Zwart, wit of grijs? Een literatuurstudie naar de onafhankelijkheid van de accountant. Carly Former

Vergelijkbare documenten
Verplichte Audit-Firm Rotatie: de effecten op de kwaliteit van de accountantscontrole

Carmen Vorst Amsterdam, 1 juli, Bachelor scriptie. Begeleiding: Helena Kloosterman. Academisch jaar: Semester 2, Blok 3

Prof dr Philip Wallage 2 JUNI 2010 AMSTERDAM SEMINAR EUMEDION, NIVRA EN VBA

Praktijkhandreiking 1106 INTERNE ROULATIE BIJ NIET-OOB S Vastgesteld in de bestuursvergadering van 16 december Ingetrokken per dec '14

De onafhankelijkheid van de accountant en het verlenen van nonaudit services: bewijs aan de hand van drie verschillende maatstaven

Tast het verlenen van non-audit diensten naast het verlenen van audit diensten de onafhankelijkheid van de accountant aan

Het verwachte effect van de scheiding tussen audit en non-audit diensten op de onafhankelijkheid van accountants

De invloed van het Litigation risk op Audit Kwaliteit

Bijlage 11 bij de agenda voor de ledenvergadering op donderdag 11 december 2008

In hoeverre heeft de grootte van een accountantskantoor invloed op de kwaliteit van een accountantscontrole?

Verplichte accountantskantoor roulatie en het effect op de kwaliteit van de accountantscontrole

Inhoudsopgave. Deel I Accountant: wie, wat, waar? 7 1 HET SPEELVELD VAN DE ACCOUNTANT 9

Consultatiedocument. Voorgestelde aanpassing VAO met een Verbod op het belonen van commerciële prikkels bij wettelijke controleopdrachten

Een kwestie van principes

Wat is de relatie tussen accountantscontrole en advies? Een overzicht van de bestaande literatuur.

Dit document maakt gebruik van bladwijzers

INTERNATIONALE CONTROLESTANDAARD 510 EERSTE UITVOERING VAN CONTROLE-OPDRACHTEN OPENINGSSALDI

De accountant en het bestuursverslag Visie NBA Young Profs

ISA 710, Ter vergelijking opgenomen informatie overeenkomstige cijfers en vergelijkende financiële overzichten.

Verordening tot wijziging van de Verordening gedragscode Vastgesteld in de bijeenkomst van de Ledenvergadering op 11 december 2008

Ingetrokken voor 2013

Intern versus extern toezicht

Interne beheersing: Aan assurance verwante opdrachten Inleiding. Het kwaliteitsonderzoek. Regelgeving. Vragenlijst.

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Het assurance-raamwerk De accountant en het verstrekken van zekerheid

Een kwestie van principes

Building the next economy met Blockchain en real estate. Lelystad Airport, 2 november 2017 BT Event

Ref: B13.32 Betreft: Eumedion-reactie op NBA Consultatiedocument onafhankelijkheid en VGBA

Concept NBA-handreiking Publicatie kwaliteitsfactoren 17 april 2015

Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2016 van Lavide Holding N.V. te Alkmaar gecontroleerd.

Dit document maakt gebruik van bladwijzers.

Bijlage C Onafhankelijkheidsvereisten voor de leden van de raad van commissarissen van Ernst & Young Nederland LLP ( RvC )

ISA 510, INITIËLE CONTROLEOPDRACHTEN - BEGINSALDI

5. Beschrijving van het onderzoek

Controleverklaringen. Nieuwe stijl, heldere taal

4 JULI 2018 Een eerste kennismaking met gemeentefinanciën en verbonden partijen voor raadsleden - vragen

Aan: de aandeelhouders en de Raad van Commissarissen van Lavide Holding N.V.

Gemeente Ridderkerk Controle jaarrekening Ridderkerk 4 juli 2019 Jesper van Koert Reinier Moet Rein-Aart van Vugt

Geachte leden van de rekeningencommissie,

Naleving overgangsregeling scheiding controle en advies. 27 maart 2013

De kwaliteit van governance, verslaggeving en accountantscontrole gaat omhoog

ISAE 3400, Onderzoek van toekomstgerichte financiële informatie. Copyright IFAC (volgens IFAC Overeenkomst van 12 maart 2019)

Inleiding / Doel van de vraag om advies. Belangrijkste gegevens van het dossier. Ref: Accom AFWIJKING 2004/1

Onafhankelijkheid van de accountant in relatie tot de non-audit services

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

NBA Alert 35 Het overleg met de AFM bij een juridische procedure aangespannen door de verantwoordelijke partij Juni 2014

ISA 710, TER VERGELIJKING OPGENOMEN INFORMATIE - OVEREENKOMSTIGE CIJFERS EN VERGELIJKENDE FINANCIELE OVERZICHTEN

INTERNATIONAL STANDARD ON AUDITING (ISA)

Code voor Accountantsorganisaties Implementatie door Deloitte

In hoeverre heeft een verplichte roulatie van accountantskantoor effect op de kwaliteit van een accountantscontrole? Rick ten Haken

INGETROKKEN PER 6 DECEMBER 2016

Verschillen en overeenkomsten tussen SOx en SAS 70

Uitbesteding van de internal-controlfunctie

Ontwerp NADERE VOORSCHRIFTEN ACCOUNTANTSKANTOREN TER ZAKE VAN AAN ASSURANCE VERWANTE OPDRACHTEN Versie 4 december 2008

ISA 610, GEBRUIKMAKEN VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN INTERNE AUDITORS

26 Q Q12019_ _Elkaars taal spreken.indd Q12019_ _Elkaars taal spreken.indd : :51

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Accountant: Registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent met certificeringsbevoegdheid.

(Big) Data in het sociaal domein

Deze 3 verslagen dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen en kunnen niet afzonderlijk van elkaar worden gezien of gebruikt.

COMPLIANCE MET DE NEDERLANDSE CORPORATE GOVERNANCE CODE

NAV Gedragscode Ethisch verantwoord handelen bij de beroepsuitoefening

INTERNATIONALE CONTROLESTANDAARD 260 COMMUNICATIE OVER CONTROLE-AANGELEGENHEDEN MET HET TOEZICHTHOUDEND ORGAAN

Resultaten 3 e ESAA Accountantspanel: ontwikkelingen in de accountancy

NIEUWE REGELGEVING VOOR ORGANISATIES VAN OPENBAAR BELANG De gevolgen voor uw organisatie op een rij

AFM: Eerste bijdragemodel geeft inzicht in markt

Waarom de slanke ViO?

INTERNATIONALE CONTROLESTANDAARD 720 ANDERE GEGEVENS IN DOCUMENTEN WAARIN DE GECONTROLEERDE FINANCIELE OVERZICHTEN ZIJN OPGENOMEN

Accountantsprotocol voor de aanvraag van het predicaat Koninklijk en Hofleverancier

OPENBARE ACCOUNTANTS Survey: Vragenlijst voor RA in Nederland

Ref: Betreft: voorstel van wet op het accountantsberoep (kamerstukken )

Den Haag 15 april 2014

Audit kwaliteit door de proxy earnings

Ctrl Ketenoptimalisatie Slimme automatisering en kostenreductie

De gevolgen van het openbaar maken van Key Audit Matters (KAMs): Een literatuuroverzicht

CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT i

Controleprotocol voor de accountantscontrole op de jaarrekening 2014 van de gemeente Bellingwedde

Betreft: Reactie discussienota "Aanpakken en Bestrijden van Fraude."

IFRS 15 Disaggregatie van opbrengsten

TOTAAL GENERAAL - analyse Survey: Vragenlijst voor RA in Nederland

Openbaar maken van accountantshonoraria

Het effect van het verlenen van non-auditdiensten op de onafhankelijkheid van de accountant

Modelverslagen met betrekking tot de statistieken

De invloed van non-audit services op de onafhankelijkheid van de accountant

SAP Risk-Control Model. Inzicht in financiële risico s vanuit uw SAP processen

INTERNATIONALE CONTROLESTANDAARD 610 HET IN AANMERKING NEMEN VAN DE INTERNE AUDITWERKZAAMHEDEN

The influence of non-audit services on auditor independence

Kan ik procesbijstand verlenen bij een fiscale procedure van een audit cliënt van een geassocieerde accountant?

