Verwezenlijkingen sociaal statuut van de zelfstandigen



Vergelijkbare documenten
FOD Sociale Zekerheid DG Zelfstandigen

Als zelfstandige arbeid je belangrijkste (of enige) beroepsactiviteit is, dan ben je zelfstandige in hoofdberoep.

Verhoging van sommige uitkeringsbedragen voor zelfstandigen in het kader van het structureel mechanisme van welvaartsaanpassing

SCSZ/04/85. Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 24 mei 2004; Gelet op het verslag van de heer Michel Parisse.

VOOR HET SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN

PROGRAMMAWET (I) VAN 27 DECEMBER (B.S. 28 december 2006, 3e editie) Uittreksels

LSLGEMEEN E3EHEERSCOMITE VOOR HET SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN

Uw pensioen Onze zorg Over de toekomst van uw pensioen. Een initiatief van sp.a Zandhoven 7 mei 2014 Greet van Gool

SOCIAAL STATUUT VAN DE BEDRIJFSLEIDER Stef Van Attenhoven 20 december 2005 SITUERING SOCIAAL STATUUT. Inhoud Zeven vragen over het sociaal statuut

Wie valt onder toepassing van het sociaal statuut?

Wettelijk rustpensioen zelfstandigen. Liantis studiedienst

RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR

ISLGEMEEN E3EHEERSOMITE VOOR HET SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

Inhoud. 1. Wie is zelfstandig? 2. Sociaal statuut: categorieën 3. Sociale bijdragen 4. Sociale rechten 5. Aanvullende sociale verzekeringen

!ALGEMEEN rn3eheers(çomite

Gezinsbijslag in 15 vragen

Kapitaalontvangsten

WET VAN 29 MAART betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen. (B.S. 6 mei 1976)

STATISTISCHE STUDIES

R.I.Z.I.V. Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering

Verhoging van de Inkomensgarantie voor Ouderen op 1 juli 2008

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

Meewerkende echtgeno(o)t(e): informatiefiche

PENSIOENREGELING voor ZELFSTANDIGEN. 65, en wat nu? Studiedienst Zenito sociaal verzekeringsfonds

10 ZAKEN DIE JE MOET WETEN VOOR JE IN HET

Welvaartsaanpassingen

Begrotingsresultaat

Sociale statuten: zelfstandige versus werknemer

FISC brief 1: provisionele ambtshalve beslissing tot toekenning

II. Het stelsel voor werknemers C. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)

Directie Human Resources

GROEP S - SVZ CHARTER VOOR GOEDE DIENSTVERLENING

Statuut van de Zelfstandige in hoofdberoep

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 15;

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

Welk stelsel? Wanneer met pensioen gaan?

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

Wie valt onder toepassing van het sociaal statuut?

sociale bijdragen en sociale uitkeringen op 1 juni 2001

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

IK HEB MIJN PENSIOEN OPGENOMEN TUSSEN 1 APRIL 2015 EN 1 JUNI 2016

INHOUD AFDELING 1 GRONDSLAGEN VAN HET SOCIAAL STATUUT

Juridisch bulletin. Wetgeving

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

Tekst opgesteld door Dirk Torfs, augustus 2000, laatst aangepast in januari 2013.

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Toelichtingen bij de uitbreiding van de maatregel tot de toekenning van een installatiepremie aan personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen

Het sociaal statuut van de meewerkende echtgenoot

Cijferbijlage Wonen in Nederland en werken in België

Meewerkende echtgeno(o)t(e): informatiefiche

Sociale statuten: zelfstandige versus werknemer

Rolnummer Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T

Auteur. Onderwerp. Datum

Regeerakkoord: wat is de impact op de pensioenen en de verzekeringsproducten?


TC/01/97. Gelet op de aanvraag van de Kruispuntbank; Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank van 17 september 2001;

Charter voor goede dienstverlening

RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR ADVIES INZAKE DE INHOUDING VAN BEDRIJFSVOORHEFFING OP PENSIOENEN

~LGEMEEN lliseheers~omite

In dat kader zal STEUNT ELKANDER er alles aan doen u de beste dienstverlening aan te bieden Lees meer

Gewaarborgd Inkomen: Luxe of noodzaak? Kempische Verzekeringskring. 22 oktober 2013 Dries Wouters

Hoe heeft de sociale zekerheid de crisis doorstaan?

~LGEMEEN lli3eheerscç:omite

Informatie over stopzetting, gelijkstelling wegens ziekte, voortgezette verzekering, overbruggingsrecht

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

STATISTISCHE STUDIES

Model 74(93) - Verklaring over de beroepsactiviteit en de sociale uitkeringen

I. VERKLARINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 1, ONDER L), VAN VERORDENING (EG) NR. 883/2004 & DE DATUM VANAF WELKE DE VERORDENING VAN TOEPASSING ZAL ZIJN

Model 74(93) - Verklaring over de beroepsactiviteit en de sociale uitkeringen

III. Het stelsel voor zelfstandigen C. Statistieken 4. Pensioenen (RVP)

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

verklaring van aansluiting van de meewerkende echtgenote/echtgenoot (koninklijk besluit nr. 38, art. 7 bis)

Wat is je sociaal statuut? Les 3.a. van de module ONDERNEMERSRECHT binnen de opleiding BEDRIJFSBEHEER

Nieuwe uitkeringen vanaf 1 mei 2011

Cijferbijlage. Inhoud Algemeen 2

De zelfstandige ondernemer en zijn sociale zekerheid

Algemene indexnota 28 september 2018 / 01 oktober 2018 versie 01/03/2019 1,7069

IAB-Info. Inhoud. Beroep. Economie

Versie van DEEL X Titel V Hoofdstuk I Bepaling van de bedrijfsvoorheffing Inhoudsopgave 1. Wettelijke en reglementaire basis 2.

