EMMEN - COEVORDEN - BORGER - ODOORN. Examen slagwerk ONGESTEMD. Aversie 2011-01 H.Busscher



Vergelijkbare documenten
ANTWOORDBLAD A-EXAMEN SLAGWERK THEORIE 2017

THEORIE A INHOUD. Hoofdstuk 1 Het muziekschrift blz. 2. Hoofdstuk 2 Notenwaarden en rusttekens blz. 2 / 3. Hoofdstuk 3 Maatsoorten I blz.

Algemene muziektheorie. Algemene. A-examen. Muziektheorie. Samenstelling: Hans Buld Hans Hilgerink Rob Holleman 1

1 Notatie en toonstelsel

Noten lezen voor gitaar

Samenvatting Muziek Theorie B examen

Lesweek 11: Overzicht. Vervolgcursus

EMMEN - COEVORDEN - BORGER - ODOORN - GRAMSBERGEN. Examen slagwerk ONGESTEMD. Aversie

THEORIEBOEK fase 1. Inhoudsopgave

Afdeling I. 1. Zet er zelf een G- of F-sleutel voor (Wat voor instrument speel je?) en benoem dan de volgende noten:

A-EXAMEN THEORIE Slagwerk 2018

wat betekent: wat betekent: al fine allegro wat betekent: wat betekent: andante crescendo cresc. wat betekent: wat betekent: da capo

THEORIE EXAMEN A 2019

Hagelandse Academie voor Muziek en Woord L 1 NAAM:... Hagelandse academie voor Muziek en Woord - AMV L1 : Theorie p.

algemene muziekleer voor het schriftelijke examen ALGEMENE MUZIEKLEER VOOR HET D-EXAMEN

5,3. Samenvatting door M woorden 3 november keer beoordeeld

Begrippenlijst door M woorden 3 november keer beoordeeld

ALGEMENE MUZIEKLEER VOOR HET B-EXAMEN

ANTWOORDBLAD B-EXAMEN SLAGWERK THEORIE 2017 LUISTERVRAGEN

Opnieuw, luid en duidelijk

Werkstuk Muziek Slaginstrumenten

Basale muziektheorie. Basale Muziek Theorie.

1 Notatie en toonstelsel. 2 Maatsoorten. 2.1 Enkelvoudige en samengestelde maatsoorten

Onthoud wel dat dit alleen een oefening is. Als je dit examen goed maakt, betekent dat niet dat je genoeg weet voor het echte examen!

algemene muziekleer voor het schriftelijke examen ALGEMENE MUZIEKLEER VOOR HET A-EXAMEN

Het Notenstelsel. Noten worden geschreven door of tussen de lijnen van de notenbalk.

Instrumentenleer klas 2

B-EXAMEN THEORIE Slagwerk 2018

Inhoud. Koninklijke Fanfare Accelerando Privacy Policy (versie mei 2018) 2

NASLAGWERK. Handboek Muziektheorie voor Slagwerkers. Fase A

NOTENSCHRIFT. Jeanne qui sautte uit de 17e eeuw, melodie en baspartij.

Theorie op de gitaar. Muziektermen. Een woordenlijst

?Theorie. Kort overzicht met de belangrijkste dingen die je wilt of moet weten over muzieknotatie.

Ta, titi, tiritiri, too

algemene muziekleer voor het schriftelijke examen ALGEMENE MUZIEKLEER VOOR HET C-EXAMEN

Theorie voor het HAFABRA examen A

Bij het muzikaal spelen wordt gebruik gemaakt van dynamiek en articulatie.

NOTEN LEZEN VOOR DUMMIES

Les 4. keer zo lang als een kwartrust, een kwartrust is weer twee keer zo lang als een achtste rust, en een achtste is twee keer een zestiende.

Theorie A examen G I T A A R

1 Notatie en toonstelsel

Een computer met internet, geluidsapparatuur en een beamer, groot scherm of digibord.

Begrippenlijst muziektheorie

MOWGLI VAN DE WOLVENHORDE LESMAP

Earz bestaat uit 'modules'. De inhoud hiervan is willekeurig te gebruiken en te combineren binnen een door de docent te maken spel.

