Opgaven bij Hoofdstuk 3 - Productiesystemen



Vergelijkbare documenten
Tussentijdse toets Expertsystemen

Oefenopgaven Intelligente Systemen

p. 1/39 Voorbeeld: R = {R 1 : if same(x,a) and same(y,b) then R 2 : if same(x,b) then add(u,f) fi, R 3 : if same(z,c) and same(w,d) then

Kennisrepresentatie. Vormen van kennisrepresentatie. Geschiedenis productiesystemen. Productieregelformalisme

Constraint satisfaction. Computationele Intelligentie. Voorbeelden. Een constraint satisfaction probleem. Constraint Satisfaction

CLIPS en het Rete-algoritme. Productieregels in CLIPS. Feiten. Productiesysteem (voorbeeld)

Opgaven bij Hoofdstuk 4 - Frames en Overerving

Kosten. Zoekalgoritmen ( ) College 5: Zoeken met kosten. Een zoekprobleem met stapkosten. Een voorbeeld: het vinden van een route

Expertsystemen. Hoorcollege 9: Knowledge engineering en maintenance. Representatie van kennis. Verkrijgen en modelleren van kennis

Automaten. Informatica, UvA. Yde Venema

Vierde college algoritmiek. 2 maart Toestand-actie-ruimte Exhaustive Search

Programmeren A. Genetisch Programma voor het Partitie Probleem. begeleiding:

Ontwerp van Algoritmen: opgaven weken 3 en 4

Practicumopgave Mehmet Oktener

Eventing. Introductie. Regel verwerking. Basis structuur

Computationele Intelligentie

Inhoud eindtoets. Eindtoets. Introductie 2. Opgaven 3. Terugkoppeling 6

Elfde college algoritmiek. 18 mei Algoritme van Dijkstra, Heap, Heapify & Heapsort

Manipulatie van onzekerheid in regels

Representatie & Zoeken

start -> id (k (f c s) (g s c)) -> k (f c s) (g s c) -> f c s -> s c

Semantiek (2IT40) Jos Baeten. HG 7.19 tel.: Hoorcollege 3 (12 april 2007)

Model-gebaseerd Redeneren. Ervaringsregels. Medische diagnostiek: facialisparese. Gebruik van modellen. Probleemoplossen op grond van ervaringsregels:

Derde college algoritmiek. 16/17 februari Toestand-actie-ruimte

Hertentamen 8D040 - Basis beeldverwerking

Tiende college algoritmiek. 13/21 april Gretige Algoritmen Algoritme van Dijkstra

Derde college algoritmiek. 18 februari Toestand-actie-ruimte

Doel van college 2. College 2: CASNET systeem. Bestuderen van een concreet systeem dat model-gebaseerd redeneert. CASNET is een medisch expertsysteem:

ling van die eigenschap binnen het model geldt. In het bijzonder bij het wiskundig modelleren van een programma kan een eigenschap met wiskundige zeke

behulp van een semantisch tableau en een daarmee geconstrueerd tegenvoorbeeld.

Wiskundige beweringen en hun bewijzen

Tiende college algoritmiek. 2 mei Gretige algoritmen, Dijkstra

Kosten. Computationale Intelligentie. Een zoekprobleem met stapkosten. Een voorbeeld: het vinden van een route. Zoeken met kosten.

Derde college complexiteit. 7 februari Zoeken

Tiende college algoritmiek. 14 april Gretige algoritmen

Uitleg van de Hough transformatie

AI Kaleidoscoop. College 6: Deel 1:Expert systemen Deel 2: Onzekerheid in redeneren. Deel II: Redeneren met onzekerheid. Redeneren met onzekerheid

Elfde college complexiteit. 23 april NP-volledigheid III

Vijfde college complexiteit. 21 februari Selectie Toernooimethode Adversary argument

Logica voor Informatica

Doorzoeken van grafen. Algoritmiek

Recapitulatie: Ongeïnformeerd zoeken. Zoekalgoritmen ( ) College 2: Ongeïnformeerd zoeken. Dynamische breadth-first search

