FOTOSYNTHESE EXPERIMENTEN



Vergelijkbare documenten
DEEL 2. Papierchromatografie. VWO 6 BIOLOGIE Practisch SchoolOnderzoek 2 12 april min

CHIPS. light versus naturel

Verslag Scheikunde scheidingsmethoden

Deel 1: traditionele kalkwater met koolstofdioxide test.

Prof. dr. Wanda Guedens Mevr. Monique Reynders

De TOA heeft een aantal potjes klaargezet. In sommige potjes zit een oplossing, in andere potjes zit een vaste stof.

CHEMIE. Weet wat je drinkt als je nog rijden moet!!! Een practicum over alcohol. Prof. dr. Wanda Guedens Lic. Monique Reynders

Samenvattingen. Samenvatting Thema 1: Stofwisseling. Basisstof 1. Organische stoffen:

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

Leerlingeninstructie: Zuren en basen in de keuken

Het opzetten van je gisting

Bepaling van concentratie nitriet in een monster met een. spectrofotometer

FOTOSYNTHESE bij PLANTEN

SE voorbeeldtoets 5HAVO antwoordmodel

Oefenvragen Hoofdstuk 2 Scheidingsmethoden antwoorden

Een stof heeft altijd stofeigenschappen. Door hier gebruik van te maken, kun je stoffen makkelijk scheiden.

Wa W rm r t m e Inlage

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

Aan de slag 1bis Samenhang tussen het ademhalingsstelsel en het bloedvatenstelsel

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Stofwisseling

Vorming van niet-metaaloxiden

8.1. Antwoorden door een scholier 1081 woorden 3 maart keer beoordeeld. Scheikunde 2.1 AFVAL

Bekers vastzuigen met koffiefilter

Samenvatting Biologie Samenvatting hoofdstuk 1 bvj

Onderzoekscompetenties. 3 de jaar. Hoe verlopen chemische reacties? A Tekst leerlingen: leerwerkboek

gist luchtige schimmels

Oplosbaarheid van CO2 in water aantonen bij verschillende temperaturen 10 C 10 C

Indi Go! Synthese Toepassing Onderzoek Onderzoeksproject in het sciencelab van de UvA voor klas 3 HAVO/VWO

Datum Voorzitter Secretaris Klusser

Practicum Zouten 2 VMBO 4 Zouten Zoutoplossingen bij elkaar Slecht oplosbare zouten maken Ionen verwijderen Herkennen van een zout

Docentenhandleiding 6x5 Daderprofiel DNA kit

ontleding van bakpoeder tot soda

SPECTROFOTOMETRISCHE BEPALING VAN HET ORGANISCH KOOLSTOFGEHALTE IN BODEM

Docentenhandleiding 2x15 Daderprofiel DNA kit

Docentenhandleiding 2x16 Daderprofiel Dye kit

ph bepalen m.b.v. rode koolsap

Intermoleculaire krachten. Waterdruppels kleven aan de kraan of aan een bloemblad. Kwik vormt gemakkelijk grote druppels die niet aan het glas kleven.

Proef Scheikunde Proeven

11de Vlaams Congres van Leraars Wetenschappen zaterdag 12 november Jacky Hellemans - Koen Paes

Praktische opdracht Biologie Voeding

De kracht van Archimedes

Onderzoeksthema: DNA extractie uit levende cellen (kiwi) (6 jaar) C. Schramme

Showdechemie2. Demonstreren met Showde. dechemie

LESDOELEN LEERINHOUD WERKVORMEN/MEDIA/ORGANISATIE TIJD

Vitamine C bepalen uit fruitsap

Onderscheid tussen chocolade en dieetchocolade

Samenvatting Biologie Stofwisseling

Gebruiksaanwijzing van de testkits in de chemische wateranalysekoffer

Een neutralisatiereactie volgen (leerlingenversie)

1. Onderzoeksvraag Hoe kunnen we aan de hand van chemische reacties een oplossing de kleuren van een stoplicht krijgen?

BIOLOGIE Energie & Stofwisseling HAVO Henry N. Hassankhan Scholengemeenschap Lelydorp [HHS-SGL]

PENTA college CSG Scala Rietvelden vakgroep biologie Glaswerk practicum. Naam: Klas: Samengewerkt met:

Antwoorden hoofdstuk 3

1 Stoffen worden omgezet. Stofwisseling is het vormen van nieuwe stoffen en het vrijmaken van energie. Kortom alle processen in organismen.

