BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 24 februari 1997



Vergelijkbare documenten
BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 15 september 1997

Appellante kan in haar beroep worden ontvangen, nu het beroepschrift binnen de daarvoor geldende termijn is ingediend.

1.1. De Inspecteur heeft appellante voor het jaar 1993 een taxatieve aanslag in de winstbelasting opgelegd, gedagtekend 3 juni 1996.

1.3. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend, dat is ontvangen op 3 april 2000.

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 18 februari 1999

HOGE RAAD, 24 april 1991 (nr ) (Mrs. Jansen, Van der Linde, Baardman, Bellaart, Korthals Altes)

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP 1 juli 2003

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 27 april 1994

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 16 november 1998

1.2 Tegen de navorderingsaanslag is appellante tijdig in beroep gekomen bij de Raad. De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP 8 augustus 2001

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:GHAMS:2008:BD7995 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 07/00429

Vertrouwensbeginsel, terugwerkende kracht Artikelen: WHW art lid 1,3 en 4, Uitvoeringsbesluit WHW art. 2.1 en 2.2 lid 1, Awb art.

ECLI:NL:RBDHA:2013:13019

ECLI:NL:ORBBACM:2015:31

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. Nr. 208/86 10 april 1987

Verweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend.

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN. BELASTINGKAMER 13 juni 1986 Nr. 253/85

ECLI:NL:RBZWB:2015:306

op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur, P, betreffende na te noemen naheffingsaanslag en beschikking.

Overwegende dat de inspecteur het verschuldigde griffierecht tijdig heeft

Het gerechtshof te Arnhem, tweede meervoudige belastingkamer;

ECLI:NL:RBDHA:2014:241

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

1.2. Bij uitspraken op de tijdig ingediende bezwaarschriften van appellant tegen de aanslagen heeft de Inspecteur de aanslagen gehandhaafd.

Gehoord ter zitting van 12 april 1983 belanghebbende, vergezeld van voornoemde gemachtigde, alsmede de inspecteur;

Rapport. Oordeel: Gegrond. Datum: 27 september 2016 Rapportnummer:2016/087

GERECHTSHOF TE s-gravenhage, derde meervoudige belastingkamer. 12 september 1989 Nr. 3701/85-M-3 EP/1 U I T S P R A A K

de voorzitter van het managementteam van de eenheid Belastinqdienat^ÉI^ van de rijksbelastingdienst, hierna: de Inspecteur,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 september 2013, nummer AWB 13/915, in het geding tussen belanghebbende

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

2.1. De Inspecteur is van de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

ECLI:NL:CRVB:2017:1283

1. Procedure. 2. Feiten

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

ECLI:NL:RBZWB:2016:5823

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:RBDHA:2015:5568

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

ECLI:NL:OGEAA:2016:950

een navorderingsaanslag inkomstenbelasting 1980 opgelegd door de Inspecteur der directe belastingen te Y, de inspecteur.

Zaaknummer : 2013/129

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 14 juni 2017, nr. SGR 16/2060.

ECLI:NL:CBB:2002:AE1633

Uitspraak 22 oktober rolnr. 95/82 M I. Griffie 3050/81 Type: ev. HET GERECHTSHOF TE s-gravenhage, eerste meervoudige belastingkamer;

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, hierna te noemen Aangeslotene.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:OGEAM:2016:86

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Tweede Meervoudige Belastingkamer. een uitspraak van het Hoofd van de Belastingdienst Ondernemingen Y, de inspecteur.

ECLI:NL:RBGEL:2014:2198


De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 november 2014 in de zaak tussen [eiser], wonende te [X], eiser

Samenvatting. 1. Procedure

Tegen eerstvermeld besluit heeft appellant bij een beroepschrift, ingekomen bij het College op 19 februari 1996, beroep ingesteld.