Computationale Intelligentie Dirk Thierens

Uitwerking tentamen Analyse van Algoritmen, 29 januari

Inleiding Programmeren 2

Derde college algoritmiek. 23 februari Toestand-actie-ruimte

Artificiële Intelligentie 1. Kennissystemen. 22 oktober 2002

Inleiding Programmeren 2

Vierde college algoritmiek. 1 maart Toestand-actie-ruimte Brute Force

Practicumopgave 3: SAT-solver

Basiskennis lineaire algebra

Tentamen Compilers (2M220) 19 maart 2002, 9.00u-12.00u

Lokaal zoeken. Computationele Intelligentie. Een representatie van het kleuringsprobleem. Impliciete doeltoestanden. Lokaal zoeken

Redeneren met Onzekerheid II. Manipulatie van Onzekerheid. Kansverdeling. if E 2 then H y2 fi. if E 1 and E 2 then H z fi.

Gelijktijdigheid: Wederzijdse Uitsluiting & Synchronisatie Concurrency: Mutual Exclusion & Synchonization (5e ed: , Appendix A.

Artificiële intelligentie: les van 21 november 2002

Zoeken met beperkt geheugen. Zoekalgoritmen ( ) College 7: Zoeken met beperkt geheugen. Een representatie van het kleuringsprobleem

7 Omzetten van Recursieve naar Iteratieve Algoritmen

Tentamen Kunstmatige Intelligentie (INFOB2KI)

Logic for Computer Science

Uitgebreide uitwerking Tentamen Complexiteit, mei 2007

Minimum Opspannende Bomen. Algoritmiek

public boolean equaldates() post: returns true iff there if the list contains at least two BirthDay objects with the same daynumber

8C080 deel BioModeling en bioinformatica

Oplossingen Datamining 2II15 Juni 2008

Achtste college algoritmiek. 8 april Dynamisch Programmeren

Terug naar regels. Redeneren met onzekerheid III. Voorbeeld. Kies een geschikte theorie Vind een invulling voor de combinatiefuncties f and, f or,

Lab Webdesign: Javascript 3 maart 2008

Grafen en BFS. Mark Lekkerkerker. 24 februari 2014

Tiende college algoritmiek. 26 april Gretige algoritmen

(iii) Enkel deze bundel afgeven; geen bladen toevoegen, deze worden toch niet gelezen!

Vijfde college algoritmiek. 2/3 maart Exhaustive search

OPDRACHT Opdracht 2.1 Beschrijf in eigen woorden wat het bovenstaande PSD doet.

Opgave 2 ( = 12 ptn.)

Take-home Tentamen Protocolvericatie. Universiteit van Amsterdam. 27 Maart 1994

maplev 2012/5/1 15:47 page 469 #471 Procedures (vervolg)

De volgende opgave gaat over de B-bomen van het college, waar sleutels zowel in de bladeren als ook in de interne knopen opgeslagen worden.

Vierde college complexiteit. 26 februari Beslissingsbomen en selectie Toernooimethode Adversary argument

ALGORITMIEK: antwoorden werkcollege 5

ALGORITMIEK: antwoorden werkcollege 5

Uitgebreide uitwerking Tentamen Complexiteit, juni 2017

In deze les. Eerste orde logica. Elementen van EOL. Waarom eerste orde logica? Combinatie met logica. Variabelen en Kwantoren

Logica voor Informatici najaar 2000 Opgaven en Oplossingen Hoofdstuk 2

Computationele Intelligentie

3 Wat is een stelsel lineaire vergelijkingen?

Tentamen Kunstmatige Intelligentie (INFOB2KI)

1 Religie vs herschrijven 3. 2 Herschrijven 4. 3 Rekenen 5. 4 Tellen 6. 5 Syracuse probleem 7. 6 Herschrijftheorie 8. 7 Terminatie en Confluentie 9

Onafhankelijke verzamelingen en Gewogen Oplossingen, door Donald E. Knuth, The Art of Computer Programming, Volume 4, Combinatorial Algorithms

Voorbeeldtentamen Inleiding programmeren (IN1608WI), Oktober 2003, , Technische Universiteit Delft, Faculteit EWI, Afdeling 2.

