Vragen bij paragraaf 3.1



Vergelijkbare documenten
BIOLOGIE Havo / Vwo 4 Submicroscopische cel: celorganellen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3: Cellen

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen

Biologie Hoofdstuk 3 Structuren Binnen Organismen Gerrit van der Stelt

Praktische opdracht Biologie Cellen

De romp bestaat uit een borstholte en een buikholte, gescheiden door het middenrif.

BOUWSTENEN VAN HET LEVEN

Examen Voorbereiding Cellen

Cellen aan de basis.

B2 Zelf cellen bekijken Preparaat om cellen door een microscoop te bekijken maak je eerst een preperaat

Bouw van een cel vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Biologie Thema 2

Begrippen Hoofdstuk 3

Celmembraan (duh! dat maakt het een cel) Celwand Ribosomen (voor eiwitsynthese) Soms: uitsteeksels zoals flagel (zweepstaart)

Les wetenschappen: biologie

Samenvatting biologie thema 2

Samenvatting Biologie H1+2

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Onderdelen van de cel

2. mitochondriën leveren de benodigde energie. Eiwit-flagellen zogen voor de beweging van staart

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts Biologie: Eukaryote cel 7/2/2015. dr. Brenda Casteleyn

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1

9, Samenvatting door een scholier 1855 woorden 27 november keer beoordeeld. Hoofdstuk 2 Biologie bedrijven

Onderdelen van de cel

Theorie Module Cellen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Examen

De cel, didactische schrijfopdracht 4 VMBO T Een reis door de subcellulaire structuur van de cel

Thema: Inleiding in de biologie & Cellen

Samenvatting Biologie Thema 1-2

Diagnostische toets Van HIV tot AIDS?

GEZONDHEIDSKUNDE. Het menselijk lichaam

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2: Cellen

5,8. Hoofdstuk 1. Samenvatting door een scholier 2273 woorden 3 oktober keer beoordeeld. Biologie voor jou

Cellen van drie domeinen. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

8.1. Boekverslag door L woorden 15 december keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting biologie voor jou havo 4 thema 2

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2, Cellen: bouw en functie

1: Nanotechnologie. 2: Cellen bekijken

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1

Samenvatting Biologie Hoofdstuk.1 p.1 t/m 6

Mitochondriële ziekten

Samenvatting Biologie Hst 1 inleiding in de biologie

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen:

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen.

Voorbereidende opgaven Examencursus

Examen Voorbereiding Stofwisseling

Aantekeningen Hoofdstuk 1: Vier rijken Vergelijken KGT

Bepaalde voedingsmiddelen, zoals yoghurt een zuurkool, worden met behulp van bacteriën gemaakt.

Biologie Hoofdstuk 1 Celleer Vanderschaeve_EurAc_2011

5.7. Boekverslag door N woorden 7 november keer beoordeeld 2.2

6,6. Samenvatting door een scholier 2492 woorden 31 mei keer beoordeeld HOOFDSTUK 2 CELLEN IN WERKING

De cel metabolisme cel cel- membraan eiwitsynthese DNA aminozuren 1.1 De cel celcyclus celmembraan Afbeelding 1.1

Samenvatting Biologie Wat is biologie

Voorbereidende opgaven Kerstvakantiecursus

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

Samenvatting Biologie Planten en cellen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

Zijn er bij deze onderwerpen deficiënties, dan kun je via de volgende sites je kennis vergroten: - -

4,2. Samenvatting door een scholier 2580 woorden 22 oktober keer beoordeeld. Biologie H2 Cellen in werking

Samenvatting Biologie Stofwisseling

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Biologie Hoofdstuk 2 Stofwisseling

Cellen in het lichaam.

