ANTIFOSFOLIPIDESYNDROOM EN ZWANGERSCHAP. Versie 2.0



Vergelijkbare documenten
MDO-praatje (Catastrofaal) antifosfolipen syndroom. Charlotte Schaap AIOS interne geneeskunde

Addendum bij de multidisciplinaire richtlijn Dreigende Vroeggeboorte gepubliceerd in Opgesteld door de Otterlo Werkgroep, versie 2014

APS contactmiddag 14 november 2015 APS. Ruth Fritsch-Stork, MD, PhD Reumatologe, internist-klinische immunologe

ECHOSCOPIE. Versie 1.0

STRUCTUREEL ECHOSCOPISCH ONDERZOEK (SEO) Versie 2.0

SLE EN ZWANGERSCHAP. Versie 2.0

Nederlandse Samenvatting

FOETALE ECHOSCOPIE. Versie 2.0

HIT. MDO-onderwijs d.d Claire Slegers Fellow Intensive Care

Het antifosfolipiden syndroom (APS)

STRUCTUREEL ECHOSCOPISCH ONDERZOEK (SEO) Versie 1.1

Samenvatting en Discussie

Zwangerschap bij SLE: ziektebeloop en risico s. Inhoud. Inleiding. Preconceptionele zorg (voor de zwangerschap) Historisch perspectief

Hypercoagulopathie. Peter Verhamme Vasculaire Geneeskunde & Hemostase UZ Leuven

Protocol Obesitas. 1.0 Definitie obesitas

NOTA KWALIFICATIES GEAUTORISEERD OBSTETRISCHE PROF. ACUTE VERLOSK. ZORG. Versie 1.0

CAT Critically Appraised Topic. Het antifosfolipiden syndroom: plaats van het β2-glycoproteïne I

STRUCTUREEL ECHOSCOPISCH ONDERZOEK (SEO) Versie 2.0

SCHILDKLIERFUNCTIESTOORNISSEN EN ZWANGERSCHAP

Stolsels van top tot teen. Marieke de Kuyper

Catastrofaal antifosfolipidesyndroom bij zwangeren

Trombofilieonderzoek in 15 dia s Transmuraal Trombose Expertise Centrum Groningen

Kinderwens, zwangerschap en borstvoeding: dalteparine t/m 2800

GYNAECOLOOG MET UROGYNAECOLOGIE ALS AANDACHTSGEBIED. Versie 1.0

Preventie van veneuze trombo-embolie bij zwangere vrouwen

NOTA FUNCTIEPROFIEL EN EINDTERMEN VERPLEEGKUNDIGEN VOORTPLANTINGSGENEESK. Versie 1.0

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Trombocytopenie in de zwangerschap: analyse en behandeling. Klinische dag 2 oktober 2014 Karin van Galen, hematoloog Van Creveldkliniek UMC Utrecht

Amendement bij de multidisciplinaire richtlijn Dreigende Vroeggeboorte gepubliceerd in Opgesteld door de Otterlo Werkgroep, versie 2014

K l i n i s c h e i m m u n o l o g i e

NEKPLOOIMETING (NT) Versie 2.0

Obesitas en zwangerschap, bevalling en kraambed

NOTA FUNCTIEPROFIEL EN EINDTERMEN FERTILITEITSARTSEN. Versie 1.0

Module: Wat is de rol van tranexaminezuur in de preventieve en therapeutische setting van een HPP?

Behandeling DVT/PE hoort NIET thuis in de eerste lijn

IN ZWANG PROTOCOL: Preventie recidief spontane vroeggeboorte

Obesitas. Oktober. Zorgpad Low risk B en High risk A

Preventie van. Wat u moet weten over. baarmoederhalskanker. Deze brochure bevat informatie over baarmoederhalskanker,

NOTA GYNAECOLOOG MET ONCOLOGIE ALS AANDACHTSGEBIED (GOA) Versie 1.0

NOTA ORGANISATIE 2E EN 3E LIJNS VERLOSKUNDIGE ZORG. Versie 1.0

ANTICONCEPTIE: LACTATIE-AMENORROEMETHODE. Versie 1.0

Obstetrische nefrologie

Angst voor de pijn. Prof. dr. Arie Franx. Pre-eclampsia and cardiovascular disease. Kennispoort Verloskunde, 3 februari 2012

K-immunisatie en zwangerschap

VSV Zoetermeer. Ketenprotocol. Diabetes gravidarum. Auteurs: Esther van Uffelen Ingrid Mourits. Versie 1.0

? Petra geeft aan dat ze probeert zwanger te worden en sinds kort in een traject zit van IVF (in vitro fertilisatie).

