1. Overleg artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening



Vergelijkbare documenten
Inspraakverslag. Hieronder zal een samenvatting van de reacties en een standpunt daarop worden gegeven.

GEMEENTE SLIEDRECHT. Bestemmingsplan Westwijk II Vastgesteld door de raad van de gemeente Sliedrecht op 29 september 2008

Geldend Bestemmingsplan Het Woud

Nota Vooroverleg bestemmingsplan Kernrandgebied

Nota van zienswijzen Ontwerp bestemmingsplan Buitengebied: Loswal Schellevis Beton

Nota Zienswijzen Bestemmingsplan Bos en Golf

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

"Nota Paardenbakkenbeleid Woudrichem"

NOTA ZIENSWIJZEN ONTWERP- BESTEMMINGSPLAN. "Bedrijventerreinen 2015"

NOTA ZIENSWIJZE BESTEMMINGSPLAN Molenweg 5-5a Hoogeloon.

Gemeente Maastricht. Toelichting deel uitmakende van het bestemmingsplan Kern Itteren. Bijlage 3

Skuniadyk 14 te Bakhuizen

Toelichting bestemmingsplan 1e partiele herziening Veersedijk

Bestemmingsplan Buitengebied Noord deelplan Herziening vrijstellingsbepaling kleinschalig kamperen

REACTIENOTA OVERLEG EN INSPRAAK BESTEMMINGSPLAN WATERLAND - BROEKERMEERDIJK 30-MIDDENWEG 1-3

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl)

1. Artikel 12 Horeca. De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor: - print d.d.

Artikel 3 WOONDOELEINDEN (W)

De wijzigingen ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan hebben betrekking op de volgende onderdelen.

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

Notitie oppervlakteregeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen Buitengebied Steenwijkerland

Het bestemmingsplan voorziet in de planologische basis voor onder meer:

afdeling ruimtelijke en economische ontwikkeling, I. Feenstra, telefoonnummer (0521) ;

Oegstgeest Bestemmingsplan Poelgeest

Nota van Inspraak en Overleg bestemmingsplan Westergeest-Bumawei 21

Parc Spelderholt - geldend bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED SANDELINGEN AMBACHT

Nota van Zienswijzen Bestemmingsplan Parapluherziening Geluidszone Hamburgerbroek

TOELICHTING. op het wijzigingsplan Dwarsweg 17, behorende bij het bestemmingsplan Horstermeer van de gemeente Wijdemeren

Kern Klundert 1 e herziening. identificatiecode: datum: status:

Nota van beantwoording zienswijzen

Buitengebied 2002 Wehl 22e wijziging (Broekstraat 1)

BESTEMMINGSPLAN WESTELIJK BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING NIJKERKERSTRAAT 35 - BIJZONDERE PARTICULIERE BEGRAAFPLAATS LANDGOED BIJSTEIN

Bestemmingsplan. Zuidpolder-Oost. derde partiële herziening 2009

REGELS Inhoudsopgave

INSPRAAK- EN OVERLEGNOTA Bestemmingsplan Schipsweg, Hattem

GEMEENTE SON EN BREUGEL

Nota inspraak en overleg Bestemmingsplan Schansen e.o.

Bestemmingsplan Waterdael III, herziening Boerenkamplaan 5. Gemeente Someren

Niet toestaan, voorwaarden

Onderstaand is uitsluitend de voor het onderhavige plan relevante regelgeving weergegeven.

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

Ruimtelijke onderbouwing

Nota van Zienswijzen en kennisgeving. Oktober Kernen Ankum, Hoonhorst en Oudleusen

Notitie Beoordeling zienswijzen aanvraag omgevingsvergunning Hupselse dwarsweg nabij voormalig nummer 2 in Eibergen

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Akenveenweg 1 Tynaarlo

Oosterhout, maart 2010

Ruimtelijke Onderbouwing. Eikenkamp 5 te Hattemerbroek

Bijlage 1 Eindverslag inspraak

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUI. Inspraaknota Voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied Detailhandel - Tuincentra.

Nota vooroverleg bestemmingsplan Tramlijn Vlaanderen Maastricht

Nota vooroverleg bestemmingsplan Tramlijn Vlaanderen Maastricht

Aalten. Raadsvoorstel AGENDAPUNT NO. 9.

BELEIDSREGEL BIJ BEEINDIGING AGRARISCHE

P l a n r e g e l s vrs

Voor het verlenen van medewerking is een vrijstelling op grond van artikel 19, lid 1, WRO vereist (ZPP).

Toelichting op het bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Werkendam

Toelichting Ontwerp correctieve herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied NL.IMRO.0342.CHLG juni 2014 Toelichting correctieve

GEMEENTE MILL EN ST. HUBERT. TOELICHTING op het bestemmingsplan "BEDRIJF DENNENDIJK - LANGENBOOM" VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Verslag inspraak- en overlegreacties Bestemmingsplan Buitengebied 2 e herziening

Verklaring. In verband met wijziging agrarische bedrijfswoning tot status plattelandswoning

8 juli 2014 Mevrouw B. Bartelds mei 2013 Projectomgevingsvergunning

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon

HOOFDSTUK 1 Inleiding

SBl-code OMSCHRIJVING Geur Stof Geluid Gevaar Afst. Cat.

waarbij, ter plaatse van de aanduiding karakteristiek, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

2 e Plan van wijziging Globaal Bestemmingsplan Houten Vinex. Houtensewetering naast 45

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET PLAATSEN VAN (MODEL) TUINHUISJES AAN DE NIEUWE RIJKSWEG 25 TE S-HEER HENDRIKSKINDEREN

Beheersverordening Krommeniedijk

In het kader van het wettelijk vooroverleg heeft u ons om een reactie gevraagd op de voorontwerp-omgevingsvergunning Oirschotsedijk 52, Wintelre.

Wijzigingsplan Baarsdorpermeer 4, Zuidermeer Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning

bestemmingsplan 't rulge veld

Planregels. wijzigingsplan Buitengebied Midden 1 ste wijziging. Oktober 2016

Gelet op het collegebesluit van 22 januari 2019, gelet op de Wet ruimtelijke ordening en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

Toelichting. vastgesteld 23 februari Meeuwisdijk 9

verzoek om vrijstelling voor het verbouwen van een voormalige griendkeet tot vakantiewoning aan de Hamseweg te Hooge Zwaluwe.

Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, 1e herziening. Gemeente Rucphen Vastgesteld

werkzaamheden en/of het daarbij veranderende gebruik van panden en/of percelen,

Bestemmingsplan Voetgangersverbinding. Castricum Limmen REGELS

Projectbesluit Watermolendijk 3 Eelde

1 e Wijzigingsplan Bestemmingsplan Meilust-Woongebied

Buitengebied e wijziging (Broekhuizerstraat 2 Wehl)

Olst-Wijhe. Nota van beantwoording zienswijzen Bestemmingsplan. Olst/Wijhe, 28 maart Vastgesteld door de raad

Raadsvoorstel en besluitnota

Bijl. A - 1 EINDVERSLAG INSPRAAKPROCEDURE VOORONTWERP-BESTEMMINGS- PLAN "DUIVENDRECHTSE POLDER"

INLEIDING. 3 BjflO. Hoofdstuk 1

Staat van wijzigingen bestemmingsplan Buitengebied, herziening

Antwoordnota Voorontwerp-bestemmingsplan Business Park Friesland

Oude Tempel Soesterberg Milieukundige onderzoeken luchtkwaliteit en bedrijven en milieuzonering

Onderwerp Uitwerking vastgestelde amendementen Bestemmingsplan Buitengebied 2010

Omgevingsvergunning Ruimtelijke onderbouwing Duifhuizerweg perceel Uden, P, 983 te Uden. concept

NOTA INSPRAAK EN VOOROVERLEG: BESTEMMINGSPLAN. Bennekom-Centrum

Ontwerpbestemmingsplan Plattelandswoningen Someren Gemeente Someren

Toelichting op het bestemmingsplan. 1e herziening bestemmingsplan Leerpark, locatie Brandweerkazerne. Stadsontwikkeling Dordrecht

Aanbiedingsbrief. Aan de raad.

Oplegnotitie tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan Buitengebied

Bovenweg 1 - Grootegast manege Dijkstreek 7 - Niekerk Interieurbouw, verkoop via internet, showroom maximaal 60 m 2 bestaand

De indelingslijn bedrijvenzonering is op de plankaart aangepast zodat deze strookt met de genoemde afstand in de voorschriften.