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

3 Factoren die het watergehalte van organismen 40 bepalen. 3.1 Bepalende factoren voor watergehalte Belang van water voor levende wezens 41

6,5. Samenvatting door een scholier 1879 woorden 19 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou

Antwoorden Biologie Thema 1

Eencellige en meercellige organismen

BIOLOGIE Thema: Stofwisseling Havo

de cel A&F_MBO_H01.indd :21

Samenvatting Thema 5 Planten Brugklas Nectar

ENERGIEOMZETTINGEN IN DE CEL

Studiehandleiding Biochemie I

Stamcellen zijn ongedifferentieerde cellen die zich blijven delen. Drie verschillende stamcelbronnen zijn:

1 Stofwisseling. JasperOut.nl

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2, 3 en 4

Biologie ( havo vwo )

3,3. Samenvatting door D woorden 28 november keer beoordeeld. Thema 3: Chemische samenstelling van organismen 1.

Voorbeelden organel: celkern, vacuole, mitochondriën en endoplasmatisch rediculum.

Dia 1. Dia 2 Wat is voeding: Dia 3. Voeding - Alles over voeding - Voeding in de praktijk - Voedingsschema. Koolhydraten

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM

Presentatie Biologie cellen ordenen onder een microscoop

Samenvatting Biologie Thema 1

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2 t/m 3.3

Cellen = de bouwstenen waaruit organismen zijn opgebouwd. Ieder rijk heeft zijn eigen soort cel.

Hoofdstuk 1: Binas: 78B 4 rijken Bronnen: Biologie Bios + Logos. Leer/ Wetenschap

Hoofdstuk 5 Voeding en energie 5.1

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

BASISSTOF. 1 Omstandigheden van de zetmeelsynthese Functionele bouw van een chloroplast Fotosynthesereacties 48

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 en 2

Samenvatting door Pleunie 2947 woorden 27 november keer beoordeeld. Biologie SE1 H1, 2, 3

Bij hoeveel procent vochtverlies gaat de sportprestatie achteruit? Ong. 1% Bart van der Meer WM/SM theorie les 11 Amice

energiebehoefte. eet je wel energierijke stoffen, maar gebruik je die niet, dan sla je ze op als vetten; je komt aan.

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling

Bouw van een cel vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Biologie Thema Vertering

Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie

Mitochondriële ziekten

Transcriptie:

Vragen bij paragraaf 3.1 1. Organen en orgaanstelsels a) Beenderstelsel/botttenstelsel b) ademhalingsstelsel en bloedvatenstelsel c) Longen, nieren en huid (de blaas is FOUT) d) spier, klier en bloedvatweefsel 2. Hernia a) Ruggengraat/ruggenwervel b) ja: botweefsel, kraakbeenweefsel 3. Voortplantingsstelsel: voortplantingsorganen, bloedvatstelsel: hart ademhalingsstelsel mantelholte verteringstelsel: maag, rasptong zintuigstelsel: oog, taster Spierstelsel: Voet 4. plantenorganen a) Wortel: opname voedingsstoffen en water stengel: transport Blad fotosynthese bloem: voortplanting b) wortels, bloemen 5. Geef een definitie van de volgende begrippen: Cel Kleinste levende eenheid van een organisme Weefsel, Groep van cellen met dezelfde vorm en functie Orgaan, eenheid opgebouwd uit een of meerdere weefsels die een bepaalde functie vervuld Orgaanstelsel Groep van organen die eenzelfde functie vervullen Vragen bij paragraaf 3.2 1. Geef een definitie van de volgende begrippen: Lichtmicroscoop Instrument om objecten vergroot te bekijken met een met behulp van lenzen objectief Onderste, verstelbare lens van een lichtmicroscoop Oculair Bovenste (vaste) lens van een lichtmicroscoop elektronenmicroscoop Instrument om objecten vergroot te bekijken met een met behulp van electronenbundel micrometer 1/1000ste millimeter (μm) nanometer 1/1000ste micrometer (nm) 2. Bestudeer de tabel op bladzijde 49. a) vliermergcellen, stuifmeelkorrel en eicellen b) virussen c) bloedcel: objectief: 40 x, wangslijmvliescel: objectief 10 x d) 10 000/50= 200 e) bloedcellen: 58 x 58 x 58 = 195112, eicellen: 1000x1000x1000= 10 9 3. a) d b) naar rechts en naar onder

