76 AFZETTIGE WTKG 32 (4), 2011 Fossiele mollusken het strand Hoek Holland Bram Langeveld ¹ Samenvatting: Duidelijk fossiele exemplaren fossiele (hier gedefinieerd als sterk verminderd of niet door 33 soorten relatief grote mollusken zijn verzameld op het strand Hoek Holland, dat recentelijk gesuppleerd is met sedimenten uit de Eurogeul. Binnen het verzamelde materiaal dominerenmollusken uit het Eemien, ook materiaal uit het Plioceen en Eoceen is gevonden. Recente mollusken/ mollusken uit het Holoceen zijn buiten beschouwing gelaten. Er is ook een stuk groenig, glauconiethoudend zandsteen schijnende en ontkleurde) relatief grote mollusken (groter dan ongeveer 1 cm) zijnbetrokken in dit artikel, waarbij verreweg het grootste deel waarschijnlijk uithet Eemienkomt. De duidelijk holocene/recente (subfossiele) mollusken, zoals die langs de gehele ederlandse kust aanspoelen, zijn buiten beschouwing gelaten, ook omdat het onderscheid tussen kleppen enkele duizenden jaren en kleppen honderden jaren oud met fossiele mollusken gevonden, dat Eoceen in ouderdom is. Per soort wordt de preservatie kort besproken en enkele opvallende soorten worden uitgebreider besproken. niet altijd goed te maken is. De vindplaats betrefthet strandvlak afde noordelijke pier Hoek Holland (coördinaten: 51.984507,4.09584) tot maximaalde zuidelijkste golfbreker Monster (coördinaten: 52.023224,4.153916). Het overgrote deel de schelpen is echter op een kleiner deel dit strandvlak gevonden, namelijk afeen paar honderd meter ten noorden de pier Hoek Holland (coördinaten: 51.988365,4.103016) tot aan het noordelijker gelegen Slag Vlugtenburg (coördinaten: 52.00197,4.12901), dit is dus een strandvlak ongeveer 2kilometer lengte. In het vervolg ditartikel wordthet eerstgenoemde gehele strandvlak aangeduid als Hoek Holland. Hetstrand Hoek Holland (ZuidHolland, ederland) is wordt en regelmatig gesuppleerd met zand verschillende herkomsten. Eén daar is de Eurogeul. De Eurogeul is een kunstmatig op diepte gehouden geul die in het verlengde de ieuwe Waterweg ligt, en grote schepen toegang tot de haven Rotterdam biedt. Om de geul op diepte te houden wordt er zand uit uit het opgezogen, Holoceen en Pleistoceen, waaronder afzettingen de Oerrijn en Oermaas. Met datzand komenfossielen mee (Mol et al., 2008). Het is dus een bont gezelschap (totaal aantal verzamelde Dit zandbevat dus verschillende fossielen, zoals resten exemplaren: 1257, totaalaantal aangetrofièn soorten; 33), dat inde loop bijna twee jaar (af december 2009 totoktober 2011), door regelmatig verzamelen bij elkaaris gebracht door voornamelijk de auteur, Trudy Langeveld en Hans Langeveld. De lijst zal hoogstwaarschijnlijk niet compleet zijn, grote en kleine zoogdieren (Langeveld, 2010a). Echter, het zijn niet enkel zoogdierfossielen die erbij Hoek Holland te vinden zijn. Zo heeft de auteur er sporadisch ook resten reptielen, vogels, vissen, artefacten en barnsteen (Langeveld, 2010b) gevonden, en verschillende soorten mollusken. geeft een representatief beeld. Aangezien er bij Hoek Die mollusken zijn het onderwerp dit artikel. Holland flinke strandsuppleties geweest zijn, en ook de De gevonden mollusken duinen verbreed zijn, en de gevonden molluskenuit het opgespoten zand afkomstig zijn, zijn er over het gehele strand fossiele molluskente vinden, en nietenkel als aanspoelsel. Bij Hoek Holland is er een aardige variatie aan mollusken te vinden, in ouderdom variërend Eoceen tot Holoceen/recent, waarbij de Eemien en Holocene/recente mollusken duidelijk