Kinderwens, zwangerschap en borstvoeding: enoxaparine t/m 2811

Tromboseprofylaxe bij niet-chirurgische gehospitaliseerde patiënten. Dr. Marieke J.H.A. Kruip Internist-hematoloog Erasmus MC

Tabel 1. Zwangerschapscomplicaties bij schildklierfunctiestoornissen

Obesitas en zwangerschap

zwangerschapsdiabetes

Addendum. Nederlandse Samenvatting

MDO september 2014 CAT: bewijs voor nimodipine bij SAB

KLINISCH-GENETISCHE DIAGNOSTIEK ROND DE TOEPASSING VAN ICSI. Versie 1.0

De Multidisciplinaire Richtlijn SSRI s tijdens zwangerschap, kraambed en lactatie. Tom Schneider, gynaecoloog Mede namens de Richtlijncommissie

VSV Samen protocol: Obesitas en zwangerschap, basiszorg

DIEP VENEUZE TROMBOSE, LONGEMBOLIE EN ZWANGERSCHAP. Versie 1.0

SSRI. Protocol NVOG/NVK 2012 VSV Geert Jan Blok

Het antifosfolipidensyndroom Twee casereports en een literatuurstudie

NOTA ORGANISATIE VAN DE VOORTPLANTINGSGENEESKUNDE. Versie 1.0

Maatschap Gynaecologie. Hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap

Nascholing Antistolling

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Unexplained recurrent miscarriage Kaandorp, S.P. Link to publication

Stop or Go? TerugvalprevenDe training bij het begeleid aiouwen van anddepressiva in de zwangerschap.

REGLEMENT VOOR HET CONCILIUM VAN DE NVOG

Zwangerschap en antistolling

NUCHAL TRANSLUCENCY Versie 1.0

Dr. J.J. Duvekot, gynaecoloog/perinatoloog Moeder en Kind Centrum Erasmus MC subafdeling verloskunde en prenatale geneeskunde

Stop or Go? TerugvalprevenBe training bij het begeleid ahouwen van anbdepressiva in de zwangerschap.

Sekse en gender in hart- en vaatziekten: Implementatie in de praktijk

PRENATALE SCREENING OP FOETALE AFWIJKINGEN

Preventie. bij zwangere vrouwen. van veneuze trombo-embolie. Thrombosis Guidelines Group. Update 2009

} Omvang/aard van het probleem } Wat verandert er in de glucose huishouding } Voorbereiding en behandeling } Na de bevalling. } Insuline resistentie

DIABETES EN ZWANGERSCHAP. Versie 1.0

TRANSMURAAL PROTOCOL DIEPE VENEUZE TROMBOSE

Gebruik van SSRI-medicatie voor en tijdens de zwangerschap en in het kraambed

Regionaal Protocol Obesitas

Herhaalde miskramen en trombofilie

NOTA ONTWIKKELING AANDACHTSGEBIEDEN

Tweede screening bij Rhc-negatieve vrouwen: Wat levert het op?

Miskraam. Niet vitale zwangerschap. Nomenclatuur. Niet vitale zwangerschap. Mifepristone én misoprostol bij een miskraam

NOTA WET EN GEDRAGSREGELS ROND PERINATALE STERFTE. Versie 2.0

Pre-eclampsie en HELLP syndroom (zwangerschapsvergiftiging)

Heparine geinduceerde trombocytopenie Leendert Porcelijn Sanquin Diagnostiek Amsterdam

Plasma volume expansie in ernstige hypertensieve aandoeningen van de zwangerschap

BMI protocol. Doel protocol Gezamenlijk protocol van de 1 e en 2 e lijn met als doel een eenduidig beleid voor alle zwangeren met een BMI > 30.