Caesarea - Hoenderloseweg 108 te Ugchelen

Transcriptie:

101140-1062 Bijl. B - 1 1. Overleg artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening In het kader van het gestelde in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het plan toegezonden aan de volgende instanties. 1. Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen 2. Rijksdienst voor de Monumentenzorg 3. Rijksplanologische Dienst, Inspectie West 4. N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland 5. N.V. Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland 6. Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat 7. Rijksconsulentschap Economische Zaken 8. Groengebied Amstelland 9. Provinciale Dienst Ruimte en Groen 10. Dagelijks Bestuur Regionaal Overlegorgaan Amsterdam (ROA) 11. Provinciale Dienst Wegen, Verkeer en Vervoer 12. Provinciale Dienst Milieu en water 13. Landinrichtingscommissie 14. Directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie 15. Hoogheemraadschap Amstel en Vecht 16. Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam 17. College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amstelveen 18. Zuiveringschap Amstel en Gooiland 19. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam 20. Landbouwschap 21. Hollandse Landbouworganisaties in Amstelland 22. N.V. Nederlandse Gasunie 23. N.V. PEN Energiebedrijf Noord-Holland 24. Vereniging tot behoud van molens in Nederland "De Hollandsche Molen" 25. Inspectie van de Volksgezondheid voor de Hygiëne van het Milieu in de provincie Noord-Holland 26. Stadsdeelraad Amsterdam Watergraafsmeer 27. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer 28. Gas- en Waterbedrijf. Van de onder 1 t/m 7 genoemde instanties werd bericht ontvangen dat er geen aanleiding was tot het maken van op- of aanmerkingen, dan wel dat er geen belangen van hun zijde bij het plan betrokken waren. 8. Groengebied Amstelland De volgende reactie werd ontvangen. a. Het bestemmingsplan sluit goed aan op het in 1989 door het Algemeen Bestuur van Groengebied Amstelland vastgestelde deelplan "Duivendrechtse Polder" en het begin dit jaar vastgestelde Herinrichtingsplan Amstelland.

101140-1062 Bijl. B - 2 Het plan geeft aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen: Voorschriften b. Artikel 3, 4 en 5 In deze artikelen wordt de mogelijkheid geboden om bij woningen en woonboerderijen een windenergie-installatie op te richten met één rotor en een masthoogte van niet meer dan 6 m. Ondanks de geringe masthoogte kan een dergelijke ruime bestemmingsbepaling een ongewenste aantasting van het landschap opleveren. Voorgesteld wordt het oprichten van een windenergieinstallatie voor niet-bedrijven te koppelen aan een vrijstellingsmogelijkheid. Als criterium voor het verlenen van de vrijstelling dienen in ieder geval de landschappelijke consequenties opgenomen te worden. c. Artikel 8 In lid 6 b van dit artikel wordt de mogelijkheid geboden vrijstelling te verlenen voor het realiseren van agrarische bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsleuven en -bassins op de voor agrarische doeleinden I, tevens gebied van landschappelijke en natuurlijke waarde bestemde gronden. Dergelijke bouwwerken dienen uitsluitend op de agrarische bouwpercelen gerealiseerd te worden. Door middel van de in lid 7 opgenomen wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van aanpassing van het agrarisch bouwperceel kan indien nodig ingespeeld worden op de bedrijfseconomische noodzaak van het (gedeeltelijk) realiseren van deze voorzieningen buiten het vastgelegde bouwperceel. In lid 6 c is een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen voor het toestaan van bijzondere kampeervormen op voor agrarische doeleinden I bestemde gronden. Voor het verlenen van de vrijstelling gelden voorwaarden met betrekking tot het handhaven van de landschappelijke en natuurwaarden en agrarische belangen. Het Groengebied benadrukt dat het kamperen bij de boer zoveel mogelijk beperkt dient te blijven tot de agrarische bouwpercelen of de direct daarop aansluitende gronden. d. Artikel 9 Op grond van lid 4 kan vrijstelling verleend worden voor het gebruik van agrarische bedrijfsgebouwen voor hobbymatige agrarische activiteiten en nietagrarische opslag. Het Groengebied wil benadrukken dat dit gebruik beperkt dient te blijven tot bestaande gebouwen. Uitbreiding van de bebouwing ten behoeve van deze toegelaten functies dient uitgesloten te worden. e. Artikel 13 Volgens de bepalingen in dit artikel kan bij elk bouwperceel een steiger gerealiseerd worden. Het Groengebied acht dit in strijd met het in de bestemmingsomschrijving verwoorde "behoud of herstel van de aldaar voorkomende, dan wel daaraan eigen landschappelijke en/of natuurlijke waarden". Op grond van lid 4 is voor een aantal werkzaamheden binnen de als beheersgebied aangegeven gronden een aanlegvergunning vereist. Gezien de landschappelijke waarde van het slotenpatroon in de polder, acht het Groengebied het gewenst voor deze werkzaamheden ook buiten het beheersgebied een aanlegvergunning te vereisen. Plankaart f. In het noorden van het bestemmingsplangebied is een aantal percelen tussen de

101140-1062 Bijl. B - 3 A 2 en de Molenwetering inmiddels door het Groengebied ingericht voor de natuurgerichte recreatie. Op dit terrein zijn een waterpartij met rietzomen en een voetpad met bomenrijen gerealiseerd. Het Groengebied verzoekt aan dit terrein een passende bestemming, bijvoorbeeld recreatieve doeleinden, tevens natuurgebied, toe te kennen. g. De op de plankaart suggestieve aanduiding "fiets-voetpad" bij het Weidepad dient doorgetrokken te worden over het Molenpad. h. Op detailkaart 6 constateert het Groengebied bij huisnummer 6 een relatief grote oppervlakte "woningen, met tuinen en erven". Het Groengebied stelt voor het vlak waarin bijgebouwen toegestaan zijn te verkleinen en het overblijvende oppervlak de bestemming "tuinen en erven" te geven. Tekstuele opmerkingen i. In de toelichting wordt op een aantal plaatsen (o.a. paragraaf 2.3. en 3.1.) gesproken over het Basisplan. Voorgesteld wordt hier te schrijven het Basisplan van Groengebied Amstelland, omdat pas in paragraaf 3.3.4. het Basisplan uitvoeriger aan de orde komt. In paragraaf 5.2. wordt gesproken over het Landschapsplan, aangenomen wordt dat hier bedoeld wordt het Landinrichtingsplan. In Artikel 9 lid 5 ontbreken enkele woorden in de onder a 2 opgenomen zin. Dit geldt tevens voor lid 5 b van artikel 10. j. Het Groengebied deed een vrij uitvoerig beschreven suggestie met betrekking tot karakteristieke bouwwerken. De omschrijving van de karakteristiciteit werd aangevuld met de aanbeveling om behalve de reeds als karakteristiek aangemerkte bouwwerken, ook de volgende panden aan te duiden met een "k". Hoeve Immanuel : Burgemeester Stramanweg 97 Boschlust : Binnenweg 3 en 4 Amstelland : Binnenweg 5 en 5a Ooster-Amstel : Binnenweg 6 en 6a Rundervreugd : Binnenweg 7 en 7a Voormalige kruithuizen : Binnenweg 11 en 12 Overweg : Binnenweg 14 De Drie Fontijnen : Binnenweg 16 en 16a Over Amstel : Binnenweg 17 en 17a Strandvliet : Binnenweg 18 en 18a. En voorts de burgerwoonbebouwing aan Hoger Einde Noord de nrs. 47 t/m 50 en nr. 54 (voormalige ambtswoning). Tenslotte werd nog aandacht gevraagd voor de landschappelijke en natuurlijke waarde van een stukje oeverland langs de Amstel tegenover Binnenweg 22 (kaartdetail 9). Met betrekking tot de opmerkingen heeft de gemeente het volgende overwogen. ad a. Van deze constatering is met genoegen kennis genomen. ad b. Het betreft een hoogtebeperking tot 6 m, waardoor slechts hobbymolens kunnen worden geplaatst die onder de nokhoogte van de woonbebouwing blijven. De gemeente acht dit een aanvaardbare regeling, die ook is opgenomen in de vigerende bestemmingsplanregeling voor De Ronde Hoep en die in het ontwerp-bestemmingsplan Ouderkerkerplas wordt aangehouden. De gemeente hecht aan de éénduidigheid van regelgeving voor deze buitengebieden. ad c. De oppervlakte van de agrarische bebouwingsvakken is enigermate beperkt gehouden omdat ook de omvang van de agrarische bedrijven in het