THEORIE B. Begrippen : toonsoort,toonladder,akkoord,drieklank,grondtoon,leidtoon. Een melodie die voorgespeeld wordt opschrijven (melodisch dictee).

Klas 1 vmbo-t. Docent:...

Leerstof AMV L1 SLAC/Conservatorium Leuven Toelatingsproef naar L2. Ï J î. î Î. Î ä

samengesteld bovenste cijfer is 4 of meer

Algemene muziektheorie. Algemene. B-examen. Muziektheorie

Aan de slag bij het orkest

De notenbalk met vijf lijntjes

Het verschil tussen mp en mf is niet erg groot. Het verschil tussen ppp en fff is heel groot!

Theorie voor het HAFABRA examen B

THEORIE C. Begrippen : toonsoort,toonladder,akkoord,drieklank,grondtoon,leidtoon

Voorwoord voor docenten

regelmatig of onregelmatig

Workshop Pbones Een project van philharmonie zuidnederland voor de groepen 5 t/m 8 van het basisonderwijs

Hagelandse Academie voor Muziek en Woord THEORIE L2 NAAM:... Hagelandse academie voor muziek en woord - AMV L2 : Theorie p.

Paradiddle-drums Drummethode deel

DE INSTRUMENTENTOCHT. Muiekale voorseling van het Noord Nederlands Orket voor kinderen in groep 3 en 4 LESMATERIAAL

1. Het ritme wat ik voor ga spelen bestaat uit twee bouwstenen en extra halve noot. Schrijf de nummers van de goede bouwstenen op de juiste plek.

Algemene muziektheorie. Algemene. A-examen. Muziektheorie. Samenstelling: Hans Buld Hans Hilgerink Rob Holleman 1

Ensemble. Harmonieorkest

Voorwoord voor docenten

De namen van de noten komen uit het alfabet. We gebruiken de eerste zeven letters: A B C D E F G Na de G komt opnieuw de noot A.

METROPOLE ORKEST IN DE KLAS

Bijlage 1. Familie: Instrument: Familie: Instrument: Eigenschappen. Eigenschappen. Familie: Instrument: Familie: Instrument: Eigenschappen

A Due A2 Italiaans Met z'n tweeën A Piacere Italiaans Voordracht naar believen Accelerando Accel Italiaans Versnellen Ad Libitum ad lib.

Klas 1 Naam: Klas: Docent:...

Leerstof AMV L2 jongeren - L1 volwassenen SLAC/Conservatorium Leuven Toelatingsproef naar L3 jongeren - L2 volwassenen Ï Ï.

Introductie tot kennis van de muziektheorie en solfège voor koorzangers

Het Notenschrift The Entertainer (Joplin)

Op zoek naar muziek Een introductie van de instrumenten van het symfonieorkest Groep 5-6 Docentenhandleiding

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend. J. Haydn - Pianoconcert nr.

Instrumentenleer klas 3

Informatie voor docent: Les 1

Handleiding bij de website van het lesmateriaal van de SamenDOOR!-dag met philharmonie zuidnederland

Daar zit veel in. heel. de inhoud van de website

Werkstuk Muziek symfonie orkest


DE MARINIERSKAPEL IN DE DOELEN Maandag 9 en maandag 16 maart 2015

EPTA. Muziektheorie A1-A2-B. MANSARDA - SINTRA muziekuitgaven. Landelijk Graadexamen Systeem. European Piano Teachers Association

2,5. Samenvatting door een scholier 1026 woorden 27 juli keer beoordeeld

Muzieklessen groep 5:

Opdracht Muziek Slagwerk en percussie

Paradiddle-drums Drummethode. Drummen leren vanaf het allereerste begin

Het drumstel. Jurriaan Govaart. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Structuurschema van de slagwerkopleidingen

Examenopgaven VBO-MAVO-C 2003

Introductie in de muziektheorie oftewel Hoe zit muziek nou in elkaar?

sample Methode voor trommel en drumset

Muziekvereniging. Kunst Na Arbeid. Malletband. Vrij en Blij. Hierden. Informatiegids

Eindexamen Muziek vwo 2004-I

De Harmonie, daar zit Muziek in

Componeren in de klas Een project van philharmonie zuidnederland voor de groepen 7/8 van het basisonderwijs en het Voortgezet onderwijs

Klas 2 vmbo-t. Docent:...