Maken van siliconen uit zand

3.0 Stof 2

OEFENOPGAVEN VWO ZUREN EN BASEN + ph-berekeningen

Scheikundige begrippen

1. Onderzoeksvraag Hoe kunnen we een indicatordoekje op drie manieren van kleur doen veranderen? Dit van rood naar blauw en weer naar rood?

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 1: Stofwisseling

In een reactieschema staan de beginstoffen en de reactieproducten van een chemische reactie.

AAN DE SLAG Arbeid verricht door de wrijvingskracht (thema 1)

OEFENTOETS Zuren en basen 5 VWO

Experimenten reehorstconferentie

RACEN met... WC-papier

BELGIUM TEAM A TAAK A ANTWOORDBLAD LAND- EN TEAMCODE: HANDTEKENING:

Docentenhandleiding Medicijn vs. Maagzuur

Checklist verplichte instrumenten

De ijzer en zwavelreactie

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE EINDTOETS PRACTICUM

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?

scheikunde bezem vwo 2016-I

NLT: De Bodem Leeft. Naam:...

Leg in iedere cirkel op het werkvel iets van een grondsoort. Zet de naam van de grond erbij.

1. De invloed van de lichtintensiteit op de zuurstofproduktie bij waterpest (assimilatie)

Lesbrief : Melk en essentiële aminozuren Versie januari 2015

RUIMTE ONDERZOEK. Antwoordbladen. Belgium TEAM A (Flemish) Names and signatures. 26 th April, VANDEVIJVERE Tijl VANHAVERBEKE ELIAS

1. Onderzoeksvraag Hoe kunnen we een geheimschrift ontwikkelen m.b.v. natriumcarbonaat?

Proef Scheikunde Redoxtitratie Bepaling vitamine C in tabletten

6,5. Verslag door Jesse 2249 woorden 6 februari keer beoordeeld

Eindexamen havo biologie pilot 2013-I

bedoeld wordt met hoeveelheidbegrippen als: alle, geen, niets, veel, weinig, meer, minder, evenveel. Ordent hoeveelheden om ze te Groep 1 Groep 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Colorimetrische bepaling van het kopergehalte van euromunten experiment 5+

Reacties met een kleurtje

What s in the experiment bag? Enkele experimenten om met het materiaal van de kit uit te voeren

Exo-energetische reactie: Een chemische reactie waarbij energie vrijgegeven wordt.

Docentenhandleiding. Hoofdstuk 1 Inleiding

Rekenen aan reacties (de mol)

0,8 = m / = m / 650

... Lesfiche. Experimentjes met planten. graad 1, 2 en 3

Proef Scheikunde Zure en basische schoonmaak middelen; pipet en buret; titreren

Hoofdstuk 2. Scheidingsmethoden. J.A.W. Faes (2019)

Dit is een beknopte versie vertaald uit de Engelse versie, waar naar gerefereerd word in deze tekst. Zie PDF Ground test A

Quiz Experimentenwedstrijd Antwoorden. Playful Science 9

Opgave 1. Opgave 2. b En bij een verbruik van 10 ml? Dan wordt de procentuele onnauwkeurigheid 2 x zo groot: 0,03 / 20 x 100% = 0,3% Opgave 3

Exact periode 2.1. Q-test. Dichtheid vaste stoffen Dichtheid vloeistoffen; interpoleren

Er is sprake van een zuivere stof als er slechts één stof is. Salmiak is dus een zuivere stof.

