Offshore Windpark "West Rijn" Milieu Effect Rapport

Vergelijkbare documenten
BIJLAGE 2. Voornemen

Startnotitie Milieueffectrapportage inrichting Offshore Windpark Den Haag I

Windpark de Hoevensche Beemden te Halderberge Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Windpark Avri Onderzoek slagschaduw

Ruimte voor de Waal - Nijmegen Verificatie Ruimtelijk Plan Hydraulica

Winning van aardgas in blok E18 van het Nederlandse deel van het continentaal plat, vanaf satellietplatform E18-A

Windenergie op zee. Anita Nijboer

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen

Quickscan opties wind / zand combinaties

Financiële baten van windenergie

Ontwikkeling windparken op de Noordzee Startnotitie windpark Den Helder I. 8 april 2005 Definitief rapport 9R

Nationaal Waterplan 4 alternatieven:

Winning van aardgas in blok M7 gelegen in het Nederlandse deel van het continentaal plat Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport

Inrichtings-milieueffectrapport Near Shore Windpark

Vormvrije mer-beoordeling Windpark Autena te Vianen

Geachte heer/mevrouw,

Raedthuys Windenergie BV en De Wieken BV. Berekeningen aanvullende scenario s

PlanMER/PB Structuurvisie Wind op Zee Resultaten beoordeling Natuur. Windkracht14 22 januari 2014 Erik Zigterman

Waarom dit windpark? Windplan Blauw. Energieakkoord 2020: Megawatt (MW) aan windenergie op land in 11 provincies

Voortgangsrapport windenergie op zee. Programma windenergie op zee

Aardgasgestookte STEGcentrale InterGen in Rijnmond te Pernis

CUMULATIEVE EFFECTEN. Inleiding

Offshore windpark Tromp Binnen Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de passende beoordeling

Bodemrisicoanalyse AVR Brielselaan 175 Rotterdam

DTS meting Huizingalaan

Projectnummer: B Opgesteld door: ir. G.K. Jobse; W.S. Schik. Ons kenmerk: :0.7. Kopieën aan:

MKBA Windenergie binnen de 12-mijlszone

Corus in IJmuiden TRUST. Corus bouwt aan moderne energievoorziening voor de toekomst

Impact windenergie op Noordzeemilieu: kansen & bedreigingen

Geluid. De norm: 47 db L den

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Windturbinepark Kabeljauwbeek. 0. Inleiding. 1. Algemeen

Bijlage D WINDTURBINE OPSTELLING VARIANTEN

GEM project memo Onderwerp: Aanvulling MER Gemini Actualisatie scheepvaartintensiteit

Grondwatereffecten door aanleg van de tunneltraverse A2

Introductie windenergiesector

STEG-eenheid Moerdijk Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport

Duurzame energie voor alle huishoudens van gemeenten 's-hertogenbosch en Oss. 23 oktober 2017

BIJLAGE 13 VERWERKING ADVIES COMMISSIE VOOR DE M.E.R.

25 jaar windenergie in de Noordoostpolder

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl)

TKI Wind op Zee Workshop Financiering

Dirk van der Cammen en Raoul van Lambalgen ILVO seminar 30 juni 2011, Oostende

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (zuid)

Offshore windturbinepark Q4 West

Rivierkundige berekeningen Randwijkse Waard Rivierkundige analyse

TEKST VAN DE PROJECT-PLANOLOGISCHE KERNBESLISSING. Zoals deze luidt na goedkeuring door de Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal.

Helikopter start- en landingsplaats Eemshaven

STARTNOTITIE Milieueffectrapportage Offshore Windpark Raedthuys Locatie IJmuiden 2

Herinrichting Neherkade Den Haag

Windpark Delfzijl Zuid

Uitbreiding Windturbine Testpark Wieringermeer Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport

Kindcentrum Olingertil te Appingedam Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen

Voor energietuinen op het IJsselmeer

Provincie Zeeland. M.E.R.-Iokaties voor, grootschalige opwekking van windenergie in Zeeland. Richtlijnen milieu-effectrapport. '"tj. -...