THESAURIE ALGEMENE INDEXNOTA 31/05/ /06/2011 1,5460 -

Auteur. Onderwerp. Datum

Naam van de persoon die recht heeft op de uitkeringen:... INSZ-nummer (rechterbovenhoek op de keerzijde van de SIS-kaart):...

Barema. Kinderbijslag voor werknemers KINDERBIJSLAG

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

Tony Van Der Steen Ombudsman Pensioenen WTC III (nabij het Noordstation) Simon Bolivarlaan 30 bus Brussel. Tel. 02/ Fax 02/

Datum van inontvangstneming : 13/03/2014

LXLGEMEEN E3EHEERSCOMITE VOOR HET SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 24 april

Het Sociaal Statuut der Zelfstandigen

Wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen 1. TITEL 8. - Pensioenen. HOOFDSTUK 1. - Pensioenen van de overheidssector

ik.lgemeen rn5eheers(çomite

Het overbruggingsrecht (wet van 22 december 2016 houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen)

LnGEMEEN D HEERS\SZOMITE VOOR HET SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN

Zomerakkoord 2017: sociale maatregelen voor de zelfstandigen

III. Het stelsel voor zelfstandigen C. Statistieken 2. Uitkeringen (RIZIV)

Naar een gelijkwaardige sociale bescherming voor zelfstandigen

Met dit formulier kun je als je met je gezin in België woont een toeslag op de kinderbijslag aanvragen als:

Verzekering Gewaarborgd Inkomen 25u/24 voor zelfstandige journalisten

Transcriptie:

Verwezenlijkingen sociaal statuut van de zelfstandigen 1

1. Pensioenen 1.1. Verhoging plafondbedrag voor berekening pensioenen Vanaf 1 januari 2000 wijzigde het plafondbedrag, dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de pensioenen als zelfstandige. Voor die berekening wordt een gunstiger coëfficiënt toegepast als de bedrijfsinkomsten een bepaald bedrag niet overschrijden. Het is dit bedrag dat nu stijgt van 1.346.210 frank tot 1.433.084 frank. Het is gebonden aan de index en kan bovendien om de twee jaar verhoogd worden. Het loonplafond in de regeling voor werknemers werd op 18 maart 1999 bij koninklijk besluit met 2,9 % verhoogd voor de jaren na 1998. Dezelfde verhoging wordt nu ingevoerd in de regeling voor zelfstandigen. Budgettair is er een geringe weerslag. 1.2. Verhoging minimumpensioenen Ruim 400.000 ouderen krijgen in België een minimumpensioen. Zowel werknemers als zelfstandigen hebben daar recht op als ze ten minste 2/3 van een volledige loopbaan gewerkt hebben. Voor mannen bedraagt de volledige loopbaan 45 jaar, voor vrouwen wordt ze tegen 2009 geleidelijk opgetrokken van 40 tot 45 jaar. Mannen moeten dus ten minste 30 jaar gewerkt hebben, vrouwen ten minste 27 jaar. Op 1 juli 2000 werden alle minimumpensioenen met gemiddeld 1.000 frank per maand verhoogd. Voor de mensen met een volledige loopbaan bedroeg de verhoging voor een pensioen alleenstaande maandelijks precies 1.000 frank, voor een gezinspensioen 1.333 frank. Minimumpensioen werknemers met een volledige loopbaan (De minimumpensioenen zijn intussen tweemaal met 2 % verhoogd als gevolg van de indexering van de uitkeringen, die bovendien met één maand versneld werden.) 01.06.2000 01.07.2000 Gezin 36.100 fr. 37.360 fr. Alleenstaande 28.898 fr. 29.898 fr. Overleving 28.410 fr. 29.410 fr. Minimumpensioen zelfstandigen met een volledige loopbaan (De minimumpensioenen zijn intussen tweemaal met 2 % verhoogd als gevolg van de indexering van de uitkeringen, die bovendien met één maand versneld werden.) 01.06.2000 01.07.2000 Gezin 28.447 fr. 29.780 fr. Alleenstaande 21.334 fr. 22.334 fr. Overleving 21.334 fr. 22.334 fr. Als het minimumpensioen alleenstaande met 1.000 frank per maand verhoogd wordt, betekent dit niet dat àlle mensen met een volledige loopbaan en een klein pensioentje een opslag van 1.000 frank kregen. Met name die mensen die in juni een pensioen hadden dat net boven het oude minimumbedrag van 21.334 frank uitkwam, kregen een kleinere opslag. Wie bijvoorbeeld op 01.06.2000 een pensioen alleenstaande had van 22.000 frank, kreeg op 1 juli een verhoging van 334 frank. Wie een pensioen heeft dat boven het nieuwe minimum ligt, krijgt natuurlijk geen opslag. 2