Fossiele brandstof kent problemen

Chocolade: de zilverspiegel

Transcriptie:

FOTOSYNTHESE EXPERIMENTEN V. Rasquin - 1 -

EXPERIMENTEN P1 Bepaling van het O 2 -verbruik door een dier Doel van het experiment De ademhalingssnelheid van een dier bepalen, uitgedrukt in ml O 2 -verbruik per gram lichaamsgewicht en per uur. Materiaal twee eenvoudige respirometers (zie figuur voor opbouw) pissebedden waterbad thermometer + chronometer statief + klem 1 natronkalk + indicator (de natronkalk absorbeert het geproduceerde CO 2 en de indicator verandert van kleur wanneer de natronkalk verzadigd is). I.p.v. deze natronkalk kunnen ook enkele korrels KOH gebruikt worden (handschoenen + veiligheidsbril!) balans Opstelling 1 Dit product kan o.a. besteld worden bij BOOM n.v., Pegasuslaan 5, 1841 Diegem (tel. 02-709 29 07). Het artikel nummer is C76021360-2 -

Werkwijze 1. (Voor de leerkracht) Wanneer de binnendiameter van het capillair niet gekend is dient deze eerst bepaald te worden. Hiertoe zuig je een zekere hoeveelheid kwik op in het capillair en meet de lengte van de kwikkolom. Laat het kwik terug uitlopen en weeg het. Het volume van het capillair per cm lengte kan gemakkelijk berekend worden met volgende formule: volume = (gewicht kwik / lengte kwikkolom x 13,6) ml per cm 2. Weeg 5 pissebedden 3. Doe de pissebedden in de eerste respirometer. De tweede opstelling dient als controle. Wanneer drukverschillen optreden in de tweede respirometer, dienen deze in rekening gebracht te worden bij de metingen op de eerste respirometer. 4. Bevestig elke respirometer aan een statief en laat ze beide zakken in een waterbad tot aan de stop. 5. Laat de beide schroefklemmen gedurende 5 minuten open zodat de systemen zich kunnen aanpassen aan de omgevingstemperatuur. 6. Sluit beide klemmen 7. Breng met een pipet wat gekleurde vloeistof aan de opening van beide capillairen en wacht tot een druppel is opgezogen (als resultaat van O 2 -verbruik) - Start de tijd. 8. Noteer na 10 minuten de afstand die de druppel in het capillair heeft afgelegd. 9. Herhaal enkele malen de werkwijze in stappen 8 en 9; met behulp van een injectiespuit die men aansluit op het rubberen darmpje kan de vloeistofdruppel in het capillair gemakkelijk weer in de beginpositie gebracht worden. 10. Bereken de zuurstofgasconsumptie per uur m.b.v. volgende formule: O 2 VERBRUIKT = (volume O 2 verbruikt x 60 / tijd in min. x gewicht dieren) ml/g/uur - 3 -

P2 Invloed van de temperatuur op het O 2 -verbruik van een dier Materiaal: idem als in vorig experiment Werkwijze: Herhaal de werkwijze van het vorige experiment, maar verhoog de temperatuur van het waterbad telkens met 5 C tot een temperatuur van 40 C is bereikt. Metingen: temperatuur van het waterbad 25 C 30 C 35 C 40 C verbruik O 2 in ml/g/uur Besluit: - 4 -

P3 Tijdens de alcoholische gisting wordt CO 2 geproduceerd Doel van het experiment: Aantonen dat gistcellen bij het vergisten van suiker CO 2 produceren Materiaal: kalkwater verse bakkersgist 10 % glucoseoplossing waterbad twee reageerbuizen geplooid glazen buisje (zie opstelling) Opstelling: Werkwijze: Verwarm 50 ml glucoseoplossing tot 40 C Voeg 3 g bakkersgist toe en meng goed tot een homogene suspensie Giet de gistsuspensie in een reageerbuis en maak bovenstaande opstelling Waarvoor dient het kalkwater? Waarneming: Besluit: - 5 -

P4 Factoren die een invloed hebben op de CO 2 -productie door gistcellen Doel van het experiment: In dit experiment zullen we nagaan of 1. bakkersgist naast glucose ook maltose, sacharose, lactose en zetmeel vergist 2. de temperatuur een invloed heeft op het gistingsproces Materiaal: 10% oplossingen van glucose, maltose, sacharose, lactose en zetmeel. Laat alle oplossingen op kamertemperatuur komen. piepschuim verse bakkersgist gekleurde vloeistof (voor in manometer) beker met water (waterbad) chronometer thermometer Opstelling: Invloed van het sacharide Werkwijze: Uit vorig experiment weten we reeds dat gistcellen glucose vergisten. Om na te gaan of gistcellen a) ook andere sachariden vergisten b) en zo ja, met welke snelheid gaan we nu als volgt te werk (het werk kan over de klas verdeeld worden): - 6 -