overheersen. Preservatie Vergeleken met recente exemplaren zijn de hierbeschreven fossiele mollusken Hoek Hollandveel minderofniet Het Eemien is een onderdeel het Laat Pleistoceen. Het Pleistoceen duurde 2,5 miljoen jaar tot 11.700jaar geleden. Het Holoceen begon 11.700jaar geleden en duurtvoort tot het heden. Het Eemien was de warme tijd (interglaciaal) voor de laatste Ijstijd (het Weichselien) en duurdekort: doorschijnend wanneer ze voor een felle bureaulamp gehouden worden. De kleuris meestal wittig, soms heel lichtblauw tot grijsbruin. De laatstekleur is voornamelijk dekleur Spisula solida, ook dekleur Tridontaborealis varieert. Ook zijn de schelpen vrijwel altijd glansloos. In grove 128.000 tot 116.000 jaar geleden. Tijdens op zijn minst een deel het Eemien lag er een zee in het oordzeebekken, die aardig overeen kwam met de tegenwoordige oordzee. In deze Eemzee leefdeeen molluskenfaunadie veel overeenkomsten, ook enkele verschillen vertoont met de re zanden hebben aragonitische schelpen de neiging vrij snel te ontkalken en wit of geel te worden (Cadée & Wesselingh, 2005). Dit is waarschijnlijk ook het geval met de meeste fossiele molluskenuit Hoek Holland. Verder vertonen veruit de meeste mollusken duidelijke sporen verwering/ recente oordzeefauna. erosie en aanboringen doorborende organismen. Dit is met name duidelijkbij sommige exemplaren Acanthocardia Een totale soortenlijst de collectie fossiele molluskenuit tuberculata en bij het soms vrijwel volledig ontbreken Hoek Holland de auteur is te zien in tabel 1. Determinatie de tweekleppigen is voornamelijk gedaan aan dehand de sculptuur bij Venerupis senescens (zie Cadée & Wesselingh, 2005). Interessant is in deze context het artikel Moerdijk et al. (2010). Determinatie de gastropoden is gedaan dooranton Janse. Belangrijk is dat enkel duidelijk Wesselingh et al. (2010), waarin onder andere exemplaren A. tuberculata die vastzitten in een wervel de wol
staat AFZETTIGE WTKG 32 (4), 2011 77 Soort Kleur Grootte Doors Bivalven Acanthocardia tuberculata Overwegend grijzig/wittig 3060 Cerastoderma edule Vaak bruinige kleurbanden vuilwit op 2341 Cerastoderma edule forma major Wittig/bruinig met blauw 3240 Cerastoderma glaucum Vaak bruinige kleurbanden vuilwit op 2240 Chamelea striatula Vuilwit 2428 Corbicula Corticula fluminalis Wittig 2028 Donax vittatus Wittig 2324 Dosinia lupinus Vuilwit tot licht grijzig 2232 Flexopecten flexuosus Blauw tot grijzig 27 Gari depressa Vuilwit met plekjes heel donkerblauw 41 vaag Gari fervensis Helder wit tot wittig met plekjes heel donkerblauw vaag 3038 Gastrana fragilis Wittig 39 Glycymen's Glycymeris sp. Heel licht bruin, binnenzijde vuilwit 57 Laevicardium oblongum crassum Wittig 3555 Lutraria cf. lutraria Vuilwit soms met plekjes vaag blauw Macoma balthica Soms resten bruinig verkleurde banden op vuilwit 1931 Mactra glauca Wittig, soms iets blauwig Mactra stultorum plistoneerlandica plistoneedandica Wittig 5160 O Mimachlamys varia Bruin, grijs of donkerblauw 1134 Mya truncata Vuilwit Mytilusedulis en/of Mytilus galloprovincialis Wittig Scrobicularia plana Vuilwit, soms bruine banden vage 3538 Solen marginatus Wit, met delen vaag blauwig Spisula solida Banden blauw/bruin op bruinige ondergrond ofhelemaal wittig 3241 Tridontaborealis Vuilwit, bruinig tot blauwig 2247 O Venericor planicosta Vuilwit ofdonkerbruin Venerupis decussata Vuilwit 39 Venerupis senescens Vuilwit, sculptuur soms bruinig 2049 O Zirfaea crispata Vuilwit Gastropoden Lymnaea stagnalis Blauwig 21 Ocenebra erinacea Wittig