SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Vergelijkbare documenten
Bij de memorie van eis zijn producties gevoegd (genummerd 1 17).

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. heeft op 31 januari 2012 het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Kenmerk: 03/12. Arbitraal vonnis in de zaak van:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

NR. 3. AMBTELIJKE AANSTELLING NAAST TOELATINGSOVEREENKOMST. BEVOEGDHEID VAN SCHEIDSGERECHT. PREMIE VOORTGEZETTE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING BIJ VUT.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

1.3 De gemachtigde van eiseres heeft producties nagezonden bij brieven van 2 en 8 maart 2005.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. heeft op 11 april 2011 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

NR. 3. VORDERING VAN SPECIALISTEN IN DIENSTVERBAND TOT BETALING VAN OVERWERK

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Scheidsgerecht gezondheidszorg. Kenmerk: 03/18. Arbitraal vonnis in de zaak van: A, wonende te Z., eiser, gemachtigde: mr. J.C.J.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Partijen zullen hierna worden aangeduid als de stichting en de arts.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Arbitraal vonnis in kort geding en bodemprocedure in de zaak van:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. heeft op 4 juni 2012 het navolgende arbitraal vonnis gewezen in de zaak van:

Heeft op 11 april 2012 het navolgende arbitrale vonnis gewezen in de zaak van: De partijen worden hierna aangeduid als het ziekenhuis en verweerder.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Partijen worden hierna aangeduid als eiser en verweerster.

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Partijen worden hierna aangeduid als X, A en het Vereveningsfonds.

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

1. A., 2. B., hierna te noemen opdrachtgevers, C., hierna te noemen aanneemster,

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Kenmerk: 03/05. Arbitraal vonnis in de zaak van:

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ter zake van een geschil tussen de besloten vennootschap R. EN D. B.V., hierna te noemen aanneemster, M. V., hierna te noemen: opdrachtgeefster,

Bij deze memorie zijn acht producties (genummerd 1-8) gevoegd.

Nr. 5. SCHADEVERGOEDING WEGENS TEKORTKOMING IN VINDEN OPVOLGER.

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Arbitraal vonnis van 3 april 2014 Kenmerk: 13/41

31 december 2003 NR. 13. (03/17) AFREKENING NA MINNELIJKE BEËINDIGING VAN TOELATINGSOVEREENKOMST.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG 04/19. Arbitraal vonnis in de zaak van: A., wonende te B., eiser, gemachtigde: mr. B.G.

de besloten vennootschap met beperkte aanprakelijkheid gevestigd te Hoofddorp, gedaagde partij, gemachtigde: mr. M.A.M. Lem.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Arbitraal vonnis van 16 december 2014 in kort geding. Kenmerk SG KG 14/33

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

Scheidsgerecht gezondheidszorg. Kenmerk: 04/04. Arbitraal vonnis in de zaak van:

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS in een (spoedbodem-) geschil tussen. A, hierna te noemen hoofdaanneemster, e i s e r e s,

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Arbitraal vonnis van 6 juni 2017 Kenmerk: 17/01

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen. 1. A., 2. MEVROUW B., hierna te noemen opdrachtgevers,

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. 05/11 en 05/12. Arbitraal vonnis in de zaak van:

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ter zake van een geschil tussen 1. A. P., 2. T. P., hierna te noemen opdrachtgevers, e i s e r s,

ECLI:NL:RBOVE:2014:1265

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBAMS:2017:2373

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Partijen worden hierna ook aangeduid als eiser en de stichting.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:RBLIM:2017:2557

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

NR. 3. ONTBINDING VAN ARBEIDSOVEREENKOMST VAN DIRECTEUR. WACHTGELD. FICTIEVE OPZEGTERMIJN. EMOLUMENTEN.