Digitale technieken Deeltoets II

Negende college algoritmiek. 15 april Dynamisch Programmeren

III.2 De ordening op R en ongelijkheden

Inl. Adaptieve Systemen

Module Limieten van de berekenbaarheid : antwoorden

SQL Aantekeningen 3. Maarten de Rijke 22 mei 2003

RAF belangrijk te onthouden

2IV10 Oefentoets uitwerking

Inleiding. Inleiding. Artificiële Intelligentie 1. Waarschijnlijkheid en redeneren met waarschijnlijkheid. Omgaan met onzekerheid. Waarschijnlijkheid

Expertsystemen. Marco Wiering CGN A126 Tel

Vorig college. IN2505-II Berekenbaarheidstheorie College 4. Opsommers versus herkenners (Th. 3.21) Opsommers

Transcriptie:

Opgaven bij Hoofdstuk 3 - Productiesystemen Top-down inferentie In de opgaven in deze paragraaf over top-down inferentie wordt aangenomen dat de feitenverzameling alleen feiten bevat die als getraceerd zijn gemarkeerd. Neem voorts aan dat de or-operator in productieregels sterker bindt dan de and-operator. Voor het slagen van een disjunctie is het voldoende als één conditie slaagt; voor het falen van een conjunctie is het voldoende als één conditie (disjunctie) faalt. Opgave 1 a. Zij gegeven de volgende verzameling productieregels: {R 1 : if notsame(x,h) and greaterthan(y,100) then add(z,a) fi, R 2 : if notsame(x,e) or same(x,h) then add(z,b) fi, R 3 : if notknown(z) then add(w,d) fi, R 4 : if lessthan(u,20) or known(z) then add(w,c) fi} en de volgende initiële feitenverzameling F: F = {x = {E,H},y = 120,u = 20} De variabelen u, y, en w zijn eenwaardig; de variabelen x en z zijn meerwaardig. Stel dat de variabele w een doelvariabele is, en stel dat x, y, en u vraagbaar zijn. Welke productieregels zullen slagen en welke falen bij het toepassen van backward-chaining op deze feitenverzameling en verzameling productieregels? Geef de feitenverzameling F na afloop van de inferentie. b. Stel dat de volgende productieregel wordt toegevoegd aan de bovenstaande vier regels, voorafgaand aan de consultatie van de kennisbank: R 5 : if lessthan(u,30) and notsame(w,d) then add(v,g) fi De variabele v is niet vraagbaar; w is opnieuw de doelvariabele. Er wordt uitgegaan van dezelfde initiële feitenverzameling F als in opgave a. Geef de feitenverzameling die resulteert na het toepassen van backward-chaining. c. Stel dat de look-ahead faciliteit wordt toegevoegd aan het backward-chaining algoritme. Zal hierdoor de zoekruimte van opgave 1.a veranderen? Wanneer heeft look-ahead wel en wanneer geen effect op de zoekruimte? Geef een toelichting op uw antwoord. d. Een deel van elke rule base in een productiesysteem kan vertaald worden naar klassieke eerste-orde predikatenlogica met gelijkheid en ordeningspredikaten. De omzetting kan meestal niet volledig geschieden. Dit is ook het geval voor de rule base in vraag a. Welke productieregels in de rule base in vraag a kunnen worden omgezet naar eerste-orde predikatenlogica? Geef de logische representatie van deze regels. Waarom kunnen de andere regels niet worden omgezet? 7