tot grijzig 40 Turritella (Haustator) solanderi Wittig Turritella sp. Blauwig Tabel 1: De aangetroffen mollusken. Onder Grootte is de min. en max. lengte (bivalven) of hoogte (gastropoden) in mm gegeven: een voor niet meetbaar. Onder Doors de doorschijn bij een felle bureaulamp; staat voor iet doorschijnend, O voor Overwegend iet doorschijnend. harige mammoet, Mammuthus primigenius (Blumenbach, nen vaag blauwe/gele kleurbanden.soms zijn er vaag glansresten aan de binnenzijde waar te nemen. De stekeltjes/ 1799) gemeld worden. Zij stellen dat de mammoetwervel knobbeltjes zijn vaak verdwenen.de schelpen zijn relatief waarschijnlijk is afgezet in een rivier (wege de samen vaak compleet. Een monster representatieve kleppen stelling aangekit sediment), waarineen flinke hoeveelheid Eemien afzettingen werd omgewerkt. Dit omwerken zal aan de collectie CB aturalis (Leiden) gedoneerd worden. Het afgebeelde exemplaar vertoont een pathologie. zou grotendeels ook de slijtage aan sommige de bij Cerastoderma edule (Linnaeus, 1758). Ook een algemene Hoek Holland aangetroffen soorten mollusken kunnen verklaren. Bespreking verschijning. Deze soort vertoont bij Hoek Holland (net als C. glaucum) opvallend vaak bruinige kleurbanden op een vuilwitte achtergrond. Cerastoderma edule forma major (Bucquoy et al., 1892). De soorten uit tabel 1 Bivalven worden hieronderkort besproken. Zeldzaam.Deze forma is ook gevonden in zand afkomstig de Bollen Goeree (Janse, 2005). De bij Hoek Holland Acanthocardiatuberculata (Linnaeus, 1758) (fig. 1, zie pag. 78). Een algemene verschijning. Sommige kleppen verto gevonden exemplaren zijn of wittig of bruinig met een klein beetje blauw. Deze soort zou ook nog uit het vroege Holoceen kunnen stammen (pers. comm. A.C. Janse).
78 AFZETTIGE WTKG 32 (4), 2011
AFZETTIGE WTKG 32 (4), 2011 79 Acanthocardia tuberculata Hoek Holland (links buiten, rechts binnenaanzicht). 1. Pathologisch exemplaar 2. Chamelea striatula Hoek Holland. 3. Corbicula fluminalis s.l. Hoek Holland. 4. Glycymeris Hoek Holland. sp. 5. Laevicardium oblongum crassum Hoek Holland. 6. Tridonta borealis Hoek Holland. 7. Venericor planicosta Hoek Holland. recht, en niet of nauwelijks naar onder uitgebogen bij de ligamentholte, dit in tegenstelling tot M. stultorum (Moerdijk et al., 2010). Mactra stultorum plistoneerlandica Van Regteren Altena, 1937. Algemeen als fragment, soms ook complete exemplaren. Exemplaren Hoek Holland deze soort schijnen overwegend niet door, op plaatsen waar de schelp doorerosie erg dun is geworden, schijnt hij bij sommige exemplaren wél door. nog Mimachlamys varia (Linnaeus, 1758). Relatief algemeen, Cerastoderma glaucum (Poiret, 1789). Veel te vinden. Ook C. glaucum vertoont bij Hoek Holland opvallend vaak vaak gebroken. De verschillendekleurendie de schelpen hebben zijn hier eig opvallend. Mya truncata (Linnaeus, 1758). Algemeen als fragment. Deze bruinige kleurbanden op een vuilwitte achtergrond, C. edule. net als soort is opvallend vaak beschadigd. Chameleastriatula (Da Costa, 1778) (fig. 2). Zeldzaam. Deze schelpjes zijn soms aangeboord doorborende organismen en vertonen over de gehele schelp slijtagesporen. Corbicula fluminalis (Müller, 1774) s.1. (fig. 3). Zeer zeldzaam. Deze exemplaren zijn wittig en behoorlijk afgerold. Interessant is dat deze exemplaren waarschijnlijk uit het Vroeg ofmiddenpleistoceen afkomstig zijn en dathet een zoetzbrakwatersoortbetreft (Moerdijk et al., 2010). Donax vittatus (Da Costa, 1778). Duidelijk verminderddoorschijnende exemplaren