Voor onvolledige loopbanen en voor zover 2/3 van de volledige loopbaan bewezen is, wordt een evenredige verhoging van het minimumpensioen toegekend. Zo bijvoorbeeld : Minimumpensioen werknemers met onvolledige loopbaan (De minimumpensioenen zijn intussen tweemaal met 2 % verhoogd als gevolg van de indexering van de uitkeringen, die bovendien met één maand versneld werden.) 01.06.2000 01.07.2000 Gezin (34/45) 28.086 fr. 29.058 fr. Vrouw alleen (28/40) 20.229 fr. 20.929 fr. Man alleen ( 35/45) 22.476 fr. 23.254 fr. Minimumpensioen zelfstandigen met onvolledige loopbaan (De minimumpensioenen zijn intussen tweemaal met 2 % verhoogd als gevolg van de indexering van de uitkeringen, die bovendien met één maand versneld werden.) 01.06.2000 01.07.2000 Gezin (34/45) 22.125 fr. 23.162 fr. Vrouw alleen (28/40) 14.934 fr. 15.634 fr. Man alleen ( 35/45) 16.593 fr. 17.371 fr. De budgettaire kost op jaarbasis bedraagt 3 miljard frank in de werknemersregeling en 2,2 miljard frank in de regeling der zelfstandigen. 1.3. Herwaarderingspremie Beslist werd om, net zoals in de regeling voor werknemers, met ingang van februari 2001 aan de zelfstandigen waarvan het pensioen daadwerkelijk en voor de eerste maal voor 1 januari 1991 is ingegaan een jaarlijkse herwaarderingspremie toe te kennen die voor het jaar 2001 vastgesteld is op 6 % van het bruto-maandbedrag van het pensioen in de regeling voor zelfstandigen verschuldigd voor de maand februari, met een minimum van 100 frank. Zij werd in februari 2001 uitbetaald. Samen met de premie voor het jaar 2001 werd tevens een premie van 3 % voor het jaar 2000 uitbetaald. Een gelijkaardige maatregel bestaat in de regeling van de werknemers De kost van deze maatregel bedraagt 234 miljoen frank. 1.4.Welvaartsaanpassing Zowel voor de pensioenen van de werknemers als deze van de zelfstandigen wordt vanaf 2002 de herwaarderingspremies vervangen door een echte welvaartsaanpassing voor de pensioenen die voor 1993 zijn ingegaan. Deze pensioenen zullen op 1 januari 2002 verhoogd worden met 1 %. In de loop van 2002 (en ten laatste begin 2003) zal er, in functie van de budgettaire mogelijkheden, nog eens 1 % bijkomen. Kostprijs : 350 miljoen frank. Later volgen welvaartsaanpassingen voor de mensen die gepensioneerd zijn in 1993, 1994 en 1995. Ook zij krijgen, respectievelijk in 2003, 2004 en 2005, een verhoging van 2 %. Dit voorstel vormt gespreksstof voor de komende Ronde Tafel en moet daar verder uitgewerkt en verbeterd worden. 3