Uitspraak GERECHTSHOF s-hertogenbosch Uitspraak op het hoger beroep van de heer [belanghebbende], belanghebbende

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP 25 november 2002

Reglement bezwaar en beroep Ingangsdatum en versie: 26 september 2013

HET GERECHTSHOF AMSTERDAM, Eerste Meervoudige Belastingkamer

ECLI:NL:GHARL:2014:2681

Uitspraak in de zaak tussen:

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

CBE-1142 (030)

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

ECLI:NL:GHARL:2017:5327

ECLI:NL:GHSGR:2006:AV2657

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

COLLEGE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS. Uitspraak van het College van Beroep voor de Examens van Tilburg University

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Vierde Meervoudige Belastingkamer UITSPRAAK

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

ECLI:NL:GHDHA:2014:3701

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Derde Enkelvoudige Belastingkamer. een uitspraak en een besluit van de Inspecteur der omzetbelasting te Y, de inspecteur.

Waardering stamrechtverplichting met inachtneming van rekenrente van 4%

HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, Derde Meervoudige Belastingkamer;

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Team belastingrecht Meervoudige Belastingkamer Kenmerk: 14/ Uitspraak op het hoger beroep van

AFSCHRIFT. Uitspraak: 10 februari 2015 Zaaknummer: /01 Zaaknummer eerste aanleg: C/13/ / FA RK (MN/WK)

ECLI:NL:GHDHA:2017:1563

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

U I T S P R A A K

Bij beslissing van 28 augustus 2013 heeft de examencommissie van de opleiding Informatica appellant een negatief bindend studieadvies gegeven.

ECLI:NL:GHAMS:2017:1238 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:CRVB:2017:2864

ECLI:NL:GHARL:2017:4777

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP 28 juli 2000

ECLI:NL:GHAMS:2005:AU3334 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 04/04123

Transcriptie:

BESCHIKKING RAAD VAN BEROEP VAN 24 februari 1997 Vonnisnummer : 1995-073 (volgens CD-rom Jurdoc 1997-073) Datum : 24 februari 1997 Rechters : mrs. A.W.M. Bijloos, J.K. Moltmaker en J.W. Ilsink Middel : winstbelasting Artikel : Belastingjaar : 1991 Plaats : Aruba Essentie : Voor pensioen is beslissend de regelgeving op het moment dat pensioenrechten worden toegekend. Eisen waaraan een pensioen moet voldoen voor de winstbelasting. 1. Procesverloop 1.1 Aan appellante is d.d. 1 juli 1994, art. nr. 370, een aanslag winstbelasting 1991 opgelegd naar een belastbare winst van Afl. 25.834,=, t.w. de som van het aangegeven bedrag van Afl. 15.823,= en een bedrag van Afl. 10.011,= wegens minder opbouw pensioenvoorziening. 1.2 Het tijdig tegen deze aanslag ingediende bezwaarschrift is door de Inspecteur afgewezen bij beschikking van 29 mei 1995. 1.3 Tegen deze beschikking heeft appellante beroep ingesteld bij beroepschrift, op 28 juli 1995 en mitsdien tijdig bij de Raad ingekomen. Appellante heeft het beroepschrift nader gemotiveerd bij brief, bij de Raad ingekomen op 11 augustus 1995. De Inspecteur heeft vervolgens een vertoogschrift ingediend. 1.4 De zaak is behandeld ter zitting van de Raad op 5 november 1996. Verschenen zijn daar Z namens de gemachtigde van appellante, alsmede de Inspecteur. Z heeft gepleit overeenkomstig een door de gemachtigde opgestelde pleitnota en heeft daarbij nog enkele stukken overgelegd, waartegen de Inspecteur geen bezwaar heeft gemaakt. De Inspecteur heeft zijn standpunt nader mondeling toegelicht. 2. Vaststaande feiten 2.1 Appellante is op 20 december 1991 opgericht in verband met de omzetting, per 1 maart 1991, van de tot dan toe als eenmanszaak gedreven in een naamloze vennootschap. A, geboren op 9 april 1954, is directeur/ enig aandeelhouder van appellante. Appellante heeft aan A een pensioen toegezegd, blijkens een pensioenbrief, gedateerd 28 november 1991, 2.2 De pensioenreserve opgenomen van Afl. 19.689,--, t.w. 10/12 van een op jaarbasis berekende dotatie van Afl. 23.628,--. Dit laatste bedrag is afgeleid van een doelvermogen, dat is berekend volgens de lineaire methode zonder inbouw van een AOV/AWW-uitkering, met inachtneming van een pensioenleeftijd van 55 jaar en een opbouwpercentage van 3% per dienstjaar. 2.3 De Inspecteur heeft de pensioendotatie gesteld op Afl. 12.904,-- per jaar, waarvan 9/12 bedraagt Afl. 9.678,--, resulterend in een correctie van Afl. 10.011,--. De Inspecteur heeft daarbij rekening gehouden met inbouw van de AOV/AWWuitkering en is uitgegaan van een pensioengerechtigde leeftijd van 60 jaar en een opbouwpercentage van 2,33 %.