zijn zeldzaam.deze schelpjes vertonen een duidelijke slijtage net onder de top, lager op de schelp is de sculptuur relatief gaaf bewaard gebleven. Dosinia lupinus (Linnaeus, 1758). Relatiefzeldzaam. D. lupinus vertoont duidelijke slijtage onder de top, lager op de schelp is er soms duidelijke slijtage. ook Flexopecten flexuosus (Poli, 1795). Een zeldzame verschijning. De binnenzijde het gevonden exemplaar deze soort glimt nog behoorlijk. Trudy Langeveld vond er één. Gari depressa (Pennant, 1777). Zeer zeldzaam. Trudy Langeveld vond één wittig, ondoorschijnend exemplaar. Gari fervensis (Gmelin, 1791). Zeldzaam. Mytilus edulis Linnaeus, 1758en/of Mytilus galloprovincialis Lamarck, 1819. Duidelijk fossiele exemplaren zijn zeldzaam. Deze twee soorten zijn op basis schelpkenmerken niet goed uit elkaar te houden (Moerdijk et al., 2010). Een de twee, of mogelijk allebeikomen voor. Scrobicularia plana (Da Costa, 1778). Als duidelijk fossiel zeldzaam. Soms zijn er nog vage banden een heellichtbruinekleur tegen de vuilwitte achtergrond derest de schelp te zien. Sommige exemplaren schijnen verminderd nog door. Een exemplaar dat vrijwel onverminderd doorscheen, toch ook duidelijk niet erg recent was, is buiten beschouwing gelaten, daar het duidelijk jonger was dan deandere exemplaren. Solen marginatus Pulteney, 1799.Zeerzeldzaam. Slechts één fragmentje dat duidelijk fossiel is, kon betrouwbaar gedetermineerdworden. Spisula solida (Linnaeus, 1758). Zeer algemeen. Erlijken twee typen preservatie voor te komen, namelijk een preservatie waarbij de schelp vrij donkergrijs is, met kleurbanden bruinofblauw en een preservatie waarbij de gehele schelp wittig en sterker verweerd is. Vooral bij de eerstgenoemde Gastrana fragilis (Linnaeus, 1758). Zeer zeldzaam. De auteur vond één exemplaar. preservatie lijkt de schelp groter te zijn dande jongere bruine/blauwe Spisula s die langs de gehele kust aanspoelen (afkomstig uit het Holoceen en minofmeer nog glanzend). De Glycymeris sp. (fig. 4). Zeerzeldzaam. Donny Chrispijn verzamelde één exemplaar dit genus. Laevicardium oblongum crassum (Gmelin, 1791)(fig. 5). Algemeen. Sommige exemplaren vertonen aan de binnenzijde exemplaren Hoek Holland zijn op enkele na (die verminderd glanzen) altijd glansloos. Een monster representatieve kleppen zal aan de collectie CB aturalis (Leiden) gedoneerd worden. nog resten glans. De buitenzijde is steeds sterk geëro Tridonta borealis (Schumacher, 1817) (lig. 6). Algemeen. deerd. Deze soort is relatiefvaak gebroken. Lutrariacf. lutraria (Linnaeus, 1758). Algemeen als fragment. Volgens Moerdijk et al. (2010) zijn fragmenten L. lutraria nog al eens met fragmenten L. angustior Philippi, 1844 te verwarren. Vandaar dat de gevonden fragmenten Sommige deze exemplaren vertonen dekarakteristieke aanboringen borende wormen (zie Cadée & Wesselingh, 2005). De variatieaankleurvalt hier op. Vrijwel altijd ongebroken aan te treffen.waar deze soort precies qua ouderdom geplaatst moet worden is onduidelijk. Moerdijk et als L. cf. lutraria worden beschouwd. al. (2010) spreekt Laat Pleistoceen, beantwoordt Macomabalthica (Linnaeus, 1758). Een zeer soort. algemene Opvallend vaak vertoont deze soort resten nog kleurbanden, die bruinig zijn geworden tegen eenvuilwitteachtergrond. Ook lijkt er over veel exemplaren nog een zekere glans te liggen. daarmee nog niet de vraag gesteld door Janse (1999): komen de exemplaren deze soort voor de Eemtransgressie (uitbreiding de zee over het land), ofuiteen zich terugtrekkende zee tijdens hetweichselien (laatste Ijstijd)? Deze koudeminnendesoort zou zelfs nog uit het vroege Holoceen kunnen stammen (pers. comm. A.C. Janse). Mactra glauca Bom, 1778. Algemeen als fragment. Slotfragmenten deze soort zijn goed te onderscheiden Venericor planicosta (Lamarck, 1801) (lig. 7). Zeldzaam. andere soorten Mactra: de slotplaat is vrijwel geheel De auteur vond één exemplaar en Donny Chrispijn verza