2. Gewaarborgd inkomen voor bejaarden Inkomensgarantie voor Ouderen 2.1. Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden Vanaf 1 juli 2000 verhoogde het Gewaarborgd Inkomen voor Bejaarden (G.I.B.) met 1.000 frank voor alleenstaanden en met 1.333 frank voor gezinnen. 01.06.1999 01.07.2000 gezin 28.447 fr. 29.780 fr. alleenstaande 21.334 fr. 22.334 fr. De maatregel omvat een budgettaire kost van 550 miljoen frank in de werknemersregeling en 700 miljoen frank voor de zelfstandigen. Daarop volgde een tweede maatregel, specifiek gericht op zelfstandigen. De aanrekening van het pensioen bij de vaststelling van de bestaansmiddelen wijzigde. Pensioenen van zelfstandigen worden met 5 % per jaar verminderd wanneer zij vervroegd ingaan. Bij de berekening van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden werden zij evenwel in aanmerking genomen alsof zij nièt verminderd werden. Hierdoor ontving de gepensioneerde een lager inkomen dan het G.I.B.. Vanaf 1 september 2000 is dit niet meer het geval en wordt rekening gehouden met het echte pensioenbedrag. Daardoor stijgt het inkomen van 12.500 rechthebbenden gevoelig. Dit mechanisme werd ook ingebouwd in de I.G.O. De budgettaire weerslag op jaarbasis bedraagt 267 miljoen frank. 2.2. Inkomensgarantie voor Ouderen Tienduizenden ouderen met een uitkering G.I.B. kunnen vanaf 1 juni 2001 op een hoger inkomen rekenen. Zij stappen over naar een totaal nieuwe en betere regeling, de Inkomensgarantie voor Ouderen (I.G.O.) en genieten tegelijkertijd van een indexverhoging van 2 %. Door de invoering van de I.G.O. worden de uitkeringen op een andere manier berekend, wordt gezorgd voor een absoluut gelijke behandeling van mannen en vrouwen en wordt de regeling onafhankelijk gemaakt van de burgerlijke staat. De vereiste leeftijd om dit voordeel te bekomen is gelijk voor mannen en vrouwen en zal evolueren van 62 jaar in 2001 tot 65 jaar vanaf 2009. Zodra een pensioenaanvraag is ingediend, geldt deze als I.G.O.-aanvraag; in het andere geval, moet men zich aanbieden bij de gemeentelijke administratie of bij het R.S.V.Z. De personen die reeds een pensioen als zelfstandige, een tegemoetkoming aan gehandicapten of het bestaansminimum genieten, hoeven niets te doen; zodra de vereiste leeftijd is bereikt, wordt het recht op de I.G.O. van ambtswege onderzocht. De samenwonende ontvangt het basisbedrag van 15.739 frank per maand; de alleenstaande bekomt het verhoogde bedrag van 23.608 frank per maand. Dit is een reële verhoging met 6,4 %. Bij het onderzoek naar het recht op de I.G.O. wordt met de ontvangen pensioenen en andere bestaansmiddelen, alsook met die van de samenwonende personen, rekening gehouden. Een algemene vrijstelling (25.212 frank op jaarbasis voor samenwonenden en 40.340 frank voor alleenstaanden) wordt toegepast na de vaststelling van de bestaansmiddelen. Daarnaast wordt, mits bepaalde vrijstellingen, rekening gehouden met het bezit in volle eigendom of in vruchtgebruik van een bebouwd onroerend goed en met de onroerende goederen waarvan afstand werd gedaan, alsook met de al dan niet belegde kapitalen. Bij het verderzetten van de beroepsactiviteiten als zelfstandig houdt met integraal 4

rekening met de jaarlijkse inkomsten, verminderd met de beroepskosten en eventuele beroepsverliezen. Om recht te hebben op de I.G.O. is een verblijf in België noodzakelijk. Een kort verblijf in het buitenland wordt toegestaan voor maximaal 1 maand per jaar. Dit moet wel op voorhand meegedeeld worden. De meerkost ter invoering van de I.G.O. bedraagt globaal 406 miljoen frank, waarvan ongeveer 200 miljoen frank voor de werknemers en 206 miljoen frank voor de zelfstandigen. 5

3. Arbeidsongeschiktheid en invaliditeit 3.1 Tegemoetkoming hulp van derden Vanaf 1 januari 2000 kan aan de arbeidsongeschikte gerechtigde, in wiens hoofde de behoefte aan andermans hulp wordt erkend, vanaf de vierde maand van primaire arbeidsongeschiktheid, naast het bedrag van de eigenlijke primaire arbeidsongeschiktheid, een forfaitaire tegemoetkoming voor hulp van derden toegekend worden. Deze vergoeding bedraagt 196 frank per dag, hetzij 5.096 frank per maand. Voordien hadden alleen invalide zelfstandigen (vanaf het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid) recht op een dergelijke uitkering. Voor invalide gezinshoofden bedroeg die slechts 2.500 frank per maand. Deze maatregel kost 11 miljoen frank. 3.2. Invaliditeitsuitkeringen Op 1 juli 2000 werden de bedragen van de invaliditeitsuitkeringen voor zelfstandigen, verhoogd met 4,7 %, zijnde een percentage dat gelijk is aan de verhoging van de minimumpensioenen in de regeling van de zelfstandigen. De kostprijs van deze maatregel bedraagt 225 miljoen frank. 3.3. Niet-vergoedbare arbeidsongeschiktheid De periode van niet-vergoedbare arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen werd vanaf 1 januari 2001 teruggebracht van drie maanden tot één maand. Voortaan heeft de zelfstandige dus recht op uitkeringen vanaf de tweede maand van arbeidsongeschiktheid en moet hij geen drie maanden meer wachten vooraleer hij wordt vergoed. Om de uitkering tijdig te kunnen uitbetalen, is de procedure vereenvoudigd en werd de aangiftetermijn van de arbeidsongeschiktheid bij de adviserend geneesheer van het ziekenfonds verkort van 60 tot 28 dagen. Met deze nieuwe regeling kunnen heel wat sociale drama s voor kleine zelfstandigen zonder financiële reserves opgevangen worden. De budgettaire kost beloopt 173 miljoen frank. 3.4. Gedeeltelijke hervatting van de activiteit Sinds november 2000 kan een arbeidsongeschikte zelfstandige die met toestemming van de adviserende geneesheer zijn activiteit gedeeltelijk hervat heeft, van deze mogelijkheid gebruik maken gedurende 18 maanden in plaats van gedurende 1 jaar. Gedurende deze periode kan de betrokkene proberen zich te reclasseren zonder dat hij zijn recht op uitkeringen, hetzij inzake arbeidsongeschiktheid, hetzij inzake invaliditeit verliest. Ook werd de sanctie tegen zelfstandigen die zonder toestemming hun activiteit gedeeltelijk hervat hadden en aldus niet verzekerd waren voor geneeskundige zorgen voor de duur van hervatting van de activiteit, afgeschaft. De budgettaire gevolgen zijn verwaarloosbaar. 6