101140-1062 Bijl. B - 4 ad d. ad e. plangebied relatief gering is. Veelal kunnen de bedoelde voorzieningen ook binnen het bebouwingsvak worden gerealiseerd als voor zo'n vak een maat van 1 ha wordt aangehouden. Er is in het voorliggende plan voor gekozen om een concentratie van bouwwerken te bewerkstelligen door ietwat kleinere bebouwingsvakken te projecteren waarbinnen al deze bouwwerken worden samengebracht. Alleen wanneer om praktische, ruimtelijke redenen dit niet mogelijk blijkt, kan dit via de vrijstelling worden gerealiseerd. Voor zulke voorzieningen wordt toepassing van een wijzigingsprocedure te zwaar geacht. Vergroting van het bebouwingsvak wordt niet adequaat geacht, omdat dan ook de gebouwen weer minder geconcentreerd kunnen worden gebouwd c.q. herbouwd. Voor zo'n ingreep is een wijzigingsprocedure wel adequaat te achten. Door het relatief klein houden van de agrarische bebouwingsvakken is het ook niet reëel te menen dat "kamperen bij de boer" binnen die grenzen (voor zover passend binnen de doelstelling van het plan) geheel kan worden opgelost. Hiervoor geldt dezelfde argumentatie als voor de eerder besproken bouwwerken. Artikel 9 lid 4 sub a is in de gevraagde zin aangepast. De vrijstelling voor het gebruik van agrarische bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot uitbreiding van deze gebouwen. Het is redelijk te achten om, evenals elders in de gemeente, bij een huis aan het water een eigen boot te kunnen afmeren. Onderkend wordt dat hierbij voorzichtigheid betrachten op zijn plaats is. Naar aanleiding van de opmerking is het voorschrift daarom zo aangepast, dat de bedoelde steigers uitsluitend via vrijstelling kunnen worden gerealiseerd. De opmerking met betrekking tot het aanlegvergunningenstelsel is eigenlijk te herleiden tot "het graven, vergraven of dichten van watergangen en het maken van dammen". Dit heeft als landschappelijk aspect dus meer betrekking op artikel 8 (agrarisch gebied) dan op artikel 13. Inhoudelijk is de opmerking juist, daarom is de genoemde activiteit nu in artikel 8 ook vergunningsplichtig gemaakt buiten het hoogwatergebied. ad f. De bestemming van deze gronden is aangepast (zie het nieuwe artikel 16). ad g. De kaart is aangepast. ad h. Het vlak waarbinnen bijgebouwen mogen komen is verkleind. ad i. De tekstuele opmerkingen zijn verwerkt. ad j. Het voorgelegde voorstel heeft geleid tot een nadere afweging en beoordeling van de genoemde bouwwerken. De gemeente kan zich goed vinden in het voorstel en in het plan is geheel aan de suggestie tegemoetgekomen. Aan de toelichting is een deel 2.5. (Bebouwing) toegevoegd, de betreffende bebouwing is met een "k" nu aangeduid als karakteristiek bouwwerk en voor het gedeelte oeverland is nu een beschermende regeling opgenomen. 9. Provinciale Dienst Ruimte en Groen De directeur van deze dienst maakte de volgende opmerkingen. a. Provinciaal beleid Het ruimtelijk provinciaal beleid voor dit gebied is vastgelegd in het streekplan

101140-1062 Bijl. B - 5 voor het Amsterdam-Noordzeekanaalgebied. Op de streekplankaart heeft het plangebied de aanduiding agrarisch gebied; het streekplan gaat uit van handhaving van het open karakter van het gebied. Het plan komt in hoofdlijnen overeen met het provinciaal beleid. b. Planbeoordeling Tegen de achtergrond van het landinrichtingsplan Amstelland en gezien ook het consoliderend karakter van dit bestemmingsplan, kan op hoofdlijnen met het plan worden ingestemd. Principiële kritiek bestaat op het opnemen op de plankaart van de aanduiding "beheersgebied", met daaraan gekoppeld extra eisen voor bepaalde werken en werkzaamheden. De provincie Noord-Holland acht een planologische schaduwwerking van het bestemmingsplan op de aanwijzing van gronden in het kader van de relatienota niet aanvaardbaar, gezien het vrijwillige karakter van de afspraken. Zoals bekend is dit uitgangspunt ook vastgelegd in jurisprudentie (o.a. K.B. 18-07-89, 89.017942, Haskerland). Overigens komt het ook feitelijk onjuist voor, dat het als beheersgebied aangeduide plandeel grotere waarden vertegenwoordigt. De waarden in het gehele plangebied acht de directeur voldoende om vergunningenstelsel binnen de bestemming agrarische doeleinden als zodanig op te nemen (in aangepaste vorm; zie hierna). c. Voor de goede orde wijst de directeur erop, dat het Regionaal Orgaan Amsterdam ontbreekt op de lijst van overlegpartners. In een bijlage is nog een aantal punten opgenomen die de directeur van ondergeschikte aard acht. Volledigheidshalve zijn deze opmerkingen toch geheel opgenomen en becommentarieerd. Plankaart d. Bij de legenda ontbreken binnen de bedrijfsbestemming de subbestemmingen KR en B. Voorschriften e. Artikel 8 lid 4 onder b kan vervangen worden door: "4. het graven, vergraven of dichten van watergangen, het maken van dammen en het aanbrengen van duikers". f. Artikel 9 lid 5 sub b (bouwen van tweede bedrijfswoning binnen zone van weg zonder tevoren verkregen ontheffing) is niet aanvaardbaar (zie reactie Dienst Milieu en Water). g. Artikel 26 (nu 29) lid 2 onder b dient als overbodig te vervallen. h. Voor de bij de verschillende artikelen opgenomen aanlegvergunningen zijn terecht de gebruikelijke uitzonderingen opgenomen; niet duidelijk is waarom daarbij ook voorkomt de categorie "het bouwen van bouwwerken". Toelichting i. De beperking van het aantal kampeermiddelen tot 5 komt de directeur niet onaanvaardbaar voor, maar verdient z.i. wel nadere onderbouwing. j. Concluderend kan de directeur op hoofdlijnen met het plan instemmen, met uitzondering van het plandeel betrekking hebbend op het "beheersgebied". De directeur verzoekt met de gemaakte opmerkingen in de verdere

101140-1062 Bijl. B - 6 planprocedure rekening te houden. Er wordt van uitgegaan dat het ontwerp-plan door de gemeente wordt gecontroleerd op kleine onvolkomenheden als foutieve verwijzingen e.d. Met betrekking tot de gemaakte opmerkingen heeft de gemeente het volgende overwogen. ad a. Van de constatering is met belangstelling kennis genomen. ad b. Een opmerking met betrekking tot het beheersgebied van (ten dele) gelijke strekking is gemaakt door de Directeur LNO (reactie 14). Op het betreffende gebied is de bestemming "agrarische doeleinden I, tevens..." geprojecteerd. De onderscheiding van het bedoelde gebied, dat is omgeven door een hoogwatersloot, van de overige agrarische gronden is nu nog gelegen in het veilig stellen van wijzigingen in de waterstand. De aanduiding "beheersgebied" wordt nu als zodanig niet meer gebezigd. Ten aanzien van de bestreden differentiatie in het agrarische gebied, meent de gemeente dat het aanlegvergunningsplichtig stellen van een regeling met betrekking tot de waterstand voor het hele agrarische productiegebied niet gerechtvaardigd is. Slechts voor het hoogwatergebied wordt zulks noodzakelijk geacht. ad c. Het plan is ook aan deze instantie voorgelegd. Het ROA heeft ook op de planstukken gereageerd (zie overleginstantie 10). De gemaakte opmerkingen van "ondergeschikte aard" zijn in de planstukken geverifieerd en geven aanleiding tot het volgende commentaar. ad d. De legenda's op de kaart en bij de detailkaartjes zijn aangepast. ad e. Onder verwijzing naar het commentaar bij ad b, is het aanlegvergunningenstelsel aangepast. ad f. De juridische constructie om een tweede agrarische bedrijfswoning via een wijzigingsbevoegdheid te realiseren is vervallen. De tweede agrarische bedrijfswoning wordt mogelijk gemaakt via de vrijstellingsbevoegdheid. Hierbij is de voorwaarde opgenomen dat de woning moet voldoen aan de Wet geluidhinder. Overigens is inmiddels een akoestisch onderzoek verricht (zie bijlage C). De uitkomsten daarvan zijn nu in de planstukken verwerkt. ad g. Artikel 29 lid 2 onder b is aangepast. ad h. De betreffende regel is geschrapt. ad i. Voor vormen van kamperen is een voor de gehele gemeente geldend beleid opgesteld, dat in dit bestemmingsplan nader voor het onderhavige plangebied is uitgewerkt. Gelet op de relatieve kleinschaligheid van het gebied en de planologische doelstelling (handhaving openheid en landschappelijke waarden) is een beperking van de verblijfsrecreatieve mogelijkheden tot maximaal 5 kampeermiddelen gewenst. Gemeend wordt dat de maximaal toelaatbare mogelijkheid van 10 kampeermiddelen per agrarisch bedrijf de draagkracht van het gebied te boven gaat. ad j. Na verwerking van de reacties is het plan nog eens integraal gecontroleerd. 10. Regionaal Overlegorgaan Amsterdam Van het ROA werd bericht ontvangen dat van het concept-bestemmingsplan "Duivendrechtse Polder" met belangstelling kennis is genomen. Zoals de gemeente zelf aangeeft, voorziet het ontwerp niet in een uitbreiding van de

