Cijfer In te vullen voor docent In te vullen door leerling Beroepsprestatie B.P.1.3 S.B Naam leerling Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen Klas SB3O1A+B Versie 1 Datum Tijdsduur 60 minuten Naam docent Score Max. Cesuur 60% Crebonummer opleiding 04674 Behaalde punten Hulpmiddelen geen Instructie voor de deelnemer Algemene regels: Je mag geen vragen stellen aan medekandidaten Wanneer je een vraag hebt, steek dan je vinger omhoog, dan komt de surveillant langs Na afloop van de toets lever je alle materialen in bij de surveillant; toets, antwoordbladen en uitwerkbladen en eventuele kladpapier Als er in een vraag om redenen, argumenten of voorbeelden gevraagd wordt, moet je die ook geven. Geef niet meer dan het gevraagde aantal. Als je twee redenen moet geven en je noemt er drie, worden toch alleen de eerste twee beoordeeld. Bij meerkeuzevragen is er altijd maar één antwoord goed. Kies daarom maar één antwoord. Als je meerdere antwoorden geeft, dan wordt de vraag fout gerekend. Deze toets bestaat uit : 15 meerkeuze vragen (zet een rondje om het juiste antwoord) 5 open vragen Veel succes!
1. Waaruit bestaat het zenuwstelsel? a. hersenen - bloedvaten - ruggenmerg b. hersenen - organen - hart c. hersenen - ruggenmerg - zenuwen d. hersenen hart - zenuwen 2. Waaruit bestaat het hart voornamelijk? a. bloedvaten b. spierenweefsel c. vet d. kamers 3. Waar is het hart verantwoordelijk voor? a. bloedcirculatie b. communicatie tussen organen en hersenen c. het reguleren van de lichaamstemperatuur d. het bewegen van het lichaamsdelen 4. Waar kan de hartslag worden gevoeld? a. bij de pols b. bij de slaap c. bij het enkel d. zowel a + b + c is juist 5. Via welke bloedvaten wordt het hart zelf voorzien van bloed? a. slagader b. ader c. kransslagader d. haarvaten 6. Uit welke delen bestaat het hart? a. linkerboezem b. linker kamer c. rechterboezem rechterkamer d. zowel a + b + c is juist
7. Waaruit bestaan de ademhalingsorganen? a. de luchtweg b. de longen c. de ademhalingsspieren d. zowel a + b + c is juist 8. waarvoor dient het strotklepje? a. dat het voedsel te snel naar de slokdarm gaat b. voorkoming dat het voedsel in de luchtpijp terecht komt c. voorkoming van zuurbranden d. voorkoming van braken 9. welk deel bestaat uit de luchtweg? a. middenrif b. strottenhoofd c. mondholte d. zowel a + b + c is juist 10. hoe heet het bovenste deel van de luchtpijp? a. strottenhoofd b. keelholte c. neusholte d. middenrif 11. uit welke lagen bestaat de huid? a. zweetklieren opperhuid lederhuid b. onderhuids bindweefsel opperhuid - talgklieren c. Bloedcellen lederhuid talgklieren d. Opperhuid lederhuid onderhuids bindweefsel 12. wat bevindt zich in de meeste botten en worden bloedcellen in aangemaakt? a. botweefsel b. kraakbeen c. beenmerg d. Bindweefsel
13. wat ligt tussen de wervels en dient als schokbreker? a. tussenwervelschijven b. kraakbeen c. gewrichtskapsel d. Spieren 14. uit hoeveel beenderen bestaat het lichaam? a. ongeveer 150 beenderen b. ongeveer 175 beenderen c. ongeveer 200 beenderen d. ongeveer 225 beenderen 15. Waardoor kan het oogbol bewegen? a. door de oogspieren b. door de oogleden c. door de lens d. zowel a + b + c is juist
open vragen 1. De hersenen bestaat uit 3 delen benoem deze 1. 2. 3. 2. Benoem 2 functies die de huid heeft 3. Uit welke onderdelen bestaat een gewricht? 4. Noem enkele vormen van gewrichten en geef aan hoe de botten ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. 5. Beschrijf de grote bloedsomloop
Antwoordmodel. Cijfer In te vullen voor docent In te vullen door leerling Beroepsprestatie B.P.1.3 VP Naam leerling Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen Klas SB3O1A+B Versie 1 Datum Tijdsduur 60 minuten Naam docent Score Max. Cesuur 60% Crebonummer opleiding 04674 Behaalde punten Hulpmiddelen geen Instructie voor de deelnemer Algemene regels: Je mag geen vragen stellen aan medekandidaten Wanneer je een vraag hebt, steek dan je vinger omhoog, dan komt de surveillant langs Na afloop van de toets lever je alle materialen in bij de surveillant; toets, antwoordbladen en uitwerkbladen en eventuele kladpapier Als er in een vraag om redenen, argumenten of voorbeelden gevraagd wordt, moet je die ook geven. Geef niet meer dan het gevraagde aantal. Als je twee redenen moet geven en je noemt er drie, worden toch alleen de eerste twee beoordeeld. Bij meerkeuzevragen is er altijd maar één antwoord goed. Kies daarom maar één antwoord. Als je meerdere antwoorden geeft, dan wordt de vraag fout gerekend. Deze toets bestaat uit : 15 meerkeuze vragen (zet een rondje om het juiste antwoord) 5 open vragen Veel succes!