4. Kinderbijslag Ook op het gebied van kinderbijslag werd een belangrijke stap gezet : op 1 januari 2001 werd de gewone kinderbijslag voor het eerste of enige kind van een zelfstandige opgetrokken tot 1.432 frank, hetzij een verhoging met 600 frank. Aan deze maatregel hangt een kostenplaatje van 864 miljoen frank. 7

5. Faillissementsverzekering De sociale verzekering in geval van faillissement werd ingevoerd om te verhelpen aan de rampzalige sociale toestand waarin failliete zelfstandigen zich kunnen bevinden. De faillissementsverzekering is voor de zelfstandige dan ook wat de werkloosheidsverzekering is voor de werknemer. Door deze verzekering behouden in faling gestelde zelfstandigen gedurende maximaal vier kwartalen hun rechten inzake de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, sector van de geneeskundige verzorging en inzake gezinsbijslagen. Bovendien krijgt de gefailleerde gedurende twee maanden een uitkering van 30.000 of 25.000 frank naargelang de betrokkene al dan niet minstens één persoon ten laste heeft. Vanaf 1 juli 2001 werd deze verzekering versoepeld en uitgebreid en kan de uitkering voortaan gedurende zes maanden worden toegekend, dit om de zelfstandige te laten beschikken over een langere periode met het oog op het reorganiseren van zijn beroepsleven. De bedragen die gedurende de eerste twee maanden uitbetaald kunnen worden blijven onveranderd. Vanaf de derde maand zal de uitkering 20.000 frank, respectievelijk 15.000 frank bedragen. De vergoeding wordt voortaan toegekend vanaf de eerste maand na de faillietverklaring, en niet langer vanaf de eerste maand van het kwartaal dat volgt op het kwartaal van het faillissement. De kostprijs van deze verzekering is geraamd op 233 miljoen frank op jaarbasis, maar in het verleden is gebleken dat de kostprijs lager lag, daar niet elke gerechtigde beroep doet op de uitkering. Een campagne moet ervoor zorgen dat de zelfstandigen beter geïnformeerd zijn over de mogelijkheden in het kader van de faillissementsverzekering. Er komt een nieuwe infofolder, die niet alleen via de sociale verzekeringsfondsen maar ook via de rechtbanken van koophandel, de curatoren, de balies van advocaten, de OCMW s en de ziekenfondsen zal verspreid worden. 8

6. Sociaal statuut van de meewerkende echtgenoot van een zelfstandige In een actieve welvaartstaat moet elke arbeid niet enkel erkend worden, maar ook zijn juiste beloning krijgen, samen met een aangepaste sociale bescherming. Dit geldt vanzelfsprekend voor arbeid die rechtstreeks bijdraagt tot de winsten van de activiteit van de zelfstandige. Het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut van de zelfstandigen gaat aldus uit van het vermoeden dat er een helpersrelatie bestaat tussen de echtgenoten en stelt dat de echtgenoot van de zelfstandige als helper niet onderworpen is aan het sociaal statuut voor zelfstandigen, zelfs als hem/haar een deel van de beroepsinkomsten van de echtgenoot wordt toegekend (art. 7, 1 ). De meewerkende echtgenoot van een zelfstandige heeft derhalve geen eigen statuut en kan dus geen eigen rechten vormen. Hij/zij geniet slechts afgeleide rechten via de echtgenootzelfstandige. Sinds 1 januari 1990 kan de meewerkende echtgenoot zich wel vrijwillig onderwerpen aan het sociaal statuut voor zelfstandigen, maar enkel voor de regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector der uitkeringen. Van deze mogelijkheid wordt evenwel slechts weinig gebruik gemaakt. De afwezigheid van een eigen statuut maakt de meewerkende echtgenoot zeer kwetsbaar, vooral in geval van echtscheiding, mislukking van de onderneming of overlijden van de zelfstandige. Zowel het Europees Parlement als de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen hebben zich daarom uitgesproken voor een autonoom sociaal statuut voor de meewerkende echtgenoot van een zelfstandige, met een verplichte bijdrage tot het stelsel van de sociale zekerheid. Dit principiële standpunt werd eveneens door de Ministerraad goedgekeurd, onder voorbehoud van de practische uitvoering. Men moet er immers wel rekening mee houden dat de verplichte onderwerping van de meewerkende echtgenoot een belangrijke toename van de kosten kan inhouden, wat vooral voor kleine familiebedrijven of niet vermogende zelfstandigen een zware belasting kan betekenen. Het is dan ook noodzakelijk om in een soepele formule en fiscale incentives te voorzien en begeleidende en overgangsmaatregelen in te voeren. Ook moeten duidelijke criteria en controlemogelijkheden ingebouwd worden. Een interkabinettenwerkgroep is opgericht. 9