1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Voeg 3 g bakkersgist bij 50 ml van de glucoseoplossing en meng goed tot een homogene suspensie Giet in een recipiënt en maak bovenstaande opstelling. Als laatste stap sluit je het recipiënt met de gistsuspensie af. Je noteert de starttijd. Je stopt de tijd wanneer de gekleurde vloeistof 5 cm is gestegen in het rechterbeen van de manometer. Je noteert het tijdsverloop Je herhaalt de stappen 1 t.e.m. 4, maar je vervangt in stap 1 glucose door maltose Je herhaalt de stappen 1 t.e.m. 4, maar je vervangt in stap 1 glucose door sacharose. Je herhaalt de stappen 1 t.e.m. 4, en vervangt nu in stap 1 glucose door lactose. Je herhaalt de stappen 1 t.e.m. 4, en vervangt in stap 1 glucose door zetmeel. Metingen: glucose maltose sacharose lactose zetmeel tijdsverloop Besluit: Invloed van de temperatuur Werkwijze: 1. Voeg 3 g bakkersgist bij 50 ml van de glucoseoplossing en meng goed tot een homogene suspensie 2. Giet in het recipiënt en maak dezelfde opstelling als bij de vorige proef. Als laatste stap sluit je het recipiënt met de gistsuspensie af. Je start de tijd en leest direct de temperatuur van het waterbad af. 3. Je stopt de tijd wanneer de gekleurde vloeistof 5 cm is gestegen in het rechterbeen van de manometer. 4. Je noteert het tijdsverloop 5. Je herhaalt de stappen 1 t.e.m. 4, maar je isoleert het waterbad met piepschuim en voegt vooraleer de tijd te starten warm water toe tot je een temperatuur bekomt van 30 C 6. Telkens herhaal je deze werkwijze bij een temperatuur van het waterbad, die 5 C hoger ligt dan bij de vorige meting. 7. Je voert een laatste meting uit bij 50 C. - 7 -

Metingen: temperatuur 30 C 35 C 40 C 45 C 50 C tijdsverloop Besluit: - 8 -

P5 Bepaling van het respiratoir quotiënt bij kiemende zaden Het respiratoir quotiënt (RQ) geeft de verhouding weer van de hoeveelheid geproduceerd koolstofdioxide tot de hoeveelheid verbruikt zuurstofgas. hoeveelheid geproduceerd CO 2 RQ = hoeveelheid verbruikt O 2 Deze hoeveelheden worden uitgedrukt in ml.h -1 of in mol.h -1. Om de intensiteit van het metabolisme tussen verschillende soorten te vergelijken, moet men ook rekening houden met de massa. In dit geval worden de gemeten waarden uitgedrukt in ml.h -1.kg -1 of in mol.h -1.kg -1. Wanneer een organisme enkel glucose verademt, is RQ = 1. We kunnen dit gemakkelijk afleiden uit de algemene vergelijking voor de aerobe ademhaling (in haar eenvoudigste vorm): C 6 H 12 O 6 + 6 O 2 6 CO 2 + 6 H 2 O Per mol glucose die er verademd wordt, worden er evenveel mol koolstofdioxide geproduceerd als dat er mol zuurstofgas verbruikt worden. Bij vetten en eiwitten is RQ < 1 en voor organische zuren is RQ > 1. Voor vetten is RQ 0,7 en voor eiwitten is RQ 0,9. Nemen we als voorbeeld de oxidatie van palmolie: RQ = 102/145 = 0,703 2 C 51 H 98 O 6 + 145 O 2 102 CO 2 + 98 H 2 O Bij de mens is in basale voorwaarden RQ 0,8, waaruit we kunnen afleiden dat in die omstandigheden naast sachariden ook nog andere verbindingen verademd worden. Doel van het experiment: nagaan of het organisme alleen sachariden verbrandt, of ook andere verbindingen. Benodigdheden: 3 grote reageerbuizen 3 doorboorde rubberen stoppen, waarin juist een capillair past. De stoppen zelf passen op de reageerbuizen. 3 capillairen waterbad dat voldoende groot is om de reageerbuizen + gemonteerde capillairen in plat te leggen (zie figuur volgende blz.) lintmeter 2 maatcilinders van 100 ml kiemende zaden (vb. erwten of bonen) bolletjes in glas of kunststof geconcentreerde KOH-oplossing (handschoenen & veiligheidsbril!) watten - 9 -