Opgave 2 a. Beschouw de volgende verzameling productieregels: {R 1 : if same(x,a) and same(y,b) then add(z,c) fi, R 2 : if same(z,d) then add(x,b) fi} geef een beschrijving van een methode waarmee voorkomen kan worden dat het top-down inferentie-algoritme in oneindige recursie gaat als de variabele x wordt getraceerd. b. In het productieregelformalisme dat in het MYCIN-systeem wordt toegepast, wordt gebruik gemaakt van object attribuut waarden tupels. In MYCIN kan een object één of meer instantiaties hebben. Veronderstel nu dat u een top-down inferentiealgoritme moet ontwerpen voor een productieregelformalisme zoals in MYCIN geboden wordt. Geef een korte beschrijving van de wijze waarop u in dit algoritme het optreden van oneindige recursie in het geval van self-referencing rules voorkomt. Opgave 3 a. Zij gegeven de volgende verzameling productieregels: {R 1 : if lessthan(z,20) and notknown(y) then add(w,b) fi, R 2 : if same(x,c) and known(y) then add(w,d) fi, R 3 : if notsame(x,b) and greaterthan(z,100) then add(y,g) fi} waarin de variabelen x,y en z eenwaarig zijn, en de variabele w meerwaardig is. Stel dat w een doelvariabele is en dat slechts de variabelen x en z vraagbaar zijn. Stel dat de volgende feitenverzameling gegeven is: F = {x = C,z = 5}. Geef de feitenverzameling F na afloop van het toepassen van backward-chaining op deze productieregels. Laat zien welke productieregels bij toepassing geslaagd zijn en welke gefaald hebben, en waarom. b. Stel dat aan de bovenstaande drie productieregels de self-referencing rule R 4 : if notknown(y) then add(y,a) fi wordt toegevoegd en dat gebruik wordt gemaakt van een backward-chaining algoritme dat geselecteerde regels markeert voordat ze worden toegepast. Wat zal dan de feitenverzameling F zijn na toepassing van backward-chaining als uitgegaan wordt van dezelfde initiële feitenverzameling F? c. Heeft de keuze van de conflictresolutie strategie in top-down inferentie met een look-ahead faciliteit invloed op de waarden die uiteindelijk afgeleid worden voor een meerwaardige doelvariable? En voor een willekeurige variabele? Motiveer uw antwoord. 8

Opgave 4 a. Beschouw de volgende verzameling productieregels: {R 1 : if notknown(y) or lessthan(z,50) then add(w,b) fi, R 2 : if same(x,c) and known(y) then add(w,d) fi, R 3 : if lessthan(z,25) and same(y,g) then add(w,e) fi, R 4 : if notsame(x,b) and greaterthan(z,100) then add(y,g) fi} De variabele z is eenwaardig; de variabelen x, y en w zijn meerwaardig. Vraagbaar zijn alleen de variabelen x en z. De feitenverzameling is initieel leeg. Veronderstel dat de variabele w het doel van top-down inferentie met deze regels is, en dat de gebruiker tijdens de inferentie desgevraagd de antwoorden x = {B, C} en z = 15 geeft. Neem aan dat variabelen als getraceerd worden gemarkeerd tijdens de inferentie. Geef de feitenverzameling na afloop van top-down inferentie met bovenstaande productieregels en feiten. Laat zien welke regels tijdens de inferentie geslaagd zijn en welke gefaald hebben. b. Beschouw nogmaals de verzameling productieregels uit onderdeel a van deze opgave. De feitenverzameling die resulteert na afloop van de inferentie is afhankelijk van de antwoorden die de gebruiker op de door het systeem gestelde vragen heeft gegeven: bij andere antwoorden kan een andere feitenverzameling ontstaan. Neem aan dat waarden van de variabele x deelverzamelingen zijn van de verzameling {A, B, C}, met uitzondering van de lege verzameling, en dat de variabele z waarden kan aannemen uit de verzameling van gehele getallen. Neem ook aan dat de gebruiker de speciale waarde unknown, waarmee aangegeven wordt dat de waarde voor de variabele onbekend is, niet zal invoeren. Geef een beschrijving van alle mogelijk resulterende feitenverzamelingen in termen van de antwoorden van de gebruiker. c. Veronderstel dat in een kennissysteem naast de gebruikelijke doelvariabelen en vraagbare variabelen, ook gespecificeerd kan worden dat een variabele van het type askfirst is. Indien een variabele als askfirst is gespecificeerd, wordt direct nadat de variabele een (sub)doel is geworden tijdens de inferentie een vraag om invoer aan de gebruiker gesteld. Pas als de gebruiker niet in staat is een waarde in te voeren voor de variabele, wordt onderzocht of de variabele afgeleid kan worden met behulp van productieregels. Pas op grond hiervan het algoritme van top-down inferentie zodanig aan dat met askfirst variabelen rekening gehouden wordt. d. Beschouw een productieregelformalisme dat van de variabele waarde representatie gebruik maakt. Leg uit waarom het in zo n formalisme niet mogelijk is de waarden van twee variabelen te vergelijken. Opgave 5 a. Beschouw de volgende verzameling productieregels: {R 1 : if same(x,a) then add(w,b) and add(z,c) fi, 9

