mol. Dus na opwarmen: n = 1,104 10 5-1,97 10 4 = 9,068 10 4 mol lucht in de ballon. Invullen in de ideale gaswet levert: T = pv/nr T = 1,013 10 5 2700 / (8,31 9,07 10 4 ) = 363 K (= 90 C) (Bij n = 1,0 10 5 T = 410 K, 137 C) c) WvBvE toepassen: E z,boven = E k,beneden m g h = ½ m v 2 9,81 400 = ½ v 2 uitwerken: v 2 = 7848, v = 88,6 m/s d) Als de snelheid toeneemt, neemt ook F w toe (, waardoor F res afneemt) Op een gegeven moment is F w even groot als F z (, waardoor F res 0 wordt) Dan is er geen versnelling meer en blijft de snelheid dus constant e) oorspronkelijke energie E z = mgh = 1,0 9,81 400 = 3920 J 85% daarvan = 3332 J Q = F w s 3332 = F w 400 F w = 8,3 N f) Over: 15% van 3920 J (of 3920-3332 J) = 588 J E k = ½ m v 2 588 = ½ 1 v 2 v 2 = 1176 v = 34 m/s g) eenheid A = m 2, eenheid ρ = kg/m 3, eenheid v = m/s, eenheid F = N rechts derhalve als eenheid: kg m -3 m 2 (m s -1 ) 2 = kg m s -2 = kg m/s 2 links: F = m a, dus N = kg m/s 2. Links = rechts, dus C w is eenheidsloos