c) 40 x (10 x 4) d) nee e) 3, 5, 7, 6, 2, 7, 1, 8, 9, 4 4. De dikte van je preparaat is ook belangrijk voor het verkrijgen van een duidelijk beeld. a) er komt te weinig licht door, de achtergrond is verstoord omdat je boven en onderliggende cellen ook (onscherp) ziet. b) Tijdens het scherpstellen zie je tekens andere lagen cellen scherp c) Kleine, (want de scherptediepte is dan groter) d) 7: scherpstellen met de microstelschroef 5. het diafragma 6. brandnetelhaar: loep of lichtmicorscoop, celorganellen: electronenmicroscoop Vragen bij paragraaf 3.3 1. Geef van onderstaande begrippen een omschrijving. Cytoplasma Vloeistof in de cel kern organel dat de erfelijke informatie (chromosomen) bevat organel Functioneel celonderdeel kernplasma vloeistof in de kern Chromosoom DNA molecuul met een aantal genen kernmembraan Membraan om het kernplasma heen prokaryoot organisme met cellen zonder kern eukaryoot organisme met cellen met kern Chloroplast bladgroenkorrel (groene plastide) chlorofyl Kleurstof uit bladgroenkorrel dat nodig is voor fotosynthese chromoplast rode of gele plastide leucoplast Kleurloze zetmeelhoudende plastide, Vacuole Met vocht gevulde blaas in planten en schimmelcellen celwand Levenloze laag om de cel cellulose bouwstof van celwand van levende plantencellen houtstof bouwstof om celwand in sommige plantencellen te verstevigen Celmembraan levende grenslaag van de cel transport-eiwitten Eiwitten in celmembraan die stoffen in en uit de cel brengen endoplasmatisch reticulum (ER) Netwerk van membranen in de cel waardoor stoffen worden getransporteerd Ribosomen Organellen die eiwitten synthetiseren mitochondriën Organellen die de energie van de cel aanmaken golgisysteem Membraansysteem waarin eiwitten worden omgezet en aangepast. 2. plasma a) cytoplasma en kernplasma vormen samen het protoplasma b) eiwitten, suikers, vetten, zouten c) DNA d) er zitten poriën in 3. Plastiden a) plantenrijk b) chlorofyl c) het maakt fotosynthese mogelijk d) pigmenten/kleurstoffen e) er zijn rode en gele, dus met verschillende kleurstoffen f) zetmeel

g) chloroplasten worden chromoplasten h) leucoplasten worden chloroplasten 4. planten en schimmels a) stevigheid geven b) de celwand (met houtstof) c) kleur geven d) stevigheid 5. Eukaryoten en prokaryoten a) vliegezwam, bruine boon, olifant, pantoffeldiertjes, gisten, algen b) kern c) De kern is niet altijd goed zichtbaar/er zijn cellen die geen kern meer hebben (rode bloedcellen) 6. organellen Organel /celonderdeel Functie kern informatieopslag/ regeling van celprocessen p, s, d glad ER transport van stoffen p, s, d ruw ER transport van stoffen p, s, d Golgi-systeem omzetting en aanpassing van eiwitten p, s, d chloroplast fotosynthese p verbranding van glucose om energie mitochondrium p, s, d voor de cel (ATP) op te wekken vacuole stevigheid (kleur) p, s celwand stevigheid b, s, p Komt voor in(b), (P), (S) en/of (D) cel membraan begrenzing van de cel, opname van stoffen b, s, p, d lysosomen afbraak van opgenomen deeltjes of celdood d ribosomen eiwitsynthese b, s, d, p 7. Hier vindt de volgende reactie plaats: CO2 + H2O wordt glucose en O2: Chloroplast Deze organellen maken eiwit: ribosomen Een netwerk van membranen in de cel: Endoplasmatisch reticulum Deze organellen zitten soms vast aan RER: ribosomen Dit organel geeft rode uiencellen hun kleur: vacuole Dit organel bevat DNA: kern Dit plastide wordt groen als het wordt belicht: Leucoplast Dit organel komt alleen in autotrofe organismen voor (organismen die zelf hun voedingstoffen maken en hun energie uit bijvoorbeeld licht halen) Chloroplast Hier wordt ATP gevormd: mitochondrium In dit organel wordt zetmeel opgeslagen: Leucoplast Dit organel geeft sinaasappelschillen hun kleur: Chromoplast Dit organel geeft de plantencel zijn stevigheid: vacuole In dit organel worden eiwitten getransporteerd en opgeslagen: Endoplasmatisch reticulum