R 2 : if known(z) then add(w,d) fi, R 3 : if greaterthan(y,50) or lessthan(y,30) then add(z,e) fi} De variabele y is eenwaardig; de variabelen x, z en w zijn meerwaardig. Vraagbaar zijn alleen de variabelen x en y. De feitenverzameling is initieel leeg. Veronderstel dat de variabele w het doel van top-down inferentie met deze regels is, en dat de gebruiker tijdens de inferentie desgevraagd de antwoorden x = {A} en y = 53 geeft. Geef de feitenverzameling na afloop van top-down inferentie met bovenstaande productieregels en feiten. Laat zien welke regels tijdens de inferentie geslaagd zijn en welke gefaald hebben. b. Beschouw nogmaals de bovenstaande verzameling productieregels. Veronderstel nu dat de variabele z als doel van de inferentie wordt genomen in plaats van de variabele w; de gebruiker geeft tijdens de inferentie desgevraagd opnieuw de antwoorden x = {A} en y = 53. Zal de nu resulterende feitenverzameling verschillen van de bij onderdeel a gevonden feitenverzameling? Motiveer uw antwoord. c. Beschouw de volgende verzameling productieregels: {R 1 : if same(o,a,v) and lessthan(o,b,10) then add(o,c,u) fi, R 2 : if lessthan(o,b,100) or same(p,d,w) then add(p,e,u) fi} waarin de objecten o en p voorkomen; a, c en e zijn meerwaardige attributen, en b en d zijn eenwaardige attributen. Er wordt gebruik gemaakt van top-down inferentie met doelattribuut c. Alleen de attributen a, b en d zijn vraagbaar. De initiële feitenverzameling F is gelijk aan: F = {o.a = {v,w},o.b = 7} Geef een vertaling van de bovengenoemde productieregels en feiten in eerste-orde predikatenlogica, rekening houdend met de betekenis van de regels. Vergelijk de feitenverzameling F die verkregen wordt door het toepassen van top-down inferentie op de gegeven regels en feiten, met de logische formules die resulteren door toepassing van een gezond en volledig stelsel logische afleidingsregels op de verkregen formules in de eerste-orde predikatenlogica. Opgave 6 a. Beschouw een kennisbank met verzameling productieregels R, waarin van een object-attribuut-waarde representatie gebruik gemaakt wordt. In de domeindeclaratie van de kennisbank zijn enkele attributen als doelattribuut gedeclareerd; deze attributen kunnen worden getraceerd met behulp van een top-down inferentie-algoritme. In de toegepaste kennissysteemshell is de volgende verfijning van het top-down inferentie-algoritme verwerkt: als in een conditie de predikaten same of equal voorkomen, wordt de in de conditie voorkomende object-attribuut-waarde tupel, in plaats van het object-attribuut paar, getraceerd. Alle hiermee verband houdende inferentiestappen hebben betrekking op dit specifieke object-attribuut-waarde tupel, en niet, zoals in het standaard-algoritme, op het object-attribuut paar. 10

