Beleid BWV Rotterdam, Verordening woon- en bedrijfsschepen 2004 Aan de Gemeenteraad. Op 4 december 2001 is het toenmalige college - na positieve advisering door de commissies SVVVHA en ROG - akkoord gegaan met de uitgangspunten en het beleidskader voor het beheer van woonboten. Daarbij is als kwalitatief uitgangspunt vastgesteld, dat het wonen op een woonboot een volwaardige woonvorm is en dat het beleid ten aanzien van woonboten zoveel mogelijk gelijk dient te worden geschakeld met wonen op de wal, met respect voor het specifieke karakter van het wonen op het water. Verder is er als uitgangspunt ervoor gekozen vooralsnog het aantal ligplaatsen op het huidige niveau te handhaven. Bij het vervallen van ligplaatsen, zoals in de Spaanse Polder het geval is, zullen gelijkwaardige alternatieven aan de huidige woonbootbewoners worden aangeboden. Directeur OBR is opgedragen, in samenwerking met ds+v, Brandweer en de dienst Gemeentewerken, in overleg te treden met de deelgemeenten, hoogheemraadschappen en vertegenwoordigers van de bewoners ten einde het beleidskader nader uit te werken en (stapsgewijs) voorstellen ter besluitvorming voorleggen. Hierna komen concrete voorstellen aan de orde, als uitwerking van het beleidskader voor het middellange termijn beheer van de ligplaatsen voor woonboten. Het betreft o.a. voorstellen inzake de status van de diverse ligplaatsen, uitgiftesystematiek, de aan woonboten te stellen eisen, brandveiligheid en het walkantgebruik. 1. Uitgiftesysteem In de beleidsnotitie Beheer Woonboten wordt een privaatrechtelijk uitgiftesysteem voorgesteld. Dit vanuit de gedachte het wonen op het water zo veel als mogelijk gelijk te schakelen met het wonen op de wal. Geopperd is om tot verhuur van de ligplaatsen over te gaan. Via de Klankbordgroep van bewoners is echter naar voren gekomen, dat woonbootbewoners ervoor vrezen, dat door de invoering van een privaatrechtelijk systeem hun rechtspositie verslechtert. Voor woonboten geldt geen huurbescherming en geen huurprijsbescherming. Voor het aangaan van een huurovereenkomst is het noodzakelijk dat er een wilsovereenkomst van beide partijen aan ten grondslag ligt. De verwachting is dat deze in veel gevallen niet aanwezig zal zijn. Daarom wordt voorgesteld het huidige systeem van een verordening met daaraan gekoppeld een vergunningstelsel te handhaven. Vanuit de optiek van het beheer is er geen dwingende reden om het huidige vergunningenstelsel te wijzigen. pagina 1
2. Aanwijzing en vergunningverlening in de huidige situatie Op dit moment is sprake van verschillende systemen die naast elkaar bestaan. Er zijn ligplaatsen die in 'aangewezen gebied' liggen en ligplaatsen die tot het 'bijzonder aangewezen gebied' behoren. Daarnaast is er een aantal gedoogsituaties en zijn er vier grondverhuringen met een recht op een ligplaats. Tenslotte zijn er woonboten die een vergunning van de provincie Zuid-Holland of van het Hoogheemraadschap van Schieland hebben ontvangen. In de aangewezen gebieden mag een ligplaats worden ingenomen zonder een ligplaatsvergunning. In het bijzonder aangewezen gebied mogen woonboten tijdelijk liggen, mits de woonbootbewoner in het bezit is van een ligplaatsvergunning. Deze boten liggen er inmiddels tientallen jaren. In deze periode is niet gebleken dat het in gebruik geven van dit water als ligplaats voor woonboten op weerstanden stuit, behoudens de 32 boten in de Spaanse Polder die in het kader van de revitalisering van dit bedrijventerrein in een uitplaatsingstraject zitten. Dit geldt ook voor de ligplaatsen van de provincie, de meeste ligplaatsen van het Hoogheemraadschap en enkele gedoogsituaties. Om redenen van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid wordt voorgesteld om alle woonbootlocaties onder één systeem te laten vallen. De looptijd van een vergunning is in het huidige stelsel één jaar. Om de bewoners meer zekerheid te bieden wordt voorgesteld aan alle bewoners een vergunning voor onbepaalde