Richtlijn 4401 Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot informatietechnologie

Oordelen van en door RE s

Achtergrond en Probleemstelling

ISA 320, MATERIALITEIT BIJ DE PLANNING EN UITVOERING VAN EEN CONTROLE

Materieel belang in de jaarrekening. Nationale Verslaggevingsdag 26 juni 2012 Ton Meershoek Hoofd toezicht financiële verslaggeving

Sarbanes-Oxley en de gevolgen voor IT. Daniel van Burk 7 november 2005

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Verordening tot wijziging van de Verordening gedragscode

Praktijkhandreiking 1115 Aanpassing van het oordeel in de controleverklaring bij materiële tekortkomingen in de toelichting op de jaarrekening

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants t.a.v. Adviescollege voor Beroepsreglementeting Postbus AD AMSTERDAM

Overzicht aanvullende waarborgen bij OOB-controle

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Transcriptie:

Zwart, wit of grijs? Een literatuurstudie naar de onafhankelijkheid van de accountant Carly Former 0541885 9 juli 2009 Mw. E.A. Duyster-Went RA Bachelor thesis Universiteit van Amsterdam Faculteit Economie en Bedrijfskunde Bachelor Economie en Bedrijfskunde Variant Accountancy & Control

1 Abstract In deze scriptie wordt de volgende onderzoeksvraag door middel van een literatuurstudie beantwoord: Geeft de huidige wet- en regelgeving voor accountants genoeg aanknopingspunten om te kunnen stellen dat de accountant onafhankelijk is? Onafhankelijkheid bestaat uit twee elementen, namelijk uit onafhankelijkheid in wezen en onafhankelijkheid in schijn. Uit de literatuurstudie is af te leiden dat de huidige wet- en regelgeving voldoende aanknopingspunten geeft om te kunnen stellen dat de accountant onafhankelijk is in schijn. De huidige wet- en regelgeving geeft echter onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen stellen dat de accountant onafhankelijk is in wezen. In volgend onderzoek moet onderzocht worden welk aandeel onafhankelijkheid in wezen heeft in de totale onafhankelijkheid. Ook moet onderzocht worden hoe de onafhankelijkheid in wezen gereguleerd kan worden. De conclusie van deze scriptie luidt daarom dat de huidige wet- en regelgeving onvoldoende aanknopingspunten geeft om te kunnen stellen dat de accountant onafhankelijk is.

2 Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 1.1 Achtergrond 4 1.2 Onderzoeksvraag 4 1.3 Wetenschappelijke relevantie onderzoeksvraag 5 1.4 Praktische relevantie onderzoeksvraag 5 1.5 Opzet onderzoek 6 2 Onafhankelijkheid 7 2.1 Onafhankelijkheid in wezen en onafhankelijkheid in schijn 7 2.2 Onafhankelijkheid in de Nederlandse wet- en regelgeving 8 2.3 Onafhankelijkheid volgens SEC voorzitter 8 2.4 Onderzoek naar onafhankelijkheid 9 2.4.1 Onderzoek Houghton en Jubb 9 2.4.2 Oordeel onderzoek Houghton en Jubb 9 2.4.3 Onderzoek Khurana en Raman 10 2.4.4 Oordeel onderzoek Khurana en Raman 10 2.5 Conclusie 11 3 Invloed van beloning en non-audit services op onafhankelijkheid 13 3.1 Beloning van de accountant 13 3.1.1 Huidige wet- en regelgeving 13 3.1.2 Onderzoek Craswell, Stokes en Laughton 14 3.1.3 Oordeel onderzoek Craswell, Stokes en Laughton 14 3.2 Non-audit services 15 3.2.1 Huidige wet- en regelgeving 16 3.2.2 Onderzoek Ruddock, Taylor en Taylor 16 3.2.3 Oordeel onderzoek Ruddock, Taylor en Taylor 17 3.2.4 Onderzoek Kinney Jr., Palmrose en Scholz 18 3.2.5 Oordeel onderzoek Kinney Jr., Palmrose en Scholz 19 3.3 Conclusie 20

3 4 Invloed van accountantsrotatie op onafhankelijkheid 23 4.1 Huidige wet- en regelgeving 23 4.2 Onderzoek Geiger en Raghunandan 24 4.3 Oordeel onderzoek Geiger en Raghunandan 24 4.4 Onderzoek Myers, Myers en Omer 25 4.5 Oordeel onderzoek Myers, Myers en Omer 25 4.6 Conclusie 26 5 Conclusie 27 Tabel I Beoordeling huidige wet- en regelgeving 29 Tabel II Kwaliteit geraadpleegde onderzoeken 31 Bibliografie 32

4 1 Inleiding 1.1 Achtergrond De onafhankelijkheid van de accountant is belangrijk voor alle stakeholders van een onderneming. De onafhankelijke accountant kan de asymmetrie van informatie die bestaat tussen onderneming en stakeholders zo klein mogelijk maken (Gerde en White, 2003). De professie van de accountant is daarom al sinds de jaren dertig van de vorige eeuw onderhevig aan wet- en regelgeving om de onafhankelijkheid van de accountant zo goed mogelijk te kunnen waarborgen (Lowe, 1987). De wet- en regelgeving voor accountants die onder andere de onafhankelijkheid van de accountant moet waarborgen wordt nog regelmatig gewijzigd (NIVRA, AFM). 1.2 Onderzoeksvraag Deze scriptie gaat over de onafhankelijkheid van de accountant. Ik vind dit onderwerp interessant, omdat ik wil weten wanneer we kunnen stellen dat de accountant onafhankelijk is. Ik vraag me af of de verschillende elementen in de huidige wet- en regelgeving de onafhankelijkheid van de accountant kunnen beïnvloeden. De onderzoeksvraag luidt als volgt: Geeft de huidige wet- en regelgeving voor accountants genoeg aanknopingspunten om te kunnen stellen dat de accountant onafhankelijk is? In deze scriptie zal vooral gekeken worden naar de wetgeving zoals die in de Sarbanes-Oxley Act (2002) is vastgelegd in Title II Auditor independence. Hiervoor is gekozen omdat de Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot de onafhankelijkheid van de accountant minder uitgebreid is. De Nederlandse wet- en regelgeving wordt waar mogelijk wel betrokken in deze scriptie. In de regelgeving zijn verschillende elementen opgenomen die de onafhankelijkheid van de accountant moeten waarborgen. Twee belangrijke elementen die zijn opgenomen in de Sarbanes-Oxley Act zijn het verbod op het uitvoeren van non-audit

5 services en de verplichting van accountantsrotatie (Sarbanes-Oxley Act, 2002). In deze scriptie zal onderzocht worden of de opname van deze elementen in de wet op effectieve wijze de onafhankelijkheid van de accountant kan waarborgen. Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zullen eerst de volgende vier subvragen beantwoord worden: 1. Wanneer wordt de accountant als onafhankelijk ervaren? 2. In hoeverre kan de huidige wet- en regelgeving uitsluiten dat de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloed wordt door beloning? 3. In hoeverre kan de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant waarborgen? 4. In hoeverre kan de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot verplichte accountantsrotatie de onafhankelijkheid van de accountant waarborgen? 1.3 Wetenschappelijke relevantie onderzoeksvraag De wetenschappelijke relevantie van de onderzoeksvraag wordt aangetoond doordat in wetenschappelijke tijdschriften recent over een vergelijkbare onderzoeksvraag is geschreven, bijvoorbeeld in Journal of accounting and economics (Craswell, Stokes en Laughton, 2002). Ook grote accountantskantoren schrijven over de onafhankelijkheid van de accountant. PricewaterhouseCoopers (2004) publiceerde het artikel The Sarbanes-Oxley act of 2002: Understanding the independent auditor s role in building public trust. 1.4 Praktische relevantie onderzoeksvraag Een goed antwoord op de onderzoeksvraag kan leiden tot een nieuwe toepassing in de praktijk om de onafhankelijkheid van de accountant de waarborgen. Hierdoor wordt de praktische relevantie van de onderzoeksvraag aangetoond.