1. Waaruit bestaat het zenuwstelsel? e. hersenen - bloedvaten - ruggenmerg f. hersenen - organen - hart g. hersenen - ruggenmerg - zenuwen h. hersenen hart - zenuwen 2. Waaruit bestaat het hart voornamelijk? e. bloedvaten f. spierenweefsel g. vet h. kamers 3. Waar is het hart verantwoordelijk voor? e. bloedcirculatie f. communicatie tussen organen en hersenen g. het reguleren van de lichaamstemperatuur h. het bewegen van het lichaamsdelen 4. Waar kan de hartslag worden gevoeld? e. bij de pols f. bij de slaap g. bij het enkel h. zowel a + b + c is juist 5. Via welke bloedvaten wordt het hart zelf voorzien van bloed? e. slagader f. ader g. kransslagader h. haarvaten 6. Uit welke delen bestaat het hart? e. linkerboezem f. linker kamer g. rechterboezem rechterkamer h. zowel a + b + c is juist 7. Waaruit bestaan de ademhalingsorganen? e. de luchtweg f. de longen g. de ademhalingsspieren h. zowel a + b + c is juist
8. waarvoor dient het strotklepje? e. dat het voedsel te snel naar de slokdarm gaat f. voorkoming dat het voedsel in de luchtpijp terecht komt g. voorkoming van zuurbranden h. voorkoming van braken 9. welk deel bestaat uit de luchtweg? e. middenrif f. strottenhoofd g. mondholte h. zowel a + b + c is juist 10. hoe heet het bovenste deel van de luchtpijp? e. strottenhoofd f. keelholte g. neusholte h. middenrif 11. uit welke lagen bestaat de huid? e. zweetklieren opperhuid lederhuid f. onderhuids bindweefsel opperhuid - talgklieren g. Bloedcellen lederhuid talgklieren h. Opperhuid lederhuid onderhuids bindweefsel 12. wat bevindt zich in de meeste botten en worden bloedcellen in aangemaakt? e. botweefsel f. kraakbeen g. beenmerg h. bindweefsel 13. wat ligt tussen de wervels en dient als schokbreker? e. tussenwervelschijven f. kraakbeen g. gewrichtskapsel h. spieren
14. uit hoeveel beenderen bestaat het lichaam? e. ongeveer 150 beenderen f. ongeveer 175 beenderen g. ongeveer 200 beenderen h. ongeveer 225 beenderen 15. Waardoor kan het oogbol bewegen? e. door de oogspieren f. door de oogleden g. door de lens h. zowel a + b + c is juist
open vragen 16. De hersenen bestaat uit 3 delen benoem deze Voorhersenen Middenhersenen Achterhersenen 17. Benoem 2 functies die de huid heeft Beschermt het lichaam tegen schadelijke invloeden en tegen uitdroging Regelt door middel van zweetafscheiding en bloeddoorstroming de lichaamstemperatuur Onderhoudt door middel van tastlichaampjes en pijn- en temperatuurzenuwen het contact van het lichaam met de omgeving 18. Uit welke onderdelen bestaat een gewricht Gewrichtskop gewrichtskom gewrichtsholte gewrichtsslijm gewrichtskapsel - gewrichtsbanden 19. Noem enkele vormen van gewrichten en geef aan hoe de botten ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. kogelgewricht. De kogelronde kop kan naar alle richtingen bewegen in de ronde kom scharniergewricht Kop en kom zijn langwerpig, waardoor beweging slechts in rol gewricht Het ene been rolt om het andere (spaakbeen en ellepijp) 20. Beschrijf de grote bloedsomloop De grote bloedsomloop begint in de linkerkamer. De linkerkamer pompt zuurstofrijkbloed in de grote lichaamsslagader, de aorta. Deze geeft zijtakken af naar alle organen, waar de steeds kleiner wordende slagadertjes zich vertakken tot slagaderlijke haarvaten. Door de wand van de haarvaten heen worden zuurstof en voedingsstoffen aan de weefsels gegeven en afvalstoffen opgenomen. De haarvaten verenigen zich tot aders. De aders komen uiteindelijk bijeen in de holle adres. De bovenste holle ader brengt het bloed van het hoofd, de hals en de armen naar het hart. De onderste holle ader voert het bloed uit de benen en de romp terug. De holle aders monden uit in rechterboezem van het hart. Van de rechterboezem stroomt het bloed naar de rechterkamer.