Hagelandse Academie voor Muziek en Woord L 1 NAAM:... Hagelandse Academie voor Muziek en woord - AMV L1 - Oefeningenboek p. 1

Klas 2 Naam: Klas: Docent:... Algemene Muziekleer Solfège Instrumentenleer Hermann Wesselink College

Website Repetitiebezoek philharmonie zuidnederland

Transcriptie:

EMMEN - COEVORDEN - BORGER - ODOORN Examen slagwerk ONGESTEMD Aversie 2011-01 H.Busscher

Inhoudsopgave Algemeen 3 Notenwaarden 4, 5 Verlenging van notenwaarden 6 Maat en maatsoorten 7 De maatsoort 8 Antimetrische figuren 9 Herhaling en afkortingen in de muziek 10 Tempo, karakter en aanwijzingen in de muziek 11 Dynamiek (leer der toonsterkten) 12, 13 Articulatie in de muziek 13 Instrumentenkennis I 14 Summiere historie van de trom 15 De trom in de drumband 15 Het ontstaan ven een drumstel 16, 17 Instrumentenkennis II 18, 19, 20 Orkestscholing 21 2-21

THEORIE-PAKKET A SLAGWERK Algemeen Wat is geluid? Geluid is alles wat we met ons gehoororgaan kunnen waarnemen. Wat is geruis? Wat is een toon? Noem de 3 onderdelen waaruit muziek bestaat. Geluid zonder bepaalde toonhoogte (onregelmatige trillingen). Geluid met een bepaalde toonhoogte (regelmatige trillingen). 1. Ritme 2. Melodie 3. Harmonie Welk stelsel gebruikt men om noten en rusten te registreren? Een stelsel van 5 horizontale lijnen, dit heet een "notenbalk". Welke sleutels in de muziek zijn voor ons van belang? De G- of Vioolsleutel. Deze staat aan het begin van de en begint op de tweede lijn: De F- of Bassleutel. Deze staat aan het begin notenbalk en begint op de vierde lijn: De "percussie-sleutel" die in het midden van de balk wordt van de notenbalk geplaatst: 3-21

Notenwaarden = hele noot = hele rust = halve noot = halve rust = kwart noot = kwart rust = achtste noot = achtste rust = zestiende noot = zestiende rust Je ziet hier een reeks noten en rusten. De noten links en de rusten rechts horen bij elkaar. Een hele noot duurt dus net zo lang als een hele rust. Hoeveel tellen een bwat je wel kan zeggen is dat epaalde rust of noot is kun je pas zeggen als je weet in wat voor maatsoort ze staan. een hele noot net zo lang is als een hele maat, en dat een halve rust net zo lang is als een halve maat (uigaande van een 4/4 maat). We hebben het dan over de "relatieve" duur. Wil je de "absolute" duur weten, dan moet je ook kijken naar het tempo en de maatsoort. Hieronder vind je een overzicht van de onderverdeling van noten en rusten. Leer deze indeling goed. Je zult hem nog vaak moeten gebruiken. 4-21

We gaan bij onderstaand overzicht even uit van een 4/4 maatsoort. In het algemeen is het zo dat een hele noot of rust net zo lang is als twee halve noten of rusten, en een halve noot of rust net zo lang is als twee kwart noten of rusten etc. Hele noot, 4 tellen tel: 1 (2 3 4 ) Halve noot, 2 tellen tel: 1 (2) 3 (4) Kwart noot, 1 tel tel.: 1 2 3 4 Achtste noot, 1/2 tel Zestiende noot, 1/4 tel tel.: 1 ne 2 je 3 je 4 e tel.: 1 te ne te, 2 te ne te 3 te ne te, 4 te ne te Hele rust, 4 tellen tel: 1 (2 3 4 ) Halve rust, 2 tellen tel: 1 (2) 3 (4) Kwart rust, 1 tel tel.: 1 2 3 4 Achtste rust, 1/2 tel tel.: 1 ne 2 je 3 je 4 e Zestiende rust, 1/4 tel tel.: 1 te ne te, 2 te ne te 3 te ne te, 4 te ne te De achtste en zestiende noten kunnen met elkaar worden verbonden, maar ook los worden genoteerd 5-21