Datum 12 september 2016 Betreft Definitief Advies als bedoeld in artikel 114 Zorgverzekeringswet

Gebruik van SSRI-medicatie voor en tijdens de zwangerschap en in het kraambed

Vraag het aan uw zorgverlener

NVOG Voorlichtingsbrochure GEBRUIK VAN SSRI-MEDICATIE VOOR EN TIJDENS DE ZWANGERSCHAP EN IN HET KRAAMBED

Inleiden bij 41 of 42 weken?

Nederlandse Vereniging voor Trombose en Hemostase

Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie RICHTLIJN. Verwijzing naar een perinatologich centrum Samenwerking tweede en derde lijn

Antitrombotisch beleid. Karina Meijer ochtendrapport Interne Geneeskunde

DIABETES GRAVIDARUM 13 APRIL 2011 I. VAN DER VEEN AIOS O&G UMCG

BASIS PRENATALE ZORG. Versie 1.0

SAMENVATTING RICHTLIJN NEURAXISBLOKKADE EN ANTISTOLLING

Leverpathologie tijdens de zwangerschap

Behandeling VTE: aandachtspunten vanuit de 2 e lijn

Schildklier en zwangerschap

Transcriptie:

ANTIFOSFOLIPIDESYNDROOM EN ZWANGERSCHAP Versie 2.0 Datum Goedkeuring 09-11-2007 Methodiek Evidence based Discipline Monodisciplinair

Verantwoording NVOG

Inhoudsopgave Omschrijving van het probleem...1 Analyse van de beschikbare kennis...2 Definitie...2 Voorkomen...2 Invloed van antifosfolipide antistoffen op zwangerschap...3 Beleid...3 Minimaal vereiste zorg, kernaanbevelingen...5 Literatuur...6 Colofon...7 Referenties...8 Disclaimer...10 i

Omschrijving van het probleem Het antifosfolipidesyndroom (APS) is een auto-immuunziekte die zowel primair - zonder samenhang met een andere systeemziekte - als secundair kan voorkomen. Bij vrouwen die pre-eclampsie, foetale groeivertraging of vruchtdood hebben doorgemaakt worden vaker antifosfolipiden vastgesteld. NVOG - Antifosfolipidesyndroom en Zwangerschap (2.0) - 09-11-2007 1