3. Geschil In geschil zijn de vragen of al dan niet rekening met een AOV/AWW-uitkering moet worden gehouden, wat de juiste de pensioenleeftijd is en welk opbouwpercentage moet worden gehanteerd. 4. Standpunten van partijen 4.1 De inbouw van partijen 4.1.1 Appellante heeft gesteld, dat A op Curaçao is verzekerd voor de AOV/AWW en op 21 januari 1992 bij de Minister van Welzijnszaken van Aruba een verzoek tot vrijstelling van premiebetaling AOV/AWW heeft ingediend, op welk verzoek nog niet is beslist. 4.1.2 De Inspecteur verwijst naar een besluit van de Ministerraad van 21 november 1995, waarbij werd besloten de mogelijkheid tot ontheffing van de premieplicht voor de AOV/AWW af te schaffen. De Inspecteur stelt zeker te weten, dat het verzoek van appellante door de Minister zal worden afgewezen. Herrekening moet echter plaatsvinden, omdat de AOV/AWW-uitkeringen zullen worden gekort voor de periode van A s 15-jarige leeftijd tot de oprichtingsdatum van de N.V. (20 december 1991), d.w.z. ongeveer 13 jaar, d.w.z. met 13 x 2 1/8% = (rond) 28%. 4.1.3 Volgens appellante zal het besluit van de Ministerraad slechts voor de toekomst gelden. Zij betoogt nog, dat indien met de inbouw AOV/AWW rekening moet worden gehouden, bij de berekening van de korting niet van 13 maar van 23 jaar moet worden uitgegaan, zodat de korting rond 49% en derhalve de inbouw maximaal 51% zal bedragen. De Inspecteur heeft dit laatste niet bestreden. 4.2 De pensioengerechtigde leeftijd 4.2.1 De inspecteur verwijst naar een door de Inspectie in mei 1993 uitgegeven brochure getiteld De fiscale behandeling van pensioenen, waarin onder 3 met betrekking tot de pensioendatum het volgende wordt gezegd: Als pensioendatum dient in beginsel te gelden de datum, waarop de werknemer de 62-jarige leeftijd heeft bereikt. Hierbij wordt aangesloten bij de ingangsdatum voor het A.O.V. pensioen. Indien de AOV gerechtigde leeftijd wordt teruggebracht naar 60 jaar, dan treedt deze leeftijd voor de eerstgenoemde in de plaats. Indien wordt aangetoond dat, gelet op de zwaarte van de functie van andere, qua niveau en werkbelasting min of meer vergelijkbare werknemers in dezelfde onderneming dan wel binnen de branche, een lagere pensioenleeftijd gebruikelijk is, acht ik zulks eveneens aanvaardbaar. 4.2.2 Appellante verwijst naar een oudere publikatie van de Inspectie, t.w. De handleiding voor de heffing van Loonbelasting en AOV/AWW. Deze dateert van november 1975 en daarin wordt een pensioengerechtigde leeftijd van tenminste 55 jaar aanvaardbaar geacht. Tot mei 1993 heeft de Inspectie geen andere richtlijn gepubliceerd, zodat appellante meent dat zij zich op de publikatie van 1975 mag beroepen. 4.2.3 Appellante stelt voorts, dat een pensioengerechtigde leeftijd van 55 jaar niet ongebruikelijk is, in welk verband appellant wijst op de pensioengerechtigde leeftijd voor ambtenaren. Bovendien heeft op Curaçao, waar A eveneens werkzaam is. De Inspectie der belastingen voor medische specialisten een pensioengerechtigde leeftijd van 55 jaar goedgekeurd. 4.2.4 De Inspecteur werpt daartegen op, dat de aangifte over 1991 werd gedaan in augustus 1993, op welk moment de brochure van mei 1993 bekend was. De