Werkwijze: 1. Maak volgende opstellingen: Hiertoe doe je in reageerbuis A: in reageerbuis B: - een laagje droge watten - een laag watten bevochtigd met 10 druppels KOH-opl. 2-10 à 20 kiemende zaden - een laag droge watten - een laag droge watten - evenveel kiemende zaden als in A - een laag droge watten (evenveel als in A) in reageerbuis C: hetzelfde als in reageerbuis B, alleen vervang je de zaden door glazen (of kunststof) bolletjes. Het volume van deze bolletjes moet hetzelfde zijn als dat van de zaden. Daarvoor giet je in twee maatcilinders telkens 50 ml water. Vervolgens doe je in de eerste maatcilinder de kiemende erwten en je noteert het nieuwe vloeistofniveau. In de tweede maatcilinder doe je zoveel glazen bolletjes als nodig om hetzelfde vloeistofpeil als in maatcilinder 1 te bekomen. Droog de zaden en de papieren bolletjes met een papieren zakdoekje alvorens ze in de reageerbuizen te doen. Zorg er ook voor dat er geen KOH tegen de wand van de reageerbuizen komt. 2 KOH bindt het vrijkomende CO 2 onder de vorming van KHCO 3-10 -

2. Plaats nu gedurende 10 à 15 minuten de 3 reageerbuizen schuin in een waterbad (zoals weergegeven op onderstaande figuur). De capillairen kunnen rusten op een roerstaaf. De bedoeling is dat de temperatuur in de drie buizen dezelfde wordt als die van het waterbad. Dit vermindert de kans op grote temperatuurschommelingen. 3. Dompel nu de drie opstellingen volledig onder water en wacht vervolgens tot de vloeistof in het capillair niet meer verschuift. Markeer de plaats van het vloeistofpeil. Metingen: Meet de verplaatsing van de waterkolom in buis A = L 1 =... mm Meet de verplaatsing van de waterkolom in buis B = L 2 =... mm Meet de verplaatsing van de waterkolom in buis C = L 3 =... mm De extra verplaatsing in buis B t.o.v. de vloeistofverplaatsing in opstelling C is te wijten aan het verbruik van O 2 = L 2 - L 3 = L B (het geproduceerde koolstofdioxide werd geabsorbeerd door KOH) - 11 -

Extra verplaatsing in buis A is een maat voor het verschil tussen het verbruikte O 2 en het geproduceerde CO 2 = L 3 - L 1 = L A Besluit: L B RQ = L B - L A - 12 -

P6 Bij de fotosynthese wordt O 2 geproduceerd Inleiding: Natriumdithioniet (Na 2 S 2 O 4 ) is een sterke reductor. Wanneer deze stof toevoegen aan een blauwe methyleenblauwoplossing wordt deze ontkleurd. Wanneer we deze oplossing schudden wordt ze terug blauw, doordat het zuurstofgas uit de lucht zorgt voor de omgekeerde reactie. We zullen van dit principe gebruikmaken om aan te tonen dat waterpest tijdens de fotosynthese zuurstofgas produceert. Materiaal: waterpest 2 reageerbuizen 20 % natriumdithionietoplossing (Na S O ) 2 2 4 5 % methyleenblauwoplossing druppelteller olie Werkwijze: 1. Vul de 2 reageerbuizen voor ¾ met water 2. Doe in één reageerbuis wat waterpest; zorg ervoor dat deze volledig met water bedekt is 3. Voeg in beide reageerbuizen zoveel methyleenblauwopl. toe totdat je een duidelijk blauwe kleur krijgt 4. Druppel nu onder licht schudden wat van de natriumdithionietopl. bij totdat de blauwe kleur verdwijnt. Voeg dan nog enkele extra druppels toe. 5. Voeg een weinig olie toe, om gasuitwisselingen met de atmosfeer te beletten. 6. Zet beide reageerbuizen op een goed verlichte plaats. Waarneming: Besluit: - 13 -