101140-1062 Bijl. B - 7 Burgemeester Stramanweg ten behoeve van het autoverkeer, in tegenstelling tot het door de Regioraad vastgestelde Verkeers- en Vervoersplan. Bij de vaststelling van het RVVP was het gemeentelijk standpunt ter zake bekend. De Regioraad heeft besloten het overleg hierover te openen, zodra de verdere uitwerking van de in het RVVP uitgezette hoofdlijnen aan de orde is. Inzet van het ROA is conform de doelstellingvariant te komen tot een maximale reductie van de groei van het autoverkeer. Niettemin kan na bedoeld overleg vanuit het oogpunt van het functioneren van de regio een verdubbeling van de Burgemeester Stramanweg noodzakelijk blijken. In dat geval zal een herziening van het onderhavige bestemmingsplan nodig zijn. Verzocht wordt hiermee rekening te houden. De gemeente heeft kennis genomen van de opmerking (zie verder reactie nr. 11). 11. Provinciale Dienst Wegen, Verkeer en Vervoer Het ontwerp-bestemmingsplan Duivendrechtse Polder geeft de directeur van de dienst ten aanzien van het aspect verkeer en vervoer aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen. a. Paragraaf 2.4.3. (Geluidhinder wegverkeer) van de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan geeft aan dat in het Bereikbaarheidsplan Randstad een verbreding is opgenomen van de brug over de Amstel en dat de busstroken langs de Burgemeester Stramanweg uitgebreid zullen worden. In paragraaf 3.4.2. (Burgemeester Stramanweg) staat dat de Doelstellingenvariant van het ontwerp-rvvp ROA uitgaat van een verdubbeling van het aantal rijstroken voor het gemotoriseerd verkeer van 2x1 naar 2x2. Hoewel de verbreding van de brug over de Amstel in eerste instantie wel in het Bereikbaarheidsplan Randstad was opgenomen, heeft de provincie al in 1989 voorgesteld om dit project te laten vervallen. Nadat de provincie hierover overleg heeft gevoerd met o.a. de gemeente Ouder-Amstel is de Regionale Stuurgroep Bereikbaarheidsplan Randstad hiermee in juni 1990 accoord gegaan. Sindsdien is door de dienst gewerkt aan het realiseren van diverse busstroken, te weten een busstrook vanaf Amstelveen en vanaf de Jacob van Ruysdaelweg in Ouderkerk tot aan het begin van de bestaande busstroken naar de brug over de Amstel, alsmede een busstrook vanaf de Jacob van Ruysdaelweg tot aan de rijksweg A 2. De busstrook vanaf Amstelveen naar de brug over de Amstel is inmiddels gerealiseerd. De vrees dat de busstroken in de toekomst zouden worden gebruikt voor al het gemotoriseerde verkeer acht de directeur van de dienst niet terecht, omdat de bestaande brug over de Amstel niet verbreed wordt en derhalve als een doseerpunt zal blijven functioneren. Voor het doorgaande gemotoriseerde verkeer blijft één rijstrook beschikbaar per richting en de bussen komen via de busstroken langs de wachtende auto's rijden. De provincie heeft ook aan het ROA meegedeeld als reactie op het ontwerp-rvvp dat de Burgemeester Stramanweg 2x1 rijstroken zal blijven houden, conform de Inverno-versie. Door de aanleg van de busstroken wordt er derhalve niet meer ruimte voor het autoverkeer op de Burgemeester Stramanweg geboden. Ook als de zuidtangent langs de A 9 zal worden gerealiseerd, zullen er altijd bussen van de Burgemeester Stramanweg gebruik blijven maken en derhalve kunnen profiteren van de busvoorzieningen die zijn en worden getroffen. Verzocht wordt de tekst op deze punten aan te passen. De tekst van paragraaf 3.3.2. (Zuidtangent) kan daarbij als leidraad dienen. Alleen het woord

101140-1062 Bijl. B - 8 "provinciaal" vóór het in de tekst genoemde Bereikbaarheidsplan Randstad dient te worden geschrapt, omdat er meer overheidslagen bij dit plan betrokken waren. De beide eerder genoemde nog aan te leggen busstroken liggen in het onderhavige plangebied. De laatste jaren is veelvuldig overleg gevoerd met alle betrokken partijen om de busstroken te realiseren. Het jongste voorstel ligt momenteel bij het Groengebied Amstelland om commentaar. De directeur verwacht hierop binnenkort een positief antwoord, waarna een akoestisch rapport en een beplantingsplan opgesteld zullen worden. Zodra deze rapportages gereed zijn, naar verwachting eind dit jaar, kan de gemeente deze rapportages tegemoet zien. Verzocht wordt de tekst en de kaart van het bestemmingsplan derhalve nog voordat het ter visie wordt gelegd zodanig te wijzigen, dat de aanleg van de busstroken en een nieuw fietspad ten noorden van de Burgemeester Stramanweg onvoorwaardelijk mogelijk worden gemaakt. In de verdere procedure van het bestemmingsplan zijn de nog aan te leggen busstroken en het nieuwe fietspad ten noorden van de Burgemeester Stramanweg dan een onderdeel van het plan geworden. Nu wordt nog in paragraaf 4.2.8. (Verkeersdoeleinden) aangegeven dat de uitbreiding van busstroken is opgenomen in een wijzigingsbevoegdheid. b. In paragraaf 5.2. (Financieel-economische uitvoerbaarheid) wordt aangegeven dat de kosten van de busstroken worden gedragen door de provincie. De provincie of de NZH zal echter rijkssubsidie aanvragen voor dit project. Verzocht wordt ook het rijk te vermelden als kostendrager. c. In artikel 16 (Wegen I), lid 1 van de voorschriften (nu artikel 18) worden "busstroken" niet specifiek genoemd. Verzocht wordt dit wel op te nemen om misverstanden te voorkomen. De bestaande busstrook naar de brug over de Amstel is immers ook onderdeel van deze bestemming. d. In artikel 18 (nu 20), lid 2 e (bebouwingsnormen) wordt aangegeven dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger dan 6 m mogen zijn, met uitzondering van één constructie ten behoeve van reclamedoeleinden. Verzocht wordt eveneens een uitzondering te maken voor de lichtmasten (maximale hoogte 8 m) nabij het benzinestation. e. Tot slot wordt verzocht het wegnummer van de Burgemeester Stramanweg te wijzigen. Waar in de tekst sprake is van T 86 (o.a. paragraaf 2.4.3. en 3.3.2.), dient dit vervangen te worden door N 522. De gemeente heeft met betrekking tot deze opmerkingen het volgende overwogen. ad a. De genoemde onderdelen van de toelichting zijn naar aanleiding van de opmerking opnieuw bezien en waar nodig aangepast. De gemeente hecht echter dusdanig aan het inzicht verkrijgen in de problematiek van aanleg van een busbaan, dat voorshands de juridische constructie in het ontwerpbestemmingsplan is gehandhaafd. Na bedoelde onderzoeken wordt derhalve pas beslist over het in procedure brengen van een wijzigingsplan, tenzij vóór de terinzagelegging van het plan reeds over alle relevante gegevens kan worden beschikt. ad b. Deel 5.2. van de toelichting is op dit punt aangevuld. ad c. Het voorschriftartikel is aangepast overeenkomstig het verzoek. ad d. Artikel 20 lid 2 e is aangepast.

101140-1062 Bijl. B - 9 ad e. De toelichting is aangepast op dit punt. 12. Provinciale Dienst Milieu en Water Het ontwerp-plan gaf de directeur van deze dienst aanleiding tot de volgende opmerkingen. Natuur en landschap a. Het plan besteedt zonder meer veel aandacht aan de in het gebied aanwezige natuur- en landschapswaarden. Vanwege deze waarden heeft het gehele gebied in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (VINEX) dan ook de aanduiding "Groene koers" gekregen, wat inhoudt dat de ecologische kwaliteiten in belangrijke mate richtinggevend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling. Daarnaast is het plangebied opgenomen in de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur (P)EHS en, vanwege het waardevolle verkavelingspatroon van de (Groot en Klein) Duivendrechtse Polder, in het Intentieprogramma Bodembeschermingsgebieden van de provincie Noord-Holland. In de toelichting bij het bestemmingsplan (deel 4.3.4.) is het grootste deel van het plangebied derhalve bestemd voor "agrarische doeleinden I, tevens gebied van landschappelijke en natuurlijke waarden". Binnen deze bestemming wordt echter onderscheid gemaakt tussen landschappelijke waarden en de natuurlijke waarden, die beperkt zijn tot het op de kaart aangegeven "beheersgebied". Derhalve geldt de beperking dat de agrarische activiteiten binnen de randvoorwaarden van natuur en landschap moeten blijven alleen voor dat laatstgenoemde gebied (deel 3.3.5.), waardoor niet a priori kan worden gesteld dat daarmee afdoende "de karakteristieke waarden voor dit deel van Amstelland zijn veiliggesteld". Geadviseerd wordt, mede gelet op vorenstaande, artikel 8 lid 4 b van toepassing te verklaren op alle gronden met de bestemming "agrarische doeleinden I", dus ook op de buiten het beheersgebied gelegen gronden. Geluid b. Deel 2.4.3. van de toelichting stelt dat er vanuit gegaan kan worden dat de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder (Wgh) niet overschreden zal worden. Dit dient echter uit een akoestische onderbouwing te blijken. Diverse woningbouwplannen zijn mogelijk met behulp van de wijzigingsbevoegdheid. Hierbij dient bedacht te worden dat als hiervoor een hogere waarde noodzakelijk is deze voor vaststelling van het bestemmingsplan vastgesteld dient te zijn. Bouwen van woningen binnen de vrijwaringszone dient uitgesloten te worden, ook voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid. Bij het omzetten van bedrijfswoningen in burgerwoningen of bij vervangende nieuwbouw is, voor wat betreft de Wgh, sprake van een nieuwe situatie, waarvoor in ieder geval geldt dat in buitenstedelijke situaties de maximale geluidsbelasting 55 db(a) bedraagt en dat een eventuele hogere waarde reeds nu vastgesteld dient te worden. In artikel 9 vijfde lid aanhef en sub b wordt opgemerkt, dat dit mogelijk is mits voldaan wordt aan het bepaalde in de Wgh. Als hier bedoeld wordt dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 50 db(a) dan is dit juist. De zinsnede "en met inachtneming... 5" is echter onjuist en dient geschrapt te worden; de genoemde bepalingen zijn slechts bedoeld als ontheffingsgronden bij een verzoek om vaststelling van hogere grenswaarden door Gedeputeerde Staten.