Analyse van de beschikbare kennis Definitie De diagnose antifosfolipidesyndroom wordt gesteld wanneer antifosfolipide-antistoffen worden aangetroffen (lupusanticoagulans = LAC en anticardiolipine = acl) bij patiënten met veneuze of arteriële trombose, habituele abortus, onverklaarde foetale sterfte of ernstige pre-eclampsie of placenta-insufficiëntie leidend tot een bevalling onder de 34 weken (tabel 1) 1. Er kunnen veel additionale ziekten voorkomen bij APS, maar deze zijn niet obligaat voor het stellen van de diagnose. Afwijkingen die kunnen voorkomen bij APS zijn: trombocytopenie, huidafwijkingen (livedo reticularis), nierafwijkingen (hypertensie, proteïnurie, nierinsufficiëntie), afwijkingen van het centraal zenuwstelsel transient ischaemic attack, amaurosis fugax, chorea, myelitis transversa, multi-infarctdementie), hartafwijkingen (hartklepafwijkingen, myocardinfarct), longafwijkingen (pulmonale hypertensie), bloedafwijkingen (hemolytische anemie) en multiorgaanfalen. De bepaling van de antistoffen dient op twee onafhankelijke tijdstippen met een interval van ten minste 6 weken afwijkend te zijn en niet te worden verricht binnen 10 weken na de zwangerschap. Als er geen onderliggende auto-immuunziekte is spreekt men van een primair antifosfolipidesyndroom. In veel gevallen is het antifosfolipidesyndroom echter secundair aan het voorkomen van connective tissue diseases zoals bv. systemische lupus erythematodes (SLE) 2 3. Tabel 1. Criteria ter vaststelling van het antifosfolipidesyndroom Het antifosfolipide syndroom is aanwezig als op zijn minst één van de klinische en één van beide laboratorium criteria aanwezig zijn (naar Wilson 1999) [1] criteria klinische criteria obstetrisch vasculaire trombose laboratorium criteria anticardiolipine lupus anticoagulans definitie drie of meer opeenvolgende spontane abortus < 10 weken eén- of meermalen onverklaarde foetale sterfte 10 weken ernstige pre-eclampsie of ernstige placenta-insufficiëntie met vroeggeboorte < 34 weken onverklaarde veneuze trombose onverklaarde arteriële trombose trombose in kleine bloedvaten in elk weefsel of orgaan zonder duidelijke ontsteking van de vaatwand anticardiolipine-antistoffen van het IgG- of IgM-type in matig tot hoge titer gemeten op 2 verschillende tijdstippen met een interval van minstens 6 weken bepaald d.m.v. een gestandaardiseerde ELISA-test op β 2 -glycoproteïne I-afhankelijke anticardiolipine-antistoffen lupusanticoagulans gemeten op 2 verschillende tijdstippen met een interval van minstens 6 weken bepaald volgens internationale richtlijnen (International Society on Thrombosis and Hemostasis): 1. verlengde fosfolipide afhankelijke stollingsscreeningstest 2. onmogelijkheid tot correctie van de test door toevoeging normaal trombocytenarm plasma 3. verkorting of correctie van de verlengde stollingsscreeningstest door toevoeging van een overmaat fosfolipiden 4. exclusie van andere coagulopathieën Voorkomen Over de prevalentie van het primaire antifosfolipidesyndroom zijn geen cijfers bekend. Wel is bekend dat ongeveer 50% van de patiënten met SLE antifosfolipide-antistoffen heeft. Bij gezonde zwangeren is de prevalentie van LAC minder dan 1,5% en van acl 2-10%. Er is echter slechts bij 0,2 % sprake van matig tot hoge spiegels IgG-aCL (>15-20 GPL) 3 4. Antifosfolipide-antistoffen zijn een zeer heterogene groep antistoffen. Met lupusanticoagulans (LAC) worden NVOG - Antifosfolipidesyndroom en Zwangerschap (2.0) - 09-11-2007 2