7. Werkgroep onder leiding van Professor Bea Cantillon Op 19 mei 2000 heeft de regering aan een werkgroep onder leiding van Professor Bea Cantillon opdracht gegeven een studie te houden over de nodige aanpassingen in de basisorganisatie van de sociale zekerheid ten gevolge van belangrijke evoluties op het vlak van economie, arbeidsvormen en gezinsstructuren. In een eerste fase lichtte de werkgroep de regelingen inzake arbeidsongeschiktheid, gezondheidszorg en gezinsbijslagen door. Het verslag bevat een aantal voorstellen en aanbevelingen voor grondige verbeteringen in die sectoren. De regering moet zich hierover nog uitspreken. 1. Arbeidsongeschiktheid 1.1. De primaire arbeidsongeschiktheid Om de bescherming bij ziekte wezenlijk te verbeteren stelt de werkgroep voor om de bedragen op te trekken met 20 % (22.958 frank per maand met gezinslast en 18.688 frank per maand zonder gezinslast) of om ze op het niveau van het bestaansminimum te brengen (29.016 frank per maand met gezinslast en 21.762 frank per maand voor alleenstaanden en 15.548 frank per maand voor samenwonenden). Voor werknemers zou eenzelfde minimumdrempel moeten ingevoerd worden. De weerslag daarvan voor de regeling voor zelfstandigen zou respectievelijk 135 en 329 miljoen frank bedragen. 1.2. De invaliditeitsuitkeringen De werkgroep stelt voor om de minimum-invaliditeitsbedragen voor zelfstandigen die hun onderneming moeten stopzetten, op te trekken tot het niveau van de minimumbedragen voor regelmatige werknemers zoals deze van kracht zijn op 01.07.2001 (37.518 frank met personen ten laste, 29.978 frank voor alleenstaanden en 26.858 frank voor samenwonenden). De kostprijs kan geraamd worden op 629 miljoen frank. Voor zelfstandigen wiens onderneming verder inkomsten genereert stelt de werkgroep voor om de bedragen proportioneel op te trekken. Dit zou 277 miljoen frank kosten. 1.3. De tegemoetkoming voor de hulp van derden De forfaitaire uitkering hulp van derden zou volgens de werkgroep zowel voor werknemers als voor zelfstandigen moeten verdubbeld worden naar 10.400 frank per maand. Met dit bedrag zou het dan mogelijk moeten zijn de bestaande regeling van rangverhoging voor alleenstaanden en samenwonenden af te schaffen en te vervangen door het forfait. Voor het beperkt aantal invalide alleenstaanden en samenwonenden die hierdoor achteruit zouden gaan, kan een systeem van verworven rechten worden ingevoerd. De kostprijs van deze hervormingen kan geraamd worden op 59 miljoen frank voor het stelsel van de zelfstandigen en 391 miljoen frank voor het stelsel van de werknemers. 1.4. Moederschapsbescherming en moederschapsuitkering Uitgaande van het feit dat moederschap en ongeschiktheid twee sociale gebeurtenissen van verschillende aard zijn moet ook in het stelsel voor zelfstandigen in een moederschapsverzekering worden voorzien. Dit zou ervoor zorgen dat er in geval van 10

moederschap niet verwezen wordt naar de begrippen en bedragen die voor de arbeidsongeschiktheid gelden. Wat de moederschapsbescherming betreft, stelt de werkgroep voor om onder dezelfde voorwaarden die thans gelden en bij behoud van het huidige uitkeringsniveau de periode van moederschapsrust uit te breiden tot twee maanden. Hierdoor zou de huidige disproportie tussen het bedrag van de moederschapsuitkering en de periode van moederschapsrust hersteld worden en zou een moreel recht op een meer verantwoorde periode van rust gecreëerd worden. 1.5. Activering van de uitkeringen Zoals reeds maatregelen voorgesteld zijn inzake de inactiviteitsgevallen in de regeling voor werknemers, moet ook in het kader van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen eenzelfde oefening gebeuren. Zo ondermeer de aanpassing van de bijdragebetaling aan de specifieke situatie van de arbeidsongeschikte zelfstandige en een kostendekkende tegemoetkoming voor de arbeidsongeschikte zelfstandige die beroep doet op bedrijfshul en hiervan bewijs levert. 1.6. Financiering Om de kosten van de verbetering van de bescherming bij arbeidsongeschiktheid te dekken is een grotere inspanning van de zelfstandigen te verantwoorden, naast een bijkomende overheidstussenkomst. Gelet op de hoge prioriteit die de zelfstandigen aan de arbeidsongeschiktheid geven kan op een grotere bijdrage-bereidheid worden gerekend. 1.7. Geraamde kostprijs Afhankelijk of inzake de primaire arbeidsongeschiktheidsuitkering en de uitkering hulp van derden wordt geopteerd voor optie 1 of 2, wordt de kostprijs van de voorstellen inzake arbeidsongeschiktheid geraamd op 1.860 miljoen frank of 1.666 miljoen frank. 2. Gezondheidszorgen 2.1. Wijzend op de noodzaak van een identieke bescherming voor iedereen, inzonderheid voor wat de kleine risico s betreft, beveelt de werkgroep aan de kleine risico s op korte termijn te integreren in de verplichte verzekering geneeskundige verzorging. Om, indien zou blijken dat de periode die nodig is om de hervorming administratief voor te bereiden te lang is, een dekking voor kleine risico s voor alle zelfstandigen te verzekeren kan in afwachting de aanvullende verzekering kleine risico s verplicht gemaakt worden, onder nader te bepalen modaliteiten (o.a. inzake premie-differentiatie, overheidssubsidies en afdwingbaarheid van premie-betaling). Voor gepensioneerden met een laag inkomen zou moeten voorzien worden in de mogelijkheid van bijdragevermindering of -ontlasting. 2.2. Financiering De financiering kan verlopen door middel van : - een proportionele verhoging van de overheidstoelagen (met +/- 760 miljoen frank), - de omslag van de huidige premies aan de vrije verzekering in een bijdrage aan de sociale verzekeringsfondsen (ten belope van 8,3 miljard. frank.) en - de instelling van een bijdrageplicht voor de thans niet-verzekerden (ten belope van 2,5 miljard. frank). 11