A COMPANY OF HASKONING NEDERLAND BV MILIEU. Een ad-hoc Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau (MTR) voor aluminium in oppervlaktewater. 26 april 2002 RIZA

Opbrengst- en turbulentieberekeningen Windpark IJmond Lijnopstelling windturbines Reyndersweg Velsen-Noord

Inleiding. Juridisch kader. Memo. memonummer datum 30 augustus 2017 Ton van Dortmont Els Joosten

PR contouren voor windturbine Vestas V90-3.0

Windmolenpark Hattemerbroek, gemeente Oldebroek

MER militaire luchthaven Volkel Samenvatting

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (Zuid)

Planning Milieu-effectstudie Windenergie Eemshaven-West

Rivierkundige compensatie dijkverbetering - Werkendam Rivierkundige Analyse

Windpark Zeewolde. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 30 mei 2017 / projectnummer: 3089

Bijlage A. Begrippenlijst

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Opschalen, saneren of vervangen

Windpark Nieuwe Waterweg

Informatie voor de welstandscommissie (Windpark Kabeljauwbeek-gemeente Woensdrecht)

Windpark Fryslân. Toetsingsadvies over de aanvullende notitie bij het milieueffectrapport. 14 juli 2016 / projectnummer: 2673

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4. Datum 6 september Betreft SDE subsidie windenergie op zee

II _:! X RAEDTHUYS KEMA~ Startnotitie milieueffectrapportage. Offshore Windpark Raedthuys. Locatie Oost-Friesland

De vormvrije m.e.r.-beoordeling: vereisten

Uitbreiding opslagcapaciteit Maasvlakte Olie Terminal, Maasvlakte Rotterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

c. de wieklengte van een windturbine : de afstand tussen de uiterste punt van een wiek en de naaf.

Startbijeenkomst Klankbordgroep 21 november

NET OP ZEE HOLLANDSE KUST (WEST BETA) Werksessie 2 offshore

Waterdunen. Verantwoording groepsrisico; nieuwe locatie hotel. Auteur: A.S. Veger MSc. Opdrachtgever Provincie Zeeland Postbus AD Middelburg

Opbrengstberekening t.b.v. MER Windpark Deil. Inleiding. Berekening. Datum: 28 september 2016 Auteur: Steven Velthuijsen

Waarom windenergie op land?

BIJLAGE 1 BIJ WIJZIGINGSAANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING INKOOPSTATIONS EN OPSTELPLAATSEN WINDPARK OOSTPOLDER. Waddenwind B.V.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug

oktober MER windparken Dintel Locatiespecifiek deel: windpark Dintel-Raedthuys

Welkom bij de open inloopavond

Kindcentrum OPwierde te Appingedam Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen

Opbrengstberekening WP Landtong Rozenburg

Viking Link wordt ontwikkeld door National Grid Viking Link Limited en Energinet.dk.

Frisse Zeewind VISIE VAN DE NATUUR- EN MILIEUORGANISATIES OP DE ONTWIKKELING VAN WINDTURBINEPARKEN OFFSHORE

Praktijkonderwijs Eemsdeltacollege te Appingedam Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen

OBS Roodschoul te Roodeschool Samenvatting voorlopig ontwerp bouwkundig versterken schoolgebouwen

Procesbeschrijving milieuhygiënische bodemaspecten aanleg Windmolen Krabbegors te Dordrecht Inleiding

Herinrichting komtraverse Midwolda - Oostwold Principe-uitwerkingen. 23 januari 2008 Eindrapport 9R8910.A0

Windpark Slufterdam. Advies voor de m.e.r.-beoordeling. 13 mei 2014 / rapportnummer

Startnotitie Milieueffectenrapportage. HavenEiland North East Friesland

b i j d e b e o o r d e l i n g v a n d e p l a n n e n en p r o g r a m m a s o p f e d e r a a l v l a k Scopingsdocument

Mogelijkheden van windenergie op bedrijventerreinen

MER WoL Noord-Holland Nadere toelichting effecten geluid

Waarom windenergie? Steeds meer schone energie Het Rijk kiest voor een betrouwbare en steeds schonere energieopwekking voor de samenleving.