In dit organel vindt fotosynthese plaats: Chloroplast Dit organel vindt je alleen in eukaryote organismen: Kern Dit organel komt veel in spiercellen voor: mitochondrium Dit is een gekleurd plastide: Chromoplast Dit gedeelte bevat transport eiwitten: Celmembraan Dit organel verbruikt zuurstof: mitochondrium Dit organel produceert zuurstof: Chloroplast 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 8. Een cel a) eukaryote cel? b) ja, plantenrijk want er is een chloroplast (11) c) 1 celwand, 2 celmembraan, 3 intercellulaire ruimte, 4 cytoplasma, 5 kernporie, 6 kenrlichaampje, 7 kernmembraan, 8 mitochondrium, 9 vacuole, 10 vacuolemembraan, 11 chloroplast, 12 ER d) ribosoom 9. Eiwitten in membranen a) kern b) ribosoom c) 7 d) RER 10. Transport door membraansystemen a) fosfolipiden (eiwitten) b) ja, want de membranen gaan dmv blaasjes in elkaar over.

Vragen bij paragraaf 3.4 1. Geef van onderstaande begrippen een omschrijving. Stamcel: een cel die nog in allerlei celtypes kan veranderen Specialisatie: Verandering i nee ncel waardoor hij een specifieke functie krijgt. 2. De vorm van cellen uit een weefsel past vaak bij hun functie. Neem de volgende tabel over en geef van de volgende celtypen aan welke vorm ze hebben zodat de cel zijn taak goed kan uitvoeren. celtype taak vorm Dunne darm epitheelcel Opname van voedsel geplooid Huidcel bescherming plat zenuwcel overdracht van signalen vertakt/lang Rode bloedcel transport zuurstof gestroomlijnd/ relatief groot oppervlakte 3. Weefsel/cellen functie Organel(len) Bladmoes van een preiblad fotosynthese chloroplast Cellen uit een tarwekorrel opslag reservevoedsel amyloplast Klierweefsel uit de darmwand aanmaak enzymen ribosomen/rer Spierweefsel beweging mitochondriën 4. a) stamcellen kunnen nog delen, gespecialiseerde cellen niet Stamcellen hebben geen specifieke functie, gespecialiseerde cellen wel c) De bevruchtte eicel 5. a) Stamcellen: Ependymcellen, ongespecialliseerde cellen uit de zone Gespecialiseerde cellen: haarcellen en gehoorzenuwcellen b) Voor afgestorven haarcellen komen geen nieuwe c) Menselijke ependymcellen opsporen d) Nee want er zijn verschillende vormen van doofheid 6. a) weefsels b) Datum, patientnaam/nummer, welk orgaan/weefsel is gebruikt, kleuring c) Als het weefsel afwijkt van het omgevende weefsel/lijkt op een weefsel uit een ander orgaan. d) LOB mogelijkheid

