Praktijkvariatie Artrose Heup en Knie, 3 april 2014 Achtergrondinformatie



Vergelijkbare documenten
Verantwoordingsdocument. Praktijkvariatie De methodiek. CZ 27 februari 2013, versie 1.0

Management Samenvatting

Patienten informatieavond artrose

Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten

Factsheet Indicatoren Heupprothese (LROI)

Onderwerp Inkoopspecificatie toelichting Achmea Reactie NOV. Deelname aan LROI en transparantie over gebruikte prothesen.

Factsheet Indicatoren Knieprothese (LROI)

KWALITEITSRAPPORTAGE KNIEKLACHTEN Prothese

Patiënt-gerapporteerde uitkomstmaten voor patiënten met een heup- of knieprothese

Factsheet Indicatoren Heupprothese (LROI)

Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland. [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands]

Factsheet Indicatoren Heupprothese

Hoe zorgverzekeraars de kwaliteit van de zorg in beeld willen krijgen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

KWALITEITSRAPPORTAGE KNIEKLACHTEN Prothese

Handboek met indicatoren en normen Heup- en knievervanging, cataract, Infectie-revisies (Heup & Knie) en Bariatrische Chirurgie.

Veel gestelde vragen waardegericht inkopen van behandeling van heup- en knieartrose

Factsheet Indicatoren Knieprothese

PROMs in de orthopedie

Totale heupprothesen Een stap naar kwaliteit? Resultaten van de CM-studie Wat hebben wij ermee gedaan?

KWALITEITSRAPPORTAGE HEUPKLACHTEN

Inleiding Wat is artrose De oorzaken van artrose

K lit wa it e i, servi ce en lh sne id e Zesti ti h en oven

Curfs, I. Efficiënte indeling voor patiëntcontroles op de polikliniek

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. De totale heupprothese (nieuwe heup)

Rapport. Cardiovasculair risicomanagement. Simvastatine: keuze en dosering

Factsheet Indicatoren Dutch Hip Fracture Audit (DHFA)

Factsheet Indicatoren Heupprothese

Artrose. Wat is een gewricht? Wat is artrose? Klachten en symptomen

Fysiotherapie bij Artrose Heup-Knie van one size fits all naar meer zorg op maat

behandeling volgens de KNGF-richtlijn bij mensen met artrose aan de heup en/of knie.

Praktijkvariatierapport 7 aandoeningen electieve zorg 2014

Informatie avond Zorgpad Gewrichtsvervanging Heup en Knie. R.J.P. Noorda orthopedisch chirurg

Factsheet Indicatoren Knieprothese (LROI)

PROMs in de orthopedie. Liza van Steenbergen, epidemioloog LROI 23 maart 2017

Artrose Bewegen bij heup- en knieartrose

Een nieuwe heup of knie

Feiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting.

Infectie bij een gewrichtsvervangende

Factsheet Indicatoren Knieprothese

Wat is artrose? Hoe ontstaat artrose? Klachten Diagnostiek Behandeling Adviezen Medicijnen Operaties...

KWALITEITSRAPPORTAGE 2016 Heupklachten

Resultaten zorgevaluatie Orthopedie St. Antonius Ziekenhuis

Orthopedie. CMC 1 prothese/ Duimbasis prothese

Handleiding LROI-webforms Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten

Q&A Kwaliteitsvenster - Communicatie

Met welke indicatoren help je de patiënt nu echt?

Artrose: nieuwe inzichten. Margreet Kloppenburg. 7 maart 2009

Van leven met een versleten knie tot leven met een kunstknie

Figuur 1: Type zorg waarvoor men naar het buitenland ging (N=145)

De totale heupprothese

Littekencorrectie. Eerste consult

Integrale bekostiging en betere zorg?! Pascale Voermans manager Inkoop Medisch Specialistische Zorg Congres Zorgvisie, 26 november 2015

Artrose. Orthopedie. alle aandacht. (slijtage van de gewrichten)

ORTHOPEDIE. Zorgevaluatie Orthopedie

Patiëntenervaringen in beeld : Wat kunnen we leren van de PROMs? Suzanne van der Meulen-Arts Symposium CQI-ziekenhuizen 9 oktober 2012

Toelichting sterscores op Vergelijk en Kies. November 2014

Concept analyse voor consultatie zorg bij artrose van knie en heup. Datum 25 april 2014 Status Concept voor consultatie

Factsheet Indicatoren DSSR 2018 Geïnstrumenteerd (A) DSSR 2018 Registratie gestart: 2014

PATIËNTENFOLDER. ORTHOPEDIE Artrose in de heup

Heupoperatie. De totale heupprothese (THP)