Twee groepen Omwonenden Windpark Weert

Opbrengstberekening Windturbines A16

Transcriptie:

rh# N*tuf»t Pfogression i Offshore Windpark "West Rijn" Milieu Effect Rapport Definitief rapport 20 april 2006 ROYAL HASKONINC thinking in all dimensions

D D O _P D_ D D D ROYAL HASKONING HASKONING NEDERLAND B.V. MILIEU Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen +31 (0)24 328 42 84 Telefoon + 31 (0)24 322 81 70 Fax infoonijmegen.royalhaskoning.com E-mail www.royalhaskoning.com Internet Arnhem 09122561 KvK Documenttitel Verkorte documenttitel Status Datum Projectnaam Projectnummer Opdrachtgever Referentie Offshore windpark "West Rijn" Milieu Effect Rapport MER Airtricity Definitief rapport 20 april 2006 Ontwikkeling windparken op zee 9R8394.03 Airtricity Auteurs Drs. S.G.Th, van de Bilt, Dr.lr. A.R. Boon, Ing. M.R. Dotinga MSc. Ir.lng. C.F. Elings, Drs. J.F.W. Rijntalder, Drs. I.M. Span, Ing. B.J. Westen, Drs. A.J. de Wilde Collegiale toets Drs. M.I.C.A. de Jong Datum/paraaf 20 april 2006 Vrijgegeven door Ir. A. Verbeek (Airtricity) **7 ^ ^ - / Drs. J.F.W. Rijntalder (Royal Haskoning) Datum/paraaf 20 april 2006

Airtricitv OUD l INHOUDSOPGAVE Blz. 1 INITIATIEF 1 2 WETTELIJK KADER 2 3 INITIATIEF UITGEWERKT: DE VOORGENOMEN ACTIVITEIT 3 4 ALTERNATIEVEN EN VARIANTEN 5 5 EFFECTEN 6 6 VERGELIJKING ALTERNATIEVEN 7 7 VARIANTEN 8 8 MEEST MILIEUVRIENDELIJKE ALTERNATIEF 10 9 LEEMTEN IN KENNIS 10 Samenvatting - i - 20 april 2006

R^-CS # Offshore windpark "West Rijn" Milieu Effect Rapport Samenvatting Airtricity 20 april 2006 Samenvatting 9R8394.03 #

Airtricity ir. «OÏ»l aan HAfKONING INITIATIEF Het Ierse bedrijf Airtricity is van plan op de Noordzee windparken te ontwikkelen en exploiteren. Vanuit de ervaring die is opgebouwd met de ontwikkeling van offshore windparken in Ierland en Engeland, verwacht Airtricity als initiatiefnemer een bijdrage te kunnen leveren aan de realisatie van de Nederlandse doelstelling voor offshore windenergie. De locatie van het betreffende windpark ligt gemiddeld 40 kilometer uit de kust ten westen van Scheveningen (zie figuur 1). Vanwege de ligging van het park bij het olie- en gasveld Rijnveld heeft het park de aanduiding West Rijn meegekregen. J_.v. MM.'.-. NSWJAffOU NSW_WTQ32 BoQnosInQ ^rww* W n g d M w r^ m>v«-«-w Y/f vy* ~ ofngituw L. 4*mm>i.«.Jf-r"'.ii.,«. M **arg«di*mr SapmbMcr* Figuur 1: Overzicht Windpark West Rijn Airtricity MER -West Rijn" Samenvatting - 1-20 april 2006