tijd te verstrekken, behoudens voor degenen die in de Spaanse Polder of op de zes zogenaamde uitsterflocatie liggen (zoals aangegeven op de bijgevoegde ligplaatsenkaart, zie ook punt 4). Deze onbepaalde termijn sluit aan bij het permanente karakter van de ligplaatsen in het huidige aangewezen gebied en de langdurige aanwezigheid van de overige woonboten. De vergunning kan gewijzigd of ingetrokken worden, indien zich zodanige omstandigheden of inzichten voordoen dat, indien deze ten tijde van vergunningverlening bekend waren geweest, de vergunning niet of niet in deze vorm zou zijn verleend. Voor de ligplaatsen in de Spaanse Polder en de uitsterflocaties is een overgangsregiem voorzien, waarbij de woonbootbewoners hun huidige vergunning behouden. De bewoners van woonboten die een vergunning hebben van het hoogheemraadschap en wier ligplaats positief bestemd wordt via het aanwijzingsbesluit, zullen voortaan naast de vergunning op basis van de keur van het hoogheemraadschap, ook een vergunning krijgen op basis van de verordening van de gemeente. Door alle ligplaatsen in het aanwijzingsbesluit op te nemen en alle woonbootbewoners een vergunning te verlenen, ontstaat een transparante en beheersbare uitgiftesystematiek. pagina 2
3. Nieuwe ligplaatsen Momenteel wordt onderzoek gedaan naar het toekomstig gebruik van de 27 door het Havenbedrijf aan het OBR overgedragen havens en 10 over te dragen havens. Gebleken is dat er veel behoefte is aan ligplaatsen voor varende woonboten. Met name in de tien over te dragen havens, waaronder de Leuvehaven, bevindt zich een aantal oudschippers, die op hun binnenschip zijn blijven wonen. Deze schippers kunnen zich niet kwalificeren - de schipper heeft bijvoorbeeld de afgelopen vijf jaar niet meer deelgenomen aan het actieve goederenvervoer over de binnenwateren - voor een van de hiervoor in het betreffende aanwijzingsbesluit voor oudschippers bedoelde ligplaatsen. Door de categorie varende woonschepen nu op te nemen in het aanwijzingsbesluit kan betreffende schippers rechtzekerheid worden verschaft en kan voorzien worden in de verwachte toekomstige behoefte. Wij hebben besloten een deel van de Persoonshaven, de Watertorenhaven en de Scheepmakershaven in het aanwijzingsbesluit op te nemen als lokatie voor varende woonschepen. 4. Ligplaatsenkaart en bestemmingsplan 4.1 Bij de ontwerpverordening hoort een aanwijzingsbesluit en een ligplaatsenkaart, welke voor u op de gebruikelijke wijze ter inzage zijn gelegd, beide vast te stellen door ons college. Op de ligplaatsenkaart zijn de diverse categorieën ligplaatsen aangeduid. Doel hiervan is de communicatie over de beschikbare ligplaatsen te vergemakkelijken. 4.2 In de bestemmingsplannen worden de bestemmingen vastgelegd en wordt niet beoogd het vergunningenstelsel van de Verordening en de daaraan verbonden voorwaarden te vervangen. Het opnemen in een bestemmingsplan heeft tot doel een regeling te geven omtrent het gebruik van gronden (water en oever). De grond kan de bestemming water krijgen met de nadere aanduiding woonboten toegestaan. 5. Eisen met betrekking tot woonboten 5.1 Woonboten vallen niet onder de nieuwe herziene Woningwet. In principe is het Bouwbesluit, dat is gebaseerd op de Woningwet, niet van toepassing op woonboten. Welstandstoetsing dient dan ook een bescheiden rol krijgen. Wij hebben besloten dat er geen welstandseisen aan woonboten worden gesteld, tenzij de woonboot ligt in een beschermd stadsgezicht (op grond van artikel 35 van de Monumentenwet) of een zogenaamd bijzonder welstandsgebied, zoals omschreven in de Koepelnota welstand. 5.2 Gezien het specifieke karakter van wonen op het water wordt voorgesteld terughoudend om te gaan met het stellen van regels aan bouwactiviteiten. Alleen ten aanzien van brandveiligheid en afmetingen dienen voorschriften in acht te worden genomen (zie punt 6). In de verordening is afgezien van het stellen van voorschriften ten aanzien van bouwtechniek en constructie. pagina 3