101140-1062 Bijl. B - 10 Kaart c. Wat de tekeningen betreft kan nog opgemerkt worden dat alle wegen in het kader van de gewijzigde Wet geluidhinder een geluidszone kennen. Verzocht wordt het plan conform het vorenstaande aan te passen. Met betrekking tot deze opmerkingen heeft de gemeente het volgende overwogen. ad a. Mede gelet op de reacties van de Dienst Ruimte en Groen en de Directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie (nrs. 9 en 14) is het aanlegvergunningenstelsel in de gevraagde zin aangepast. ad b. Kortheidshalve kan worden verwezen naar reactie nr. 9 van de Dienst Ruimte en Groen, bij f en ad f. De bedoelde passage "en met inachtneming... etc." verwijst naar lid 2 van artikel 9 van dit bestemmingsplan en niet naar de Wgh. De passage nu als vrijstellingsbepaling, is gehandhaafd. ad c. Ter wille van de consistentie is nu ook de zone langs de Binnenweg/Hoger Einde Noord op de kaart ingetekend. 13. Landinrichtingscommissie Van deze instantie werd het volgende bericht ontvangen. a. Hoewel de landinrichtingscommissie in het kader van het overleg volgens artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening niet is geconsulteerd, wordt hierbij toch een reactie op het ontwerp-bestemmingsplan Duivendrechtse Polder toegezonden. b. In het algemeen is het bestemmingsplan gebaseerd op het recent door Gedeputeerde Staten vastgestelde landinrichtingsplan Amstelland en heeft er dus een goede afstemming plaatsgehad. Wel heeft de commissie enige opmerkingen over de plankaart. c. In het noorden (tussen beheersgebied en recreatieve doeleinden/sportvelden) staat op het landinrichtingsplan een recreatiegebied. Dit is reeds aangelegd door het Groengebied Amstelland. Naar onze mening dient dit gebied ook in het bestemmingsplan een recreatieve bestemming te krijgen. d. In het landbouwgebied/beheersgebied staan ter hoogte van de polder De Toekomst enkele fiets- en voetpaden in het landinrichtingsplan. In de tekst van het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden (artikel 8 lid 1 c). Voor de duidelijkheid zouden deze paden echter ook op de kaart aangeduid moeten worden, eventueel indicatief. e. De hoofdwaterloop staat niet geheel correct weergegeven. Met betrekking tot de opmerkingen kan door de gemeente het volgende worden gesteld. ad a. Dat aan de commissie geen plan is toegezonden is een nalatigheid, hiervoor excuses. De mening van de commissie wordt door de gemeente wel degelijk belangrijk geacht en daarom is het gelukkig te noemen dat de commissie, kennelijk langs andere weg, het plan toch nog heeft kunnen beoordelen. ad b. Van de constatering wordt met genoegen kennis genomen. ad c. Het bedoelde recreatiegebied is nu als zodanig bestemd (zie ook reactie 8 onder f en ad f van Groengebied Amstelland). ad d. De juridische constructie is gekozen om op deze wijze wel een wettelijk kader aan te geven voor de aanleg van zulke recreatieve paden, doch daarvoor (nog) niet de exacte plaats te fixeren. Daardoor blijft er ruimte om in overleg met eigenaren en gebruikers te gelegener tijd tot een optimale tracering te komen.

101140-1062 Bijl. B - 11 Er is evenwel geen bezwaar tegen om de tracé's van de paden, zoals opgenomen in het deelplan Recreatieve Routes van het Groengebied, indicatief aan te geven. De kaart is aangevuld. ad e. De hoofdwaterloop is overgenomen van de kaart behorend bij het landinrichtingsplan. Dit is nog eens geverifieerd. 14. Directeur Landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie De directeur van LNO maakte de volgende opmerkingen. a. De op de plankaart aangegeven term "beheersgebied" (een gebied waar beheersovereenkomsten worden afgesloten) is geen planologische aanduiding doch uitvoeringsinstrument van de Relatienota. Om te voorkomen dat er sprake is van planologische schaduwwerking (en strijdigheid met het vrijwillige karakter van het afsluiten van beheersovereenkomsten) is het noodzakelijk de desbetreffende gebieden te bestemmen als agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarde. Dienovereenkomstig dient artikel 8 lid 4 b aangepast te worden. b. In artikel 7 lid b 2 wordt gesteld: "Onder een volwaardig agrarisch bedrijf wordt in principe verstaan een agrarisch bedrijf met een bedrijfsomvang van ten minste één volledige arbeidskracht". Het lijkt de directeur noodzakelijk deze definitie als volgt te wijzigen: "Van een volwaardig agrarisch bedrijf is sprake wanneer het aan ten minste één arbeidskracht volledige werkgelegenheid en een aanvaardbaar inkomen biedt". De overige tekstdelen van lid b 2, b 3 en b 4 kunnen ongewijzigd blijven. c. Tenslotte maakt de directeur de gemeente attent op de brief van de Landinrichtingscommissie "Amstelland" kenmerk 94.352 d.d. 15 augustus 1994. De directeur onderschrijft de daarin gemaakte opmerkingen. De gemeente heeft met betrekking tot deze opmerkingen het volgende overwogen. ad a. Een opmerking van dezelfde strekking is gemaakt door de Provinciale Dienst Ruimte en Groen (reactie 9 onder b). Kortheidshalve wordt verwezen naar het gemeentelijke commentaar daarop bij ad b. ad b. Dit is verwerkt. ad c. Kortheidshalve wordt verwezen naar reactie 13 en het gemeentelijk commentaar. 15. Hoogheemraadschap Amstel en Vecht Dijkgraaf en hoogheemraden deelden het volgende mee. a. Het gestelde in hoofdstuk 2 in deel 2.1. van de toelichting, te weten Bodem- en waterhuishouding, is met betrekking tot de vigerende waterpeilen op de één na laatste alinea niet geheel correct weergegeven. Verzocht wordt deze alinea te wijzigen in: "In de Groot Duivendrechtse Polder bedraagt het zomerpeil N.A.P. -2,20 m en het winterpeil N.A.P. -2,30 m. In de Klein Duivendrechtse Polder bedraagt het zomerpeil N.A.P. -2,25 m en het winterpeil -2,30 m." b. In hoofdstuk 2 "Bestemmingsbepalingen" wordt zowel in artikel 13 lid 4 als in artikel 14 lid 3 aangegeven dat geen aanlegvergunning is vereist voor het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden c.q. het gebruik niet strijdig is indien zulks noodzakelijk is in verband met het normale onderhoud van de gronden. Het is niet duidelijk of hieronder ook het periodieke onderhoudswerk valt te verstaan.

101140-1062 Bijl. B - 12 c. Ter zekerstelling van de belangen van het hoogheemraadschap wordt de gemeente verzocht aan te sluiten op de betreffende keur of politieverordening van het waterschap Bijlmer en al hetgeen in deze keur als onderhoudsverplichtingen is genoemd te laten vallen onder de term "normaal onderhoud", zodat geen tegenstrijdigheid ontstaat c.q. kan ontstaan tussen beide regelingen. Onder normaal onderhoud is dan te verstaan: "het op zuiverheid onderhouden van watergangen en het op tenminste de keurafmeting onderhouden van watergangen en waterkeringen". Met betrekking tot de opmerkingen kan van gemeentezijde het volgende worden meegedeeld. ad a. Deel 2.1. van de toelichting is overeenkomstig de opmerking aangepast. ad b. Periodiek onderhoud is ook "normaal onderhoud" en valt inderdaad onder de regeling dat daarvoor geen aanlegvergunning is vereist. ad c. De genoemde activiteiten vallen onder "normaal onderhoud". In de toelichting is dit nog eens bevestigd en is de relatie met de begripsbepaling van "normaal onderhoud" uit de Keur genoemd, zodat geen onzekerheid hierover behoeft te bestaan. 16. Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam De dienst merkte het volgende op. a. Zuidtangent In het kader van de zuidtangent zijn er plannen in voorbereiding om aansluitend op de busstroken, die door de provincie langs de Burgemeester Stramanweg zullen worden gerealiseerd, een verbinding voor de bus naar Station Bijlmer aan te leggen. Deze busbaan, die tevens dient als tijdelijk tracé voor de zuidtangent en de huidige shuttle-bussen, krijgt door de aansluiting met de Ouderkerkerplas c.a. een kruising, waardoor de toekenning van prioriteit aan het busverkeer bemoeilijkt wordt. Het overige verkeer op het kruispunt zal met lange wachttijden te kampen krijgen of de bussen lopen ernstige vertragingen op. b. Ontsluiting Amsterdam Zuidoost De aanleg van een ontsluitingsweg ten behoeve van het recreatieterrein Ouderkerkerplas, de woningbouwlocatie Benning en een industrieterrein in Ouderkerk aan de Amstel, tegenover de westelijke op- en afrit van de A 2, maakt weliswaar geen deel uit van het onderhavige bestemmingsplan, maar heeft een negatief effect op de verkeersafwikkeling. De gemeente Amsterdam heeft ten behoeve van de verbetering van de ontsluiting van Amsterdam Zuidoost (en een deel van de gemeente Ouder-Amstel) de reconstructie van de Burgemeester Stramanweg tussen de A 2 en de Dolingadreef ter hand genomen. De extra aansluiting tegenover de westelijke open afrit van de A 2 maakt van dit punt een volledig kruispunt. In de huidige - en ook in de verruimde - vorm zal de T-kruising tot de maximale capaciteit belast zijn. Met de aansluiting ten behoeve van de Ouderkerkerplas e.o. zal deze capaciteit overschreden worden. Verzocht wordt dan ook met klem deze aansluiting in westelijke richting te verleggen, ter hoogte van de Korte Dwarsweg. c. Fietsroutes Gezien de landschappelijke waarde van het gebied, die overigens in het plan terecht nadrukkelijk aan de orde komt, zou het voor de hand liggen dat ook aandacht aan het langzaam verkeer wordt besteed. Met name de bestaande