.. 'IOW WETTELIJK KADER Voor het oprichten en het instandhouden van een windpark, inclusief de bijbehorende kabels, is een vergunning nodig op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken (Wbr). Omdat de oprichting van installaties in de Noordzee belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu, moet voor het verkrijgen van een vergunning de procedure van milieueffectrapportage (m.e.r.) doorlopen worden. Dit is vastgelegd in de Beleidsregels inzake toepassing van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken op installaties in de exclusieve economische zone. Specifiek voor de initiatieven van Airtricity heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat richtlijnen uitgegevemde Richtlijnen inzake de inhoud van de milieu-effectrapportage met betrekking tot de offshore windturbineparken Noord Hinder 1, Noord Hinder 2, Breeveertien, West Rijn van 31 maart 2006. Een dergelijk Milieu Effect Rapport (MER) is overigens ook verplicht op grond van de Europese richtlijn betreffende milieueffectbeoordeling en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het concessiebeleid van de Nederlandse overheid voor oprichting van windparken op zee is gebaseerd op het principe "wie het eerst komt, het eerst maalt". Dat betekent dat in het geval meerdere initiatiefnemers belangstelling hebben voor dezelfde locatie, de partij die als eerste een vergunningaanvraag inclusief MER ontvankelijk verklaard krijgt, rechten zal verkrijgen om de locatie te ontwikkelen. Samenvatting - 2-20 april 2006

Airtricitv Tl» W.< D OVAl HAtKONING INITIATIEF UITGEWERKT: DE VOORGENOMEN ACTIVITEIT Kort gezegd is de voorgenomen activiteit van Airtricity de aanleg, exploitatie en uiteindelijk de verwijdering van een offshore windpark in het Nederlandse deel van de Exclusieve Economische Zone (EEZ) met de daarbij noodzakelijke elektrische infrastructuur. Op basis van praktijkervaring met verschillende offshore windparken heeft Airtricity een ontwerp gemaakt voor de voorgenomen activiteit: dit wordt het basisalternatief genoemd. De beoogde windturbines hebben een capaciteit van 3,6 MW 1 en behoren hiermee tot de grootste turbines die momenteel in gebruik zijn. Airtricity heeft deze turbines in Ierland reeds ontwikkeld: Arklow Bank. Bijgevoegd figuur bevat een principedoorsnede van deze turbine wanneer deze in West Rijn geplaatst wordt. 1 MW: Megawatt Samenvatting - 3-20 april 2006

D a o - -. c 8 5 (ONINC Airtricitv ir* uu Figuur 2: Opbouw van de turbine 3,6 MW offshore MER 'West Rijn" Samenvatting -4-20 april 2006