ECLI:NL:RBALK:2006:AY4703

Samenvatting. 1. Procedure

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBUTR:2007:AZ6321

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

ter zake van een geschil tussen M.M., hierna te noemen: opdrachtgever, de besloten vennootschap D. B.V., hierna te noemen: aanneemster,

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1235

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBGRO:2011:BU9709

Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, hierna te noemen Aangeslotene.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266


ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBROT:2017:4009

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG. Kenmerk: 03/02. Arbitraal vonnis in de zaak van:

Koninklijke Nederlandse Voetbalbond. College van Arbiters. ARBITRAAL VONNIS nr d.d. 25 januari 2013 in de zaak van:

NR. 5. VASTSTELLING BEDRAG VAN GOODWILL-VERGOEDING BIJ OVERGANG NAAR LOONDIENST.

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

ECLI:NL:RVS:2017:1925

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:RBAMS:2017:3179

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Transcriptie:

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG Arbitraal vonnis van 19 oktober 2009 Kenmerk: 09/03 Het Scheidsgerecht, samengesteld als volgt: mr. A. Hammerstein, wonende te Arnhem, voorzitter, mr. R.P.D. Kievit, wonende te Mijnsheerenland, dr. Th. Rinne, wonende te Aerdenhout, bijgestaan door mr. drs. J.C.W. de Sauvage Nolting, griffier, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van: dr. A., wonende te Z., eiser, gemachtigde: mevrouw mr. A. Müller, tegen: de Stichting B., gevestigd te Y., verweerster, gemachtigde: mr. C.M.J. de Bont. Partijen worden hierna aangeduid als eiser en de Stichting. 1. Het verloop van de procedure 1.1. Eiser heeft op 3 maart 2009 deze procedure aanhangig gemaakt. Bij memorie van eis, met negen producties, van 16 april 2009 heeft hij het Scheidsgerecht verzocht de Stichting te veroordelen: (1) tot het betalen tot 1 juli 2009 - onder verstrekking van een deugdelijke specificatie - van de complementaire bijdragetoeslag van 15%, zoals geregeld in artikel 3.3.4. AMS, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente; (2) tot het betalen - onder verstrekking van een deugdelijke specificatie - van de kraptetoeslag van 8% over de periode september tot en met december 2008, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente; (3) in de kosten van deze procedure waaronder het salaris van de gemachtigde.

1.2. De Stichting heeft bij memorie van antwoord van 4 mei 2009 verweer gevoerd. Zij heeft daarbij geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van eiser in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van haar gemachtigde. Bij deze memorie is een productie gevoegd. 1.3. Eiser heeft vervolgens bij brief van 7 juli 2009 de producties 10 tot en met 12 overgelegd. 1.4. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 29 september 2009. Eiser is in persoon verschenen, met bijstand van zijn gemachtigde. Van de zijde van de Stichting was de gemachtigde aanwezig. Voorts waren aan de zijde van de Stichting aanwezig drs. C. en drs. D.. Partijen hebben het woord gevoerd mede aan de hand van pleitnotities van hun gemachtigden. 2. Samenvatting van het geschil 2.1. Eiser was tot 1 juli 2009 bij de Stichting in dienstverband werkzaam als medisch specialist in het subspecialisme intensive care. Op de arbeidsovereenkomst was van toepassing de Arbeidsvoorwaardenregeling Medisch Specialisten (AMS). 2.2. Artikel 14 van de arbeidsovereenkomst - zoals door partijen ondertekend op 24 april 2002 - bepaalde: De medisch specialist vervult een complementaire bijdrage als medisch specialist/opleidingsverantwoordelijke. De complementaire bijdragetoeslag bedraagt 15% en wordt voor bepaalde tijd, zolang als de medisch specialist een complementaire bijdrage als opleidingsverantwoordelijke vervult, toegekend. Deze toeslag is verdisconteerd in het onder artikel 6 van deze overeenkomst genoemde salarisbedrag. 2.3. Eiser heeft sedert 1 januari 2002 tot en met december 2008 deze complementaire bijdragetoeslag van 15% maandelijks ontvangen. De Stichting heeft besloten met ingang van september 2008 aan alle bij haar werkzame intensivisten een kraptetoeslag toe te kennen van 8%. 2.4. De Stichting heeft over de periode september tot en met december 2008 aan eiser geen kraptetoeslag uitgekeerd. Met ingang van 1 januari 2009 is zij hiertoe wel overgegaan maar met ingang van diezelfde datum heeft zij de uitbetaling van de complementaire bijdragetoeslag beëindigd. 2.5. De Stichting stelt zich daarbij op het standpunt dat eiser geen recht heeft op de complementaire bijdragetoeslag nu eiser geen gekwalificeerde onderwijsactiviteiten verricht. Zij beroept zich in deze op de toelichting op de AMS met betrekking tot de complementaire bijdrage van de medisch specialist/opleidingsverantwoordelijke. De onderwijsactiviteiten moeten - aldus de Stichting - het opleiden van artsen tot intensivist behelzen, een en ander met inachtneming van de opleidingseisen van het Centraal College Medische Specialismen (CCMS). De bijdragetoeslag zou in 2002 aan eiser zijn toegekend omdat deze zich zou inzetten voor het opzetten van een dergelijke opleiding binnen het ziekenhuis. Een dergelijke opleiding is er niet gekomen. 2