P7 Factoren die een invloed hebben op de intensiteit van de fotosynthese Inleiding: We weten dat een plant tijdens de fotosynthese koolstofdioxide uit de omgeving opneemt en zuurstofgas afstaat. Het grootste deel van deze gasuitwisselingen gebeurt via de huidmondjes in de bladeren 3 Huidmondjes openen doordat de sluitcellen actief K + -ionen opnemen. Door de verhoogde osmotische waarde wordt water uit de naburige cellen opgenomen waardoor de interne druk van de sluitcellen sterk stijgt (van zo n 1,5 naar 3,0 megapascal). Doordat de wanden van de sluitcellen bij de opening (het huidmondje = stoma) het meest rekbaar zijn, zetten de sluitcellen in verticale richting uit en wordt het huidmondje geopend (fig. A). Uitstroom van kaliumionen heeft het omgekeerde effect (fig. B). In de regel zijn huidmondjes overdag geopend en s nachts gesloten. CO 2 -gas diffundeert vanuit de lucht via de huidmondjes naar de intercellulaire ruimtes en vandaar wordt het opgenomen in de bladmoescellen. Zuurstofgas volgt de omgekeerde weg. 3 Ook andere plantendelen, zoals de stengel, bevatten huidmondjes, maar bij de meeste planten gebeurt het gros van de gasuitwisselingen via de huidmondjes van de bladeren. - 14 -

Doel van het experiment: In dit experiment willen we de invloed van enkele factoren nagaan op de intensiteit van de fotosynthese. De hoeveelheid O 2 die bij het proces geproduceerd wordt, zal voor ons een maat zijn voor de intensiteit. Materiaal: kiemplantjes van raapzaad (Brassica raapzaad) - 3 à 4 dagen oud (ook andere kiemplantjes kunnen dienst doen) een mespunt bakpoeder (NaHCO ) 3 drinkrietje of zeer fijne kurkboor zwart filmdoosje (van 35 mm fotofilm; zijn massaal bij de fotograaf te bekomen) 5 ml spuit Werkwijze: 1 2 3 4 5 6-15 -

7 8 9 Invloed van de lichtsterkte: Herhaal stappen 1 t.e.m. 8 van het experiment, maar nu met een zwakkere belichting in stap 7 Invloed van de golflengte van het licht: Herhaal stappen 1 t.e.m. 8 van het experiment, maar nu omwikkel je de spuit in het begin van stap 7 met gekleurde plasticfolie (achtereenvolgens met rood, groen, geel, blauw) Metingen: Invloed van de lichtsterkte tijdsverloop (s) bij volle lichtsterkte tijdsverloop (s) bij geringere lichtsterkte fragment 1 drijft fragment 2 drijft fragment 3 drijft fragment 4 drijft Besluit: - 16 -

tijdsverloop (s) fragment 1 zinkt fragment 2 zinkt fragment 3 zinkt fragment 4 zinkt Wat kan je besluiten wanneer je de bezinkingstijden vergelijkt met de tijden die nodig zijn om de fragmenten te doen drijven? Invloed van de golflengte van het licht tijdsverloop (s) rood licht tijdsverloop (s) groen licht tijdsverloop (s) geel licht tijdsverloop (s) blauw licht fragment 1 drijft fragment 2 drijft fragment 3 drijft fragment 4 drijft Besluit: - 17 -

P8 Factoren die een invloed hebben op de synthese van zetmeel Doel van het experiment: We willen nagaan in hoeverre licht, CO 2 en bladgroen noodzakelijk zijn voor de synthese van zetmeel door een plant. Materiaal: enkele gemakkelijk groeiende potplanten (vb. Pelargonium) zwart papier wit-groen gevlekte bladeren (vb. Coleus, Cornus causa Snowboy, bepaalde Hosta s) KI/I2 -oplossing4 + druppelteller ethanol diep wit bord 3 erlenmeyers van 250 ml of 3 grote reageerbuizen + passende rubberen stoppen 3 statieven + klemmen + noten Invloed van licht en CO 2 op de vorming van zetmeel: We maken volgende opstelling; de erlenmeyers worden m.b.v.klemmen en statieven op hun plaats gehouden. 4 Los in een mortier 7 g KI op in ongeveer 10 ml water. Voeg 1 g I 2 toe en wrijf fijn. Water bijvullen tot 500 ml. Be waar de oplossing in een bruine fles met ingeslepen stop - geen rubberen stop! - 18 -