6 1.5 Opzet onderzoek Hieronder volgt de opzet van het onderzoek dat moet leiden tot de beantwoording van de onderzoeksvraag van deze scriptie. Het onderzoek zal hoofdzakelijk bestaan uit een literatuuronderzoek en daaropvolgend wordt mijn visie op de bestaande literatuur gegeven. Ik ga om te beginnen artikelen lezen en de conclusies van de auteurs vergelijken. Daarna ga ik de conclusies van de auteurs beoordelen. Vervolgens zal ik mijn oordeel geven over de centrale vraag. Bij de conclusie dient rekening gehouden te worden met de beperking dat voor deze scriptie alleen een literatuuronderzoek is gedaan. De scriptie is als volgt opgebouwd: Hoofdstuk 2: Bespreking van subvraag 1; Hoofdstuk 3: Bespreking van subvraag 2 en 3; Hoofdstuk 4: Bespreking van subvraag 4; Hoofdstuk 5: Conclusie.

7 2 Onafhankelijkheid In dit hoofdstuk wordt beschreven wat onafhankelijkheid is en wanneer de accountant als onafhankelijk ervaren wordt. In de eerste paragraaf zal worden beschreven uit welke elementen onafhankelijkheid bestaat. In paragraaf twee wordt de Nederlandse wet- en regelgeving met betrekking tot onafhankelijkheid besproken. Daarna volgt de definitie van onafhankelijkheid volgens de SEC voorzitter. In paragraaf vier worden vervolgens twee onderzoeken besproken waarin wordt onderzocht wanneer de accountant als onafhankelijk ervaren wordt. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie. 2.1 Onafhankelijkheid in wezen en onafhankelijkheid in schijn Handbook of international auditing, assurance and ethics pronouncements (IFAC, 2008, p. 50) is geschreven door de International Federation of Accountants (IFAC). In dit boek staat dat onafhankelijkheid uit twee elementen bestaat. Het eerste element is independence of mind. Dit houdt in dat de persoon zelf in staat is een objectief oordeel te geven zonder beïnvloeding van buitenaf toe te laten. Het tweede element dat nodig is om onafhankelijkheid te bereiken is independence in appearance. Dit houdt in dat voor derden duidelijk is dat alle omstandigheden die de onafhankelijkheid van de persoon zouden kunnen beïnvloeden worden ontweken. Het lijkt voor derden duidelijk dat de persoon integer en objectief is. In Nederland kent men de Verordening gedragscode. De inhoud van deze verdragscode sluit aan op de inhoud van het handboek dat de IFAC geschreven heeft. In artikel B1-290.1 van de Nederlands Verordening gedragscode staat ook dat zowel onafhankelijkheid in wezen als onafhankelijkheid in schijn wordt vereist: Onafhankelijkheid in wezen en in schijn is vereist, om het de openbaar accountant mogelijk te maken om als resultaat van een door hem uitgevoerde assuranceopdracht een voor een ieder acceptabel oordeel uit te spreken zonder vooringenomenheid, tegengestelde belangen of door een derde op hem uitgeoefende druk. (Verordening gedragscode, 2009).

8 2.2 Onafhankelijkheid in de Nederlandse wet- en regelgeving In de Nederlandse wet- en regelgeving is vastgelegd dat de accountant zich onafhankelijk moet opstellen bij het uitvoeren van zijn/haar werkzaamheden. In artikel 19 van de Wet op de Registeraccountants (2009) staat het volgende: De ledenvergadering stelt bij verordening regels vast ter zake van de onafhankelijkheid, het stelsel van kwaliteitsbeheersing en de integere bedrijfsvoering van accountantsorganisaties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, welke verbindend zijn voor alle accountantsorganisaties waarbinnen registeraccountants hun beroep uitoefenen. In artikel 30 van het Besluit toezicht accountantsorganisaties (2009) staat dat een accountantsorganisatie binnen drie maanden na sluiting van haar boekjaar een verklaring moet opnemen in haar jaarrekening die aantoont dat de regelgeving met betrekking tot onafhankelijkheid wordt nageleefd. Dit is verplicht voor alle accountantsorganisaties die de wettelijke controle uitvoeren bij organisaties van openbaar belang. 2.3 Onafhankelijkheid volgens SEC voorzitter Om te kunnen bepalen of een accountant onafhankelijk is en door welke factoren die onafhankelijkheid beïnvloed kan worden is het belangrijk om te weten wanneer een accountant als onafhankelijk wordt ervaren. In een speech zei de toenmalige voorzitter Levitt van de SEC in mei 2000 het volgende: It is not enough that the accountant on an engagement act independently. For investors to have confidence in the quality of the audit, the public must perceive the accountant as independent. Beleggers moeten dus de accountant als onafhankelijk ervaren om vertrouwen te hebben in de kwaliteit van de accountantscontrole. Een accountant kan zich niet alleen als onafhankelijk gedragen.

9 2.4 Onderzoek naar onafhankelijkheid De IFAC heeft gesteld dat zowel onafhankelijkheid in wezen als onafhankelijkheid in schijn nodig zijn om onafhankelijkheid te bereiken (IFAC, 2008, p. 50). Deze definitie van onafhankelijkheid is moeilijk tastbaar. In deze paragraaf worden twee onderzoeken beschreven waarin onderzocht wordt wanneer een accountant als onafhankelijk ervaren wordt. Na elk onderzoek volgt een oordeel over het onderzoek. 2.4.1 Onderzoek Houghton en Jubb Houghton en Jubb (2003) beschrijven in hun artikel The market for financial report audits: regulation of and competition for auditor independence elementen die nodig zijn om de onafhankelijkheid van de accountant te kunnen waarborgen. Houghton en Jubb (2003) schrijven dat de factoren die de onafhankelijkheid van de accountant kunnen beïnvloeden moeilijk te meten zijn, omdat de beïnvloeding heel subtiel kan plaatsvinden. Het is daarom niet mogelijk om alle factoren die de onafhankelijkheid van de accountant kunnen beïnvloeden met wet- en regelgeving uit te sluiten. Houghton en Jubb (2003) geven hierbij aan dat de accountant transparant en concurrerend moet zijn met betrekking tot onafhankelijkheid om zijn of haar onafhankelijkheid op deze manier zo goed mogelijk te waarborgen. 2.4.2 Oordeel onderzoek Houghton en Jubb Houghton en Jubb (2003) pleiten in hun artikel vooral voor waarborging van de onafhankelijkheid van de accountant. De accountant moet daarvoor transparant zijn en concurrerend optreden. In het artikel van Hougthon en Jubb (2003) wordt niet specifiek onderzocht of transparantie en concurrentie met betrekking tot onafhankelijkheid de garantie kunnen geven dat de accountant daadwerkelijk onafhankelijk is. In het onderzoek komt ook niet naar voren waarom transparantie en concurrentie de onafhankelijkheid van de accountant zou kunnen waarborgen. In het onderzoek wordt niet gesproken over het verschil in