2.6. De Stichting vordert geen teruggave van de complementaire bijdragetoeslag over de periode dat deze in haar ogen ten onrechte is genoten door eiser. Wel meent zij dat het niet onjuist en onredelijk is dat zij de kraptetoeslag over de periode september tot en met december 2008 heeft verrekend met de over die periode uitgekeerde complementaire bijdragetoeslag. 2.7. Eiser betwist dat de complementaire bijdragetoeslag hem is toegekend met de verwachting dat hij de opleiding tot intensivist binnen het ziekenhuis zou inrichten. Hij is primair van mening dat de complementaire bijdragetoeslag een vast onderdeel uitmaakt van zijn salaris, ongeacht de vraag of hij al dan niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen in de AMS. Subsidiair - voor het geval geoordeeld wordt dat de complementaire bijdrage niet vast is toegekend - is eiser van mening dat hij inmiddels meer onderwijsactiviteiten verricht dan op het moment dat hem de toeslag werd toegekend zodat hij nog steeds in aanmerking komt voor toekenning daarvan. 3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht Deze staat tussen partijen vast op grond van de daarop betrekking hebbende bepaling in de tussen hen gesloten (en inmiddels beëindigde) arbeidsovereenkomst. 4. De beoordeling van het geschil 4.1. Partijen verschillen van mening omtrent de reden voor het toekennen van de complementaire bijdragetoeslag in 2002. Niet in geschil is dat eiser in 2002 de gekwalificeerde onderwijsactiviteiten, zoals thans bedoeld door de Stichting, niet kon verrichten. De mogelijkheid tot een opleiding binnen het ziekenhuis van de Stichting voor artsen, uitgaande van de opleidingseisen van het CCMS, tot intensivist bestond niet. 4.2. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij zich indertijd wel heeft beziggehouden met de opzet van een dergelijke opleiding binnen het ziekenhuis, maar dat al spoedig bleek dat dit in een perifeer ziekenhuis niet haalbaar was. Hij heeft betwist dat de toekenning van de complementaire bijdragetoeslag uitsluitend verband hield met zijn activiteiten gericht op de vestiging van een dergelijke opleiding. Eiser stelt dat de toekenning een onderhandelingsresultaat was: hem werd de complementaire bijdragetoeslag toegekend voor opleiding terwijl zijn collega deze kreeg toegekend voor management. 4.3. De arbeidsovereenkomst zelf bevat geen aanknopingspunten voor een verband tussen het opzetten van de door de Stichting bedoelde opleiding en de toekenning van de toeslag. De Stichting heeft ook anderszins een dergelijk verband niet kunnen aantonen of aannemelijk maken. Dit betekent dat het er voor moet worden gehouden dat de complementaire bijdragetoeslag ofwel zonder nadere voorwaarden als vast werd toegekend ofwel werd toegekend voor de verantwoordelijkheden van eiser voor opleiding in algemene zin. In dat laatste geval zou er beoordeeld dienen te worden wat de inhoud van de verantwoordelijkheden voor opleiding van eiser was. Het Scheidsgerecht laat een dergelijke beoordeling achterwege, omdat de Stichting niet betwist dat eiser tot 1 juli 2009 onderwijs- en begeleidingsactiviteiten heeft verricht en slechts als verweer voert dat een deel van die activiteiten ook door de overige 3