Inspecteur stelt dat uit een onderzoek ter inspectie hem is gebleken, dat een pensioengerechtigde leeftijd van 55 jaar in de medische wereld niet gebruikelijk is. Overigens is bij de overheid de tendens waar te nemen de ingangsdatum van het pensioen naar boven te verschuiven. 4.3 Het opbouwpercentage 4.3.1 De Inspecteur beroept zich op de volgende passage uit de brochure van mei 1993, onder punt 5: Uitgaande van een maximale opbouwtermijn van 35 jaar en een maximaal pensioen ter grootte van 70% van het (laatstgenoten) loon, bedraagt het opbouwpercentage maximaal 2% per jaar. Indien kan worden aangetoond, dat de pensioenopbouwperiode door de (aanvaardbare) keuze van de pensioendatum en/of de voor de vervulling van de functie redelijkerwijs noodzakelijke studie- of ervaringsperiode objectief beoordeeld geen 35 jaren kan bedragen en bovendien in eventuele vroegere dienstbetrekkingen geen of slechts geringe pensioenrechten zijn verworven, kan een hoger opbouwpercentage dan 2 redelijk worden geacht. Hierbij zal vooral aansluiting moeten worden gezocht bij hetgeen gebruikelijk is ten aanzien van andere min of meer vergelijkbare werknemers in dezelfde onderneming dan wel binnen de branche. De enkele omstandigheid dat een eenmansonderneming wordt ingebracht in een naamloze vennootschap, van welke de voormalige ondernemer directeur wordt, leidt er niet toe, dat in dat geval de functie van directeur is aan te merken als een functie welke doorgaans op latere leeftijd pleegt te worden bereikt. 4.3.2 De Inspecteur stelt, dat uit het eerder vermelde onderzoek is gebleken, dat geen van onderzochte medici een hoger opbouwpercentage dan 2,33 % heeft. In de branche is het kennelijk gebruikelijk uit te gaan van een opbouwperiode van 30 jaar. Dat in de branche een kortere periode gebruikelijk is, heeft appellante volgens de Inspecteur niet aangetoond en evenmin dat voor A op grond van diens persoonlijke omstandigheden een kortere periode zou moeten gelden. 4.3.3 Appellant heeft daartegenover het volgende gesteld. Omdat van de zijde van de inspectie niet eerder is gevraagd iets aan te tonen, heeft appellante bij de pleitnota nog enkele stukken overgelegd. Daaruit blijkt, dat A in 1981 (op 27-jarige leeftijd) als arts is afgestudeerd. Daarna is hij circa twee jaar als arts in dienstbetrekking werkzaam geweest. In 1983 (op 35-jarige leeftijd) heeft afgerond. Hij bekostigde zijn studie door middel van een lening van het eilandgebied Curaçao, zodat hij niet genoodzaakt was gedurende zijn studie in dienstbetrekking te werken en hij derhalve geen pensioenrechten heeft kunnen opbouwen. Uitgaande van een pensioengerechtigde leeftijd van 55 jaar, is derhalve een opbouwpercentage van minimaal 3% redelijk. 4.4 Weduwe-uitkering De inspecteur heeft zijn vertoogschrift nog opgemerkt, dat bij zijn berekening van de pensioendotatie per abuis geen rekening is gehouden met de weduwe-uitkering van 70%. In bijlage 12 van het vertoogschrift heeft hij een nieuwe berekening gemaakt. 5. Overwegingen omtrent het geschil 5.1 Opbouw AOV/AWW 5.1.1 De Raad is van oordeel, dat zolang niet in gunstige zin is beslist op het verzoek van appellante om vrijstelling van premiebetaling AOV/AWW, het uitgangspunt moet zijn, dat A op Aruba in 1991 verzekerde was voor de AOV/AWW. Dit spreekt nog temeer, waar de kans op inwilliging van het verzoek, gezien de verstreken tijdsduur en de uit de vermelde besluiten van de Ministerraad gebleken houding,