10 onafhankelijkheid in wezen en onafhankelijkheid in schijn. Het is niet duidelijk of transparantie en concurrentie zowel onafhankelijkheid in wezen als onafhankelijkheid in schijn kunnen waarborgen. Waarschijnlijk wordt voornamelijk de onafhankelijkheid in schijn hierdoor gewaarborgd. Onafhankelijkheid in schijn houdt in dat het voor derden duidelijk lijkt dat de persoon integer en objectief is. Transparantie en concurrentie kunnen hier mogelijk aan bijdragen. Onafhankelijkheid in wezen houdt in dat de persoon zelf in staat is een objectief oordeel te geven zonder beïnvloeding van buitenaf toe te laten. Hierin zal transparantie en competitiviteit geen rol in kunnen spelen. 2.4.3 Onderzoek Khurana en Raman Khurana en Raman (2006) onderzoeken of het oordeel van beleggers over de geloofwaardigheid van de jaarrekening afhangt van de financiële afhankelijkheid die volgens de beleggers bestaat tussen de accountant en de klant. Beleggers ervaren de geloofwaardigheid van de jaarrekening van een onderneming groter wanneer zij geloven dat de accountantscontrole van hoge kwaliteit is. Een accountantscontrole van hoge kwaliteit kan volgens beleggers alleen uitgevoerd worden wanneer de accountant geen financiële afhankelijkheid heeft ten opzichte van de klant. Er bestaat voor beleggers een negatieve relatie tussen de mate van financiële afhankelijkheid die de accountant heeft ten aanzien van een klant en de geloofwaardigheid van de jaarrekening van de klant (Khurana en Raman, 2006). 2.4.4 Oordeel onderzoek Khurana en Raman Khurana en Raman (2006) hebben in hun artikel onderzocht wanneer de belegger de accountant als onafhankelijk ervaart. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat beleggers de kwaliteit van de accountantscontrole en daarmee ook de onafhankelijkheid van de accountant hoger achten wanneer er geen financiële afhankelijkheid bestaat tussen de accountant en de klant.

11 De geloofwaardigheid van de jaarrekening hangt volgens beleggers af van de kwaliteit van de accountantscontrole. De kwaliteit van de accountantscontrole hangt af van de mate van financiële afhankelijkheid die de accountant heeft ten opzichte van de klant. In het artikel van Khurana en Raman (2006) wordt niet besproken hoe de belegger de mate van financiële afhankelijkheid bepaalt. Een accountant wordt volgens dit onderzoek als onafhankelijk ervaren wanneer de controle van hoge kwaliteit is, maar onduidelijk is wanneer de belegger de controle van hoge kwaliteit acht. De vraag is ook wat de oorzaak en wat het gevolg is. In het artikel is het gevolg dat de accountant als onafhankelijk wordt ervaren wanneer de controle van hoge kwaliteit is. De controle kan echter ook van hoge kwaliteit zijn als gevolg van de onafhankelijke accountant. 2.5 Conclusie In deze paragraaf wordt de volgende subvraag beantwoord: Wanneer wordt de accountant als onafhankelijk ervaren? Zowel in het handboek dat geschreven is door de IFAC (2008) als in de Verordening gedragscode (2009) staat dat er twee elementen nodig zijn om onafhankelijkheid te bereiken: onafhankelijkheid in wezen en onafhankelijkheid in schijn. Voormalig SEC voorzitten Levitt geeft in zijn toespraak aan dat de accountant zich niet alleen als onafhankelijk moet gedragen, maar het ook moet zijn. Dit betekent dat de accountant zowel onafhankelijk moet zijn in wezen als onafhankelijk in schijn. Houghton en Jubb (2003) schrijven dat de factoren die de onafhankelijkheid van de accountant kunnen beïnvloeden moeilijk te meten zijn, omdat de beïnvloeding heel subtiel kan plaatsvinden. De auteurs geven aan dat de accountant zijn onafhankelijkheid zo goed mogelijk kan waarborgen door transparant en concurrerend te zijn. Er is echter niet onderzocht of transparantie en concurrentie de onafhankelijkheid daadwerkelijk waarborgen. Transparantie en concurrentie kunnen mogelijk onafhankelijkheid in schijn verbeteren/waarborgen. Onafhankelijkheid in schijn betekent dat het voor derden duidelijk is dat de accountant alle omstandigheden die de onafhankelijkheid zouden kunnen beïnvloeden vermijdt. Onafhankelijkheid in wezen zal niet gewaarborgd worden door transparantie en concurrentie. Onafhankelijkheid in wezen houdt in dat de accountant zelf in staat is een oordeel te geven zonder beïnvloeding van buiten af toe te laten.

12 Uit onderzoek van Khurana en Raman (2006) blijkt ten slotte dat beleggers de kwaliteit van de accountantscontrole en daarmee ook de onafhankelijkheid van de accountant hoger achten wanneer er geen financiële afhankelijkheid bestaat tussen de accountant en de klant. Uit het onderzoek komt echter niet naar voren wanneer beleggers vinden dat er financiële afhankelijkheid bestaat. De accountant kan dus evenwel als onafhankelijk ervaren worden wanneer er financiële afhankelijkheid bestaat en de belegger deze afhankelijkheid niet ziet. Wanneer de onafhankelijkheid in schijn sterk is, zal de belegger de accountant volgens dit onderzoek dus eerder als onafhankelijk ervaren. Het antwoord op de subvraag luidt als volgt: De accountant wordt als onafhankelijk ervaren wanneer hij onafhankelijk is in wezen en in schijn. Daarnaast moet de accountant transparant zijn en zich concurrerend gedragen om de onafhankelijkheid in schijn zo goed mogelijk te waarborgen.

13 3 Invloed van beloning en non-audit services op onafhankelijkheid In dit hoofdstuk wordt onderzocht welke invloed de beloning heeft op de onafhankelijkheid van de accountant. In de eerste paragraaf wordt de totale beloning onderzocht die de accountant ontvangt van de klant. In de tweede paragraaf wordt specifiek gekeken wat de invloed is van de beloning die de accountant ontvangt voor non-audit services. Na elk onderzoek dat besproken wordt, volgt een oordeel over dat onderzoek. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie. 3.1 Beloning van de accountant In deze paragraaf wordt de invloed van de totale beloning op de onafhankelijkheid van de accountant onderzocht. In de eerste subparagraaf wordt de huidige wet- en regelgeving beschreven. In de tweede subparagraaf wordt vervolgens een onderzoek besproken waarin wordt onderzocht of financiële afhankelijkheid een negatieve invloed heeft op de onafhankelijkheid van de accountant. In de derde subparagraaf wordt een oordeel gegeven over dit onderzoek. 3.1.1 Huidige wet- en regelgeving Om de asymmetrie van informatie tussen eigenaren en managers zoveel mogelijk weg te nemen wordt een accountant aangesteld om de jaarrekening van de klant te beoordelen. De accountant kijkt in hoeverre de jaarrekening het vereiste inzicht geeft omtrent het vermogen en het resultaat en omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de klant (Burgerlijk Wetboek, Boek 2, 2009, artt. 362 en 393). In artikel 393 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (2009) staat dat de algemene vergadering van leden of aandeelhouders bevoegd is om de opdracht tot onderzoek van de jaarrekening aan een accountant te verlenen. Wanneer de algemene vergadering van leden of aandeelhouders niet over de toekenning van de opdracht gaan, is de raad van commissarissen of uiteindelijk het bestuur hiertoe bevoegd. De klant kiest zelf de accountant die een verklaring zal geven over de jaarrekening van de klant.