5.3 Op het gebied van milieu zijn de volgende drie eisen relevant. In de eerste plaats gaat het om eisen ten aanzien van geluidhinder. Woonboten vallen niet onder de Woningwet. Daarom zijn ze op basis van de Wet geluidhinder geen gevoelige bestemmingen. De provincie stelt in de Nota planbeoordeling dat ligplaatsen voor woonboten aan de milieuregelgeving moeten worden getoetst als ware hier sprake van reguliere woningen, maar hierbij gaat om het opnemen in bestemmingsplannen van nieuwe ligplaatsen waar nu nog geen woonboten liggen. De woonboten die vanaf nu in bestemmingsplannen worden geregeld met een aanduiding, liggen al geruime tijd op de huidige locaties zodat de provincie ze niet beschouwt als nieuwe situaties in het kader van de Wet geluidhinder. In de tweede plaats gaat het om eisen ten aanzien van luchtkwaliteit. Woonboten zijn aan te merken als verblijfsbestemmingen waar de dagelijkse verblijfsduur meer dan 12 uur bedraagt, zodat ze moeten voldoen aan het Besluit Luchtkwaliteit. Een deel van de woonboten in Rotterdam, waaronder de woonboten aan het Noorderkanaal, liggen binnen de grenswaarde-contour voor stikstofdioxide. Voor deze bestaande situaties dient een plan van aanpak te worden opgesteld waarbij in 2010 voldaan moet zijn aan de grenswaarde. Op 28 september hebben wij het plan van aanpak knelpunten luchtkwaliteit vastgesteld. Hierin wordt ingegaan op de aanpak van de knelpunten luchtkwaliteit, waaronder de woonboten. In de derde plaats gaat het om eisen ten aanzien van externe veiligheid. Woonboten zijn kwetsbare objecten in de regelgeving voor externe veiligheid. Uit de Risicoatlas blijkt echter dat er bij de A20 tussen het Kleinpolderplein en het Terbregseplein geen 10 6 plaatsgebonden risicocontour is danwel dat deze risicocontour niet buiten de rand van de weg ligt. Ook de andere woonbootlokaties liggen volgens de huidige inzichten niet binnen de grenswaardecontour externe veiligheid. Uit het bovenstaande blijkt dat aan de woonboten geen extra milieu-eisen gesteld worden. 6. Brandveiligheidsmaatregelen De Brandweer Rotterdam heeft ten tijde van de overdracht geconstateerd, dat de brandveiligheid bij enkele grote woonbootlocatie alarmerend is. Naar aanleiding van deze situatie hebben wij een beleidslijn met betrekking tot brandveiligheid voor woonschepen opgesteld. Deze beleidslijn geeft eisen en aanbevelingen ten aanzien van brandveiligheid voor woonboten. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. In verband met brandoverslag wordt in de beleidslijn bepaald, dat de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDO) bij nieuwe situaties niet lager dan 30 minuten dient te zijn, tenzij de onderlinge afstand tussen de boten meer dan 5 meter bedraagt. In de huidige situatie is de onderlinge afstand veelal minder dan vijf meter. pagina 4
Of de woonboten zodanige voorzieningen hebben, dat de WBDO 30 minuten is, is niet onderzocht. Naar aanleiding hiervan hebben wij op 14 augustus 2001 besloten directeur OBR op te dragen een investeringsprogramma op te stellen voor de verbetering van de brandveiligheid van woonboten op de locaties Gordelpad, Pelserthaven, Vroesenkade en Kanaalweg. Voor deze locaties zijn plannen opgesteld om de bereikbaarheid voor blusvoertuigen te verbeteren en de beschikbaarheid van bluswater te verbeteren. De noodzakelijke maatregelen voor het beschikbaar maken van bluswater zijn voor alle locaties uitgevoerd. De bereikbaarheid was alleen bij het Gordelpad bij het Noorderkanaal een probleem. Hier is een plan voor ontwikkeld. De inrichtingsplanprocedure voor de verbreding van het Gordelpad is echter nog niet afgerond. Dat gebeurt de komende maanden, waarna de werkzaamheden in principe zomer 2005 kunnen worden uitgevoerd. Met de Klankbordgroep woonbootbewoners is intensief overleg gevoerd over de wenselijkheid van brandveiligheidsmaatregelen. Zowel ten aanzien van de bereikbaarheid als ten aanzien van aan woonschepen te stellen eisen twijfelt