Rapid recovery Heup. Wat is Rapid Recovery. Wat gebeurt er voor de operatie

Orthopedie. Tibiakop osteotomie / correctie van de beenstand

oinleiding 1 c oovergewicht en ernstig overgewicht (obesitas) in Nederlandd

Waardegerichte inkoop geïntegreerde zorg voor patiënten met artrose. Bert Geertsma, Congres geïntegreerde zorg eerste- en tweedelijn, 15 feb 2018

PATIËNTENFOLDER ORTHOPEDIE

De Knieprothese. Patiënteninformatie. Orthopedie Care To Move

Rapid Recovery in in de praktijk The Rijnland Experience

heup 112

PATIËNTENFOLDER. ORTHOPEDIE Artrose in de heup

Toetstabel THP vj 2019

adviezen RAPID RECOVERY na een hernia-operatie heup ZorgSaam

PROMs vragenlijst Knie

Hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

Schouderprothese voor een schouderbreuk. Poli Orthopedie

Commissie Kwaliteit mei 2013

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

LOAS Nieuwsbrief Juli 2019

Indicator 4a en 4b. Overweging ZiN

ACP 46 Vergadering Adviescommissie Pakket. Zorginstituut Nederland, Diemen

Wat kan de fysiotherapeut voor u betekenen? Bewe Soe ge pele n r m be et wegen heu me p t - re e u n knieartrose Verzekering

Standscorrectie artrotische knie

Standscorrectie van de artrotische knie

Efficiënte indeling voor patiëntcontroles op de polikliniek. Inez Curfs 25 november 2015

Schouderprothese. De schouder

Week van de Orthopedie

Hoe brengen we ongewenste praktijkvariatie terug?

Belangen spreker. Kwaliteitsregistratie: het werkt! Marc van Tilburg chirurg 30 oktober 2013

Meten is weten en zweten!?

De unicompartimentele knieprothese

Van Spaendonck MKB Banenmonitor. 2e kwartaal 2015

Transcriptie:

Praktijkvariatie Artrose Heup en Knie, 3 april 2014 Achtergrondinformatie Inleiding Naar aanleiding van het verzoek van de NPCF zal ZN de praktijkvariatiegegevens van 2011 publiceren. Praktijkvariatie geeft het verschil aan tussen regio s en instellingen hoe vaak een heup of knievervanging plaats vindt vanwege artrose. Er lijken instellingen te zijn in een regio die relatief meer opereren en er lijken weer andere instellingen te zijn in een regio die minder vaak opereren. De indicator praktijkvariatie wordt gedefinieerd als het aantal operatieve interventies per 100.000 verzekerden in de regio, gecorrigeerd voor relevante patiëntkenmerken (leeftijd, geslacht, SES en co-morbiditeit). Bij heupvervanging vanwege artrose is de spreiding op instellingsniveau in 2011 een factor 2,02. Bij knievervanging is in 2011 deze spreiding een factor 2,55. De cruciale vraag is wat praktijkvariatie betekent. Verschil moet er zijn want elke patiënt is immers uniek. Toch is het in sommige gevallen niet goed: Weinig operaties kan wijzen op onderbehandeling. Er worden dan te weinig mensen geopereerd. Een patiënt loopt de kans niet geopereerd te worden, terwijl het wel nodig is. Veel operaties kan wijzen op overbehandeling. Er worden dan teveel mensen geopereerd. In dat geval loopt een patiënt kans dat deze onnodig geopereerd wordt, terwijl een operatie altijd risico's met zich meebrengt. De algemene conclusie is dat transparantie weliswaar wordt toegejuicht, maar omdat het niet duidelijk is wat deze variatie nu betekent, deze gemeten praktijkvariatie vooral gezien moet worden als een aanleiding voor nadere analyse en onderzoek. Een variatie krijgt vooral pas betekenis als er een koppeling gemaakt kan worden met uitkomsten van zorg zoals in de PROMS. Commentaar 1. De Orde van Medisch Specialisten (OMS) heeft (mede namens de NOV) met zorg kennis genomen van het praktijkvariatierapport van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) over onder meer heupvervanging en knievervanging. Meer transparantie in de zorg is een streven dat de OMS van harte toejuicht. In die zin verwelkomt de OMS de praktijkvariatiecijfers van ZN. Maar de OMS is bezorgd over het feit dat er aan deze cijfers nauwelijks betekenis kan worden ontleend waardoor er een vertekend beeld kan ontstaan: Als alles transparant wordt, zie je niets meer. 2. De OMS plaatst kanttekeningen bij de door ZN gehanteerde methodiek. De huidige methodiek zorgt voor allerlei interpretatieproblemen en staat betekenisvolle en 1