14 3.1.2 Onderzoek Craswell, Stokes en Laughton Craswell, Stokes en Laughton (2002) hebben onderzocht of financiële afhankelijkheid van de klant de onafhankelijkheid van de accountant in gevaar brengt. Zij verwachtten dat de beloning die de accountant van de klant krijgt te vervangen is, omdat de accountant opereert in een concurrerende markt. Dit betekent dat de accountant een nieuwe klant krijgt voor elke klant die niet langer van zijn diensten gebruik maakt. De financiële afhankelijkheid ten opzichte van de klant zal daarom de onafhankelijkheid van de accountant niet bedreigen. De auteurs proberen een relatie te zoeken tussen de mate van financiële afhankelijkheid van de klant en de neiging die de accountant heeft om een afkeurende verklaring of een verklaring met beperking af te geven. Als bij een hogere financiële afhankelijkheid de neiging om een afkeurende verklaring of een verklaring met beperking af te geven daalt, kan er geconcludeerd worden dat financiële afhankelijkheid de onafhankelijkheid van de accountant negatief beïnvloedt (Craswell, Stokes en Laughton, 2002). De resultaten van het onderzoek geven aan dat accountants ook een afkeurende accountantsverklaring of een verklaring met beperking geven wanneer zij zich bewust zijn dat de klant van economisch belang is voor de accountant. Uit het onderzoek blijkt dat financiële afhankelijkheid van de klant de onafhankelijkheid van de accountant niet in de weg staat. Dit onderzoek bevestigt dat de accountant niet financieel afhankelijk is van de beloning van één klant, omdat deze beloning te vervangen is door de beloning van een nieuwe klant (Craswell, Stokes en Laughton, 2002). 3.1.3 Oordeel onderzoek Craswell, Stokes en Laughton Craswell, Stokes en Laughton (2002) hebben onderzocht of de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloed wordt door de financiële afhankelijkheid van de klant. Zij concludeerden dat financiële afhankelijkheid de onafhankelijkheid van de accountant niet in gevaar brengt. De auteurs geven aan dat de beloning van de klant te vervangen is door de beloning van een nieuwe klant, omdat de accountant werkt in concurrerende markt. Dit argument geeft aan dat de beloning de onafhankelijkheid van de accountant niet zomaar kan beïnvloeden. De vraag is of de aanname dat de accountant in een concurrerende markt werkt

15 en de elke beloning te vervangen is wel reëel is. De accountant zal toch niet graag een grote klant of een klant met aanzien verliezen. De accountant verliest dan namelijk niet alleen de beloning, maar ook status. Hier zou verder onderzoek naar verricht moeten worden. In bovenstaand onderzoek is geen rekening gehouden met welke partij de accountant heeft aangesteld. Wellicht is het van invloed of de algemene vergadering van leden of aandeelhouders (de eigenaren) de accountant aanstelt of dat de raad van commissarissen of zelfs de raad van bestuur de accountant aanstelt. In het eerste geval is er een soort scheiding tussen de opdrachtgever en de dagelijkse leiding bij de klant. Wanneer de accountant wordt aangesteld door de raad van commissarissen of de raad van bestuur is deze scheiding er niet en is de invloed van de financiële afhankelijkheid op de onafhankelijkheid misschien wel groter. Uit het onderzoek van Craswell, Stokes en Laughton (2002) blijkt dat financiële afhankelijkheid de onafhankelijkheid van de accountant niet in negatief beïnvloedt. In het onderzoek is niet specifiek gekeken naar onafhankelijkheid in wezen en onafhankelijkheid in schijn. De accountant voelt geen angst om de klant en daarmee de beloning te verliezen, omdat de klant te vervangen is door een nieuwe klant. De onafhankelijkheid in wezen is sterk, omdat de accountant objectief en integer zal oordelen en zich niet zal laten leiden door financiële afhankelijkheid van de klant. 3.2 Non-audit services Zowel in de Verenigde Staten als in Nederland zijn er regels opgenomen die de financiële afhankelijkheid met betrekking tot non-audit services moeten beperken. In deze paragraaf wordt onderzocht of de wet- en regelgeving met betrekking tot de non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant kan waarborgen. In de eerste subparagraaf wordt de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot non-audit services beschreven. Vervolgens zullen twee onderzoeken besproken worden. In het eerste onderzoek wordt onderzocht of de beloning voor non-audit services van invloed is op de onafhankelijkheid van de accountant. In het tweede onderzoek wordt gezocht naar de relatie tussen de hoogte van de beloning voor non-audit services en het aantal gemaakte restatements. Na de bespreking van elk onderzoek volgt een oordeel over het onderzoek.

16 3.2.1 Huidige wet- en regelgeving De Amerikaanse wetgever veronderstelt dat bepaalde non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant nadelig beïnvloeden. Dit kan de kwaliteit van de controle verlagen (Kinney Jr., Palmrose en Scholz, 2004). Daarom zijn in sectie 201 van de Sarbanes-Oxley Act acht non-audit services opgenomen die de accountant niet mag uitvoeren. Alle andere non-audit services mag de accountant alleen uitvoeren wanneer hij kan bewijzen dat de uitvoering van deze services geen invloed heeft op de onafhankelijkheid en de service goedgekeurd is door het audit committee (Sarbanes-Oxley Act, 2002, sec. 201). In het Besluit toezicht accountantsorganisaties wordt de regelgeving van de Wet toezicht accountantsorganisaties uitgewerkt. Deze regelgeving heeft betrekking op de Nederlandse accountantsorganisaties. In artikel 29 van het Besluit toezicht accountantsorganisaties (2009) staat dat de accountantsorganisatie geen beloning krijgt wanneer de hoogte van de beloning afhangt van de aanvullende diensten die de accountant daarvoor verricht. In artikel B1-240.3 van de Verordening gedragscode (2009) staat het volgende: Het is de openbaar accountant niet toegestaan voor assuranceopdrachten een resultaatafhankelijke beloning, waaronder aanbrengpremies en commissie, overeen te komen. Voor het verrichten van bepaalde soorten aan assurance verwante en overige opdrachten is het overeenkomen van een resultaatafhankelijke beloning gebruikelijk. Een dergelijke beloning kan evenwel onder bepaalde omstandigheden leiden tot een bedreiging wegens een gebrek aan objectiviteit als gevolg van het behartigen van het eigen belang. Net als in de Sarbanes-Oxley Act wordt in de Verordening gedragscode het uitvoeren van non-audit services verboden wanneer deze werkzaamheden de onafhankelijkheid van de accountant negatief kunnen beïnvloeden. 3.2.2 Onderzoek Ruddock, Taylor en Taylor Ruddock, Taylor en Taylor (2006) hebben onderzoek gedaan naar de invloed die beloning voor non-audit services kan hebben op de onafhankelijkheid van de accountant. De regels met betrekking tot non-audit services zijn opgenomen in de Sarbanes-Oxley Act omdat men denkt

17 dat de accountant minder onafhankelijk is bij het uitvoeren van deze services. Dit komt doordat men denkt dat de winstmarge op non-audit services hoger is dan de winstmarge op de reguliere controleservices. Daarom wil de accountant deze services niet verliezen en zal zich minder onafhankelijk opstellen bij het uitvoeren van de non-audit services. Ruddock, Taylor en Taylor (2006) hebben onderzocht of de beloning die de accountant ontvangt voor non-audit services meer invloed heeft op de onafhankelijkheid dan de totale beloning die de accountant van de klant ontvangt. De resultaten van het onderzoek komen niet overeen met de opvatting dat non-audit services meer invloed hebben op de onafhankelijkheid. De omvang van de totale beloning die de accountant ontvangt van de klant zou de onafhankelijkheid van de accountant eerder kunnen beïnvloeden dan de beloning die de accountant ontvangt voor non-audit services. Ruddock, Taylor en Taylor (2006) hebben ook onderzocht of de uitvoering van nonaudit services de onafhankelijkheid in wezen of de onafhankelijkheid in schijn beïnvloeden. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de onafhankelijkheid in wezen niet beïnvloed wordt door de beloning voor non-audit services. Er is wel bewijs dat hoge niveaus van nonaudit services een negatieve invloed kunnen hebben op de onafhankelijkheid in schijn. De wetgeving in de Sarbanes-Oxley Act waarin de werkzaamheden met betrekking tot non-audit services aan banden wordt gelegd verbetert niet de onafhankelijkheid in wezen. De onafhankelijkheid in schijn kan wel verbeteren (Ruddock, Taylor en Taylor, 2006). 3.2.3 Oordeel onderzoek Ruddock, Taylor en Taylor Ruddock, Taylor en Taylor (2006) hebben onderzocht of de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloed wordt door de beloning die de accountant ontvangt voor non-audit services. Het onderzoek heeft verschillende resultaten. De onafhankelijkheid in wezen wordt niet verbeterd door de wetgeving in de Sarbanes-Oxley Act, de onafhankelijkheid in schijn mogelijk wel. In het onderzoek is echter niet opgenomen welke onafhankelijkheid belangrijker is voor de totale onafhankelijkheid. Om een gegronde conclusie te kunnen trekken is het essentieel om te bepalen of de totale onafhankelijkheid meer beïnvloed wordt door onafhankelijkheid in wezen of door onafhankelijkheid in schijn.