Vragen bij paragraaf 3.5 en 3.6 1. Geef van onderstaande begrippen een omschrijving. atoom: kleinste bouwsteen van een element molecuul: kleinste eenheid van een bepaalde stof (kan opgebouwd zijn uit meerdere atomen) organische stoffen: energierijke stoffen die doorgaans door organismen worden opgebouwd. Bevat altijd een combinatie van de atomen C en H anorganische stoffen: Stoffen die niet organisch zijn koolhydraat : Organisch molecuul dat opgebouwd is uit C, H en O, (waarbij H en O in een verouding van 2;1 voorkomen) monosacharide Bouwsteen van koolhydraten (bijvoorbeeld glucose) disacharide Koolhydraat bestaande uit twee monosachariden polysacharide Koolhydraat bestaande uit een keten van monosachariden Zetmeel Polysacharide bestaande uit een keten van glucose, reservestof voor planten glycogeen Polysacharide bestaande uit een keten van glucose, reservestof voor dieren vet `` Organische stof bestaande uit C. H en O, met een bepaald bouwplan glycerol Organisch molecuul, samen met vetzuren de bouwsteen van vetten (triglyceriden) vetzuur Lange keten van CH 2 of CH-eenheden, samen met glycerol de bouwsteen van vetten (triglyceriden) verzadigd vet Vetten waarin elk C atoom van de vetzuren door twee H atomen wordt bezet onverzadigd vet Vetten waarin Sommige C atomen van de vetzuren door slechts een of geen H atomen wordt bezet, en dus een drie-dubbele binding hebben met andere C-atomen eiwit Organische stof, bestaande uit een keten van aminozuren aminozuur Bouwsteen van eiwit, bestaand uit C, H, O, N (en soms S) enzym Eiwit dat scheikundige reacties katalyseert denaturatie Verstoring van de structuur van eiwitten bijvoorbeeld door hoge temp, waardoor ze hun functie verliezen nucleïnezuur organische stof die dienst doet als informatie opslag voor organismen nucleotide Bouwsteen van een nucleïnezuur DNA Nucleïnezuur die de erfelijke informatie bevat voor elk organisme RNA Nucleinezuur die de informatie van de kern naar ribosomen brengtk 2. Weeg jezelf en noteer je gewicht. b) Calcium c) beenderstelsel d) e) Vet wordt in als reserve opgeslagen in vetweefsel. Hierin is de hoeveelheid vet veel groter per cel. d) puberteit 3. a) O 2, CO 2, H 2 O b) Allen anorganisch c) Ijzer,anorganisch d) Vitamine C, organisch 4. lichtmicroscoop: darmbacterie. elektronenmicroscoop glucose molecuul

5. Glucose: koolhydraat, zuurstof: anorganische stof, olijfolie: vet, groeihormoon: eiwit, boter: vet, DNA: kernzuur, hemoglobine: eiwit, zetmeel: koolhydraat, water: anorganische stof. 6. In onderstaande tabel worden de eigenschappen van de vier hoofdgroepen organische stoffen weergegeven. Neem de tabel over en vul hem in Groep van Stoffen bouwstenen functie(s) voorbeeld koolhydraten monoschariden brandstof glucose vetten glycerol en brandstof en palmolie vetzuren bouwstof eiwitten aminozuren veel hemoglobine kernzuren nucleotiden informatieopslag DNA 7. zuurstof 8. a) organische stoffen? b) Welke bouwstof zit er in deze zaden (eiwitten) hoofdbrandstof bij de bruine boon: koolhydraten en bij de hazelnoot: vet c) zetmeel 9. a) Van de aminozuren kunnen weer andere eiwitten gemaakt worden b) ribosomen (want die maken eiwitten) c) Vetten (tabel 82A) d) lactose (niet in makkelijk in binas te vinden: tabel 67a:2) e) mitochondrium f) calcium g) kalium 10. functie Structuur/bouwmateriaal enzym beweging transport van stoffen bescherming signaalstof (hormoon) opslag van aminozuren voorbeeld Keratine amylase actine hemoglobine antistoffen insuline caseine 11. a) Wat stelt de cirkel voor? desoxyribose en Wat de fosforzuurrest (fosfaat)? b) Adenine c) De desoxyribose en fosfaat keten d) bij de stikstofbasen 12. a) Thymine b) Uracil c) RNA heeft slechts een streng (= enkelstrengs) en DNA dubbelstrengs RNA heeft een ribose ipv een desoxyribos d) DNA In de kern, RNA in de kern en in het cytoplasma Vragen bij paragraaf 3.7 1. Pas als je de beta-lab proef organische stoffen uitgevoerd hebt kun je de volgende 2 opdrachten maken. Leer dit ook als toets stof

a) Wat is een indicator: een sto waarmee je de aanwezigheid van andere stoffen kunt aantonen b) Fehlings A en B: Blauw wordt oranje c) Zetmeel lichtbruin wordt paars/zwart d) DCPIP ontkleurt door vitamine C 2. Een proef in het betalab a) Zetmeel, vitamine C b) Geen van deze