80 AFZETTIGE WTKG 32 (4), 2011 melde zes exemplaren deze eocene soort. De variatie aan kleur valt hier op. Opvallende soorten Enkele soorten vallen op door hun voorkomen bij Hoek Venerupis decussata (Linnaeus, 1758). Zeldzaam, zeker in Holland, namelijk Corbicula fluminalis s.1., Venericor vergelijking met de volgende soort. De gevonden exemplaren zijn vrij sterk verweerd, tonen lager op de schelp nog wel sculptuur. planicosta, Lymnaea stagnalis, Turritella (Haustator) solanderi en Turritella sp. Hieronderwordt aan deze soorten kort wat meer aandacht geschonken. Venerupis senescens (Cocconi, 1873). Algemeen. Demeeste exemplaren zijn zeer zwaar verweerd, waarbij de commarginale ribben in veel gevallen grotendeels verdwenen zijn. Sommige exemplaren vertonen echter nog delen de sculptuur die soms bruinig kleur is. Enkele exemplaren tonen aan de binnenzijde nog vaag dekleur paars. Zirfaea crispata (Linnaeus, 1758). Zeldzaam. Eén duidelijk fossiel fragmentje en één iets completer exemplaar Corbicula fluminalis (fig. 3) is een zoet/brakwater bivalve, ook bekendals korfinossel. Corbiculais een geslacht dat zichsnel in grote aantallenkan verspreiden (Meijer &Preece, 2000). Tot welke soort het fossiele materiaal nu precies behoort is niet duidelijk (zie daarvoor Meijer & Preece, 2000; Gittenberger & Janssen, 2004; Moerdijk et al., 2010). In dit artikel wordt konden betrouwbaar gedetermineerd worden. Moerdijk et al. (2010) gevolgd en worden de fossiele exemplaren als C. fluminalis s.1. beschouwd. Corbicula is uit het Gastropoden Lymnaea stagnalis (Linnaeus, Vroeg en Midden Pleistoceen bekend, is in het Holo ceen niet aanwezig in oordwesteuropa (Meijer & Preece, 2000). Recentelijk, eindjaren tachtig de20ste eeuw, zijn 1758) (fig. 8). Zeer zeldzaam. Slechts één gaafexemplaar dat opvallend donkerblauw kleur en volledig ondoorschijnend is, is gevonden, door TrudyLangeveld. L. stagnalis is een zoet/ licht brakwatersoort. Ocenebra erinacea (Linnaeus, 1758). Zeldzaam. Slechts zowel C. fluminalis als C. fluminea (Müller, 1774) (weer) opgedoken in de ederlandserivieren (Gittenberger & Janssen, 2004). De bij Hoek Holland gevonden exemplaren zijn wit kleur en dikschalig. Een herkomstuit het Vroeg ofmidden Pleistoceen lijkt voor de hand liggend. Een mogelijkheid één goed exemplaar is gevonden, door Trudy Langeveld. is dat deze fossielen in het Laat Pleistoceen zijn herwerkt en afgezet zijn in lagen die werden opgezogen uit de Eurogeul. Later vond zij nog een tweede, slechter bewaard gebleven exemplaar en de auteur vond nog een fragment met mondrand. Het gevonden exemplaar Glycymeris sp. (fig. 4) ziet er Turritella (Haustator) solanderi (MayerEymar, 1877) erg goed uit, waardoor het onwaarschijnlijk is dat het een (fig. 10, zie ook fig. 9). Zeer zeldzaam. Slechts één klein fragmentje is gevonden, dat door Anton Janse gedetermineerdis. Het fragmentje is erg afgerold en wittig kleur. Dit is een eocene soort. Turritella sp. (fig. 11). Zeerzeldzaam.aasthet fragmentje verspoeld (Plioceen) exemplaar is. De soort Glycymeris glycymeris is bekend uit hetpleistoceen (mogelijk Eemien) (Moerdijk et al., 2010), en