antistoffen aangeduid die interfereren met de binding van stollingsfactoren aan fosfolipiden en daardoor bij in vitro stollingstesten verlengde stollingstijden veroorzaken 5. Anticardiolipine-antistoffen (acl) worden meestal aangetoond door middel van een enzyme linked immunosorbent assay' (ELISA). Door bepalingen te verrichten met behulp van internationale standaardpreparaten kan een semikwantitatieve opgave worden verkregen van de titer van anticardiolipine-antistoffen. Resultaten worden weergegeven in gestandaardiseerde GPL- (IgG-aCL), MPL- (IGM-aCL) of APL- (IgA-aCL) eenheden. Eén eenheid kan 1 µg/ml gezuiverde anticardiolipine-antistoffen binden. De klinische verschijnselen van APS correleren vooral met acl van de IgG-klasse en deze correlatie neemt toe met de titer. Anti-β 2 glycoproteïne-antistoffen blijken ook gerelateerd te zijn aan de ernst van de ziekte 6. De standaardisatie van anti-β 2 glycoproteïne-antistoffentests moet echter nog worden verbeterd en over de invloed van anti-β 2 glycoproteïne-antistoffen tijdens de zwangerschap is nog onvoldoende bekend 6 7. Invloed van antifosfolipide antistoffen op zwangerschap LAC-activiteit en/of hoge concentraties van IgG acl worden vaak in verband gebracht met vruchtdood, laat in het eerste, tweede en derde trimester. Er is echter geen relatie tussen antifosfolipide-antistoffen en het optreden van eenmalige spontane abortus 8. Bij zwangeren met pre-eclampsie en foetale groeivertraging in de voorgeschiedenis worden vaker antifosfolipide-antistoffen aangetroffen (RR 9,72 (95%-BI 4,34-21,75) 9. Ook foetale groeivertraging is een veel voorkomende complicatie die vaak al in het tweede trimester kan ontstaan. De oorzaak hiervan lijkt utero-placentaire insufficiëntie te zijn. Het is mogelijk dat antifosfolipide-antistoffen een trombotisch effect in de placenta hebben door tegenwerking van stollingsremmers zoals β 2 -glycoproteïne, proteïne C en annexine V, een fosfolipidebindend proteïne met een sterke antistollingscapaciteit dat zich op de oppervlakte van trofoblast- en endotheelcellen bevindt 10. Beleid Het is zinvol om preconceptioneel de patiënten te wijzen op een toegenomen kans op trombo-embolische processen tijdens de zwangerschap. Bij de prenatale controles moet bij patiënten met het antifosfolipidesyndroom aandacht besteed worden aan verschijnselen die kunnen duiden op pre-eclampsie, foetale groeivertraging en trombo-embolische complicaties. Omdat bij deze patiënten in de zwangerschap een verhoogde kans bestaat op een plotselinge daling van de trombocyten, wordt regelmatig het aantal trombocyten gecontroleerd 3. Bestond al vóór de zwangerschap een indicatie voor behandeling met anticoagulantia, dan moet antistollingstherapie tijdens de zwangerschap gecontinueerd worden 11. Bij zwangeren met positieve antifosfolipide-antistoffen, maar zonder antifosfolipidesyndroom, kan medicamenteuze therapie overwogen worden. Is er echter geen trombose, habituele abortus of foetale sterfte in de voorgeschiedenis dan is het nut van behandeling niet bewezen (tabel 2). Tabel 2. Aanbevelingen voor de behandeling van zwangere vrouwen met positieve antifosfolipide-antistoffen (LAC of acl) IgG en/of IgM >15) diagnose behandeling tijdens de zwangerschap antifosfolipide-antistoffen zonder Het nut van behandeling tijdens de antifosfolipidesyndroom (ongestoorde zwangerschap is niet bewezen; overwogen kan obstetrische voorgeschiedenis, geen trombose in worden om post partum gedurende 6 weken de voorgeschiedenis) antistolling te geven antifosfolipidesyndroom met habituele abortus in de voorgeschiedenis antifosfolipidesyndroom met pre-eclampsie of foetale groeivertraging in de voorgeschiedenis Tijdens de zwangerschap laagmoleculair-gewicht heparine in profylactische dosering in combinatie met een lage dosis aspirine, in het kraambed 6 weken antistolling met laagmoleculair-gewicht-heparine in profylactische dosering of coumarinederivaten Het is onzeker of het zinvol is laagmoleculair-gewicht heparine in combinatie met een lage dosis aspirine tijdens de zwangerschap toe te dienen. Om die reden wordt aangeraden dit alleen in onderzoeksverband te NVOG - Antifosfolipidesyndroom en Zwangerschap (2.0) - 09-11-2007 3