Verlenging van notenwaarden Er zijn 3 manieren om de waarde van noten en rusten te verlengen, te weten: 1. Door middel van een verbindingsboog tussen twee noten van dezelfde toonhoogte. Deze noten worden dan samengevoegd tot één geheel. hetzelfde geldt voor de rust: 2 + 1 = 3 tellen 2 + 1 = 3 tellen 2a. Door middel van een punt achter de noot. De noot of rust wordt verlengd met de helft van zijn waarde. hetzelfde geldt voor de rust: 2 + 1 = 3 tellen 2 + 1 = 3 tellen 2b: Door middel van twee punten achter de noot. De noot of rust wordt verlengd met de hleft van zijn waarde plus de helft van de waarde van de voorgaande punt. hetzelfde geldt voor de rust: 2 + 1 + 1/2 = 3 1/2 2 + 1 + 1/2 = 3 1/2 3. Door middel van een fermate. Dit is een willekeurige verlenging van een noot of een rust. Als je alleen speelt, mag je zelf de lengte bepalen. Speel je in groepsverband, dan bepaald de leider de lengte. 6-21

Hoe kun je een maat herkennen Een maat is het gedeelte tussen twee maatstrepen in. Maat en maatsoorten Een maat heeft een bepaald aantal tellen. Deze tellen kun je verdelen in groepjes van 2, groepjes van 3 of groepjes van 2 en 3 in 1 maat. Heb je twee groepjes dan is de maatsoort binair, heb 3 groepjes dan is deze maatsoort ternair. Als je meer groepjes binnen een maat kan maken (bijvoorbeeld een 4/4 maatsoort, je maakt dan 2 groepjes van 2) is die maatsoort binair samengesteld. Hij is immers samengesteld uit 2 groepjes. Stel dat je een 9/8 maatsoort hebt, dan kun je 3 groepjes maken. Deze maatsoort is dus ook samengesteld (meerdere groepjes) ternair (3 groepjes). Als je binnen een maatsoort groepjes van 2 EN 3 kunt maken, is deze maatsoort onregelmatig samengesteld. Heb je dan 2 groepjes, dan is deze maatsoort binair onregelmatig samengesteld. Heb je 3 groepjes dan is de maat ternair onregelmatig samengesteld. Elk groepje krijgt op de eerste tel een accent. Het accent op tel 1 is het hoofdaccent, de accenten op de eerste tel van een volgend Binair is tweedelig Binair (2-delig) Ternair is driedelig Ternair (3-delig) Enkelvoudig Samengesteld Enkelvoudig Samengesteld 2 2 2 4 6 4 6 12 3 3 3 6 9 9 2 4 8 4 8 8 4 8 2 4 8 4 4 8 binair onregelmatig zijn bijvoorbeeld: 5/4 5/8 ternair onregelmatig zijn bijvoorbeeld: 7/4 7/8 * Bij een 6/8 maat maken we meestal 2 groepjes van 3, daarom is deze maatsoort dus binair samengesteld. 7-21

De maatsoort Wat wil het bovenste cijfer zeggen en wat het onderste? Het bovenste cijfer (de teller) geeft het aantal tellen per maat aan. Het onderste cijfer (de noemer) geeft de notenwaarde aan. (welke noot is 1 tel ) 2 = 2 tellen per maat 4 = de 1/4 noot ( ) is 1 tel 6 = 6 tellen in de maat 8 = de 1/8 noot ( ) is 1 tel In enkele gevallen plaatst men een dubbele maatstreep. Wanneer? a: Bij verandering van de maatsoort. b: Bij verandering van tempo. c: Bij verandering van toonsoort. d: Bij de afsluiting van een muziekstuk of een gedeelte daarvan. Wat is een opmaat? 4 1 ne 2 3 te ne te 4 Een opmaat is een onvolledige maat vooraf. Voorwaarde is dat de laatste maat en de eerste maat, samen één hele maat vormen. De laatste maat zou hier dus kunnen zijn: 1 2 je 3 Het is belangrijk de volgende maatsoorten te kunnen herkennen (auditief/ op je gehoor) 2/4 3/4 6/8 4/4 8-21