Beschikt men over planten met smalle bladeren, dan kan men ook volgende opstelling maken: Opstelling (a) is steeds de referentieopstelling. Met opstelling (b) gaan we na of CO 2 noodzakelijk is voor de vorming van zetmeel Met opstelling (c) wordt nagegaan in hoeverre licht noodzakelijk is voor de vorming van zetmeel. We laten de opstelling 48 h staan en vervolgens controleren we de bladeren op de aanwezigheid van zetmeel. Hiervoor worden ze eerst ontkleurd met ethanol, waarna met enkele druppels KI/I 2 -opl. gecontroleerd wordt op de aanwezigheid van zetmeel: - 19 -

Waarnemingen: 1. belicht blad + CO 2 : 2. belicht blad - geen CO 2 : 3. blad in het donker: Besluit: Willen we uitsluitend de invloed van licht nagaan op de productie van zetmeel, dan kunnen we een deel van het blad afschermen en vervolgens onderzoeken op de aanwezigheid van zetmeel. Dit afschermen kan b.v. op volgende manieren gebeuren: Is bladgroen nodig voor de productie van zetmeel? Om dit uit te testen gebruiken we een wit (geel)-groen gevlekt blad dat geruime tijd belicht werd Met de methode beschreven op vorige blz. onderzoeken we dit blad op de aanwezigheid van zetmeel. - 20 -

Waarneming: Besluit: - 21 -

P9 Is licht noodzakelijk voor de opname van CO 2 door een plant? Doel van het experiment: Nagaan welke de invloed is van licht op de opname van CO 2 door een plant Materiaal: waterpest 14 reageerbuizen + gepaste rubberen stopjes reageerbuisrekken waarin vermelde buizen passen watertank (aquarium) thermometer spot (250 W) 5 broomthymolblauwoplossing pipet mousseline (of neteldoek) aluminiumfolie of zwarte plastiek Voorafgaande proef Giet in 2 reageerbuizen 10 ml lichtblauwe broomthymolblauwoplossing. In de eerste reageerbuis doe je enkele druppels verdund zuur Waarneming: Blaas nu met een pipet of een drinkrietje voorzichtig in de oplossing in het tweede reageerbuisje. Waarneming: In uitgeademde lucht zit er naast waterdamp vooral stikstofgas, koolstofdioxide en zuurstofgas. Van deze drie gassen veroorzaakt alleen CO 2 het vrijkomen van protonen, wanneer het met water reageert: CO 2 + H 2 O H 2 CO 3 H + - + HCO 3 Besluit: 5 0,4 g broomthymolblauw oplossen in 100 ml water. 1 druppel van deze oplossing in 20 ml water volstaat als indicatoroplossing. De oplossing is blauw bij ph >7, geel bij ph <6 en groen tussenin. Is de bereide oplossing niet blauw, dan volstaat het wat 0,01 M NaOH opl. bij te druppelen. Voor een gele oplossing kan wat NaHCO 3 -opl bijgedruppeld worden tot de oplossing juist geel kleurt. - 22 -

Werkwijze: de helft van de klas maakt de bovenste opstelling (reageerbuizen A,B en C) en de ander helft maakt de onderste opstelling (reageerbuizen D, E en F). I.p.v. in een waterbad, mag je de reageerbuizen ook in afzonderlijke, met water gevulde bekers zetten. Je zet ze wel in dezelfde volgorde als op de figuur t.o.v. de lichtbron. Als controle maak je ook nog eens dezelfde opstelling, maar zonder de waterpest. Om snel resultaat te zien gebruik je best zo weinig mogelijk indicator! - 23 -