is een vrij variabelesoort (pers. comm. A.C. Janse). Ook gezien de preservatie ligt het voor de hand dat het gevonden exemplaar tot deze soort behoort. T. solanderiis er nog een fragmentje, 1,7 cm lengte gevonden, door Trudy Langeveld. Dit is geeneocene, Determinatie exsitu verzamelde exemplaren Glycymeris is echter niet gemakkelijk, een pliocene Turritella, die helaas door de afrolling niet daar dat dit exemplaar voorlopig op Glycymeris sp. gehouden wordt. meer zeker te determineren is. Venericor planicosta (fig. 7), ederlandsenaam zwinkokkel, Een Zwinwachter het strand Hoek Holland Alle bovengenoemde soorten zijn los verzameld, dat wil zeggen, ze zaten niet ingesteente. Op 25 oktober2011 vond de auteur een stuk groenig, glauconiethoudend zandsteen (fig. 12) op het strand Hoek Holland, ongeveer 9 bij 8 bij 3 centimeter. De gelijkenis qua kleur en fossielinhoud met de eocene Zwinwachters die op Cadzand is een typisch eocene soort, die veel in westelijk Zeeuws Vlaanderen (Zeeland) wordt gevonden. Dit is een erg dikschalige schelp, die ook als zwaar gerold/verweerd fragment nog goed herkenbaar is. Voorkomens noordelijker dan Zeeland zijn zeldzaam, de soort is bijvoorbeeld gemeld de Zandmotor (ZuidHolland) (Langeveld, 2011), Scheveningen (Moerdijk et al., 2010) en zelfs Egmond aan Zee (oordholland) (Leeuw, 2010). De ge (Zeeland) (zie bijvoorbeeld Moerdijk et al., 2010) worden gevonden, is treffend. In dit stuk steen bevinden zich een aantal fossiele mollusken, waaronder een aantal kleine exemplaren (kleiner dan 1 cm) Turritella (Haustator) solanderi (fig. 9), en wat fragmenten grotere bivalven. vonden exemplaren (7 in totaal) zijn op een uitzondering na allemaal wittig. De uitzondering is donkerbruin kleur. De exemplaren Hoek Holland zijn dus herwerkt, waarschijnlijk zijn zij doorrivieren (mogelijk deoerschelde) afgezet in lagen die uit de Eurogeul zijn opgezogen. Daarnaastzittener fragmenten buisjes in die op Ditrupa (kalkkokerwormen) lijken. Ten slotte lijkt er ook een klein roggentandje in te zitten, dit is lastig te zien, omdat het stuk ingebed zit in de matrix. Mogelijk is dit stuk steen door de Oerschelde hierheen getransporteerd. Lymnaea stagnalis (fig. 8), ederlandse naam poelslak, is eenomnivore, toch vooral plantenetende zoetwaterslak, die 6 tot 7 jaar oud entot 70 mm hoog kan worden. Hij komt meestal voor in stilstaand zoet of licht brakwater, met een voorkeur voor een rijke begroeiing. Fossiel is de soort uit het
AFZETTIGE WTKG 32 (4), gehele Pleistoceen en uit het Holoceen bekend (Gittenberger & Janssen, 2004). 2011 81 De vondst bij Hoek er goed in een gevonden exemplaar bepaalde periode geplaatst worden, omdat 9. Turritella Zwinwachter een (Haustator) zand verschillende herkomst en ouderdom gebruikt is. exemplaar talliseerd Hoek (ondoorschijnend) Holland is en vrij donkerblauw Turritella(Haustator) solanderi (fig. ne soort. vlakte Hij is ook aangetroffen (Maasvlakte I). uit het zuiden Schelde Deze aangevoerd (Cadée fragmentje (fig. & 10, fig. 9) is is afgerold, zijn aangetast (fig. 9), solanderi (7 mm hoogte) in Holland. Turritella (Haustator) 11: Turritella sp. Hoek 12: De Zwinwachter Hoek solanderi Hoek Hol land. kleur. Holland. Holland. een eoce mogelijk Het los wat transport wijst. Ook de exemplaren in de wachter is waarschijnlijk door rivieren, zwaar Lymnaea stagnalis in materiaal de Maas soort Wesselingh, 2005). 10) volledig gerekris Hoek 10. Het Holland. Holland kan dus niet 8. Het Hoek door de zij zijn tijdens het door de matrix waarin transport ze beter beschermd geweest zich bevinden. gevonden inderdaad op gevonden niet door want Zwin afrolling, Het gevonden fragment komstig rold om Turritella sp. uit het Plioceen. Het een fragment betrouwbare determinatie te (fig. 11) is helaas doen, is af te gehet