Airtri.city DDD MMI D M^ ALTERNATIEVEN EN VARIANTEN Ten opzichte van het basisalternatief, zijn vele alternatieven en varianten mogelijk in de vormgeving, aanleg, exploitatie en verwijdering van het windpark, de turbines en de elektrische infrastructuur in zee en op land. In hoofdzaak kan gevarieerd worden met de plaatsing op de beschikbare oppervlakte en de onderlinge afstand van individuele turbines (inrichtingsvarianten). In het algemeen betekent een grotere onderlinge afstand tussen turbines (uitgaande van een gelijkblijvende oppervlakte) minder capaciteit en dus minder energieopbrengst, mogelijk minder milieueffecten door minder ingrepen en minder onderlinge effecten tussen turbines ("eikaars" wind afvangen). In energetisch opzicht kan een optimum uitgerekend worden van een ideale afstand waarbij onderlinge beïnvloeding minimaal is en energetisch rendement maximaal is. Airtricity hanteert voor het variëren in de inrichting de rotordiameter als variabele: een variant van 10 bij 8 maal de rotordiameter (in plaats van 8 bij 6 maal de rotordiameter zoals in het basisalternatief). Ook kan gevarieerd worden met de capaciteit van turbines (uitvoeringsvarianten). In het MER zijn de effecten bepaald voor twee verschillende typen turbines: een type van 3,6 MW en een van 5 MW. Daarmee zal ook het geïnstalleerde vermogen van het park verschillen. Met de keuze voor een type turbine hangt ook de ashoogte en rotordiameter samen wat van invloed is op de onderlinge afstand. Het type turbine van 3.6 MW wordt op dit moment echter nog getest en is op dit moment nog niet gecertificeerd voor (offshore) gebruik. Mogelijk dat tegen de tijd van aanleg van het windpark een turbine met een hogere opbrengst wel als reële variant kan worden aangemerkt. Daarom is deze turbine wel in dit MER beschouwd. Samenvattend kunnen de inrichtings- en uitvoeringsvarianten als volgt samengevat worden. Tabel 1: Alternatieven Inrichtingsvarianten Circa 10x bij Bx de rotordiameter Circa 8x bij 6x de rotordiameter Uitvoeringsvarianten 3.6 MW Alternatief 2 Basisaltematief :, MW Alternatief 1 Alternatief 3 De invulling van deze inrichtings- en uitvoeringsvarianten leidt tot een viertal te beschouwen alternatieven. De begrenzing van het park blijft hetzelfde in elk alternatief. De meest kenmerkende verschillen tussen de alternatieven zijn in onderstaande tabel samengebracht. Tabel 2: Kenmerken alternatieven Kenmerken Bnsisalternatief Alternatief 1 Alternatief 2 Alternatief 3 Type turbine (MW) 3.6 5 3.6 5 Ashoogte (in meters) 74,6 90-100 74,6 90-100 Aantal turbines 79 46 57 83 Totaal vermogen (MW) 284 230 205 415 Layout (x rotordiameter) 8-6 10-8 10*8 7.54*5.56 Layout (in meters) 950-870 1260-1008 1110-888 950-700 Transformatorstation 1 m het midden 1 in het midden 1 in het midden 1 in het midden Samenvatting - 5-20 april 2006

- a a a a g OVAl HAtKONING " D.. Ai rtrici tv EFFECTEN Wanneer sprake is van een initiatief, heeft het initiatief doorgaans een effect op het milieu of op andere belangen. Uit het effectonderzoek naar de gevolgen van de realisatie, beheer en afbraak van windpark West Rijn blijkt dat, op grond van de huidige kennis, voor de alternatieven weinig tot geen significante effecten verwacht worden. Duidelijk is dat de vogels in potentie de meeste effecten zullen ondervinden van de windparken. Van de risicofactoren - aanvaring, barrièrewerking en habitatverlies - lijkt het aspect aanvaring de meeste risico's met zich mee te brengen. Vissen lijken door de aanleg van windparken weinig tot geen hinder te ondervinden. Doordat windparken niet meer toegankelijk zijn voor visserij en door het toevoegen van hard substraat, zullen zelfs positieve effecten kunnen optreden. Zeezoogdieren zullen tijdens de aanleg hinder ondervinden van geluid als gevolg van heiwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van fundaties. Deze effecten zijn te mitigeren door tijdens de aanleg dieren tijdelijk op afstand te houden. Het aspect geomorfologie levert ook geen significante effecten op. Vanwege de geringe oppervlaktes op de zeebodem van de windturbines, transformatorstation en kabels zijn de effecten, bijvoorbeeld in vergelijking met de aanleg van een Tweede Maasvlakte, baggerdepots, zandwinning en / of schelpenwinning relatief gering en voor een deel van tijdelijke aard (woelen van de bodem). De aanleg van een of meer windparken heeft ook effecten op andere, menselijke belangen. De gevolgen voor de scheepvaart zijn uitgebreid onderzocht. Ten opzichte van de huidige situatie zullen risico's toenemen. De verwachting is echter dat de toename van de risico's beperkt zullen zijn. Verder zal het windpark effect hebben op de belangen van met name visserij, olie- en gaswinning en recreatievaart. Airtricity verwacht middels overleg met betrokken organisaties tot juiste afspraken te komen om effecten en hinder tot een minimum te beperken. Het aspect cumulatieve effecten lijkt voor de in totaal 1000 MW die conform de Richtlijnen als uitgangspunt voor ontwikkeling op middellange termijn is gehanteerd, op grond van de huidige kennis, niet tot extra effecten te leiden. Zowel wanneer de windparken geclusterd of juist versnipperd (ver uit elkaar) aangelegd worden, is deze conclusie geldig. Weliswaar is er een situatie besproken waarin cumulatieve effecten mogelijk tot significante effecten kunnen leiden. Dat is het geval wanneer de schelpenwinning zich zal richten op locaties die nu fungeren als foeragegebied voor zee-eenden. In dat geval zullen de eenden wellicht moeten uitwijken naar schelpenbanken die zich binnen windparken bevinden. Dit zijn echter effecten die niet primair zijn toe te schrijven aan de voorgenomen activiteit: het windpark West Rijn. Voor het voorliggende MER is dan ook de conclusie getrokken dat er geen sprake is van significante effecten. Samenvatting - 6-20 april 2006