Waarnemingen: Blauwe indicator sterk belichte reageerbuis: matig belichte reageerbuis: niet belichte reageerbuis: Gele indicator sterk belichte reageerbuis: matig belichte reageerbuis: niet belichte reageerbuis: Besluit: - 24 -

P10 Het scheiden van bladgroenpigmenten m.b.v. papierchromatografie Inleiding De chromatografie is een methode die gebruikt wordt om stoffen in een mengsel van elkaar te scheiden. Vaak gaat het om pigmenten, maar ook niet gekleurde stoffen kunnen op deze manier gescheiden worden. Zij kunnen dan zichtbaar gemaakt worden m.b.v. andere stoffen of onder licht met een bepaalde golflengte (vb. UV-licht) Men brengt het te onderzoeken mengsel aan onder de vorm van een stip of een streep op een strook papier (zie onderstaande figuur). De onderkant van het papier wordt in een geschikt oplosmiddel gedompeld (de loopvloeistof). De loopvloeistof wordt opgezogen door het papier en lost in het passeren de componenten van het mengsel op. De ene component wordt beter meegesleurd door de loopvloeistof dan de andere, doordat hij er beter in oplost of doordat hij minder in wisselwerking treedt met de papiermoleculen. Om de aard van de gescheiden stoffen te bepalen maakt men o.a. gebruik van de R f - waarde afstand afgelegd door de beschouwde stof R f -waarde = afstand afgelegd door de loopvloeistof (vanaf de startstreep) Deze R f -waarde is bij de gegeven temperatuur karakteristiek voor een stof bij gebruik van een bepaalde loopvloeistof. - 25 -

Materiaal verse bladeren (netels, spinazie, klimop... zijn zeer geschikt) mortier en stamper fijn zand trechter papieren filter blad filtreerpapier aceton petroleumether (kookpunt 100-120 C) grote reageerbuis of maatcilinder + geschikte stop haardroger UV-lamp (niet noodzakelijk, maar wel geschikt) Werkwijze: 1. Snijd uit het filtreerpapier een reep die enkele cm korter is en 1 cm smaller dan de grote reageerbuis of de maatcilinder. 2. Bevestig deze reep aan de stop m.b.v. een klein vijshaakje 3. Bereid de loopvloeistof door 100 ml petroleumether (kookpunt 100-120 C) te mengen met 12 delen aceton. 4. Doe de loopvloeistof in de reageerbuis (of maatcilinder) tot een hoogte van ca 2,5 cm 5. Houd de reep filtreerpapier naast de buis en controleer of ze niet op de bodem rust. Zet met een potlood een merkteken op de strook 1 cm boven het oppervlak van de loopvloeistof. 6. Trek nu op deze plaats een horizontale potloodstreep. 7. Doe de bladeren in een mortier, voeg wat fijn zand + aceton toe en wrijf de bladeren fijn m.b.v. de stamper. Je moet een donkergroene vloeistof bekomen. 8. Filtreer de vloeistof en vang het filtraat op. 9. Breng met het capillair een druppel bladgroenextract aan in het midden van de potloodstreep op de reep filtreerpapier. 10. Droog met een haardroger en breng opnieuw een druppeltje op dezelfde plaats aan. 11. Opnieuw drogen en opnieuw een druppeltje aanbrengen. Herhaal dit 10 tot 20x. 12. Breng de strook met de stop in de reageerbuis, zodanig dat de onderkant ca. 2 cm in de loopvloeistof hangt en de potloodstreep ongeveer 1 cm boven de loopvloeistof uitkomt. 13. Zet op een duistere plaats en wacht tot de loopvloeistof bijna de bovenkant van de strook bereikt. 14. Bereken de Rf-waarde voor de diverse vlekken (deze kunnen nog beter gezien worden onder UV licht) en bepaal de componenten van het onderzochte bladgroen. Steun hiervoor op onderstaande gegevens. Enkele R f -waarden, kleur van de vlek en overeenstemmend pigment 0,95 geel caroteen a en b 0,83 geelgrijs feofytine 0,71 geelbruin xantofyl (vaak 2 banden) 0,65 blauwgroen chlorofyl a 0,45 groen chlorofyl b - 26 -