intensivisten werd verricht. Daarmee is echter niet aangetoond dat eiser minder onderwijs- en begeleidingsactiviteiten verrichtte dan ten tijde van de toekenning van de complementaire bijdrage. Gelet hierop is het Scheidsgerecht van oordeel dat de Stichting ten onrechte over de periode januari tot en met juni 2009 de complementaire bijdrage van 15% niet aan eiser heeft uitbetaald. Het Scheidsgerecht is van oordeel dat er aanleiding is de wettelijke verhoging over de bedragen te matigen tot 10%. De Stichting is over de aan eiser toekomende bedragen aan complementaire bijdragen rente verschuldigd vanaf de datum waarop zij opeisbaar zijn geworden tot aan de dag der voldoening. De Stichting zal van een en ander een deugdelijke specificatie dienen te verstrekken. 4.4. De kraptetoeslag van 8% houdt verband met krapte op de arbeidsmarkt en de wens om meer marktconform te gaan betalen, zo heeft eiser onbetwist gesteld. De stelling van eiser dat hem deze toeslag zonder meer is toegekend ziet eraan voorbij dat de Stichting dat klaarblijkelijk heeft gedaan ervan uitgaande dat de complementaire bijdragetoeslag van 15% niet verschuldigd was, althans dat de kraptetoeslag daarin reeds was verdisconteerd. Dit standpunt van de Stichting wordt door het Scheidsgerecht aldus verstaan dat de Stichting bereid is gebleken 8% kraptetoeslag te betalen als de toeslag van 15% zou vervallen en als dit niet het geval zou zijn niet bereid was daarnaast aan eiser ook nog eens een kraptetoeslag te betalen. In feite houdt ook het standpunt van eiser in dat de bijdrage van 15% als een vaste bijdrage moet worden gezien op grond van een onderhandelingsresultaat bij het overeenkomen van de arbeidsvoorwaarden en dus gedeeltelijk als een marktconforme beloning. Het is dan (naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid) onaanvaardbaar, zo moet het betoog van de Stichting worden verstaan, betaling van de toegekende kraptetoeslag te verlangen naast de toeslag van 15%, omdat daarmee in elk geval de toelage van 8% in feite is voldaan. De Stichting heeft zich immers uitdrukkelijk erop beroepen dat het onjuist en onredelijk zou zijn als zij beide toeslagen zou moeten voldoen. Dit verweer is naar het oordeel van het Scheidsgerecht gegrond. De desbetreffende vordering van eiser is daarom niet toewijsbaar. 4.5 De kosten van deze procedure worden tussen partijen verdeeld op de hierna te vermelden wijze. 5. De beslissing Het Scheidsgerecht wijst het navolgende arbitraal vonnis: 5.1 De Stichting wordt veroordeeld tot betaling aan eiser van de aan eiser toekomende complementaire bijdrage van 15% onder aftrek van de reeds betaalde bijdrage van 8% over de maanden januari tot en met juni 2009 derhalve zes maal een bedrag van 689,57 bruto, verhoogd met 10% en te vermeerderen met de wettelijke rente over de aan eiser toekomende bedragen vanaf de datum waarop zij opeisbaar zijn geworden tot aan de dag der voldoening. 5.2. De kosten van het Scheidsgerecht, ten bedrage van in totaal 4.316,00, komen voor rekening van beide partijen komen, ieder voor de helft, en de Stichting dient uit dien hoofde een bedrag van 2.158,00 aan eiser te voldoen. 5.3. Elke partij draagt voor het overige de eigen kosten. 4

5.4. Hetgeen meer of anders is gevorderd wordt afgewezen. Dit vonnis is vastgesteld te Utrecht en is op 19 oktober 2009 aan partijen verstuurd. 5