antifosfolipidesyndroom met éénmaal trombose in de voorgeschiedenis antifosfolipidesyndroom met recidiverende trombose in de voorgeschiedenis doen. Dit kan door deelname aan het FRUIT onderzoek. In het kraambed moet 6 weken antistolling gegeven worden met laagmoleculair-gewicht-heparine in profylactische dosering of coumarinederivaten. Tijdens de zwangerschap laagmoleculair-gewicht-heparine in profylactische dosering. Men kan overwegen om tevens een lage dosis aspirine te geven. Na de zwangerschap de antistolling minstens 6 weken continueren. Tijdens de zwangerschap laagmoleculair-gewicht-heparine in therapeutische dosering in combinatie met een lage dosis aspirine; na de zwangerschap antistolling continueren, vaak is levenlange antistolling met coumarinederivaten geïndiceerd. Er zijn dertien gerandomiseerde of quasi gerandomiseerde onderzoeken verricht bij vrouwen met een voorgeschiedenis van herhaalde abortus en aanwezigheid van antifosfolipide-antistoffen 12 13 14. Hoewel de kwaliteit van de individuele onderzoeken niet hoog is, kan worden geconcludeerd dat de combinatie van heparine en aspirine de kans op het verlies van de zwangerschap doet afnemen (relatief risico 0,46 (95%-BI 0,29-0,71) ten opzichte van behandeling met alleen aspirine. Dit is vooral het gevolg van het minder vaak optreden van spontane abortus in het eerste trimester. Er wordt geadviseerd bij deze patiënten vroeg in de zwangerschap, zodra de zwangerschapstest positief is, te beginnen met een lage dosis aspirine gevolgd door subcutane toediening van heparine bij echoscopisch bevestigde hartactie. In de onderzoeken werd doorgaans gestopt met aspirine bij een zwangerschapsduur van 34 tot 36 weken 12 13 14. Het is niet onderzocht of de toediening van aspirine gestopt zou kunnen worden aan het begin van het tweede trimester. De meeste onderzoeken zijn verricht met ongefractioneerde heparine. De heparine wordt gegeven tot en met het kraambed. In één gerandomiseerd onderzoek bleek de werkzaamheid van laagmoleculair gewicht (LMW) heparine vergelijkbaar te zijn met die van ongefractioneerde heparine 15. Er zijn echter grotere multicenter-onderzoeken nodig om dit te bewijzen. Aangezien LMW-heparine veel voordelen heeft ten opzichte van ongefractioneerde heparine wordt geadviseerd om LMW-heparine toe te passen. Of patiënten met positieve antifosfolipide-antistoffen en pre-eclampsie en/of foetale groeivertraging in de voorgeschiedenis ook gebaat zijn met behandeling door middel van aspirine en heparine is niet bewezen. Van de toepassing van corticosteroïden, intraveneuze immunoglobulinen en plasmaferese ter voorkoming van zwangerschapscomplicaties is het nut onvoldoende bewezen; bovendien geven corticosteroïden eerder een toename van zwangerschapscomplicaties, zoals pre-eclampsie en diabetes gravidarum. Aangezien bij patiënten met het antifosfolipidesyndroom een verhoogde kans op trombose in het kraambed bestaat, wordt aanbevolen om post partum gedurende ten minste 6 weken tromboseprofylaxe toe te passen 3 11. NVOG - Antifosfolipidesyndroom en Zwangerschap (2.0) - 09-11-2007 4

Minimaal vereiste zorg, kernaanbevelingen 1. Het wordt aanbevolen om patiënten met antifosfolipide-antistoffen en trombose in de voorgeschiedenis tijdens de zwangerschap en het kraambed stollingspreventie te geven (bewijskracht niveau C). 2. Het is aan te bevelen om bij patiënten met het antifosfolipidesyndroom regelmatig het trombocytenaantal te controleren (bewijskracht niveau D). 3. Het is aangetoond dat de kans op herhaling van abortus halveert als patiënten met antifosfolipide-antistoffen en habituele abortus behandeld worden met aspirine en heparine tijdens de zwangerschap (bewijskracht niveau A2). 4. Het wordt aanbevolen, indien heparine geïndiceerd is, gebruik te maken van laagmoleculair-gewicht heparine (bewijskracht niveau B) NVOG - Antifosfolipidesyndroom en Zwangerschap (2.0) - 09-11-2007 5