101140-1062 Bijl. B - 13 fietsroute langs de Amstel en de aansluiting op routes direct ten oosten en westen van het plangebied ontbreken in het plan. d. De plankaart Sommige in de legenda aangekondigde bestemmingen en/of nadere aanduidingen zijn niet in de plattegrond terug te vinden (en andersom). Toetsing van het plan wordt hierdoor bemoeilijkt. Met betrekking tot deze opmerkingen kan de gemeente het volgende meedelen. ad a. Van de opmerking is kennis genomen. Welke verkeerscategorie de vertragingen zal oplopen is goeddeels een zaak van toekomstige beleidskeuze. Blijkens de reactie onder 11a, gaat de Provinciale Dienst Wegen, Verkeer en Vervoer ervan uit dat aan het busvervoer prioriteit zal worden verleend. ad b. Terecht wordt opgemerkt dat de bedoelde aansluiting buiten het onderhavige bestemmingsplan valt. Het overleg omtrent dit onderwerp wordt derhalve binnen een ander kader gevoerd. ad c. Bestemmingstechnisch zijn de fietsroutes opgenomen in de relevante bestemmingen. Ze zijn indicatief op de kaart ingetekend. De fietsroute langs de Amstel valt binnen de bestemming "wegen II" en is derhalve ook geregeld. ad d. Dit is wellicht het gevolg van het feit dat aan de dienst een plan met ongekleurde kaart is toegezonden. Een en ander is overigens nog eens geverifieerd. 17. Gemeente Amstelveen Het College van Burgemeester en Wethouders stuurde het volgende bericht. In het concept-bestemmingsplan Duivendrechtse Polder van de gemeente Ouder- Amstel is geen rekening gehouden met het in het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan opgenomen plan om de Burgemeester Stramanweg van 2x1 naar 2x2 rijstroken uit te breiden. In het kader van het RVVP heeft Amstelveen deze mogelijkheid onderschreven. Daarbij gaat de voorkeur uit naar een verbreding die wordt gebruikt als doelgroepenstrook. Verzocht wordt nader te bezien of in het bestemmingsplan niet alsnog bijvoorbeeld een wijzigingsbevoegdheid kan worden opgenomen, om voor die doelgroepen tot een verbreding te komen. Voor het overige geeft het ontwerp-bestemmingsplan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Deze materie is reeds behandeld bij overlegreactie 11 ad a. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. 18. Zuiveringschap Amstel- en Gooiland Van het schap werd het volgende bericht ontvangen. Rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) a. In de toelichting wordt onder 2.2.2. tweede alinea melding gemaakt van de op te heffen RWZI. Het terrein heeft in het plan de bestemming "agrarische doeleinden" gekregen. Ter zake merkt het schap op dat de RWZI inderdaad buiten gebruik is gesteld. Het schap zegt zich te beraden over de toekomstige bestemming. De uitkomst daarvan is nog ongewis. Wat het schap betreft zou gebruik van de huidige gebouwen voor de opslag van (aannemers)materiaal tot de

101140-1062 Bijl. B - 14 mogelijkheden kunnen behoren. In verband hiermee verzoekt het schap de bestemming van het terrein aan te passen, zodat een gebruik als hiervoor genoemd tot de mogelijkheden blijft behoren. Persleiding b. Op de plantekening is de rioolwaterpersleiding van Ouderkerk naar Amstelveen, die eigendom is van het zuiveringschap, aangegeven. Het is het schap opgevallen dat over de bescherming van de rioolwaterpersleiding in het plan geen voorschriften zijn opgenomen. Bescherming van de persleiding tegen bouwactiviteiten, maar ook tegen bijvoorbeeld wortelgroei, is belangrijk. Het schap meent dat er voorschriften moeten worden opgenomen, die de persleiding in voldoende mate beschermen. Voorkomen moet worden dat binnen een strook van 10 m van deze leiding bebouwing van enige omvang plaatsvindt. Waterkwaliteit c. In deel 2.2.4. wordt opgemerkt dat de chloridegehalten in de sloten in het noordelijk deel van de polder variren van 300 tot 1.000 mg/l. Gesteld wordt dat dit veroorzaakt wordt door de inlaat van brak Amstelwater: > 1.000 mg/l. Uit metingen van het zuiveringschap blijkt dat het chloridegehalte van het in te laten Amstelwater in het algemeen varieert tussen 400 en 800 mg/l. Waarden hoger dan 1.000 mg/l komen slechts zeer incidenteel voor. d. In het plan is niet duidelijk aangegeven op basis van welke gegevens de waterkwaliteit in de poldersloten in het noordelijk deel matig is bevonden (deel 2.2.4.). Dit geldt ook voor de beoordeling van de waterkwaliteit in het midden en zuiden van de polder. Als de waterkwaliteitsbeoordeling uitsluitend gebaseerd is op een (eenmalige?) vegetatieopname, dan dient dit uitdrukkelijk vermeld te worden. Iedere onderzochte levensgemeenschap geeft namelijk specifieke informatie over het aquatisch milieu. Beoordeling van de waterkwaliteit uitsluitend op basis van waterplantensamenstelling is indicatief, maar niet volledig. Het zuiveringschap beschikt overigens zelf niet over actuele informatie van de waterkwaliteit in de polder. e. In het plan is niet aangegeven welke periode wordt gebruikt voor een weergave van de natuurwaarden en de "huidige" waterkwaliteit. De voor de Amstel gebruikte gegevens (deel 2.4.1.) zijn niet actueel. De kwaliteit van de Amstel ter hoogte van het plangebied was in 1993 klasse IVB, zeer matig (zie Voortgangsverslag 1993 van het zuiveringschap). De in het plan genoemde "IMP"-normen worden sinds jaren landelijk niet meer getoetst en niet meer gebruikt als kwaliteitsindicator. Natuurwaarden f. De intentie van het plan is de natuurwaarden in het gebied te beschermen en te herstellen. Het schap vindt het opmerkelijk dat hiertoe geen specifieke voorschriften zijn opgenomen. Verzocht wordt met vorenstaande aspecten rekening te houden bij de verdere uitwerking van het bestemmingsplan. Met betrekking tot de opmerkingen heeft de gemeente het volgende overwogen. ad a. Een verzoek van dezelfde strekking is gedaan in het kader van de inspraak (bijlage A: schriftelijke reactie 16). Kortheidshalve kan daarnaar worden verwezen. Gemeend wordt dat het herstellen van de open landschappelijke