18 Een tweede kanttekening aan het onderzoek van Ruddock, Taylor en Taylor (2006) is dat er niet bepaald is of de beloning voor non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloedt. Het is ook mogelijk dat de werkzaamheden van non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloeden. Uit onderzoek van Craswell, Stokes en Laughton (2002) bleek dat de onafhankelijkheid van de accountant niet beïnvloed wordt door financiële afhankelijkheid. De resultaten van het onderzoek van Ruddock, Taylor en Taylor (2006) sluiten hier op aan. In toekomstig onderzoek moet gekeken worden of de werkzaamheden van non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant meer beïnvloeden dan de beloning voor deze services. Door deze services uit te voeren kan er mogelijk familiariteit tussen accountant en klant ontstaan. Toekomstig onderzoek is nodig om deze stelling te kunnen steunen of te weerleggen. 3.2.4 Onderzoek Kinney Jr., Palmrose en Scholz Kinney Jr., Palmrose en Scholz (2004) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen de hoogte van de beloning voor non-audit services en het aantal restatements dat gemaakt werd. Zij gebruiken hiervoor data van voor de opname van de regelgeving met betrekking tot nonaudit services in de Sarbanes-Oxley Act. Op deze manier kan onderzocht worden of door de opname van de regelgeving de onafhankelijkheid van de accountant beter gewaarborgd kan worden. De auteurs verwachten een negatieve relatie tussen de non-audit services en het aantal restatements. Wanneer de accountant non-audit services uitvoert voor een klant beschikt de accountant over meer informatie dan wanneer de accountant alleen de controlewerkzaamheden uitvoert. Doordat de accountant over meer informatie beschikt, is de kwaliteit van de controle hoger en zullen er achteraf minder restatements gemaakt worden. Wanneer het aantal restatements hoog is, kan gesteld worden dat de onafhankelijkheid van de accountant negatief beïnvloed is. Kinney Jr., Palmrose en Scholz (2004) verdelen de data van de beloningen in zes categorieën: 1. audit services; 2. financial information system design and implementation (FISDI) services; 3. audit-related services;

19 4. internal audit services; 5. tax services; 6. unspecified services. Kinney Jr., Palmrose en Scholz (2004) hebben een drietal conclusies kunnen trekken uit de resultaten van hun onderzoek. Ten eerste is er geen positieve relatie gevonden tussen de beloning die de accountant ontvangt voor FISDI of internal audit services en het aantal gemaakte restatements. Het verbieden van deze non-audit services zal de kwaliteit van de financiële rapportering waarschijnlijk niet verbeteren. De auteurs geven bij dit resultaat wel aan dat de kleine steekproef mogelijk van invloed is op het resultaat. Ten tweede is er een positieve relatie gevonden tussen de beloning voor audit en audit-related en bepaalde overige non-audit services en het aantal gemaakte restatements. Hieruit concluderen de auteurs dat een aantal van deze non-audit services een financiële afhankelijkheid creëert, wat leidt tot een hoger aantal restatements. De kwaliteit van de financiële rapportering verslechtert wanneer deze non-audit werkzaamheden gedaan worden. Ten slotte vinden de auteurs bewijs voor een negatieve relatie tussen de beloning voor tax services en het aantal gemaakte restatements. De auteurs geven aan dat het verbieden van deze non-audit service de kwaliteit van de financiële rapportering verslechtert en de kosten voor de klant verhoogt. De onafhankelijkheid van de accountant zal door het verbod niet verbeteren. De reden hiervoor is dat de controle van een hogere kwaliteit is wanneer de accountant ook de tax services uitvoert hij over meer informatie beschikt (Kinney Jr., Palmrose en Scholz, 2004). 3.2.5 Oordeel onderzoek Kinney Jr., Palmrose en Scholz Kinney Jr., Palmrose en Scholz (2004) hebben onderzocht of er een relatie bestaat tussen de hoogte van de beloning voor non-audit services en het aantal restatements dat gemaakt werd. De auteurs namen daar bij aan dat wanneer het aantal restatements hoog is, gesteld kan worden dat de onafhankelijkheid van de accountant negatief beïnvloed is. Uit onderzoek van Kinney Jr., Palmrose en Scholz (2004) blijkt dat de kwaliteit van de financiële rapportage niet verbetert wanneer de uitvoering van bepaalde non-audit services wordt verboden. In een aantal gevallen kan de kwaliteit van de financiële rapportage zelfs dalen. Dit komt doordat de

20 accountant over minder informatie beschikt dan wanneer hij ook non-audit services zou verlenen. Uit de resultaten van het onderzoek kan afgeleid worden dat het uitvoeren van nonaudit services de onafhankelijkheid van de accountant niet negatief hoeft te beïnvloeden. Wanneer de accountant ook non-audit services zoals tax services verleent, kan dat de kwaliteit van de controle zelfs ten goede komen. De resultaten van het onderzoek zijn dus uiteenlopend. De resultaten steunen de gedachte dat wanneer de accountant over meer informatie beschikt, de kwaliteit van de financiële verslaggeving zal verbeteren. De vraag is echter of het aantal restatements een goede maatstaf is om te bepalen of de uitvoering van non-audit services door de accountant de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloedt. Het aantal restatements zou minder zijn wanneer de kwaliteit van de controle hoog is. Er is echter in het onderzoek geen rekening gehouden met de aanlevering van de jaarrekening. Wanneer de jaarrekening voor de accountantscontrole van hoge kwaliteit is zullen er achteraf minder restatements gemaakt worden. De accountantscontrole hoeft dan echter niet van hoge kwaliteit te zijn. Er zijn dus meerdere factoren die invloed hebben op het aantal restatements. Ten slotte is de vraag of de aanname dat een hoog aantal restatements laat zien dat de accountant niet geheel onafhankelijk is wel juist is. Wanneer de accountant onafhankelijk is zal de accountant bij de klant alle punten aangeven waarop de verslaglegging aangepast dient te worden. Hier zou juist een hoog aantal restatements uit voort kunnen komen. Het onderzoek van Kinney Jr., Palmrose en Scholz (2004) is dus gebaseerd op veronderstellingen die niet juist onderbouwd zijn en eerst verder onderzocht moeten worden. 3.3 Conclusie In deze paragraaf worden subvragen twee en drie beantwoord. Eerst zal subvraag twee beantwoord worden, vervolgens wordt subvraag drie beantwoord. In hoeverre kan de huidige wet- en regelgeving uitsluiten dat de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloed wordt door beloning? Uit onderzoek van Craswell, Stokes en Laughton (2002) blijkt dat financiële afhankelijkheid de onafhankelijkheid van de accountant niet in gevaar brengt. In het onderzoek is geen rekening gehouden of de vergadering van aandeelhouders, de raad van commissarissen of het bestuur de accountant heeft aangesteld.