Literatuur 1. Wilson WA, Gharavi AE, Koike T, Lockshin MD, Branch DW, Piette JC, Brey R, Derksen R, Harris EN, Hughes GR, Triplett DA, Khamashta MA. International consensus statement on preliminary classification criteria for definite antiphospholipid syndrome: report of an international workshop. Arthritis Rheum 1999;42:1309-11. 2. Harris EN. Syndrome of the black swan. Br J Rheumatol 1986;26:324-326. 3. ACOG Practice Bulletin #68: Antiphospholipid syndrome. Obstet Gynecol 2005;106:1113-21. 4. Lockwood CJ, Rand JH. The immunobiology and obstetrical consequences of antiphospholipid antibodies. Obstet Gynecol Survey 1994;49:432-41. 5. Exner T, Triplett DA, Taberner D, Machin SJ. Guidelines for testing and revised criteria for lupus anticoagulants. SSC committee for the standardization of lupus anticoagulants. Thromb Haemost 1991;65:320-2. 6. Reber G, de Moerloose P. Anti-beta2-glycoprotein I antibodies-when and how should they be measured? Thromb Res 2004;114:527-31. 7. Groot de PG, Derksen RH. Antiphospholipid antibodies: update on detection, pathophysiology, and treatment. Curr Opin Hematol 2004;11:165-9. 8. Simpson JL, Carson SA, Chesney C, Conley MR, Metzger B, et al. Lack of association between antiphospholipid antibodies and first trimester spontaneous abortion: prospective study of pregnancies detected within 21 days of conception. Fertil Steril 1998;69:814-20. 9. Duckitt K, Harrington D.Risk factors for pre-eclampsia at antenatal booking: systematic review of controlled studies. BMJ 2005;330:565. 10. Rand JH, Wu XX, Andree HAM, Lockwood CJ, Guller S, Scher J, Harpel PC. Pregnancy loss in the antiphospholipid-antibody syndrome - a possible thrombogenic mechanism. N Engl J Med 1997;337:154-60. 11. Khamashta MA, Cuadrado MJ, Mujic F, Taub NA, Hunt BJ, Hughes GRV. The management of thrombosis in the antiphospholipid-antibody syndrome. N Engl J Med 1995;332:993-7. 12. Rai R, Cohen H, Dave M, Regan L. Randomised controlled trial of aspirin plus heparin in pregnant women with recurrent miscarriage associated with phospholipid antibodies (or antiphospholipid antibodies). BMJ 1997;314:253-7. 13. Lassere M, Empson M. Treatment of antiphospholipid syndrome in pregnancy - a systematic review of randomized therapeutic trials. Thromb Res 2004;114:419-26. 14. Empson M, Lassere M, Craig J, Scott J. Prevention of recurrent miscarriage for women with antiphospholipid antibody or lupus anticoagulant. Cochrane Database Syst Rev 2005 Apr 18;(2):CD002859. 15. Stephenson MD, Ballem PJ, Tsang P, Purkiss S, Ensworth S, Houlihan E, Ensom MH. Treatment of antiphospholipid antibody syndrome (APS) in pregnancy: a randomized pilot trial comparing low molecular weight heparin to unfractionated heparin. J Obstet Gynaecol Can 2004;26:729-34. NVOG - Antifosfolipidesyndroom en Zwangerschap (2.0) - 09-11-2007 6

Colofon 2007 Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie Deze richtlijn, in samenwerking met de NVK ontwikkeld door de Commissie Kwaliteit NVOG onder eindverantwoordelijkheid van het Bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, is vastgesteld in de 593e ledenvergadering d.d. 9 november 2007 te Arnhem. De richtlijn is samengesteld door een werkgroep onder leiding van dr. S.G.Oei. NVOG-richtlijnen beschrijven een minimum niveau van zorg te verlenen door een gynaecoloog in gemiddelde omstandigheden. Zij hebben een adviserend karakter. Een gynaecoloog kan geargumenteerd afwijken van een richtlijn wanneer concrete omstandigheden dat noodzakelijk maken. Dat kan onder meer het geval zijn wanneer een gynaecoloog tegemoet moet komen aan de objectieve noden en/of subjectieve behoeften van een individuele patiënt. Beleid op instellingsniveau kan er incidenteel toe leiden dat (volledige) lokale toepassing van een richtlijn niet mogelijk is. De geldigheid van deze richtlijn eindigt uiterlijk vijf jaar na dagtekening. Dagtekening november 2007 NVOG Postbus 20075 3502 LB Utrecht http://www.nvog.nl NVOG - Antifosfolipidesyndroom en Zwangerschap (2.0) - 09-11-2007 7