Airtricity n ei n»oyal...^^ HAiKONINC VERGELIJKING ALTERNATIEVEN Wat valt op in de vergelijking van de alternatieven op de verschillende aspecten? In de eerste plaats verschillen de alternatieven in relatie tot de productieniveaus en de daarmee gepaard gaande bespaarde emissies. Voor C0 2 -emissie is berekend dat vooral alternatief 3, turbine met hoge capaciteit in sterk geoptimaliseerd windpark, gunstig scoort. De overige turbines leveren wel significante, maar minder emissiereducties op. In de tweede plaats verschillen de alternatieven in de effecten op met name het aspect vogels. Met name het grotere rotoroppervlakte van grotere turbines in combinatie tot een hoge dichtheid levert meer risico's op voor aanvaringen. In absolute zin is daarom het alternatief waarbij de "ingreep" het kleinst is (alternatief 2), het meest gunstig of het minst ongunstig. Wanneer dit effect gerelateerd wordt aan het geleverde vermogen (grotere en meer turbines leveren meer vermogen), valt het verschil echter grotendeels weg. Op het aspect vissen, zeezoogdieren en geomorfologie zijn de verschillende alternatieven nauwelijks onderscheidend te noemen. Het aspect scheepvaartveiligheid leert ons vooral dat meer turbines leiden tot meer risico's. Het onderlinge verschil tussen de risico's is echter beperkt. Hoewel het maken van een totaalafweging altijd gevaarlijk is - appels en peren vergelijken - lijkt op grond van het bovenstaande de conclusie gerechtvaardigd dat vanuit het perspectief van effecten een park waar de energieopbrengst is gemaximaliseerd, het meest milieuvriendelijk is. Weliswaar zijn de effecten in absolute zin enigszins hoger, de effecten per kwh zijn voor een dergelijk park kleiner. Daar komt bij dat de emissiereductie van schadelijke stoffen en het ruimtegebruik in dat geval geoptimaliseerd zijn. Of dit laatste ook daadwerkelijk zo is, is onder meer afhankelijk van onzekerheden. Tevens moet in ogenschouw genomen worden dat de productie van grote 5 MWturbines nog in de prototypefase verkeert. De vraag is of het mogelijk is over enkele jaren dergelijke turbines in daadwerkelijke productie te nemen. Voorts kan in het geval van alternatief 3 en het basisalternatief de hoge dichtheid van turbines tot ongewenste beïnvloedingseffecten leiden. Een optimalisatie zal in dit kader nog moeten plaatsvinden op basis van vervolgonderzoek. Dit zou kunnen leiden tot minder hoge dichtheden (minder turbines) en dus tot minder absolute milieueffecten. Aangezien de 5 MW turbine nog niet productie-gereed is, en de onderlinge effecten van de alternatieven vergelijkbaar zijn, gaat Airtricity vooralsnog uit van de 3,6 MW-turbine in een zo hoog mogelijke dichtheid (basisalternatief). 9R8394.03/R000l/HRIJ/Nijm Samenvatting - 7-20 april 2006