21 Het kan mogelijk uitmaken door welke partij de accountant is aangesteld. Wanneer de klant door de vergadering van aandeelhouders wordt aangesteld is er een soort scheiding tussen opdrachtgever en de te controleren klant. De accountant wordt echter in alle gevallen door de klant zelf betaald en niet door een onafhankelijke organisatie zoals de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De vraag is of de onafhankelijkheid van de accountant niet nog meer gewaarborgd zou kunnen worden wanneer de accountant de beloning ontvangt van een onafhankelijke partij. De financiële afhankelijkheid is niet van invloed op de totale onafhankelijkheid volgens Craswell, Stokes en Laughton (2002). De onafhankelijkheid in wezen is daarom sterk, omdat de accountant objectief en integer zal oordelen en zich niet zal laten leiden door financiële afhankelijkheid van de klant. De onafhankelijkheid van de accountant wordt niet negatief beïnvloed door de financiële afhankelijkheid ten opzichte van de klant. De onafhankelijkheid van de accountant wordt dus niet beïnvloedt door de beloning. De wet- en regelgeving hoeft niet te voorzien in regels door wie de accountant beloond moet worden. De huidige wet- en regelgeving zou wel aangepast kunnen worden op het punt wie er bevoegd is om de accountant aan te stellen. Door de wet- en regelgeving op dat punt aan te passen kan er toch een scheiding gemaakt worden tussen opdrachtgever en dagelijkse leiding van de te controleren klant. De huidige wet- en regelgeving kan dus niet uitsluiten dat de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloed wordt door beloning. De wet- en regelgeving zou aangepast moeten worden om te kunnen stellen dat de wet- en regelgeving uitsluit dat de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloedt wordt door beloning. Door bijvoorbeeld in de wet- en regelgeving vast te leggen wie de bevoegdheid heeft om de accountant aan te stellen, wordt de onafhankelijkheid van de accountant al veel beter gewaarborgd door de wet- en regelgeving. In hoeverre kan de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant waarborgen? Uit onderzoek van Ruddock, Taylor en Taylor (2006) blijkt dat de onafhankelijkheid in wezen niet beïnvloed wordt door de uitvoering van non-audit services. Er is wel bewijs dat hoge niveaus van non-audit services een negatieve invloed kunnen hebben op de onafhankelijkheid in schijn. Uit onderzoek van Kinney Jr., Palmrose en Scholz (2004) blijkt dat het verbieden van bepaalde non-audit services de kwaliteit van de financiële rapportering en de onafhankelijkheid van de accountant verbetert. Het verbieden van andere non-audit services, zoals tax services kan de kwaliteit echter verlagen. De accountant beschikt namelijk over

22 meer informatie van de klant wanneer hij ook non-audit services voor de klant uitvoert. Deze informatie kan de kwaliteit van de controle verhogen. Uitgaande van de resultaten van het onderzoek van Ruddock, Taylor en Taylor (2006) verbetert de wetgeving in de Sarbanes-Oxley Act waarin de werkzaamheden met betrekking tot non-audit services aan banden wordt gelegd niet de onafhankelijkheid in wezen. Wanneer bepaalde non-audit services niet meer door de accountant, die ook de controlewerkzaamheden uitvoert, uitgevoerd mogen worden zal voor derden duidelijker zijn dat alle omstandigheden die de onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden worden ontweken. De onafhankelijkheid in schijn kan dus wel gewaarborgd worden door de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot non-audit services. Uitgaande van de resultaten van het onderzoek van Kinney Jr., Palmrose en Scholz (2004) kan de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot non-audit services de onafhankelijkheid van de accountant waarborgen. Het verbieden van bepaalde non-audit services verbetert de kwaliteit van de controle en de onafhankelijkheid van de accountant. Het uitvoeren van andere non-audit services zoals tax services zouden echter toegestaan moeten worden omdat deze services de kwaliteit van de controle juist kunnen verhogen. De huidige wet- en regelgeving zou de scheiding tussen non-audit services die wel toegestaan worden en non-audit services die niet toegestaan worden duidelijker kunnen opnemen. Dit zou de onafhankelijkheid van de accountant kunnen bevorderen. De huidige wet- en regelgeving met betrekking tot non-audit services kan echter niet uitsluiten dat de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloed wordt door beloning, omdat de beloning die de accountant ontvangt voor de uitvoering van non-audit services geen negatieve invloed op de onafhankelijkheid heeft.

23 4 Invloed van accountantsrotatie op onafhankelijkheid In dit hoofdstuk wordt onderzocht of de wet- en regelgeving met betrekking tot de accountantsrotatie de onafhankelijkheid van de accountant kan waarborgen. In de eerste paragraaf zal deze wet- en regelgeving beschreven worden. In de tweede paragraaf worden onderzoeken besproken waarin onderzocht wordt of verplichte accountantsrotatie de onafhankelijkheid van de accountant verbetert. Na elk onderzoek dat besproken wordt, volgt een oordeel over dat onderzoek. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie. 4.1 Huidige wet- en regelgeving Sectie 203 en sectie 207 van de Sarbanes-Oxley Act zijn gewijd aan accountantsrotatie. In sectie 203 staat dat een auditpartner maximaal vijf jaar aaneengesloten de controle mag uitvoeren bij dezelfde klant: AUDIT PARTNER ROTATION. It shall be unlawful for a registered public accounting firm to provide audit services to an issuer if the lead (or coordinating) audit partner (having primary responsibility for the audit), or the audit partner responsible for reviewing the audit, has performed audit services for that issuer in each of the 5 previous fiscal years of that issuer. (Sarbanes-Oxley Act, 2002). In sectie 207 staat dat er bovendien onderzoek gedaan moet worden naar de effecten die verplichte rotatie van accountantsorganisaties kan hebben. De resultaten van dit onderzoek moeten bepalen of ook de rotatie van accountantsorganisaties verplicht zal worden gesteld in de wet (Sarbanes-Oxley Act, 2002). In de Sarbanes-Oxley act wordt de sociale factor familiariteit dus gezien als mogelijke negatieve invloed op de onafhankelijkheid van de accountant. In het handboek van de IFAC staat dat er familiariteit kan ontstaan wanneer de accountant lange tijd voor dezelfde klant werkt. Deze familiariteit kan de onafhankelijkheid van de accountant beïnvloeden (IFAC, 2008, p. 50). In Nederland is echter geen artikel in de wet opgenomen waarin accountantsrotatie verplicht gesteld wordt.

24 4.2 Onderzoek Geiger en Raghunandan Geiger en Raghunandan (2002) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen het aantal jaren dat een accountant bij eenzelfde klant zit en het aantal fouten in de controle. De resultaten van het onderzoek spreken voorgaande opvatting dat een lange relatie met een klant een negatieve invloed heeft op de onafhankelijkheid tegen. De accountant is in de eerste jaren dat hij bij de klant komt makkelijker te beïnvloeden dan wanneer de accountant en de klant een lange relatie hebben. Geiger en Raghunandan (2002) geven hiervoor de volgende verklaring: There may be learning curve or knowledge improvement with a given client over time. De accountant kent de klant goed en zal daardoor makkelijker onafhankelijk kunnen oordelen. De lange periode die de accountant voor dezelfde klant werkt beïnvloedt de onafhankelijkheid niet negatief. Dit onderzoek steunt dus niet het argument dat de accountantsrotatie verplicht gesteld moet worden. 4.3 Oordeel onderzoek Geiger en Raghunandan Geiger en Raghunandan (2002) hebben onderzocht of er een relatie bestaat tussen de lengte van de aanstellingstermijn van de accountant bij een klant en het aantal fouten in de controle. Geiger en Raghunandan (2002) geven in hun conclusie aan dat de accountant makkelijker te beïnvloeden is in de eerste jaren van de aanstellingstermijn dan in de latere jaren. Verplichte accountantsrotatie zal volgens de auteurs niet bijdragen aan een hogere kwaliteit controle en aan de onafhankelijkheid van de accountant. Een sterk punt in dit onderzoek is dat het aantal fouten een goede maatstaf is om de kwaliteit van de controle te meten. Er is een verband tussen de kwaliteit van de controle en de onafhankelijkheid van de accountant. Het aantal fouten in de controle zal dus een goede maatstaf kunnen zijn om de onafhankelijkheid van de accountant te kunnen beoordelen. Een erg zwak punt is echter meteen dat een fout niet altijd op te sporen is. De vraag is of de gegevens over het aantal fouten accuraat zijn. De informatie over het aantal fouten is moeilijk te verkrijgen, omdat zowel de accountant als de klant niet erg geneigd zijn om het aantal fouten toe te geven. De vraag bij dit onderzoek is dus of er wel gewerkt wordt met de juiste gegevens.