Referenties 1 - Wilson WA Wilson WA, Gharavi AE, Koike T, Lockshin MD, Branch DW, Piette JC, Brey R, Derksen R, Harris EN, Hughes GR, Triplett DA, Khamashta MA. International consensus statement on preliminary classification criteria for definite antiphospholipid syndrome: report of an international workshop. Arthritis Rheum 1999;42:1309-11. 2 - Harris EN Harris EN. Syndrome of the black swan. Br J Rheumatol 1986;26:324-326. 3 - ACOG ACOG Practice Bulletin #68: Antiphospholipid syndrome. Obstet Gynecol 2005;106:1113-21. 4 - Lockwood CJ Lockwood CJ, Rand JH. The immunobiology and obstetrical consequences of antiphospholipid antibodies. Obstet Gynecol Survey 1994;49:432-41. 5 - Exner T Exner T, Triplett DA, Taberner D, Machin SJ. Guidelines for testing and revised criteria for lupus anticoagulants. SSC committee for the standardization of lupus anticoagulants. Thromb Haemost 1991;65:320-2. 6 - Reber G Reber G, de Moerloose P. Anti-beta2-glycoprotein I antibodies-when and how should they be measured? Thromb Res 2004;114:527-31. 7 - Groot de PG Groot de PG, Derksen RH. Antiphospholipid antibodies: update on detection, pathophysiology, and treatment. Curr Opin Hematol 2004;11:165-9. 8 - Simpson JL Simpson JL, Carson SA, Chesney C, Conley MR, Metzger B, et al. Lack of association between antiphospholipid antibodies and first trimester spontaneous abortion: prospective study of pregnancies detected within 21 days of conception. Fertil Steril 1998;69:814-20. 9 - Duckitt K Duckitt K, Harrington D.Risk factors for pre-eclampsia at antenatal booking: systematic review of controlled studies. BMJ 2005;330:565. 10 - Rand JH Rand JH, Wu XX, Andree HAM, Lockwood CJ, Guller S, Scher J, Harpel PC. Pregnancy loss in the antiphospholipid-antibody syndrome - a possible thrombogenic mechanism. N Engl J Med 1997;337:154-60. 11 - Khamashta MA Khamashta MA, Cuadrado MJ, Mujic F, Taub NA, Hunt BJ, Hughes GRV. The management of thrombosis in the antiphospholipid-antibody syndrome. N Engl J Med 1995;332:993-7. 12 - Rai R Rai R, Cohen H, Dave M, Regan L. Randomised controlled trial of aspirin plus heparin in pregnant women with recurrent miscarriage associated with phospholipid antibodies (or antiphospholipid antibodies). BMJ 1997;314:253-7. 13 - Lassere M Lassere M, Empson M. Treatment of antiphospholipid syndrome in pregnancy - a systematic review of randomized therapeutic trials. Thromb Res 2004;114:419-26. 14 - Empson M Empson M, Lassere M, Craig J, Scott J. Prevention of recurrent miscarriage for women with antiphospholipid antibody or lupus anticoagulant. Cochrane Database Syst Rev 2005 Apr 18;(2):CD002859. NVOG - Antifosfolipidesyndroom en Zwangerschap (2.0) - 09-11-2007 8

15 - Stephenson MD Stephenson MD, Ballem PJ, Tsang P, Purkiss S, Ensworth S, Houlihan E, Ensom MH. Treatment of antiphospholipid antibody syndrome (APS) in pregnancy: a randomized pilot trial comparing low molecular weight heparin to unfractionated heparin. J Obstet Gynaecol Can 2004;26:729-34. NVOG - Antifosfolipidesyndroom en Zwangerschap (2.0) - 09-11-2007 9

Disclaimer De NVOG sluit iedere aansprakelijkheid uit voor de opmaak en de inhoud van de voorlichtingsfolders of richtlijnen, alsmede voor de gevolgen die de toepassing hiervan in de patiëntenzorg mocht hebben. De NVOG stelt zich daarentegen wel open voor attendering op (vermeende) fouten in de opmaak of inhoud van deze voorlichtingsfolders of richtlijnen. Neemt u dan contact op met het Bureau van de NVOG (e-mail: info@nvog.nl). NVOG - Antifosfolipidesyndroom en Zwangerschap (2.0) - 09-11-2007 10