DDO OVAl HASKONING Airtricitv VARIANTEN Welke varianten zijn relevant in relatie tot de gevonden effecten? Hieronder zullen enkele varianten beschreven worden die afhankelijk van toekomstige ontwikkelingen relevant kunnen worden. Tijdens de aanleg en de ontmanteling van met name de fundaties middels monopile^ van het windpark zullen vooral zeezoogdieren last kunnen ondervinden van geluid. Er is reeds ervaring met het mitigeren van dit effect door in feite zeezoogdieren voor een korte periode op afstand te houden. Hoewel het niet besproken is, kunnen de fundatieverschillen een effect hebben op geluidproductie. Het is mogelijk dat de ontwikkeling van gravity-base constructies en tripod-constructies tot minder geluidproductie tijdens de aanleg leiden. Een bijkomend voordeel is dat hierdoor mogelijk de totale energiebalans voor het windpark gunstiger kan uitvallen. Immers, minder staal benodigd voor fundatie leidt tot minder energieproductie tijdens de aanleg. Bij de productie van staal is namelijk veel energie vereist. Andere materialen, zoals beton, vergen veel minder energie in de productiefase. Hoewel ontwikkelingen naar alternatieven voor de monopile veelbelovend zijn, is het de vraag of er op tijd betrouwbare alternatieven beschikbaar zijn. Om die reden gaat Airtricity vooralsnog uit van de monop//e-constructie. Tabel 3: Uitleg fundatie mogelijkheden windturbines (bron: RAMB0LL, 2005) Beschrijving Materiaal 1 1 «3 Monopile 1 Stalen holle buis in zeebed geheid met ^^^^^^^ rotsversteviging op zeebed. - Staal - Rotsen c 3 2 Gravity Bases Conische betonnen fundering op betonnen plaat met stalen 'rok' in zeebed. Gevuld A met zand. Rotsversteviging op zeebed. - Beton - Zand (vulling) - Staal - Rotsen Tripod Metalen drie- ot vierpoot onder ygf^. turbinemast, gedragen door stalen " [ [ " " " T heipalen. Rotsversteviging op zeebed. -Staal - Rotsen Het lijkt goed mogelijk, wanneer in de directe nabijheid vergelijkbare windparken ontwikkeld worden, tot samenwerking op het terrein van kabels te komen. Hoewel de capaciteit van kabels hierin een belangrijke rol speelt, kunnen de milieu-effecten van gemeenschappelijke aanleg en de beperking van overlast bij bijvoorbeeld de aanlanding Zie voor een uitleg van deze fundatie en van de hierna genoemde fundatiemogelijkheden tabel 3. Samenvatting -8-20 april 2006

Airtricity o ÏNINC aanzienlijk zijn. In deze fase van de studie waarbij concurrentie nog aanwezig is, is het moeilijk samenwerking op dit vlak concreet vorm te geven. Airtricity is zeker van plan samenwerking uit te werken zodra dit wel mogelijk is. Dit zou kunnen betekenen dat een alternatieve route uitgewerkt moet worden. 9R8394.03/R000l/HRIJ/Nijm Samenvatting - 9-20 april 2006

