Rendement: percentage energie die daadwerkelijk voor de functie van het apparaat gebruikt wordt (licht bij een lamp).

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting H5 straling Natuurkunde

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 3 Materialen

Hoofdstuk 5 Straling. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

5,5. Samenvatting door een scholier 1429 woorden 13 juli keer beoordeeld. Natuurkunde

Hoofdstuk 5 Straling. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 9: Radioactiviteit

Samenvatting Natuurkunde H7 elektriciteit

Ioniserende straling - samenvatting

1 Wisselwerking en afscherming TS VRS-D/MR vj Mieke Blaauw

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Examentraining Natuurkunde havo Subdomein B2. Straling en gezondheid

Samenvatting Natuurkunde Domein B2

Geleider: (metaal) hierin kunnen elektronen bewegen, omdat de buitenste elektronen maar zwak aangetrokken worden tot de kern (vrije elektronen)

H7+8 kort les.notebook June 05, 2018

Examentraining Leerlingmateriaal

Samenvatting Natuurkunde Ioniserende straling

Groep (klas 5), deel 1 Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

toelatingsexamen-geneeskunde.be

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

p na = p n,na + p p,na p n,na = m n v 3

Inleiding stralingsfysica

Fysische grondslagen radioprotectie deel 1. dhr. Rik Leyssen Fysicus Radiotherapie Limburgs Oncologisch Centrum

Samenvatting Natuurkunde Examenstof (zonder formules!)

2 Van 1 liter vloeistof wordt door koken 1000 liter damp gemaakt.

Exact Periode 7 Radioactiviteit Druk

6,9. Samenvatting door een scholier 833 woorden 13 december keer beoordeeld. Natuurkunde 1.1

Begripsvragen: Radioactiviteit

1 Uit welke deeltjes is de kern van een atoom opgebouwd? Protonen en neutronen.

1 Atoom- en kernfysica TS VRS-D/MR vj Mieke Blaauw

PositronEmissieTomografie (PET) Een medische toepassing van deeltjesfysica

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

De hoeveelheid lucht die elke dag onderzocht wordt bedraagt 5,0 cm 3. Op dag 40

natuurkunde havo 2018-I

Wisselwerking. van ioniserende straling met materie

H8 straling les.notebook. June 11, Straling? Straling: Wordt doorgelaten of wordt geabsorbeerd. Stralingsbron en straling

Sterrenkunde Ruimte en tijd (3)

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 8, Bewegen in functies

Opgave 4 Het atoomnummer is het aantal protonen in de kern. Het massagetal is het aantal protonen plus het aantal neutronen in de kern.

Vraag Antwoord Scores

formules havo natuurkunde

natuurkunde havo 2015-II

Uitwerkingen Hoofdstuk 2 - deel 2

Opgave 4 Het atoomnummer is het aantal protonen in de kern. Het massagetal is het aantal protonen plus het aantal neutronen in de kern.

Deze methoden worden vaak naar elkaar toegepast. Extraheren -> Filtreren -> Indampen.

Wetenschappelijke Begrippen

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2006-I

natuurkunde havo 2019-II

Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Natuurkunde Hoofdstuk 12 & 13 VWO 5 / SE IV

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Inhoud. 1 Inleiding energie 19

Samenvatting NaSk 1 Natuurkrachten

Fysische grondslagen radioprotectie deel 1. dhr. Rik Leyssen Fysicus Radiotherapie Limburgs Oncologisch Centrum

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit)

Eindexamen natuurkunde compex vwo I

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2004-II

Samenvatting Natuurkunde Kracht

Glas en barnsteen hebben een tegengestelde lading als ze opgewreven zijn, de lading van gewreven glas noem je positief.

Eindexamen natuurkunde 1 havo I

Krachten Hoofdstuk 1. Bewegingsverandering/snelheidsverandering (bijv. verandering van bewegingsrichting)

Bestaand (les)materiaal. Loran de Vries

De Zon. N.G. Schultheiss

1 Welk van onderstaande schakelingen is geschikt om de remspanning te meten?

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2001-I D NATUURKUNDE

Fysica. Een lichtstraal gaat van middenstof A via middenstof B naar middenstof C. De stralengang van de lichtstraal is aangegeven in de figuur.