Het sociaal statuut voor zelfstandigen kan hiertoe hetzij de bijdragepercentages, hetzij de bijdrageplafonds verhogen, hetzij een forfaitaire bijdrage instellen. Het verdient aanbeveling deze operatie te laten samenvallen met de herziening van de bijdragemechanismen die thans in voorbereiding zijn. Gelet op de problematiek van de lage pensioenen beveelt de werkgroep aan voor gepensioneerden dezelfde regeling van bijdragen toe te passen dan voor werknemers. Om de risicodekking in de algemene regeling te verruimen en de overgangen tussen de statuten zelfstandigen en werknemers beter en eenvoudiger te laten verlopen moeten de toegangsregels voor zelfstandigen verder versoepeld worden. Door het verplicht maken van de verzekering kleine risico s voor zelfstandigen, moet de voorrangsregel die een persoon ten laste inschrijft ten laste van de gerechtigde met de meeste rechten, vervallen. 2.3. Raming van de kostprijs van de veralgemening van de verzekering voor kleine risico s tot alle zelfstandigen - verruiming verzekering kleine risico s 3.3 miljard frank - volledige toepassing van - sociale en fiscale franchise 0.09 miljard frank - WIGW-voorkeursregeling 0.32 miljard frank - totaal 3.71 miljard frank 3. Gezinsbijslagen In de sector van de gezinsbijslagen stelt de werkgroep vier prioritaire doelstellingen : - gelijkschakeling van de bedragen in de stelsels voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren - universalisering en stabilisering van rechten - vereenvoudiging en harmonisering van de stelsels - aanpassing aan de nieuwe gezinsvormen en afschaffing van alle discriminatoire bepalingen. 3.1. Gelijkschakeling van de bedragen in de stelsels voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren 3.1.1. Optie 1 : gelijkschakeling van de basis- en leeftijdsbijslagen op het niveau van het werknemersstelsel vóór de halvering van de bedragen De basisbedragen en de leeftijdsbijslagen worden hierbij onmiddellijk gelijkgeschakeld. De halvering van de leeftijdsbijslagen voor het oudste of enige kind van werknemers en ambtenaren wordt ongedaan gemaakt en derhalve gelijkgeschakeld met de leeftijdsbijslagen van zelfstandigen. Voor de jongste of enige kinderen van zelfstandigen die thans geen leeftijdsbijslagen genieten worden dezelfde bedragen voorzien als voor de kinderen van werknemers en ambtenaren. De totale kostprijs voor het jaar 2001 kan geraamd worden op 3.3 miljard. frank in het stelsel voor zelfstandigen en 2.3 miljard. fr. in het werknemersstelsel en 0.6 miljard frank voor het overheidspersoneel. Het bruto totaal van de volledige gelijkschakeling bedraagt 6,2 miljard en het netto totaal 2 miljard frank. De werkgroep stelt voor om de ingrepen in de leeftijdsbijslagen te financieren door de overheveling van een deel van belastingsvermindering voor het eerste kind aangevuld met een overheidstoelage. 12