25 4.4 Onderzoek Myers, Myers en Omer In de Verenigde Staten wordt er onderzocht of rotatie van accountantsorganisaties verplicht moet worden gesteld (Sarbanes-Oxley Act, 2002). Men gelooft dat de onafhankelijkheid van de accountant negatief beïnvloedt wordt naarmate aanstellingstermijn van de accountant langer is. Myers, Myers en Omer (2003) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen de termijn dat de accountant de controle uitvoert bij de klant en earnings quality. De auteurs menen dat deze relatie kan aantonen of de accountant zich minder onafhankelijk kan opstellen wanneer hij langer voor dezelfde klant werkt. Voorstanders van verplichte accountantsrotatie geven het argument dat earnings quality en de kwaliteit van de controle slechter wordt naarmate dezelfde accountant langer de controle uitvoert voor de klant. De resultaten van het onderzoek ondersteunen dit argument niet. Een langere aanstellingstermijn van de accountant verlaagt niet de kwaliteit van earnings en/of de kwaliteit van de controle (Myers, Myers en Omer, 2003). De auteurs plaatsen echter wel de kanttekening dat de resultaten van het onderzoek ook niet uitwijzen dat de kwaliteit van earnings en/of de kwaliteit van de controle verbetert bij een langere aanstellingstermijn. In het huidige systeem is de rotatie van accountantsorganisaties vrijwillig. De auteurs geven aan dat de resultaten van het onderzoek bewijzen dat de kwaliteit van de controle niet beïnvloedt wordt door de aanstellingstermijn onder het huidige systeem. 4.5 Oordeel onderzoek Myers, Myers en Omer Myers, Myers en Omer (2003) hebben onderzoek gedaan naar de relatie van de termijn dat de accountant de controle uitvoert bij de klant en earnings quality. De resultaten van dit onderzoek geven aan dat de kwaliteit van de controle en de kwaliteit van earnings niet verlaagd wordt door een langere aanstellingstermijn van de accountant. De resultaten van dit onderzoek sluiten aan bij de resultaten van het onderzoek dat Geiger en Raghunandan (2002) uitgevoerd hebben. Uit beide onderzoeken blijkt dat verplichte accountantsrotatie tegen de verwachting in geen positieve invloed heeft op de onafhankelijkheid van de accountant. Ook bij dit onderzoek is echter de vraag hoe de gegevens gemeten zijn. Earnings quality en de kwaliteit van de controle zijn geen harde gegevens, maar worden subjectief gemeten en zijn

26 ordinale gegevens. De resultaten van het onderzoek zijn dus gebaseerd op gegevens die niet door iedereen hetzelfde ervaren zullen worden. 4.6 Conclusie In deze paragraaf wordt de volgende subvraag beantwoord: In hoeverre kan de huidige weten regelgeving met betrekking tot verplichte accountantsrotatie de onafhankelijkheid van de accountant waarborgen? In de Sarbanes-Oxley Act is de rotatie van de auditpartner verplicht gesteld. De rotatie van accountantsorganisaties is nog niet verplicht gesteld (Sarbanes-Oxley Act, 2002). In Nederland is er geen verplichting van rotatie vastgelegd in de wet. Geiger en Raghunandan (2002) steunen de verplichte rotatie van accountants niet. De auteurs geloven niet dat de onafhankelijkheid van de accountant verbetert door de verplichte rotatie van accountants. Uit het onderzoek blijkt dat de accountant in de eerste jaren van de aanstellingstermijn makkelijker te beïnvloeden is dan in de latere jaren. De resultaten van het onderzoek van Myers, Myers en Omer (2003) geven geen bewijs dat de kwaliteit van earnings en/of de kwaliteit van de controle verbetert of verslechtert wanneer de rotatie van accountantsorganisaties verplicht wordt gesteld. Hiermee impliceren de auteurs dat de onafhankelijkheid van de accountant ook niet verbetert of verslechtert wanneer de rotatie van accountantsorganisaties verlicht wordt gesteld. Naar aanleiding van de resultaten van bovenstaande onderzoeken kan gesteld worden dat de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot accountantsrotatie de onafhankelijkheid van de accountant niet kan waarborgen. Verplichte rotatie van accountantsorganisaties zal tegen verwachting in de onafhankelijkheid van de accountant niet verbeteren, omdat de accountant volgens Geiger en Raghunandan (2002) in de eerste jaren van de controle makkelijker beïnvloedbaar is. In de huidige Nederlandse wet- en regelgeving zijn geen regels opgenomen met betrekking tot de accountantsrotatie. Uitgaande van de resultaten van bovenstaande onderzoeken zal toevoeging van dergelijke regels de onafhankelijkheid van de accountant en de waarborging daarvan niet verbeteren. De wet- en regelgeving is volgens de resultaten van de besproken onderzoeken irrelevant, omdat deze wet- en regelgeving niet bijdraagt aan de waarborging van de onafhankelijkheid van de accountant en daar wel voor ontworpen is.

27 5 Conclusie In dit hoofdstuk zal de onderzoeksvraag beantwoord worden. De onderzoeksvraag luidt als volgt: Geeft de huidige wet- en regelgeving voor accountants genoeg aanknopingspunten om te kunnen stellen dat de accountant onafhankelijk is? Het antwoord op deze vraag wordt gebaseerd op de conclusies die getrokken zijn bij de beantwoording van de vier subvragen in de vorige hoofdstukken. Bij deze conclusie moet de beperking in acht genomen worden dat de conclusie alleen gebaseerd is op een literatuurstudie. In hoofdstuk 2 staat dat onafhankelijkheid uit twee elementen bestaat, namelijk uit onafhankelijkheid in wezen en uit onafhankelijkheid in schijn. De huidige wet- en regelgeving is gericht op de onafhankelijkheid in schijn. De wet- en regelgeving stelt richtlijnen waardoor voor derden duidelijk is dat alle omstandigheden die de onafhankelijkheid van de persoon zouden kunnen beïnvloeden worden ontweken. Het lijkt voor derden duidelijk dat de persoon integer en objectief is. Er is geen wet- en regelgeving die gericht is op de onafhankelijkheid in wezen. Onafhankelijkheid in wezen is echter belangrijker, maar ook moeilijker af te dwingen of te beoordelen. Onafhankelijkheid in wezen houdt in dat de persoon zelf in staat is een objectief oordeel te geven zonder beïnvloeding van buitenaf toe te laten. Onafhankelijkheid in wezen is een state of mind en niet van buitenaf te reguleren. De accountant moet het gevoel van onafhankelijkheid in het karakter hebben om verleidingen van buitenaf te kunnen weerstaan. Het is daarom moeilijk om de onafhankelijkheid in wezen met wet- en regelgeving te waarborgen. De huidige wet- en regelgeving gaat dan ook voorbij aan onafhankelijkheid in wezen en daarom zal via de huidige wet- en regelgeving nooit volledige onafhankelijkheid gewaarborgd kunnen worden. In volgend onderzoek moet onderzocht worden op welke wijze de wet- en regelgeving invloed kan uitoefenen op de onafhankelijkheid in wezen. In tabel I wordt aangegeven op welke punten de huidige wet- en regelgeving de onafhankelijkheid positief en negatief beïnvloedt. In de tabel wordt ook aangegeven op welke punten er nog verbeteringen in de wet- en regelgeving mogelijk zijn om te kunnen stellen dat de wet- en regelgeving genoeg aanknopingspunten geeft om de onafhankelijkheid van de accountant te kunnen waarborgen. Deze conclusie is gebaseerd op een literatuurstudie. Zoals aangegeven in de beoordelingen van de onderzoeken, zijn er verschillende punten waarop het onderzoek verbeterd kan worden. Bij een aantal onderzoeken is zelfs onderzocht op basis van niet