Aandachtspunten voor het eindexamen natuurkunde vwo

NASK1 - SAMENVATTING KRACHTEN en BEWEGING. Snelheid. De snelheid kun je uitrekenen door de afstand te delen door de tijd.

Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-I

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Formules voor Natuurkunde Alle formules die je moet kennen voor de toets. Eventuele naam of uitleg

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 7 + zonnestelsel en heelal

Ioniserende straling. Straling en gezondheid. Sectie natuurkunde - Thijs Harleman 1

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 7, Krachten

LANDSEXAMEN HAVO

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2003-II

Vraag Antwoord Scores

samenvatting interactie ioniserende straling materie

TENTAMEN NATUURKUNDE

7.1 Het deeltjesmodel

VWO 4 kernboek B hoofdstuk 8

Eindexamen natuurkunde vwo I

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Profielwerkstuk Natuurkunde Weerstand en temperatuur

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2000-I

1 Een lichtbron zendt licht uit met een golflengte van 589 nm in vacuüm.

1. Een karretje op een rail

hoofdstuk 1 Elektriciteit.

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE PADUA, ITALIË THEORIE-TOETS

Hoofdstuk 3 Kracht en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal


Examentraining Leerlingmateriaal

1 Warmteleer. 3 Om m kg water T 0 C op te warmen heb je m T 4180 J nodig Het symbool staat voor verandering.

Hoofdstuk 2: Weerstand van een geleider

Transcriptie:

Samenvatting door M. 2578 woorden 1 december 2015 6 11 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Hoofdstuk 1: elektriciteit 4vwo 2. Elektrisch vermogen: wat een apparaat per seconde (J/s of W) omzet. Rendement: percentage energie die daadwerkelijk voor de functie van het apparaat gebruikt wordt (licht bij een lamp). Bij metalen: de vrije elektronen bewegen rond als er een stroom rond gaat, bij een gesloten stroomkring, anders bewegen ze door elkaar heen. Ze gaan van de afstotende kracht naar de aantrekkende kracht, de elektrische stroom gaat juist van plus naar min. Spanning: het spanningsverschil tussen de min- en de pluspool, U=E/Q; V=J/C, Energie is hetgeen waardoor het elektron wordt aangetrokken en afgestoten, de lading is de hoeveelheid negativiteit die hetgeen wat beweegt bezit, Spanning is dus de energie die aan 1 lading trekt of duwt. Stroomsterkte: de hoeveelheid lading per seconde, A=C/s. Q is de lading, delen door de lading van één elektron en je hebt t aantal elektronen. Bij vloeistoffen zijn het de ionen, atomen of moleculen die negatief of positief geladen zijn, die rond gaan. 4.Als de geleidbaarheid groter is, is de weerstand kleiner, en andersom. I en U nemen vaak niet evenredig toe, als U toeneemt neemt de temperatuur toe waardoor I niet evenredig kan toenemen omdat hij als het ware belemmerd wordt. Als ze wel evenredig toenemen spreek je van een ohmse weerstand, die constant is en dus niks merkt van temperatuurverschillen. Halfgeleiders: Diode: de stroom wordt maar in een richting door gelaten, de voorwaartse stroomrichting, ook heeft hij een drempelspanning. Handig bij wisselspanningen. LDR: licht gevoelige weerstand, als er licht op schijnt neemt de weerstand af. NTC: hogere temperatuur is een lagere weerstand, negatief verband. Denk aan halfgeleiders, bij hogere temperaturen zijn er meer vrije elektronen. PTC: hogere temperatuur is een hogere weerstand, positief verband. De wet van Ohm U=IxR en I = U x G; alleen gebruiken bij een (bijbenadering) ohmse weerstand! 5. Bij een parallelschakeling: 1. Is de spanning overal gelijk. 2. Is er een stroomdeling, de lading per seconde moet een weg kiezen. https://www.scholieren.com/verslag/88426 Pagina 1 van 6