101140-1062 Bijl. B - 15 kwaliteit door het projecteren van een agrarische bestemming dient te prevaleren. ad b. De opmerking is terecht. Er is nu een bepaling ter bescherming van leidingen opgenomen (artikel 24 in de voorschriften). Overigens mag ervan worden uitgegaan dat ook waar de leiding in particuliere gronden ligt, de eigenaren c.q. gebruikers door het schap voldoende geïnformeerd zullen zijn. ad c. De tekst van deel 2.2.4. van de toelichting is aangepast. ad d en e. De tekst van de toelichting is onder 2.2.4. en 2.4.1. aangepast aan het Provinciaal Waterkwaliteitsplan Natuurlijk Water (1991). ad f. De opmerking berust wellicht op een misverstand. In de aanhef van de bestemmingen voor agrarische productiegronden, water en de nieuw opgenomen bestemmingen voor recreatieve doeleinden (artikelen 16 en 17) wordt behoud en herstel van landschappelijke en/of natuurlijke waarden uitdrukkelijk genoemd. Voorts is zijn die artikelen een aanlegvergunningenstelsel en daarbij passend criteriumvoorschrift opgenomen. De gemeente acht een en ander nogal "specifiek", ook al omdat via artikel 1 lid 2 sub a en b de bedoelde waarden gedefinieerd zijn. 19. Kamer van Koophandel en Fabrieken De planstukken geven de kamer aanleiding tot het volgende commentaar. De uitbreiding van de Burgemeester Stramanweg met een vrije busbaan is van groot belang voor de bereikbaarheid van o.a. het werkgebied Amstel III in Amsterdam Zuidoost. Randvoorwaarde bij de verdere ontwikkeling van dit bedrijventerrein e.o. is een goede verkeersafwikkeling. De weg- en openbaar-vervoerinfrastructuur in en rondom het gebied moet het verkeer in voldoende mate kunnen verwerken zodat de kans op congestie zo klein mogelijk is. De vrije busbaan langs de Burgemeester Stramanweg, die voor de korte termijn tevens geschikt moet zijn voor de zuidtangent, zal daarin een belangrijke rol spelen. In het ontwerp-bestemmingsplan wordt weliswaar met de busbaan rekening gehouden, maar de realisatie daarvan wordt afhankelijk gesteld van een eventuele toepassing van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Daarmee wordt de aanleg van de busbaan planologisch gezien niet gegarandeerd. De kamer zou graag zien dat de verruiming van de Burgemeester Stramanweg in de bestemming "verkeersdoeleinden" wordt opgenomen. Met betrekking tot de opmerking kan kortheidshalve worden verwezen naar overlegreactie 11 van de Provinciale Dienst Wegen, Verkeer en Vervoer, waar deze materie aan de orde is gesteld en door de gemeente is becommentarieerd. 20. Landbouwschap en 21. Hollandse Landbouworganisaties in Amstelland Mede namens de Hollandse Landbouworganisaties in Amstelland, maakte het Landbouwschap de volgende opmerkingen. Toelichting a. Het gebruik van de voormalige agrarische bedrijfswoning voor burgerbewoning wordt, via een wijzigingsbevoegdheid, toegestaan ingeval er sprake is van bedrijfsbeëindiging en als wordt aangetoond dat voortzetting van het agrarisch bedrijf in redelijkheid niet meer is te verwachten. Een toename van burgerbewoning in het landelijk gebied kan de bedrijfsvoering van de bestaande agrarische bedrijven

101140-1062 Bijl. B - 16 in het plangebied belemmeren. In dit kader zou het schap in het plan opgenomen willen hebben dat een wijziging van de agrarische bestemming in een woonbestemming pas dan wordt doorgevoerd, indien dit de continuïteit van de in het plangebied aanwezige agrarische bedrijven op geen enkele wijze zal schaden. Voorschriften Artikel 7. Ontwikkeling agrarische bedrijfsactiviteiten b. Artikel 7 lid b 6. Het schap kan ermee instemmen dat door middel van dit voorschrift gepoogd wordt ongewenste bebouwing in het plangebied te voorkomen. Het gaat echter te ver dat bestaande agrarische bedrijven voor elke uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten, waarvoor een vergroting van het bouwperceel noodzakelijk is, de volwaardigheid door middel van een bedrijfsplan moeten aantonen. Het eenmaal aantonen van de volwaardigheid van het agrarisch bedrijf moet voldoende zijn. Artikel 8. Agrarische doeleinden I, tevens gebied van landschappelijke en natuurlijke waarde c. Artikel 8 lid 1 c. De agrarische cultuurgronden zijn eveneens bestemd voor extensief recreatief medegebruik in de vorm van een wandel- en/of fietspad. Op de plankaart wordt echter niet duidelijk waar deze vorm(en) van extensief recreatief medegebruik zal/zullen gaan plaatsvinden. Indien deze vorm(en) van extensief recreatief medegebruik een plaats krijgen in het plangebied mag dit zeker niet ten koste gaan van de bedrijfsvoering van de in het gebied gevestigde agrarische bedrijven. Een scheiding van functies wordt voorgestaan. d. Artikel 8 lid 6 b. Mestopslag buiten het agrarisch bouwperceel wordt toegestaan in een zone van niet meer dan 10 m uit een niet naar de weg gekeerde grens van het agrarisch bouwperceel. Gezien de omvang van de huidige mestsilo's is een afstand van 10 m volstrekt onvoldoende. Mestsilo's kunnen worden opgericht tot een hoogte van 4 m. Gezien de wettelijke verplichting tot het afdekken van mestsilo's interpreteert het schap de genoemde hoogtemaat als zijnde de maximale wandhoogte van de mestsilo. Artikel 9. Agrarische doeleinden II (Aa) e. Artikel 9 lid 1. De op de detailkaarten 3, 6, 7 en 8 ingetekende bouwpercelen voor de agrarische bedrijven zijn te gering van omvang. Zonder uitzondering hebben de agrarische bedrijven een bouwperceel toegewezen gekregen met een oppervlakte van minder dan 1 ha. Een dergelijke ontwikkeling acht het schap ongewenst. Het schap is van mening dat ieder agrarisch bedrijf de mogelijkheden moet hebben om zich aan te passen aan de zich steeds wijzigende (productie-)omstandigheden. Een bouwperceel met een omvang van minder dan 1 ha biedt daartoe onvoldoende mogelijkheden. Het schap is dan ook van mening dat de bouwpercelen voor de agrarische bedrijven voorshands moeten worden vergroot naar 1 ha, waarbij via een vrijstellings-/wijzigingsbevoegdheid een vergroting tot 1,5 ha mogelijk wordt gemaakt.

101140-1062 Bijl. B - 17 f. Artikel 9 lid 2 f. Niet-grondgebonden agrarische activiteiten worden toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 500 m2. Gezien de aard van het plangebied zou een intensivering van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk kunnen zijn om het bedrijfsinkomen aan te vullen. Het schap verzoekt om de niet-grondgebonden agrarische activiteiten via een vrijstellingsbevoegdheid mogelijk te maken tot 1.000 m2. Met betrekking tot deze opmerkingen heeft de gemeente het volgende overwogen. ad a. De gemeente acht de aangegeven voorwaarden om mee te werken aan een wijziging van het plan voldoende adequaat. Bij het wijzigen van de bestemming voor een agrarische bedrijfswoning in een woonbestemming zal uiteraard zorgvuldigheid worden betracht en worden bezien in hoeverre zo'n nieuwe bestemming de naastliggende bedrijven zou kunnen belemmeren. De in acht te nemen procedureregels bevorderen een brede en evenwichtige belangenafweging. ad b. Vergroting van een agrarisch bebouwingsvak is uitsluitend mogelijk via een wijzigingsbevoegdheid. De structurele noodzaak van vergroting dient vast te staan. Daaronder behoort het aantonen van de volwaardigheid door middel van een bedrijfsplan. Artikel 7 geeft hiervoor praktische richtlijnen. ad c. Juist om een goede afstemming tussen agrarische en recreatieve belangen te kunnen verkrijgen, is deze juridische constructie gekozen, waarbij niet alles al dwingend op kaart is vastgelegd. De primaire bestemming is een agrarische en recreatie is daarin aangemerkt als medegebruik. Het komt de gemeente voor dat dit voor (goede) agrarische bedrijfsvoeringen voldoende garantie biedt. ad d. De zone is verruimd tot 20 m. De hoogtemaat heeft betrekking op bouwwerken (zie ook artikel 1 lid 1 c). De toegestane hoogte is nu op 6 m gebracht. ad e. Bij overlegreactie 8 (Groengebied Amstelland) is onder ad c nog eens de maatvoering van de agrarische bebouwingsvakken gemotiveerd. Voor het relatief kleinschalige gebied is het wenselijk om het gebouwenbestand per bedrijf zo compact mogelijk te houden. Ook de gemiddelde bedrijfsomvang geeft geen aanleiding voor grote bebouwingsvakken. Voor enkele specifieke situaties is naar aanleiding van de inspraakprocedure het bebouwingsvak vergroot. De regeling, met een wijzigingsmogelijkheid tot 1 ha, lijkt voorshands voldoende. ad f. Hieraan is niet tegemoet gekomen. De genoemde maat van 500 m2 biedt mogelijkheden voor een rendabele neventak. Om landschappelijke redenen is een grotere maat, die tot aanzienlijke verdichting kan leiden, ongewenst. 22. N.V. Nederlandse Gasunie De Gasunie maakte de volgende opmerkingen. a. Zoals ook gedeeltelijk op de plankaart is aangegeven, is in het zuidwestelijk deel van het plangebied een gastransportleiding (W-540-03) gelegen van de Gasunie, alsmede een gasontvangstation. De ligging van deze leiding is echter niet geheel overeenkomstig de gegevens van de Gasunie op de plankaart aangegeven. Ter informatie wordt de plankaart weer toegezonden waarop de ligging van de leiding in rood is aangegeven en verzocht wordt de plankaart dienovereenkomstig te doen aanpassen. Tevens heeft de Gasunie een routekaart met betrekking tot dit leidingdeel bijgesloten. b. Tevens is de Gasunie voornemens op 1 april 1995 te beginnen met de aanleg van