Spirula Het Cranium27 Afzettingen Geologie 21 Cranium 82 AFZETTIGE WTKG 32 (4), 2011 is waarschijnlijk T. incrassata (Sowerby, 1814) of T. tricarinata (Brocchi, 1814) (pers. comm. A.C. Janse). Het schelpje is duidelijk getransporteerd, te zien aan de grote mate affolling. en Mijnbouw/etherlands Journal of Geosciences 79 (2/3): 241255. Moerdijk, RW. et al., 2010. De fossiele schelpen de ederlandsekust. ederlands Centrumvoor Biodiversiteit aturalis, Leiden. Conclusie Mol, D., J. de Vos, R. Bakker, B. Geel, De fossiele molluskenfauna het strand Hoek Holland is gevarieerd. Materiaal uit verschillende geologische tijdvakken ligt er door elkaar, wat het verzamelen aan de ene kant lastiger maakt, omdat de stratigrafische J. Glimmerveen, H. der Plicht & K. Post, 2008. Kleine encyclopedie het leven in het Mammoeten, Pleistoceen neushoorns en andere dieren de oordzeebodem. Uitgeverij Veen Magazines B.V., Diemen. lagen herkomst dus niet bekend zijn, wat aan Wesselingh, R, K. Post, A. Janse, T. Meijer & D. Mol, 2010. de andere kant voor leuke verrassingen zorgt, in de vorm Schelpjes en takken op mammoetbeenderen geven inzicht in het LaatPleistocene afzettingsmilieu de dwaalgasten. Mollusken uit het Holoceen domineren, mollusken uit het Eemien zijn talrijk en oudere mol Eurogeul. 27 (2): 2931. lusken zijn verhoudingsgewijs erg zeldzaam, materiaal uit het Eoceen en het Plioceen is ook gevonden. De hier gepresenteerde lijst zal niet compleet zijn, geeft 1Bram Langeveld, Distelweg 13, 2215 DS Voorhout, tel. 0252 60 63, email: bramlangeveld@hetnet.nl een beeld de wat algemener aan te treffen, duidelijk fossiele, relatief grote soorten. Dankwoord Hans Langeveld, en met name Trudy Langeveld worden vriendelijk bedankt voor het meezoeken bij Hoek Holland en het doneren enkelezeldzame en vele algemene fossiele mollusken. De dank Donny Chrispijn voorhet doneren enkelezeldzame mollusken.hans Langeveld wordt bedankt voor het vervaardigen de foto s voor figuur 1 tot en met 7 en 12. Anton Janse dank ik voor zijn hulp bij determinaties en advies betreffende lastige soorten. Frank Wesselingh, Bert der Valk en Anton Janse worden bedanktvoor het doorlezen eerdere versies ditartikel. Literatuur Cadée, G.C. & F. Wesselingh, 2005. Van levend schelpdier naar fossiele schelp: tafonomie ederlandse strandschelpen. 343: 3652. Gittenberger, E. & A.W. Janssen (eds.), 2004. De ederlandse zoetwatermollusken.recente en fossiele weekdieren uit zoet en brakwater. ederlandsefauna2. ationaal atuurhistorisch museum aturalis, KV Uitgeverij, European Invertebrate Survey ederland. Janse, A., 1999. Tridonta borealis, het begin? Afzettingen WTKG 20 (4): 6768. Janse, A., 2005. Stratigrafie afde wal: strandsuppleties Goeree Voome (ZuidHolland). 26 (4): 5963. WTKG Langeveld, B., 2010a.Wolharige neushoorn resten het strand nabij Hoek Holland. (2): 73. Langeveld, B., 2010b. Enkele bamsteenvondsten de ederlandsekust. Zeepaard 70 (5/6): 178181. Langeveld, B., 2011. Zwinkokkels Venericor planicosta (Lamarck, 1801) de Zandmotor (ZuidHolland). Afzettingen WTKG 32 (4): 9394. Leeuw, D., 2010. Een Zwinkokkel het oordhollandse op strand. Afzettingen WTKG 31(2); 47. Meijer T. & R.C. Preece, 2000. A review ofthe occurrence of Corbicula in the Pleistoceneof orthwest Europe.