vergelijkbare informatie voor (toekomstig) patiënten en medisch specialisten in de weg. De OMS signaleert onder andere de volgende interpretatieproblemen: a. ZN kan de medisch specialisten geen inzicht geven in de brondata; b. ZN maakt gebruik van declaratiegegevens. Declaratiegegevens zijn geen handelingsdata van medisch specialisten; c. De optimumvariatie is niet bepaald (het nulpunt tussen over- en onderbehandeling); d. Demografische en sociaal-economische factoren worden onvoldoende gecorrigeerd in de cijfers. Zie onder meer de regionale verschillen (gewrichtsslijtage, obesitas) zoals op pagina 4 e.v. geschetst. 3. Wanneer transparantie een doel op zichzelf wordt, heeft dit een eenzijdige focus op de prestaties van de medische sector tot gevolg. Een afrekencultuur in de medische sector draagt niet bij aan goede zorg. Integendeel, het ondermijnt het patiëntenvertrouwen en zet het reflecterend vermogen van medisch specialisten onder druk. Naast deze algemene punten is daar het volgende toe te voegen: 4. Het Rapport Praktijkvariatie suggereert dat variatie als zodanig ongewenst is. Omdat voor de dokter de kwaliteit van zorg voor de individuele patiënt op de eerste plaats staat zal er altijd een bepaalde mate van variatie in behandeling blijven bestaan. Het gaat er juist om te duiden welke behandeling ongewenst is (dus welke variatie van behandeling ongewenst is). 5. Een indicator zoals praktijkvariatie dient in een breder kader te worden bezien. Er is altijd een risico dat getallen als deze verabsoluteerd worden en dat daarmee gesuggereerd wordt dat zorg volledig gerationaliseerd kan worden (kookboekgeneeskunde). Voorbijgegaan wordt aan de ervaring van de professional die geneeskunst bedrijft en daardoor altijd (gezien de zorg van de individuele patiënt) per definitie zal variëren in zijn/haar weging/oordeel. 6. Zijn de betreffende richtlijnen helder en eenduidig wat indicatiestelling betreft? Is de evidence klip en klaar of bestaat er verschil in behandelstrategie ( Meerder wegen leiden naar Rome. )? 7. Zijn er mogelijk afspraken gemaakt met aanpalende regio s waardoor er bewust een variatie is gecreëerd? 8. Wordt er rekening gehouden met voorkeuren van patiënten? Bijvoorbeeld in het Westen zal een patiënt eerder een TK TH verlangen, en bijvoorbeeld in het Westland loopt men door met heupfractuur; 9. Er zijn voor orthopedie belangrijke regionale verschillen in de persoonskenmerken van de Nederlanders. M.n. de regionale verschillen tussen gewrichtsslijtage en obesitas lijken alleen meegenomen via Diabetes. Het is de vraag of dit voldoende is (zie pagina 4 e.v.). 10. Met name lage scores in de grensgebieden zouden verklaard kunnen worden door operaties in het buitenland (bijvoorbeeld in Zeeland). Daar is geen zicht op. 11. In de analyse is de noemer, de postcode van de patiënt. Maar dit hoeft niet de correcte regio te zijn. Uit onderzoek (NVZ, 2011) blijkt dat 25% van de patiënten niet voor het dichtstbijzijnde ziekenhuis kiest. M.n. orthopedische patiënten kiezen die kliniek met de kortste wachttijd. De wachttijden zou dus ook een verklaring kunnen vormen voor de variatie. 2