Geleidbaarheid bij elkaar optellen. Bij een serieschakeling: 1. 2. Is er een spanningsdeling. Is de stroomsterkte overal gelijk. Weerstand bij elkaar optellen. I1 en I2, U1 en U2 komen in de zelfde verhouding voor als R1 en R2. (? Ligt aan de schakeling; G1 en G2) Door nog hogere stroomsterkte kan er i.p.v. overbelasting kortsluiting plaats vinden, doordat twee draden elkaar raken. Dit wordt tegen gehouden met zekeringen. De aardlekschakelaar schakelt de stroom uit als er wel stroom het huis in gaat, maar er niks uit gaat: als jij stroom krijgt en t aan de aarde door geeft. Rendement elektromotor (90%) en verbrandingsmotor (30%). Hoofdstuk 2: sport en verkeer 4vwo Let op een deel van de informatie komt uit hoofdstuk 4! Elke kracht (heeft een): 1. 2. 4. 5. Richting Aangrijpingspunt Grootte Is een wisselwerking De twee krachten van een wisselwerking zijn even groot en tegenovergesteld gericht. 2. Als de resulterende kracht nul is dan is er een eenparige beweging, constante snelheid Als de nettokracht constant is heb je een constante versnelling (een eenparig versnelde beweging; m/s^2) of vertraging. Als dit het geval is, is er een rechte, niet horizontale lijn in een v,t-diagram, hoe steiler hoe groter de af- /toename. Als de lijn een rechte lijn is, die niet van richting veranderd, kun je de gemiddelde snelheid uitrekenen door de beginsnelheid + de eindsnelheid te delen door twee. Als de lijn niet zo perfect is kun je een vierkant tekenen die even groot is als de ruimte onder de lijn, de hoogte van het vierkant is dan de gemiddelde snelheid. De oppervlakte is dan gelijk aan de afstand die je hebt afgelegd. Ook kun je hokjes gaan tellen. Als de lijn recht is, is de versnelling hetzelfde als het hellingsgetal. Meestal is de lijn krom, de gemiddelde versnelling kun je dan berekenen door delta v te delen door delta t, voor delta v gebruik je hier het begin en eind punt. Als je de versnelling op een bepaald punt wilt weten teken je eerst de raaklijn. Hoe je a bij een v,t-diagram bepaald, zo bepaal je v bij een s,t-diagram. Bij v,tdiagram; afgeleide is a, primitieve is s. Hoe groter de massa, hoe groter de traagheid (betekent dat een voorwerp moeilijk van snelheid te veranderen is). Noodstop hangt af van: beginsnelheid, reactietijd en de remvertraging. 5. De valversnelling van een voorwerp is bij een vrije val bij elk voorwerp even groot. Wel andere kracht en massa, maar a = F/m. Bij een parachute sprong is de snelheid erg groot, daardoor wordt de luchtweerstand groter daardoor de versnelling kleiner tot de krachten even groot zijn en de versnelling nul is. https://www.scholieren.com/verslag/88426 Pagina 2 van 6