Antimetrische figuren Wat is een antimetrische deling? Anti-metrisch betekent: tegen de maat in. Voor deze figuren hebben we geen apparte noten; ze worden genoteerd met behulp van cijfers. Voorbeeld triool: 3 in plaats van 2 Voorbeeld duool: 2 in plaats van 3 Herhalingen en afkortingen in de muziek Herhaling van de voorgaande maat. Herhaling van de voorgaande 2 maten. Herhaling van een muzikaal gedeelte. (opnieuw uitvoeren van een eerder gespeeld stuk). Herhaling van een muzikaal gedeelte Bij het gebruik van "hokje 1" en "hokje 2" is het de bedoeling dat je de eerste keer hokje 1 speelt en de tweede keer, zonder hokje 1 te spelen, doorgaat naar hokje 2. Hokje 1 noemen we: prima volta (= eerste keer) Hokje 2 noemen we: secunda volta (=tweede keer) 9-21

D.C. = Da Capo = vanaf het begin. D.S. = Dal Segno ( ) = vanaf het teken. al Coda = vanaf het coda teken ( ) naar het volgende coda teken ( ) al Fine = spelen tot fine D.C. al Fine= herhalen vanaf het begine tot aan Fine D.S. al Coda = herhalen vanaf het teken ( ) tot aan het codateken ( ) dan overgaan op coda. Staat achter D.C. al Fine of achter D.S. al Coda c.r.(con replica), dan houdt dit in dat je alle herhalingen speelt. Staat er s.r.(senza replica), dan houdt dit in dat je alle herhalingen overslaat. Coda betekent slot of aanhangsel, en Fine= eind. Hoe noemt men afkortingen van notenwaarden of verkorte schrijfwijze van het notenschrift? Abbreviaturen, deze gebruikt men om een beter overzicht te krijgen van het notenbeeld en omdat het ruimtebesparend is. 10-21

Tempo karakter en aanwijzingen in de muziek De duur van de noten is afhankelijk van de snelheid waarmee de tellen in de muziek elkaar opvolgen. Om makkelijk een tempo te kunnen bepalen heeft men de metronoom (ook MM=Maelzel Metronoom) ontwikkeld. Als er boven een muziekstuk staat, betekent dit dat het tempo van het stuk, 120 kwartnoten per minuut is. Tempi kan men in vijf hoofdgroepen indelen: Groep 1: zeer langzaa40 tot 60 Largo = breed, ernstig, edel Lento = slepend Adagio = langzaam, met uitdrukking Grave = zwaar, gewichtig Groep 2: matig langza60 tot 92 Larghetto = langzaam Andantino = een beetje langzaam Andante = gaande, wandeltempo Groep 3: matig snel 92 tot 120 Moderato = matig, rustig Allegretto = een beetje levendig Allegretto modera matig levendig Groep 4: snel 120 tot 160 Allegro = levendig, vrolijk, vlug Groep 5: zeer snel 160 tot 208 Allegro vivace = zeer levendig Vivace = zeer levendig Presto = zeer snel Enkele aanduidingen die zowel op tempo als karakter betrekking hebben: Tempo di Menuetto = tempo van het menuet Tempo di Valse = wals-tempo Tempo di Marcia = mars-tempo 11-21

Enkele aanduidingen die tempowijzigingen aangeven: Accelerando = versnellen Ritenuto = snel terughouden (rit) Tempo 1 = terugkeer naar het eerste tempo A tempo = terugkeer naar het tempo voor de wijziging Rallantando = langzamer worden (rall) Tacet ="zwijgen" Ad libitum (ad lib.) = "naar vrije keuze" Als er een herhaling in een stuk staat en er staat Ad lib, dan mag je dit zo vaak herhalen als je zelf muzikaal verantwoord vindt. Dynamiek (leer der toonsterkten) Hoeveel soorten dynamiek kent je? Twee soorten, te weten stabiele dynamiek en overgangsdynamiek Stabiele dynamiek: Contrastwerking tussen piano en forte. De dynamiek verandert met een sprongetje. Overgangsdynamiek: Langzaam toe-, of afnemen in toonsterkte. De overgang van het één naar het andere. Dynamische tekens: ppp = pianissisimo = zo zacht mogelijk Overgangsdynamiek: pp = pianissimo = zeer zacht crescendo = sterk worden p = piano = zacht mp = mezzopiano = matig zacht mf = mezzoforte = matig sterk f = forte = sterk decrescendo = in sterkte afnemen ff = fortissimo = zeer sterk fff = fortissisimo = zo sterk mogelijk pf = piano forte = zacht en direct daarna sterk fp = forte piano = sterk en direct daarna zacht 12-21