Zal toepassing van dit verfijnde inferentie-algoritme op een willekeurige rule-base R en initiële feitenverzameling F, een feitenverzameling F opleveren die altijd gelijk is aan de feitenverzameling F, die verkregen wordt door toepassing van top-down inferentie zonder deze verfijning? Verklaar uw antwoord aan de hand van een voorbeeld. b. Toevoeging van de look-ahead-faciliteit aan het top-down inferentie-algoritme kan leiden tot het snoeien van de zoekruimte van het inferentieproces. Stel dat deze faciliteit geïmplementeerd is door middel van de functie LookAhead. In het standaard-algoritme worden de condities van de met look-ahead onderzochte regel door middel van de procedure Apply geëvalueerd als look-ahead slaagt (en true retourneert); anders wordt de regel niet toegepast. Noem tenminste drie situaties waarin look-ahead zou slagen, maar waarin het niet noodzakelijk is de condities van de betreffende productieregel na toepassing van look-ahead te evalueren. c. Beschouw een kennissysteem waarin kennis gerepresenteerd kan worden met behulp van productieregels met variabele-waarde representatie, en waarin van topdown inferentie met conflictresolutie gebruik wordt gemaakt. De methode van conflictresolutie ordent productieregels op grond van een prioriteitsgetal dat vooraf aan de productieregels is toegekend. Beschouw nu de volgende twee implementaties van top-down inferentie: Algoritme A: Een top-down inferentie-algoritme, waarbij geselecteerde productieregels in de procedure Infer worden gesorteerd op grond van prioriteit met behulp van de functie Sort: procedure Infer(variable) global rule-base; Select(rule-base, variabele, selected-rules); R Sort(selected-rules); rule R; while rule nil do if not used(rule) then LookAhead(rule); Apply(rule) fi; rule R od end Met rule R wordt aangegeven dat de eerste regel van de gesorteerde lijst R wordt toegekend aan rule, en verwijderd (indien R niet leeg is) uit R; als R leeg is, kent rule R de lege waarde nil toe aan rule. Algoritme B: Een top-down inferentie-algoritme, waarin gebruik wordt gemaakt van een queue, die in de globale variabele Q is vastgelegd, met operatie v Q waarmee het eerste element van de queue Q wordt verwijderd, en toegekend wordt aan v; de lege queue is gelijk aan nil. De procedure Infer is als volgt gespecificeerd: 11

procedure Infer(variable) global rule-base, Q; Select(rule-base, variabele, selected-rules); Q Sort(Q selected-rules); while Q nil do rule Q; if not used(rule) then LookAhead(rule); Apply(rule) fi od end Veronderstel dat in productieregels slechts van de actie add gebruik wordt gemaakt, en neem aan dat alle variabelen meerwaardig zijn en geen vragen kunnen worden gesteld. Zullen de algoritmen A en B voor elke verzameling productieregels en initiële feitenverzameling hetzelfde resultaat opleveren? Verklaar uw antwoord. Opgave 7 Beschouw een kennissysteem met domeindeclaratie D = {x s a : {A,D,E},y s a : int,z m g : 2 {B,G},w m : 2 {C,H} } (dat wil zeggen: de variabele z is een doelvariabele, de variabelen x en y zijn eenwaardig (singlevalued) en vraagbaar (askable); z en w zijn meerwaardig (multivalued)), en verzameling productieregels: R = {R 1 : if same(x,a) then remove(w,c) fi, R 2 : if notsame(x,d) or lessthan(y,10) then add(w,c) fi, R 3 : if equal(y,2) and notsame(x,e) then add(w,h) fi, R 4 : if same(w,c) then add(z,b) fi} Een regelverzameling R heet equivalent met een regelverzameling R als R en R voor elke initiële feitenverzameling F na toepassing van top-down inferentie dezelfde feitenverzameling F opleveren. In het kennissysteem wordt gebruik gemaakt van top-down inferentie. De actie remove is ongedefinieerd als deze wordt uitgevoerd op een variabele met waarde unknown. Neem nu aan dat in het top-down inferentie-algoritme een algoritme voor conflictresolutie vervat is, dat ongedefinieerde acties probeert te voorkomen door het aanbrengen van een ordening in geselecteerde regels. a. Laat zien hoe u de bovenstaande regelverzameling R kunt herschrijven naar een equivalente regelverzameling R waarin de actie remove niet voorkomt. Neem aan dat van het bovenbeschreven inferentie-algoritme gebruik wordt gemaakt. b. Laat nu in het algemeen zien hoe, en onder welke voorwaarden, een verzameling productieregels, waarin de actie remove voorkomt, kan worden herschreven naar een equivalente verzameling regels R waarin slechts de actie add voorkomt. 12