Vgem = (veind-vbegin):2, deltav= a x deltat. Versnellen; nettokracht naar voren, dus ook een kracht van de stoel naar voren, een kracht van jou op de stoel. Delta v van golfbal op club is vele malen kleiner dan andersom omdat de massa veel groter is; omgekeerd evenredig. Stel beginsnelheid is nul: v=axt, s = vgem x t, vgem = 0,5v = 0,5at dus s = 05,at^2 Hoofdstuk 3: Materialen 4vwo 1. Waarnemingen à verklaren met wetten en formules à theorie. Een stof bestaat uit moleculen. Moleculen: 1. Verschillen in grootte. 2. Verschillen in massa. Trekken elkaar aan, heel sterk (vaste stof), zwak (vloeistof) of slap/niet (gas). 4. Bewegen, trillen tegen elkaar op een vaste plek (vast), glijden en trillen langs elkaar (vloeibaar) of bewegen vrij rond (gas) doordat de afstanden tussen moleculen te groot zijn om elkaar aan te trekken en omdat tijdens botsingen de snelheid te groot is om aan elkaar te blijven plakken. 5. Bestaan uit atomen. Atomen bestaan uit een relatief zware kern (protonen en neutronen) en lichte schil (elektronen). De atoommassa wordt dus bepaald door de kern. 2. Druk (N/m^2 of Pa) is de kracht van de botsingen van moleculen tegen de wand per m^2, de temperatuur (in een afgesloten ruimte) stijgtà de snelheid neemt toe à meer botsingen. ῥ is de dichtheid van een stof (kg/m^3). Moleculen hebben (vrijwel) altijd een grotere ῥ dan atomen. De dichtheid hangt af van het aantal protonen en neutronen in de kern. 1 x 10^5 Pa = 1 bar. Gassen, bij afgesloten hoeveelheid: 1. 2. 4. 5. De hoeveelheid lucht (aantal mol per m^2) is evenredig met de druk. 1 mol lucht = 29 gram Het volume van de lucht is omgekeerd evenredig met de druk. De temperatuur in K (de gemiddelde bewegingsenergie van de deeltjes, de bewegingsenergie is evenredig met de massa en met het kwadraat van de snelheid van dat deeltje) is evenredig met de druk. De massa is evenredig met de druk. De hoeveelheid is omgekeerd evenredig met het volume. Metaalbarometer: er drukt gas tegen de buitenzijde, een veer duwt het dekseltje naar buiten, de plaats van het dekseltje wordt omgezet in een wijzer waarmee je de druk afkunt lezen (wordt buiten gebruikt). Metaalmanometer: heeft een haak vorm, de ene kant is afgesloten en de andere aangesloten op het gas waarvan je de druk wilt meten. Door de druk strekt de haak zich een beetje, dit wordt door een tandwiel omgezet in een wijzer (wordt in een afgesloten ruimte, of buiten gebruikt). Van, naar Gas Vast Vloeibaar Gas Rijpen- Condenseren- Vast Sublimeren+ Smelten+ Vloeibaar Verdampen+ stollen- - kost energie (warmte afvoer), + levert energie op (warmte toevoer) https://www.scholieren.com/verslag/88426 Pagina 3 van 6

Hoe groter de aantrekkende kracht tussen de deeltjes is, hoe steviger het materiaal, bij uitrekking worden de deeltjes een beetje uit elkaar getrokken. Komen ze daarna terug in hun oude vorm heet het elastische vervorming de vervorming is dan evenredig met de kracht. Als het materiaal vervormt is heet het plastische vervorming, dit betekent niet dat het materiaal breekt. De spanning is de kracht per m^2 dwarsdoorsnede. Treksterkte: de spanning waarbij het materiaal niet meer elastisch, maar plastisch vervormt. Elasticiteitsmodulus: de spanning die nodig is om het materiaal 100% uit te rekken. Warmte is de som van alle bewegingsenergie van alle deeltjes. Warmtetransport hangt af van: het isolatiemateriaal, de dikte daarvan, het temperatuurverschil en de grootte van het voorwerp. 4.Warmtetransport: 1. Geleiding, door de trilling van het ene deeltje gaat het andere deeltje ook trillen. Hoe groter de onderlinge kracht, hoe sneller de geleiding en hoe slechter als isolator. Er kan ook warmte worden doorgegeven (alleen door niet-isolatoren) doordat vrije elektronen rond bewegen en bewegingsenergie meenemen. Deze vorm komt voor bij vaste stoffen en als deeltjes van vloeistoffen of gassen tegen elkaar botsen, dit is vaak wel verwaarloosbaar. 2. Stroming, deeltjes van gassen en vloeistoffen hebben geen vaste plek en kunnen daardoor zelf snel rond bewegen. Straling, door middel van fotonen, kan dus ook in vacuüm. De soortelijke warmte van een stof is de energie die nodig is om een kg een k op te warmen. Hoe meer deeltjes er zijn hoe meer energie je nodig hebt om het voorwerp op te warmen. De energie die nodig is om een licht deeltje op te warme is ongeveer even groot als de energie die nodig is om een zwaar deeltje op te warmen. Een lichte stof (dus ook een kleine ῥ) bevat weinig elektronenschillen en is dus klein. Er zijn dus veel deeltjes per kg en is dus moeilijk op te warmen à hoge c. (kilo veren is moeilijker op te warmen dan een kilo steen) ῥ en c zijn ong. omgekeerd evenredig met elkaar. (dit geldt niet voor alle vaste stoffen en vloeistoffen, en voor geen een gas!). Kost het veel energie om een stof op te warmen, dan kan deze stof ook veel energie leveren. De hoeveelheid energie die per seconde naar buiten verdwijnt (warmtestroom) is evenredig met het opp. het temperatuurverschil, en hangt af van de soort isolatie, en omgekeerd evenredig met de dikte van de isolatielaag. De warmtegeleidingscoëfficiënt geeft aan hoe groot de warmtestroom is bij 1m^2 opp., 1 m dikte en 1K temperatuurverschil. Is deze laag, dan is het een goede isolator. Elk voorwerp straat infrarode straling uit, energie. Een blak die op zijn uiteinden steunt buigt een beetje. Bovenin ontstaan drukkrachten omdat de moleculen door de ronding op elkaar gedrukt zitten. Onderin ontstaan trekkrachten omdat de moleculen door de ronding uit elkaar getrokken worden. Sommige materialen kunnen goed tegen duwkrachten, anderen tegen trekkrachten. Vaak worden er meerdere materialen gebruikt. Bruggen zetten in de zomer uit, door de temperatuur. Hoofdstuk 4: Parallellogramconstructie, krachten verschuiven langs de werklijn. De vier fundamentele krachten: zwaartekracht, elektromagnetische kracht, sterke en zwakke kernkracht. V in luchtweerstandformule is rijsnelheid + windsnelheid. Stel je rijdt 4 m/s en k = 0,4 dan is F = 6,4N, maar nu is er een loodrechte wind van 3 m/s; de snelheid van de wind schuin naar achter is dus 5 m/s. er is nu een F = 10N schuin naar achter, pythagoras; 100 = x 2 + 9/16x 2 ( x is recht naar achter, 9/16 is het kwadraat van ¾); x = 8 N, de lucht https://www.scholieren.com/verslag/88426 Pagina 4 van 6