aaa S^ïl. V Airtricitv MEEST MILIEUVRIENDELIJKE ALTERNATIEF Op grond van het voorgaande zou het Meest Milieuvriendelijke Alternatief (MMA), volgens de huidige kennis voor West Rijn uit de volgende contouren bestaan: Zo veel mogelijk capaciteit per turbine; De turbines geplaatst in een zo verdicht als economisch mogelijke opstelling; Met een transformatorstation in het midden van het park (beperkt kabeleffecten en scheepvaartrisico's); De turbines gefundeerd op alternatieve constructies (alternatief voor de zware, stalen monopiles); Bundeling van kabel naar de kust met andere initiatiefnemers; Bij de aanleg sterk rekening houden met mitigerende maatregelen voor in elk geval zeezoogdieren. Het alternatief 3, met een alternatieve fundatietechniek en waarbij op het vlak van de kabel samenwerking plaatsvindt met andere initiatiefnemers, komt het dichtst in de buurt van het MMA 3. Vanwege de stand der techniek is het echter niet mogelijk op grond van dit alternatief het initiatief te realiseren. Om die reden gaat Airtricity vooralsnog uit van het basisalternatief, waarbij niet uitgesloten wordt dat, waar mogelijk, elementen uit het MMA opgenomen worden. Gedacht kan worden aan alternatieve fundaties en samenwerking rond de kabel. Vanzelfsprekend zullen milieu-effecten tijdens de aanleg zoveel mogelijk gemitigeerd worden. LEEMTEN IN KENNIS Bij het samenvatten en het trekken van conclusies past enige bescheidenheid. In de eerste plaats moeten de gevonden resultaten gewogen worden in de enorme complexiteit van het ecosysteem van de Noordzee, waarin met name de ruimtelijke en temporele variatie groot is. In het kader van de referentiestudies naar het NearShore Windpark (NSW) werd geconcludeerd dat in termen van ruimte en tijd de natuurlijke variëteit erg groot is voor de meeste fauna groepen 4. In de tweede plaats is de beschikbare kennis van het gebied en de complexe relaties binnen het ecosysteem simpelweg beperkt. En in de derde en laatste plaats is men wereldwijd eigenlijk pas sinds kort begonnen met het beschrijven van windparkinitiatieven op zee op een vergelijkbare wijze en volgens vergelijkbare methoden. Er kan vanuit gegaan worden dat op het terrein van methodologie (effectmetingen) nog veel gaat ontwikkelen. De beschreven en gepresenteerde effectbeschrijvingen dienen nadrukkelijk in het kader van bovenstaande aspecten bezien te worden. Het is duidelijk dat deze aspecten een invloed hebben op de betrouwbaarheid van de conclusies. Hoe ernstig zijn deze leemten en onzekerheden voor het te nemen besluit? Op basis van het beschreven initiatief lijken de effecten niet significant en beheersbaar, ook wanneer meerdere parken tot 1000 MW totaal ontwikkeld worden. Wel moeten hierbij natuurlijk de onzekerheden en leemten in kennis in acht worden genomen. De Europese Commissie Gerelateerd aan het relatieve effect per kilowattuur. MEP NSW, Overall report baseline studies Near Shore Wind Farm, 2006 Samenvatting -10-20 april 2006

Airtricity n ii n - mo - BOYAl H AiKONINC erkent deze leemten ook in haar rapport over een Concerted Action for Offshore Wind Energy Deployment (COD). En vervolgens concludeert zij 5 : "Voortgang in kennisontwikkeling kan het beste gerealiseerd worden door twee wegen te bewandelen. In de eerste plaats moeten offshore windparken gerealiseerd worden en onderworpen worden aan een zorgvuldig monitoringsprogramma. Dit lijkt de enige manier om ook kennis op te bouwen over effecten van grotere windparken en van cumulatieve effecten. In de tweede plaats dienen onderzoeksprogramma's naarde bredere mariene omgeving opgezet te worden om een beter begrip te krijgen van de nulsituatie en van andere invloeden op het mariene milieu." 6 Als initiatiefnemer kan en wil Airtricity zich hier graag bij aansluiten. Vanuit die verantwoordelijkheid heeft Airtricity een aanzet gemaakt voor een monitoring- en evaluatieprogramma. 5 vertaling door Royal Haskoning. 6 COD, Principal Findings 2003-2005, 2005, pag. 30. Samenvatting -11-20 april 2006