3.1.2. Optie 2 : gelijke basisbedragen en geleidelijke harmonisering van de leeftijdsbijslagen in functie van de halvering van deze bijslagen voor werknemers en ambtenaren. Enkel de basisbedragen worden onmiddellijk gelijkgeschakeld. De leeftijdsbijslagen voor de oudste of enige kinderen van zelfstandigen worden, naar analogie met de regelingen voor werknemers en ambtenaren, geleidelijk gehalveerd. Voor de jongste of enige kinderen van zelfstandigen wordt een leeftijdsbijslag ingevoerd die geleidelijk (in functie van de opbrengst van de halvering) op het peil gebracht van de leeftijdsbijslagen voor werknemers en overheidspersoneel. De kostprijs voor het jaar 2001 kan geraamd worden op 2 miljard frank voor de gelijkschakeling van de basisbedragen. De geleidelijke harmonisering van de leeftijdsbijslagen moet zo uitgetekend worden dat de uiteindelijke meeruitgave gespreid wordt over de ganse periode 2001-2022. 3.1.3. Optie 3 : gelijke basisbedragen en gelijkschakeling van de leeftijdsbijslagen volgens de principes van de geleidelijke halvering in het stelsel van werknemers en ambtenaren. De basis- en leeftijdstoeslagen worden onmiddellijk gelijkgeschakeld door de huidige regeling voor werknemers integraal toe te passen voor de zelfstandigen, met inbegrip van de geleidelijke halvering van de leeftijdsbijslagen. De optie omvat : de gelijkschakeling van de basisbedragen, de toekenning van leeftijdstoeslagen voor het enige of jongste kind en de geleidelijke halvering van de leeftijdstoeslagen voor de enige of oudste kinderen. De kostprijs kan geraamd worden op respectievelijk 2 en 1 miljard frank voor de gelijkschakeling van de basisbedragen en van de leeftijdsbijslagen. Deze kostprijs vermindert naarmate de halveringsmaatregel tot volle maturiteit komt. 3.2. Versoepeling en verfijning van de toegangsregels in het stelsel van de zelfstandigen De werkgroep stelt voor dit te doen via een uitbreiding van de bestaande lijst van uitzonderingen op de schorsing van uitbetaling van de kinderbijslag (uitbreiding lijst art. 36 3 GBZ) 3.3. Waarborg van uitbetaling In de wetgeving zou moeten vastgesteld worden dat aan alle gezinnen ononderbroken uitbetalingen van de basiskinderbijslag worden gewaarborgd, terwijl de eerste uitbetaling ervan -eventueel door middel van voorlopige betalingen- moet worden gewaarborgd in de maand volgend op het indienen van de aanvraag. 3.4. Categorieën rechthebbenden en bijslagtrekkenden De werkgroep stelt voor om in de verschillende regelingen het algemeen principe in te voeren dat de bijslagtrekkende die zelf rechten kan openen ook de rechthebbende wordt. Voor de gevallen waarin de bijslagtrekkende ouder niet onderworpen is aan één van de drie stelsels en binnen het gezin verhoogde rechten kunnen geopend worden, dient een specifieke regeling inzake de aanduiding van de rechthebbende en de bijslagtrekkende te worden gevonden. Bij de vastlegging van de voorrangsregels moet rekening gehouden worden met de slechts zeer langzame sociologische veranderingen inzake rollenverdeling binnen de (vnl. kansarme) gezinnen. 3.5. Uitbetaling van de kinderbijslag voor het overheidspersoneel door de R.K.W. 13

3.6. Gewaarborgde gezinsbijslag Omwille van de transparantie zouden de lasten van de residuaire regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag moeten worden overgenomen door de overheidstoelagen in de twee globale beheren. Met de optie 1 en 2 wordt een volledige gelijkschakeling van bedragen en toegangsregels bewerkstelligd. In combinatie met de verankering in de wetgeving van het principe van ononderbroken uitbetalingen en de waarborg van de eerste uitbetaling in de maand volgend op het indienen van de aanvraag kan hierdoor een feitelijk recht van het kind worden gerealiseerd. Door de gelijkschakeling van de bedragen worden de complexe voorrangsregels overbodig. In combinatie met het in beginsel laten samenvallen van de categorieën bijslagtrekkende en rechthebbende realiseert men een zeer belangrijke vereenvoudiging van de stelsels van de gezinsbijslagen. Door het laten samenvallen van bijslagtrekkende en rechthebbende worden de stelsels van gezinsbijslag ook verder aangepast aan de nieuwe socio-demografische context. Bovendien zal de lastenverdeling tussen stelsels (inz. uitgaven voor gemengde gezinnen) er transparanter door worden. 4. Op 20 april 2001 startte de werkgroep Cantillon met de tweede fase van de studie : het pensioendossier. Tijdens haar verschillende bijeenkomsten bereidt de werkgroep een omstandig document voor waarin naast de beschrijving van de huidige situatie en de thema s die specifieke aandacht vereisen, tevens plausibele denkpistes en oplossingen worden uitgewerkt en toegelicht. Binnen de schoot van de werkgroep is bovendien een technische werkgroep opgericht, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Rijksdienst voor Pensioenen en van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, versterkt met actuarissen van het Bestuur voor het Sociaal Statuut van het Departement Middenstand. Een documentair gedeelte zal, in functie van de interne mechanismen en de economische, demografische en socio-professionele factoren, de vooruitberekeningen tot 2015 in de sector omvatten, om aldus de budgettaire repercussies van de voorgestelde pistes en oplossingen met algehele kennis van zaken te kunnen evalueren. Op 12 juli ll. kwam de werkgroep opnieuw samen om het document te finaliseren. Het definitieve rapport zal naar alle waarschijnlijkheid neergelegd worden in de loop van de maand september. Op basis van de door de werkgroep uitgebrachte adviezen inzake gezinsbijslag, invaliditeit, ziekteverzekering en pensioenen, zal de Regering -na sociaal overleg- nagaan welke verbeteringen haalbaar zijn, binnen de beschikbare budgettaire ruimte. 14