gering moet worden geoordeeld. 5.1.2 Overeenkomstig het gestelde onder 4.1.3. slot zal slechts voor inbouw in aanmerking komen een gedeelte groot 51%. 5.2 De pensioengerechtigde leeftijd 5.2.1 Naar het oordeel van de Raad is voor de vraag of appellante af moest gaan op de brochure van mei 1993 dan wel vertrouwen mocht ontlenen aan de handleiding van 1975 niet beslissend de datum waarop de aangifte werd ingediend, maar het moment waarop de pensioenrechten werden toegekend. Blijkens de overgelegde kopie van de pensioenbrief is gedateerd 28 november 1991, dus vóór het verschijnen van de brochure van mei 1993. Onder deze omstandigheden doet appellante terecht een beroep op het vertrouwen dat zij aan de handleiding van 1975 mocht ontlenen. 5.2.2 In verband hiermee kan in het midden blijven of een pensioengerechtigde leeftijd van 55 jaar binnen de medische beroepsgroep al dan niet gebruikelijk is. 5.3 Het opbouwpercentage Hoewel de Raad met de Inspecteur van oordeel is, dat in het algemeen een opbouwpercentage van ten hoogste 2,33% gehanteerd zal mogen worden, acht de Raad in het onderhavige geval een opbouwpercentage van 3% redelijk, gelet op de voor A geldende en door de Inspecteur niet betwiste bijzondere omstandigheden als geschetst onder 4.3.3. en in aanmerking genomen, dat op grond van het onder 5.2. overwogene moet worden uitgegaan van een pensioengerechtigde leeftijd van 55 jaar. 5.4 De berekening 5.4.1 In verband met het hiervoor overwogene dient de pensioendotatie te worden herrekend met inachtneming van de volgende gegevens: - jaarsalaris Afl. 50.000,=, - pensioenleeftijd 55 jaar, - dienstjaren 18,08333, - opbouwpercentage 3% en - inbouw AOV/AWW 51%. 5.4.2 De Raad zal partijen in de gelegenheid stellen de pensioendotatie in onderling overleg te herrekening op basis van de vorenstaande gegevens. Mocht de herrekening zelf nog tot verschil van mening leiden, dan kunnen partijen daarover verder procederen, waarna de Raad een eindbeschikking zal geven. 5.4.3 Indien partijen met betrekking tot de herrekening tot overeenstemming zijn gekomen en de inspecteur dienovereenkomstig de aanslag ambtshalve heeft verminderd, gaat de Raad ervan uit, dat appellante haar beroepschrift zal intrekken en dat binnen een redelijke termijn aan de Raad zal berichten. 6. Beslissing De Raad stelt partijen in de gelegenheid op basis van de in de beschikking vermelde gegevens de pensioendotatie te herrekenen en houdt in afwachting van de uitkomst daarvan iedere verdere beslissing aan.