sf sub p = sfortzato = versterkt voor één toon (noot) = sterk accent = sterk doen uitkomen = subito piano = onmiddellijk zacht diminuendo = in sterkte afnemen dim. Overige termen van betekenis: Assai = zeer Mosso = beweging Poco a poco = beetje bij beetje simile = op dezelfde manier sempre crescendo = steeds sterker worden sempre decrescendo = steeds zachter worden Articulatie in de muziek Articulatie = speelmanier Articulatietekens: Legato: = gebonden Staccato: = kort spelen Marcato: = doen uitkomen Versieringen in de muziek: Een versiering in de muziek is een omspeling van de hoofdnoot. De enkelvoudige voorslag: De viervoudige voorslag: 13-21

Instrumentenkennis I Slaginstrumenten kun je verdelen in twee groepen: - Membranofonen = dit zijn instrumenten met een vel bespannen Gestemde membranofonen: bijv. pauken Ongestemde membranofonen: bijv. trom, tambourijn - Idiofonen = dit zijn instrumenten met een eigen klank Gestemde idiofonen: bijv. lyra, klokkenspel, marimba Ongestemde idiofonen: bijv. woodblock, cowbell Soorten trommen van ee drumband: o.a.: Kleine- of platte trommen, diep-, tenor-, grote- of overslagtrom, bongo's en timp-toms, conga's en tambourijnen etc. Enkele onderdelen van een kleine trom: Houten- of messing ketel met luchtgat, bovenspanrand voorzien van 8 tot 10 nokken voor spanschroeven en eventueel een aangeklonken draaghaak of beugelbevestiging voor harnas. Knie beugel en een uitsparing voor de besnaring. Verder een slagvel, meestal voorzien van een flanelstrip (en anders een demper), en een snarenvel (+ snaren). Het ondervel is meestal dunner dan het bovenvel. Hoe onderhoud je de trom? Droog en stofvrij houden. Ketel en ander metalen onderdelen poetsen. Spanschroeven steeds behandelen met zuurvrije vaseline. Slag-en snarenvel zonodig vervangen. Bij het vervangen van vellen de spanschroeven steeds tegenover elkaar spannen, dit om een gelijkmatige spanning van het vel te verkrijgen. Snarenmat bijstellen indien nodig. De trom in een niet te warme maar droge ruimte bewaren. Er zijn 2 veelgebruikte manieren om je stokken vast te houden: traditional grip [afbeelding] matched grip [afbeelding] 14-21

Summiere historie van de trom Het slaginstrument blijkt een van de oudste instrumenten te zijn. Het is ontstaan uit het slaan met stokken op massieve voorwerpen, bijv. een boom, om boodschappen door te geven. Zo'n instrument zouden wij nu tot de idiofonen rekenen. Later begon met hiervoor holle voorwerpen te gebruiken en men spande hier een vel over. Men kreeg dan een veel betere klank wanneer men hier met stokken of andere voorwerpen op sloeg. Deze instrumenten zouden wij nu membranofonen noemen. In de 14e eeuw begon men membranofonen te maken in vele vormen en afmetingen. Zo waren er bijvoorbeeld de raamtrommels of schellentrommels die door meisjes bespeeld werden. Deze leken op onze tambourijnen. Ook maakte men hele grote trommen, de zogenaamde bastrommen, die met grote stokken werden aangeslagen. Aan het einde van de Middeleeuwen veroverde de trommel haar plaats in het leger. Hier werd de trom vooral gebruikt als ritme-instrument dat luid moest klinken. Daarom bouwde men hiervoor ook enorme houten instrumenten. In de 18e eeuw begon men met het bouwen van messing trommen in verschillende afmetingen. De bouw van de trommel was toen als volgt: over een hoepel spande men een kalfsof een schapenvel. Deze hoepel met vel trok men over een houten of metalen ketel. Hierna werd met touwen of schoeven het geheel nog verder aangespannen. Wanneer men dan met een voorwerp op het vel slaat dan gaat het vel trillen waardoor er geluid ontstaat dat door de holte onder het vel nog versterkt wordt. De trommel kon men zowel maken met een vaste toonhoogte De trom in de drumband Voor de tweede werldoorlog speelde de tambour in het leger op de signaalinstrumenten: de trom en de klaroen. Hier komt de naam tambourkorps vandaan. Nu is het woord drumband de algemene benaming geworden. De drumband heeft een belangrijke funktie overgenomen van de harmonie- en fanfarekorpsen bij het opluisteren van sociale en culturele evenementen zoals optochten, shows e.d. De drumband heeft niet alleen een metrische funktie om de maat aan te geven zoals de tambours van voor de Tweede Wereldoorlog. Ook ritme en klank zijn belangrijke eigenschappen geworden. Zo gebruikt men veel veschillende tromtypen: de marstrom, dieptrom, tenortrom, overslagtrom, bongo's, conga's, timp-tom, tom-tom, duotrom en de grote trom. Ook is uitbreiding van de klank mogelijk met pijperfluit, lyra, xylofoon, marimba, klokkenspel of blaasinstrumenten zoals klaroen, jachthoorn, trompet en andere blaasinstrumenten van een fanfare. 15-21