een meerderheid van de bewoners aan de noodzaak van brandveiligheidsmaatregelen. Zij wijzen daarbij op het feit dat zich in het verleden geen noemenswaardige incidenten hebben voorgedaan. Ook stellen zij vraagtekens bij de juridische basis voor de gemeente om eisen te stellen, zij verwijzen daarbij naar de Wet Afschaffing van de Wet op Woonwagens en Woonboten waarin staat dat de gemeente beperkt wordt in het stellen van eisen aan woonboten (en wagens). Dit laatste wordt door ons weerlegd met verwijzing naar artikel 149 van de Gemeentewet, welk artikel de gemeenteraad de bevoegdheid geeft voor haar grondgebied verordeningen te maken die zij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Voorts kan worden aangevoerd dat de beoogde maatregelen zich niet primair richten op het voorkomen van brand in een woonschip maar het voorkomen van overslag van deze brand naar anderen. Wij hebben besloten de beleidslijn Brandveiligheid woonschepen als beleidsregel te hanteren bij de afgifte van nieuwe vergunningen. In de praktijk betekent dat de bereikbaarheid voor de Brandweer en de bluswatervoorzieningen voor alle ligplaatsen goed wordt geregeld en dat bij vervanging en ingrijpende verbouwingen van een boot ook het risico van branddoorslag en brandoverslag wordt geminimaliseerd. Op deze manier zal ieder jaar de brandveiligheid verbeteren. De Brandweer zal door middel van voorlichting aan de woonbooteigenaren advies geven over de vergroting van brandveiligheid bij de bestaande woonboten en zij zal de eigenaren wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de veiligheid. pagina 5
7. Walkantgebruik Het walkantgebruik moet gereguleerd worden. Veel woonbootbewoners hebben een deel van de walkant, die tot het openbaar gebied behoort, in gebruik als tuin, als bergruimte of als terras. Er is een wildgroei aan opstallen ontstaan, die in veel gevallen zelfs op kabel- en leidingentracees zijn geplaatst. In enkele gevallen is een huurovereenkomst gesloten voor het gebruik van grond. In de overige gevallen is dit gebruik van de walkant oneigenlijk. In overleg met Gemeentewerken en de leidingeigenaren heeft het OBR alle leidingen en opstallen van de walkantpercelen in kaart gebracht. Voorts heeft OBR een concepthuurovereenkomst opgesteld voor de walkant, waarin melding wordt gemaakt van de leidingen en de opstallen. De huurder is op basis van deze conceptovereenkomst verplicht de leidingeigenaar op eerste aanzegging toegang te verlenen tot de te repareren of te vervangen leiding. Het is aan de deelgemeente om de huurovereenkomst aan de bewoners aan te bieden en zo nodig handhavend op te treden. De ds+v zal - in overleg met de deelgemeenten - in bestemmingsplannen het gebruik van oevers en walkanten vastleggen. 8. Opsporingsbevoegdheid Het toezicht op de naleving van de verordening en de vergunningen wordt verricht door ambtenaren van het OBR. Daartoe zal het OBR regelmatig de ligplaatsen bezoeken. Indien strijdigheden met de verordening woon- en bedrijfsschepen wordt gesignaleerd, kan het OBR voor opsporingstaken een beroep doen op de Zeehavenpolitie te Rotterdam. De handhavingstaken op het gebied van de Woningwet en bestemmingsplannen worden uitgevoerd door de ds+v. 9. Tariefstelling Tot op heden zijn de liggeldtarieven voor woonschepen vastgesteld op voorstel van het voormalige Gemeentelijke Havenbedrijf Rotterdam. In 2002 en 2003 zijn de tarieven niet verhoogd. Voor 2004 is het tarief verhoogd met 2%. Naast de wijzigingen zoals hiervoor weergegeven, is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de verordening redactioneel te verbeteren en te structureren. Tevens is de tekst aangepast aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Samenvattend voorstel Samenvattend stellen wij u voor de Verordening woon- en bedrijfsschepen 2004 vast te stellen, overeeenkomstig het bij dit voorstel behorende ontwerpbesluit. Burgemeester en wethouders van Rotterdam, De Secretaris, De Burgemeester, pagina 6