weerstand is dus 8N geworden door een loodrechte wind. In een attractie voel je je maag want; je gewicht is Fz,y, de component loodrecht op de baan, die wordt kleiner naar mate de helling steiler is. Dus je maaggewicht neemt af. Richting van smartphone meten; balletje aan zes draadjes die de krachten meten. Ook voelt hij versnellingen door beweging. Hoofdstuk 5:straling en gezondheid. 4 vwo Ioniserende straling stoot een elektron uit een atoom, na de ionisatie is het foton (=energie) weg. Röntgenstraling, die met de snelheid van het licht gaat, bestaat uit fotonen en bevat veel meer snelheid dan zichtbaar licht (door de hogere frequentie van de fotonen) en gaat daardoor dwars door o.a. het lichaam. Röntgenstraling (=elektromagnetische straling, van t elektromagnetisch spectrum) heeft ioniserend en doordringend vermogen. Röntgenfoto; de lichte gebieden nemen de straling op (absorptie; nooit volledig), de donkere laten t door (transmissie); dit hangt af van de dikte en het soort materiaal. Een doorlaatkromme (Y-as I in %, X-as, aantal laagjes) heeft een asymptoot in Y=0, door de halveringsdiktes kan dit nooit nul worden namelijk, net als een vervalkromme door de halveringstijd. Hoe groter de foton energie hoe groter de halveringsdikte, hoe groter de dichtheid hoe kleiner de halveringsdikte. Kernstraling: α- (=⁴₂He, 4 (=het massagetal) kerndeeltjes, 2 protonen, aan de twee (het atoomnummer) kun je zien van welke kern de stof is), ₁⁰β- (0 kerndeeltjes, -1 lading, een neutron vervalt bij dit verval in een proton en een elektron, de elektron wordt hierbij uitgezonden. Een proton kan vervallen in een neutron en een positron (een positieve elektron, het antideeltje ervan ) en ⁰ₒγ-straling. γ-fotonen hebben meer energie dan röntgenfotonen, bij γ-straling verliest de kern alleen maar energie. Straling Ioniserend vermogen Doordringend vermogen α Groot Klein (nog geen A4 tje) β Normaal Normaal γ en röntgen Klein Groot wordt nooit volledig geabsorbeerd Radioactief verval: de kern (is instabiel, aangezien het om een radioactieve stof gaat) van de ene stof vervalt in de kern van een andere stof, ook ontstaat er kernstraling. Dit kun je schrijven als een verval vergelijking: (210 boven) ₈₃Bi à ⁴₂He + (206 boven) ₈₁Tl (behoudt van massa en lading). De activiteit van een bron is het aantal kernen dat per seconde vervalt (in becquerel Bq). Na de halveringstijd zijn het aantal instabiele kernen van de bron gehalveerd. Aan het aantal protonen zie je over welke stof het gaat, maar omdat je dat ook al ziet aan de afkorting mag je het ook zo opschrijven: He-4. Die 4 moet wel blijven staan omdat er verschillende isotopen (zelfde aantal protonen verschillend aantal neutronen) van helium zijn. Annihilatie: een deeltje en antideeltje botsen en verdwijnen, er ontstaat alleen een γ-foton. Paarvorming of creatie: een uit een γ-foton ontstaan een deeltje en een antideeltje. Om kernreacties te laten plaats vinden kan een stof worden beschoten met bijv. een α-deeltje. Deze protonen- of neutronenstraling (want dat is wat er vrij komt na de beschieting) kan worden beschreven in een reactievergelijking. Massa van een stof : de atoommassa (in kg!) = N. De dosis geeft aan hoeveel energie 1 kg van het bestraalde voorwerp heeft geabsorbeerd. De equivalente dosis geeft https://www.scholieren.com/verslag/88426 Pagina 5 van 6