Het ontstaan van een drumstel Het drumstel is een Noord-Amerikaanse uitvinding van de negers. De slavernij was er debet aan dat Nederlanders en later Engelsen en Ieren de negers overbrachten naar Zuid-Amerika en Cuba. Daar werkten ze op plantages, die geleid werden door Spanjaarden en Portugezen, dus overwegend een Katholiek volk en dus met Katholieke principes. Deze Spanjaarden en Portugezen vonden het goed dat de slaven in hun spaarzame vrije tijd hun eigen muziek speelden. Dit is dan ook de reden dat veel van de Afrikaanse cultuur terug te vinden is in Zuid-Amerika en op Cuba o.a. Conga's, Sherese etc. Ook Afrikaanse bellen komen er voor en in Brazilië en Berimbau (boog met een kalebas met stokje en munt). Heel anders was het gesteld met de slaven, die in Noord- Amerika te werk waren gesteld. Zij werden namelijk geconfronteerd met Ierse, Engelse en Nederlandse slavendrijvers, met een overwegend Calvinistische godsdienst. Dit geloof beschouwde elke muziek buiten hun eigen cultuur, met name de Afrikaanse muziek, als duivelse muziek. Dit had tot gevolg dat er openbare verbrandingen waren van Afrikaanse instrumenten. Het werd de Afrikaanse slaaf dus totaal onmogelijk gemaakt om zijn eigen muziek te spelen. Toen de slavernij werd afgeschaft (1865) en er eigenlijk een nog moeilijkere periode voor de slaaf aanbrak, omdat hij nu als 2e-rangs burger werd beschouwd, kreeg hij toch een beetje vrije tijd om nu muziek te gaan maken. Eigen instrumenten hadden ze niet meer en zodoende hebben ze waarschijnlijk oude afgedankte instrumenten van het leger opgekocht zoals trompetten en trommen. Hiermee probeerden ze het leger-orkest te imiteren natuurlijk op hun eigen manier. Roffelend New Orleans Ragtime (tot 1920) Gespeeld door twee of drie personen Logisch gevolg kun je het noemen dat later de bass-drum op de grond werd geplaatst en de kleine erachter ( tot dusver nog steeds aan riem voor de buik). Deze set kon nu alleen bespeeld worden. In Afrika waren de bekkens totaal onbekend (vermoedelijk Turkse afkomst) en de drummer maakte alleen gebruik van het bekken om een accent te geven (nog geen hi-hat). Een verdere ontwikkeling was de hihat dit toen nog niet zo heette en er ook nog niet zoals nu uit zag. Hij heette Sockcymbal en kwam niet hoger dan halverwege het scheenbeen. Ze werd ingedrukt op 2 en 4 wat voor de blanken een hele openbaring was, omdat niet net als zij het zware maatdeel benadrukt werd, maar het zwakke maatdeel. Dit had weer tot gevolg dat het hele drumspel een meer swingend karakter kreeg. De dixieland met als centrum Chicago was nu "ontstaan". Mensen als Baby Dots, Cozy Cole, Chick Webb en Zutti Singleton zochten naar meer mogelijkheden en monteerden een tomtom op de bass-drum, die wel sterk afweek van de tomtom van nu (het vel zat met punaises op het hout vast). Big Sid Cattled en Pappa Joe Jones zijn vermoedelijk de uitvinders geweest van de charleston, de voorloper van de hi-hat van nu. De Charleston-muziek vroeg om een bespeling van de Hihat met stokken. Volgens insiders is Pappa Jones de eerste geweest die op de 16-21