101140-1062 Bijl. B - 18 een 30"/40 Bar-gastransportleiding (W-534-39). Dit geprojecteerde tracé heeft de Gasunie eveneens op de plankaart aangegeven. Gezien de korte termijn waarop met de aanvang van het project zal worden begonnen, wordt het op prijs gesteld wanneer ook dit tracé op de plankaart wordt aangegeven. c. Voor wat betreft de aan te houden veiligheidsafstanden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande gastransportleidingen is van toepassing de circulaire van het Ministerie van VROM DGMH/B nr. 0104004 d.d. 26 november 1984. d. Wellicht ten overvloede wijst de Gasunie erop dat, uit oogpunt van veiligheid en bedrijfsvoering, het oprichten van enig bouwwerk niet is toegestaan binnen een afstand van 4 m gerekend uit het hart van de leiding. Tevens is het uitvoeren van werkzaamheden, die een veilig en bedrijfszeker gastransport in gevaar kunnen brengen, binnen deze strook niet toegestaan. Te denken is hierbij aan: het aanbrengen van een open of gesloten wegdek; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging; het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; het aanbrengen van diepwortelende beplanting; het indrijven van voorwerpen in de grond; het permanent opslaan van goederen. Het bovenstaande ziet de Gasunie graag opgenomen in de voorschriften van het plan. Met betrekking tot de opmerkingen kan het volgende worden meegedeeld. ad a. De leidingentracé's zijn aan de hand van de verstrekte gegevens geverifieerd en waar nodig aangepast. ad b. De aan te leggen leiding is op de kaart aangegeven. ad c en d. De verstrekte informatie is bekend. In de voorschriften is nu een artikel opgenomen dat de bescherming regelt (zie artikel 24). 23. N.V. PEN Energiebedrijf Noord-Holland Het PEN merkte het volgende op. a. Bij dit plan is onder meer betrokken het aan deze vennootschap in eigendom toebehorende perceel kadastraal bekend Ouder-Amstel sectie C nr. 2946, gelegen aan het Hoger Einde Noord, waarop zich het transformatorstation "Hogereinde" bevindt. Verzocht wordt het transformatorstation op de plankaart aan te geven en aan de onder- en bijliggende grond bijvoorbeeld de bestemming "utilitaire voorzieningen" (artikel 12) te geven. Artikel 12 dient dan wel uitgebreid te worden met de bestemmingsmogelijkheid "transformatorstation". b. Voorts verzoekt het PEN zijn in het plangebied gelegen 50- en 150 kvverbindingen aan de hand van de bijgesloten tekeningen (101140-0062-02) aan te geven. Dit overeenkomstig de reeds op de tekening aangegeven kabels en leidingen van andere bedrijven. Met betrekking tot deze opmerkingen kan het volgende worden meegedeeld. ad a. Het transformatorstation is bestemd en artikel 12 is aangepast. ad b. De plankaart is aangepast aan de hand van de ontvangen tekeningen.

101140-1062 Bijl. B - 19 24. Vereniging tot behoud van molens in Nederland "De Hollandsche Molen" De vereniging stuurde bericht met de volgende opmerkingen. Algemeen a. Het wordt bijzonder op prijs gesteld dat aan de omgeving van molen De Zwaan in dit ontwerp aandacht wordt gegeven door middel van het opnemen van een molenbeschermingszone. Gemeend wordt echter dat onvoldoende wordt aangegeven welke consequenties dit heeft met betrekking tot de eisen die de molen aan zijn omgeving stelt. In onderstaande toelichting wordt getracht aan te geven op welke wijze verbeteringen in dit opzicht mogelijk zijn. Daarbij gaat de vereniging ervan uit dat bestaande bebouwing welke thans niet aan de normen voldoet, niet wegbestemd zal worden. Toelichting b. Deel 4.2.6. van de toelichting stelt dat de molenbiotoop zal worden veiliggesteld via een aanlegvergunningenstelsel. Nergens wordt vermeld waaraan het afgeven van een aanlegvergunning wordt getoetst. Indien concreet wordt aangegeven welke normen er binnen de molenbeschermingszone gelden, kunnen de woorden "zoveel mogelijk" in de 11e regel vervallen en in de 7e regel dient Hollandse Molen te worden geschreven als Hollandsche Molen. c. Deel 4.3.1. van de toelichting zou nader moeten aangeven wat onder "beschermende bepaling" wordt verstaan. Het is dan voor een ieder duidelijk wat de beperkingen zijn die de molen aan de omgeving stelt. Gedacht wordt in dit verband aan een omschrijving zoals die wordt gegeven in de bij de reactie gevoegde bijlage 2 (blz. 54 t/m 59) van het rapport "De Inrichting van de Omgeving van Molens". Voorschriften d. Artikel 1 (Begripsbepalingen). Toevoegen: molen : inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht; windbelemmering : het geheel of gedeeltelijk verstoken zijn van toetreding van wind. e. Artikel 9 lid 2 b 1 en e 1, alsmede lid 4 c en 4 g. het gebied dat valt binnen de molenbeschermingszone zoals aangegeven op de kaart 101140-0062-02 heeft de bestemming "agrarische doeleinden II". De voor dit gebied geldende goot- en nokhoogten stemmen niet overeen met de normen om windbelemmering te voorkomen. f. Artikel 19 (nu 21). Uit dit artikel zou moeten blijken welke beperkingen de molen aan bebouwing en beplanting stelt (zie ook opmerking bij c). Deze normen zijn: 100 m rond de molen geen bebouwing (voor zover aanwezig) en geen beplanting; tussen de cirkels van 100 en 500 m geen bebouwing en beplanting hoger dan 1/140 van de afstand gemeten tussen bouwwerk/beplanting en molen, vermeerderd met 3 m (zie bijgaande schets). Vrijstelling te verlenen na inwinnen van advies bij Vereniging De Hollandsche Molen. g. Op detailkaart 2 wordt een deel van de molenbeschermingszone aangegeven.

101140-1062 Bijl. B - 20 Deze zone ook aangeven op detailkaart 5. De gemeente heeft met betrekking tot deze opmerkingen het volgende overwogen. ad a. Van de appreciatie is met genoegen kennis genomen. Voor wat betreft de gevolgen die de molen heeft voor de omgeving kan in het algemeen nog worden gesteld, dat is overwogen dat de molen geen functie als zodanig meer heeft, doch vooral een visuele, cultuurhistorische waarde vertegenwoordigt. Daarom is uitgegaan van de bestaande situatie. Er zijn regels gesteld die op korte termijn voorkomen dat iets kan gebeuren waardoor het uitzicht op de molen verslechtert en die een geleidelijke, voorzichtige mogelijkheid bieden om op den duur eventueel verbeterende aanpassingen aan te brengen. ad b. Het aanlegvergunningenstelsel is opgenomen in artikel 21 van de voorschriften, dat is ook ter plaatse vermeld! Dit stelsel is in een algemene bepaling opgenomen omdat de werking ervan op meerdere bestemmingen betrekking heeft. De woorden "zoveel mogelijk" zijn reëel. Er zijn wel concrete regels gegeven, maar deze garanderen geen volkomen open landschap rondom de molen. De naam van de vereniging is nu correct gespeld. ad c. Er wordt toegelicht c.q. gememoreerd wat in artikel 21 van de voorschriften concreet is. De meegezonden bijlage geeft een zeer vergaande en gedetailleerde wijze van regelgeving aan, die de gemeente te vèrgaand acht. Dit mede gezien het onder ad a gestelde. De gemeente heeft zeker niet het voornemen om in een zeer grote omgeving actief in te grijpen en eventuele obstakels te verwijderen. De situatie waarin de molen nu staat wordt al zeer waardevol geacht en het bestendigen daarvan is in deze een primaire doelstelling. ad d. De woorden "molen" en "windbelemmering" worden in de voorschriften niet gebezigd en behoeven derhalve geen nadere omschrijving van het begrip. ad e. Artikel 9 regelt de agrarische bebouwingsvakken en gaat uit van bestaande en voor een agrarisch bedrijf benodigde hoogte van bebouwing. Het staat de gemeente niet voor ogen om belemmeringen voor agrarische bedrijfsgebouwen te introduceren, ook al komt dat niet geheel overeen met de normen zoals de vereniging voorstaat. ad f. Zie het gestelde bij ad a en ad c. In voorkomende gevallen is het plezierig te weten dat de gemeente advies kan inwinnen bij de vereniging. Om dit vast te leggen in de voorschriften gaat echter te ver en wordt niet nodig geacht. ad g. Kaartdetail 5 valt geheel buiten de bedoelde zone, zoals blijkt uit de plankaart 101140-0062-02. Van de onder 25 t/m 28 genoemde instanties werd geen bericht ontvangen. 2. Advies Provinciale Planologische Commissie Ter afronding van het artikel 10 Bro-overleg is het ontwerp-bestemmingsplan op 10 augustus 1995 toegezonden aan de Subcommissie voor de Gemeentelijke Plannen en de Stadsvernieuwing van de Provinciale Planologische Commissie. Op 7 september 1995 berichtte de secretaris van de Subcommissie het ontwerp-plan niet ter discussie te zullen stellen, gelet op de - in meerderheid - adequate verwerking van de eerder gemaakte opmerkingen. Hij adviseerde het plan verder in procedure te brengen, met inachtneming van de volgende punten: aan het verzoek van het Landbouwschap om artikel 9 lid 5 (Wijzigingsbe-