aan hoe schadelijk de dosis is. Straling beschadigt DNA à tumor. Achtergrond straling = kosmische straling (uit het heelal), straling uit de grond, de lucht, ons voedsel enz. Bestraling wordt besmetting genoemd als de bron op het lichaam zit, zit de besmetting in het lichaam dan moet de persoon geïsoleerd worden, omdat hij een stralingsbron vormt. De dracht (hangt af van de energie van het deeltje en van het absorberend materiaal) is de afstand die straling aflegt voordat hij in het materiaal opgenomen is (α en β). Biologische halveringstijd = kleiner dan de gewone halveringstijd, want het lichaam voert de stof ook nog af. Drie mogelijkheden om je te beschermen tegen straling: tijd, afstand en afscherming. Medische beeldvorming Werking Voordelen/nadelen toepassing Verschillende weefsels absorberen een verschillende +goedkoop, snel, lage dosis Harde weefsels +spul in Röntgenfotografie hoeveelheid straling, meer -je ziet onderdelen door bloedvat/darm àabsorbeert veel absorptie à lichtere kleur op de elkaar heen, zachte straling foto weefsels zijn niet duidelijk. Computertomografie +3d beeld, je ziet precies Detector en röntgenbuis waar iets zit, zeer Tumoren, longen, botten en draaien om de patiënt heen, die gedetailleerd bloedvaten door de buis schuift. -veel straling, duur Nucleaire diagnostiek Patiënt drinkt/krijgt tracer in +processen in organen Tumor, functioneren van gespoten. Met de uitgezonde zijn zichtbaar organen, er is een speciale tracer γ-straling wordt een -duur per orgaan. scintigram gevormd. Echografie Bij echografie ontvangt de +snel, goedkoop, niet detector de echo s van de Zwangerschapscontroles, hart, schadelijk ultrasone geluidsgolven, zachte weefsels, bloedvaten en -harde weefsels niet hiermee wordt een echogram tumoren in lever en prostaat duidelijk geconstrueerd. Om de patiënt wordt een magnetisch veld gecreëerd, +3D beeld, alle weefsels daardoor draaien de waterstof zijn gedetailleerd, niet kernen allemaal hetzelfde à Magnetig Resonance schadelijk radiogolven erin sturen, draai Je kunt er vrijwel alles mee zien. Imaging -duur, duurt lang, niet as veranderd (resonantie), bij geschikt voor mensen met terugkeren naar normale draai ijzer ofzo in hun lichaam as zenden de kernen ook radiogolven uit. Röntgenbuis; elektronen versnellen, knallen tegen een plaatje à plaatje zend röntgenstraling uit. Met kernstraling kun je diktes van materialen achterhalen, koolstof datering; dood materiaal bevat weinig C-14, vergelijk het met de hoeveelheid die er normaal zit / normaal in de natuur voorkomt en je weet hoe lang het dood is. https://www.scholieren.com/verslag/88426 Pagina 6 van 6