Er is niet veel fantasie voor nodig om er van uit te gaan dat er een drummer moet zijn geweest die een marstrom naast zich plaatste op de grond om zo zijn klankmogelijkheden uit te breiden. De staande tomtom deed haar intrede en daarmee is het volledige drumstel een feit. In de tijd van Pappa Joe Jones, Big Sid Cattled, Nick Fattool, Cozy Cole, Chick Webb en andere blanke drummers die er in slaagden dit weer op hun manier te imiteren zoals Gene Grupa en later Buddy Rich, was het gebruikelijk dat de bass-drum strak in vieren werk gespeeld en een dominerend geluid had. In die periode van de Bebop zijn mensen als Kenny Klarke, Tiny Kahn en Dave Tough op het idee gekomen om de vieren Bass-drum filosofie op te heffen en het te verplaatsen naar het bekken. De bass-drum werd nu alleen nog gebruikt om accenten te geven wat een hele sensatie te weeg bracht. Waarschijnlijk omdat men het bass-drum-geluid (accenten) nu aanhoorde als een "klook"-geluid kreeg Kenny Klarke de bijnaam Kenny "klook" Clark. 17-21

Instrumentenkennis II BUISKLOKKEN VIBRAFOON KLOKKENSPEL XYLOFOON MARIMBA PAUKEN *SLAGBEKKENS *ORKESTBEKKENS *CYMBALS A DEUX SNAREDRUM GROTE TROM 18-21

BASSDRUM DRUMSTEL FLOORTOM TOMTOM GROTE BEKKEN - RIDE BEKKEN AFSLAG BEKKEN (KLEINE BEKKEN) - CRASH BEKKEN KLEIN AFSLAG-BEKKEN - SPLASH TWEE BEKKENS OP ELKAAR - HIHAT BASS PEDAAL - SNARESTAND - HIHAT - CYMBALSTAND - BOOMSTAND RUDE/ HOT RODS MALLETS BRUSHES PAUKENSTOK DRUMSTOK 19-21

BEATRING BONGO MARACAS TAMBOERIJN COWBELL TRIANGEL WOODBLOCK CONGA CLAVES GUIRO SHAKER EGG-SHAKER DJEMBE AGOGO BELL 20-21

Orkestscholing We kennen drie soorten blaasorkesten: harmonie fanfare brassband Daarnaast bestaat nog het: symfonieorkest Harmonieorkest hout saxofoon koper slagwerk Fanfareorkest saxofoon koper slagwerk Brassband koper slagwerk Symfonieorkest snaar hout saxofoon koper slagwerk snaar strijkers: viool altviool cello contrabas tokkel: harp hout piccolo, fluit, es-klarinet, bes-klarinet, alt-klarinet, bas-klarinet, hobo, althobo, fagot saxofoon sopraan, alt, tenor & bariton saxofoon koper zacht koper: bugel, alt, bariton, tuba, euphonium, bas scherp koper: trompet, trombone tussengroep: cornet, hoorn slagwerk gestemd: klokkenspel, xylofoon, vibrafoon, buisklokken, lyra, pauken ongestemd: drumstel, kleine trom, grote trom, tamboerijn, bekkens, gong, triangel, claves, woodblock, maraca's, castagnetten, rasp, cowbell, bongo's Slagwerk orkesten 1. drumband a.tamboerkorps b.lyrakorps c.malletband 2.slagwerkgroep snaredrum, bassdrum, tenordrum, bekkens, percussie snaredrum, bassdrum, tenordrum, bekkens, percussie + lyra's snaredrum, bassdrum, tenordrum, bekkens, percussie + diverse malletinstrumenten o.a. maching - bells, xylofoon, marimba diverse instrumenten uit de slagwerkfamilie 21-21