Opgave 8 In heuristische, diagnostische kennissystemen wordt diagnostische kennis gerepresenteerd aan de hand van informele regels van de vorm als <aanwijzingen> dan <(sub)diagnose> Bijvoorbeeld, als koorts en hoesten dan influenza In andere diagnostische kennissystemen, een klassiek voorbeeld is CASNET/ GLAUCOMA, wordt echter gebruik gemaakt van oorzaak-gevolg (causale) kennis als basis voor diagnostiek. Informeel hebben regels in zo n causaal, diagnostisch kennissysteem de volgende vorm: als <oorzaak> dan <gevolg> De kennis in de bovenstaande heuristische regel zou, bijvoorbeeld, kunnen worden vastgelegd in informele, causale regels van de vorm: als influenza dan koorts als influenza dan hoesten Dit soort regels kan voor diagnose worden gebruikt. Als bijvoorbeeld sprake is van hoesten dan kan de diagnose influenza worden gesteld, omdat immers vastgelegd is dat hoesten een causaal gevolg is van influenza. Ook kunnen in zo n causaal kennissysteem causale ketens van regels voorkomen, omdat conclusies en condities met elkaar mogen corresponderen. In het bovenstaand voorbeeld zou bijvoorbeeld de regel als influenza-a dan influenza kunnen worden toegevoegd. Stel dat R de formele productieregel-representatie is van (informele) causale regels als hierboven gegeven, waarbij van een object-attribuut-waarde representatie gebruik wordt gemaakt. Tevens is gedeclareerd welke attributen aan de gebruiker gevraagd moeten worden, en welke attributen als doelen fungeren. Vraagbare attributen komen gewoonlijk voor in een conclusie van een productieregel; doelen komen altijd voor in een conditie. Een uitzondering op de regel dat vraagbare attributen voorkomen in de conclusie van regels, vormen vraagbare attributen die als voorwaarde op de causale relatie dienst doen. Bijvoorbeeld: als influenza en leeftijd > 70 dan longontsteking representeert een causale relatie tussen influenza en longontsteking die slechts van toepassing is voor personen ouder dan 70 jaar. Het attribuut leeftijd wordt daarom gevraagd aan de gebruiker zodra de bovenstaande regel wordt toegepast. a. Pas nu het top-down inferentie zodanig aan dat het algoritme gebruikt kan worden voor diagnose in een causaal kennissysteem. 13

b. Is elke heuristische kennisbank zondermeer te vertalen naar een kennisbank voor een causaal kennissysteem, zodanig dat altijd dezelfde feitenverzameling wordt verkregen met toepassing van respectievelijk de heuristische en causale vormen van het top-down inferentie-algoritme (neem bijvoorbeeld aan dat een patiënt alleen koorts heeft, en vergelijk de resultaten van de beide soorten regels)? Verklaar uw antwoord. 14

Bottom-up Inferentie Neem in de opgaven in deze paragraaf aan dat alle variabelen eenwaardig zijn. Opgave 9 Beschouw de volgende verzameling productieregels: {R 1 : if same(x,a) and lessthan(z,20) then add(y,b) fi, R 2 : if same(x,c) and lessthan(z,15) then add(u,d) fi, R 3 : if same(y,b) and same(u,d) then add(u,h) fi} Deze verzameling regels wordt geraadpleegd met behulp van bottom-up inferentie waarin van conflictresolutie door recentheid wordt gebruik gemaakt. Veronderstel dat de volgende initiële feitenverzameling F gegeven is: F = {1 : x = A,2 : y = B,3 : z = 10,4 : x = C,5 : z = 19} a. Geef de conflict set van regelinstantiaties die in de eerste inferentiestap op basis van bovenstaande regels en feiten wordt geconstrueerd. Welke instantiatie wordt voor evaluatie gekozen? b. Laat zien hoe de feitenverzameling veranderd is na evaluatie van de geselecteerde instantiatie. Zal de inferentie uiteindelijk termineren? Motiveer uw antwoord aan de hand van de wijzigingen die achtereenvolgens in de feitenverzameling zullen optreden. c. Stel dat de volgende productieregel aan de bovengegeven verzameling productieregels wordt toegevoegd: R 4 : if same(x,c) and greaterthan(z,0) then remove(2) fi Het uitvoeren van de actie remove(2) heeft tot gevolg dat het feit dat matcht met de tweede conditie in de productieregel uit de feitenverzameling wordt verwijderd. Neem aan dat gebruik wordt gemaakt van dezelfde initiële feitenverzameling F als boven gegeven is. Geef de feitenverzameling na terminatie van de inferentie. d. Kan de keuze van de conflict-resolutie strategie van invloed zijn op het al dan niet termineren van bottom-up inferentie met een gegeven regelverzameling R en feitenverzameling F? Motiveer uw antwoord. Opgave 10 a. Zij gegeven de volgende verzameling productieregels: {R 1 : if same(x,a) and equal(y,10) then add(z,b) fi, R 2 : if same(z,c) and lessthan(y,20) then add(x,a) fi} 15