De data zijn van 2011. Wat heeft de NOV de afgelopen 3 jaar gedaan om een eventuele ongewenste praktijkvariatie te beperken c.q. te voorkomen? 1. Stimuleren van aandacht voor de juiste indicatiestelling vanuit de beroepsgroep via systematische ontwikkeling van nieuwe richtlijnen: Richtlijn THP, 2011; Richtlijn TKP, 2013. 2. Toezicht en controle via de kwaliteitsvisitaties op stringente toepassing van de richtlijn en/of standpunt. 3. Instellen Audit Teams Orthopedie; deze bezoeken de orthopedische uitbijters en gaan analyseren hoe een bepaald behandelbeleid verklaard kan worden en rapporteren aan het NOV bestuur. 4. De invoering van de PROMs is opgestart en per 2013 gekoppeld aan de landelijke Registratie van Orthopedisch Implantaten. Dan zal ook blijken welke behandeling het beste resultaat geeft voor de patiënt. Waar gaat het om? (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2013). Artrose of gewrichtsslijtage (ICD-10 code M15-M19) is een van de meest voorkomende gewrichtsaandoeningen van het bewegingsapparaat en komt met name voor bij ouderen. De belangrijkste, objectief waarneembare kenmerken zijn structuurverandering en verlies van kraakbeen en reactieve botwoekeringen (osteofyten) in het gewricht. Dit leidt tot verlies van de normale verhoudingen in het gewricht, met als gevolg (pijn)klachten, ochtend- en startstijfheid en beperkingen in het bewegen. Om hoeveel mensen gaat het? (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2013). Op 1 januari 2007 hadden naar schatting 240.000 mannen en 417.000 vrouwen artrose (in totaal ruim 650.000). Dit komt overeen met 29,7 per 1.000 mannen en 50,4 per 1.000 vrouwen. Alle soorten (heupartrose, knieartrose en overige perifere artrose) komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Knieartrose komt het vaakst voor. Het aantal mensen met artrose neemt toe met de leeftijd. In de toekomst stijging van het aantal mensen met artrose verwacht; Op basis van alleen demografische ontwikkelingen is de verwachting dat het absolute aantal personen met artrose die bij de huisarts bekend zijn tussen 2007 en 2040 met 52% zal stijgen. Wanneer ook rekening wordt gehouden met een toekomstige stijging van (ernstig) overgewicht (een belangrijke determinant van artrose), zal de prevalentie van artrose in de toekomst nog sterker gaan stijgen. Zijn er regionale verschillen in kenmerken van de mensen? (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2013). In Zuid-West Nederland meeste gewrichtsslijtage. In Nederland geeft 13,0% van de mensen aan dat ze last hebben van gewrichtsslijtage. De regio's die het hoogst scoren zijn Den Haag (15,0%), Zeeland (14,9%), Zuid-Limburg (14,6%), Rotterdam-Rijnmond (14,5%) en West- Brabant (14,3%). In geen van deze regio's kampen significant meer mensen met gewrichtsslijtage. Er zijn drie regio's die significant onder het Nederlands gemiddelde scoren. Dat is de regio Utrecht (9,3%) gevolgd door Amsterdam en Friesland (beide 11,0%). 3

In Nederland heeft gemiddeld 12,7% van de volwassenen van 19 jaar en ouder obesitas (ernstig overgewicht). De kaart toont de regionale verschillen in obesitas. In de GGD-regio's Utrecht en Gooi en Vechtstreek is het percentage volwassenen van 19 jaar en ouder met obesitas het laagst (ongeveer 10%). Het hoogst scoort de GGD-regio Zaanstreek Waterland (14,8%). De verschillen zouden onder andere verklaard kunnen worden door regionale variaties in leeftijd en geslacht. Daarom is er ook een kaart opgenomen waarbij is gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht. Wanneer we de regionale verschillen op gemeenteniveau bekijken zien we een clustering van gemeenten met een hoog percentage obesitas in Oost Groningen. 4

Welke behandeling is mogelijk (Nationaal Kompas Volksgezondheid, 2013). Symptoombestrijding: Er bestaat voor artrose geen behandeling die tot volledige genezing leidt. Bestrijding van symptomen gebeurt door interventies gericht op zelfmanagement, het verstrekken van adviezen over het vermijden van overmatige gewrichtsbelasting, het geven van pijnstillers, het geven van injecties met corticosteroïden in het gewricht en fysio- of oefentherapie. De werkzaamheid van oefentherapie op met name pijn is aangetoond. Algehele conditieverbetering en spierversterking lijken ook effectief. Gewrichtsvervangende operatie bij blijvende pijn: In een gevorderd stadium van artrose is een gewrichtsvervangende operatie mogelijk. Hiertoe wordt sneller dan voorheen overgegaan, zeker als de pijn ernstig is en de patiënt de operatie aankan. Een dergelijke operatie kan gepaard gaan met complicaties en de prothese kan soms weer los gaan zitten. Geopereerde patiënten zijn in belangrijke mate pijnvrij en hebben een verbeterde gewrichtsfunctie. Patiënten eerder geopereerd: Door een veranderde indicatiestelling worden patiënten tegenwoordig eerder geopereerd dan voorheen. Daardoor is het aantal ontslagdiagnosen met artrose als hoofddiagnose tussen 1980 en 2008 aanzienlijk gestegen. Veelal gaat het hierbij om ontslag na een gewrichtsvervangende operatie, waarbij steeds nieuwere typen prothesen worden gebruikt. De toename van het aantal opnamen gaat gepaard met een vermindering van het aantal opnamedagen. Dit is vooral het gevolg van een kortere opnameduur na de operatie. Hoeveel mensen krijgen jaarlijks een heup/knie prothese? (LROI, 2013) Totale Heupprothesen en Totale knieprothesen in cijfers; zie bijlagen met uit de LROI samengevatte data. 5