en de volgende feitenverzameling F: F = {1 : x = A,2 : z = C,3 : y = 10,4 : z = C} Er wordt gebruik gemaakt van bottom-up inferentie om uit de gegeven feiten en regels nieuwe feiten af te leiden. Geef de conflict set die op basis van de bovengegeven productieregels en feitenverzameling geconstrueerd wordt. Welke regelinstantiatie wordt hieruit gekozen voor evaluatie als conflictresolutie op basis van recentheid wordt toegepast? Hoe is de feitenverzameling veranderd na evaluatie van de gekozen instantiatie. Zal de inferentie uiteindelijk termineren? Motiveer uw antwoord. b. Stel dat de volgende productieregel wordt toegevoegd aan de bovenstaande twee regels voorafgaand aan de consultatie van de kennisbank: R 3 : if same(z,b) then add(z,c) fi Er wordt uitgegaan van dezelfde initiële feitenverzameling F als in opgave a. Geef de feitenverzameling die uiteindelijk resulteert. Zal de inferentie termineren? Motiveer uw antwoord. c. Geef een korte beschrijving van een algoritme voor bottom-up inferentie voor niet-temporeel redundante toepassingen, waarin de selectie van regels uit de regelverzameling voor de conflict-set op efficiëntere wijze plaatsvindt dan door middel van sequentieel zoeken. d. Bij productiesystemen worden twee vormen van non-determinisme onderscheiden, te weten non-determinisme ten gevolge van het niet gespecificeerd zijn van: de volgorde waarin toepasbare regels geselecteerd worden, en de volgorde waarin de condities en conclusies geëvalueerd worden. Indien men een bepaalde strategie van bottom-up inferentie met conflictresolutie met recentheid wenst toe te passen, welke keuze(n) voor de genoemde vormen van non-determinisme, zal (zullen) dan invloed hebben op het gedrag van het systeem? Geef een toelichting. Opgave 11 a. Beschouw de volgende verzameling productieregels: {R 1 : if same(x,a) then add(y,b) fi, R 2 : if same(y,b) then remove(y,b) also add(x,a) fi, R 3 : if same(x,a) and same(y,b) then remove(x,a) fi} Het uitvoeren van een conclusie van de vorm remove(v, C) heeft tot gevolg dat het feit t : v = C met hoogste time-tag t uit de feitenverzameling wordt verwijderd. Deze verzameling regels wordt geraadpleegd met behulp van bottom-up 16

inferentie waarin van conflict resolutie door recentheid wordt gebruik gemaakt. Veronderstel dat de volgende initiële feitenverzameling F gegeven is: F = {1 : y = B} Geef de conflict set van regelinstantiaties die in de eerste inferentiestap op basis van bovenstaande regels en feiten wordt gevormd. Welke instantiatie wordt voor evaluatie gekozen? Geef de feitenverzameling die na evaluatie van de geselecteerde regelinstantiatie resulteert. b. Beschouw nogmaals de productieregels en de feitenverzameling die bij onderdeel a van deze opgave gegeven zijn. Zal de inferentie uiteindelijk termineren? Motiveer uw antwoord aan de hand van de wijzigingen die achtereenvolgens in de oorspronkelijke feitenverzameling zullen plaatsvinden. c. Beschouw een fabriek waarin de toestand van een bepaalde machine dag en nacht bewaakt moet worden. Daartoe worden met korte tussenpozen allerlei parameters aan de machine, zoals bijvoorbeeld de temperatuur, gemeten. Als bepaalde afwijkingen in de parameterwaarden in een vaste volgorde met tussenpozen na elkaar optreden, moet de machine stilgezet worden. Veronderstel dat u een regelgebaseerd kennissysteem dient te ontwikkelen dat de toestand van de machine bewaakt en een alarmmelding geeft zodra een ongewenste wijziging in de toestand is opgetreden. Beschrijf in het kort hoe de productieregels van uw systeem er uit zouden zien. 17