Handel & Wandel. Wandelen door koloniaal en mondiaal Nijmegen. Leerlingenmateriaal bovenbouw primair onderwijs. Handel & Wandel. leerlingenbladen PO



Vergelijkbare documenten
Antwoordenvel Handel en Wandel, primair onderwijs

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein

Werkboekje. Natuur en milieu educatie. Groep 7. Naam: Fruit in de mix. Dit is een product van Stichting Vogelpark Avifauna

HANDEL LES 2. De Oostzeevaart of de Sontvaart. Aangenaam. De naam is Bicker, Jacob Bicker, directeur bij de Oostzeevaart.

Wat denken de jongens? Trek een lijn naar het denk-wolkje. Het is niet eerlijk, ik ben arm en hij is rijk. Ik wil graag vrienden blijven

Werkblad 1 (Bij bladzijde 2 en 3 van het lesboek)

Begrippen. mammoet Een dier uit de prehistorie. Een mammoet leek op een grote harige olifant. jagers

een zee van tijd een zee van tijd Werkblad 17 Ω Over Indië en Suriname Ω Les 1: Van Batavia tot Jakarta Naam:

FAIRTRADE. Een beter leven. Wat is Fairtrade

Ik ben de Klomp. Europees landbouwbeleid groep 5-6. De Klomp is een boer. Wel een hele aardige boer. Maar wel met een boer n accent.

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

Streekproducten en eten uit de buurt

Naam: DE GOUDEN EEUW en Rembrandt

Examenopgaven VMBO-KB 2003

Waarom heb ik voor dit onderwerp gekozen?

Hieronder volgt een chronologisch overzicht van de ontwikkelingen van de handelsstromen. Verder in dit werkstuk

Samenvatting Gouden Eeuw ABC

Les 4. Eten en drinken, boodschappen doen

De leerkracht zorgt ervoor dat alle leerlingen een gatentekst en een ontdekkaart hebben.

BIJLAGEN LESPAKKET 1.2

Werkblad Meander Thema 4: Platteland

Paragraaf 4: Kansen voor Afrika. Waarom blijft de ontwikkeling van Afrika achter bij die van andere gebieden in de wereld?

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

1 De tropische regenwouden liggen.. de evenaar. 2 Nederland ligt.de evenaar. 3 Het Amazone gebied ligt. de evenaar.

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah

Geschiedenis kwartet Tijd van jagers en boeren

1,6 miljoen. Fairtrade in het Zuiden 87,7% 12,3% leden. kleinschalige boeren. arbeiders. kleinschalige boeren en arbeiders binnen Fairtrade.

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Mijn Mokum is een project voor NT2 cursisten. Het is gemaakt door het Amsterdam Museum.

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje.

SPEL VAN DE GOUDEN EEUW - LESMATERIAAL

Lees het verhaal over master Roelof en slaaf Tomboy (deel 1).

Verwijswoorden begrijpen

Voorbereidende les bij de rondleiding Ik ruik, ik voel wat jij niet ziet Geschiedenis Werkblad voor leerlingen bij Gouden Eeuw (groep 7 en 8)

MULTATULI. Saïdjah en Adinda

Naam: Waar woon jij? Vraag 1b. Waarom wonen veel mensen in Kenia in een hut? Vraag 1a. In wat voor soort huis woon jij?

Kollum, een wereldplaats!

Damwâld, een wereldplaats!

Wat eten we vanavond?

gedragsregel in verhaal: lekker luieren

Wat een vreemde bromfiets!

De Romeinen. Wie waren de Romeinen?

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Werkblad Mijn huis staat in...

Leydse Weelde. Marie de Brimeu - B

Naam: Werken voor geld

3. Van wie is de kreet? 4. Wat wil Albor met het zwijntje doen?

Driehoekshandel hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Amsterdam DNA is een project voor NT2 cursisten. Het is ontwikkeld door het Amsterdam

Schokland Werelderfgoed Kijktocht basis onderwijs

Dagboek Nederland onder water?! Komt Nederland onder water te staan? En wat kunnen jij en de politiek doen om dit te voorkomen?

Lesbrief Iedereen betaalt belasting

LEVEN IN DE OORLOG LES 1. Het begin van de oorlog

!"#$%&'&(%)*#+&,-#./##

Hoe maak ik een Spreekbeurt?

Lesbrief MAASVLAKTE 2 OPDRACHT 1 - TOPOGRAFIE EN AARDRIJKSKUNDE

4.1 Leven van een slaaf

Werkstuk Geschiedenis Franse Revolutie

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Zand en klei 1. Van veen tot weiland 2. Blad 1. Heide Een lage plant met paarse bloemen.

Meander. Aardrijkskunde WERKBOEK

Driehoekshandel hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders.

Wat weet jij over biologisch en over de bodem?

Informatie over Kinderarbeid.

Ontdekkingen en uitvindingen

Tijd van regenten en vorsten: De gouden eeuw

Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp!

De geschiedenis van een bakje troost

Winkels in het dorp. Nodig: 1 poster winkels in het dorp, A3-formaat, fotoblad 1, schaar en lijm, stift

Nederland. Op welke dag is deze foto gemaakt?.. Welke bekende persoon is er altijd bij?

taalkaart 1 Ik ga op reis en Ik ga op reis en Wat ga je doen? Je leert wat een reisverhaal is. Je schrijft er zelf een.

Les Aardrijkskunde & Geschiedenis

In het oude Rome De stad Rome

Proeven doe je met je tong. Op je tong zitten allemaal smaakpapillen. Je herkent daardoor dat banaan zoet smaakt en citroen zuur.

Meander. Aardrijkskunde WERKBOEK

Opkomst en ondergang van de VOC

Ik ben Steenkool. Nooit meer oorlog groep 7-8. De Steenkool, een beetje Limburg is hem niet vreemd. En hij is niet zo goed in Engels.

Wist je dat. Bitter Zuur Zout Zoet. ... de bobbeltjes op je tong je smaakpapillen zijn. Hiermee proef je of iets bitter, zuur, zout of zoet is.

Lees het verhaal over Columbus de ontdekkingsreiziger (deel 1)

INTRODUCTIE. Deze pedagogische fiche ondersteunt jullie om de actie «Eet Lokaal» te bespreken in de klas.

Koffie. Inhoud. 1.Waar komt koffie vandaan. 1. Waar komt koffie vandaan

Een gedeelte van een stad of een groter dorp. Een wijk bestaat uit meerdere buurten.

Melkweg. Een volle tas. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Boodschappen

Geschiedenisproefwerk groep 7 Hoofdstuk 5 Een nieuwe wereld: Amerika

Bevolkingsgroepen DOE KAART 1. Naam van het project. Als je voor deze opdracht kiest leer je meer over een bepaalde bevolkingsgroep.

Voorbereiding post 2. Met de mens mee Groep 1-2-3

Oost-West wat je van ver haalt. Kijktocht Voortgezet onderwijs havo vwo onderbouw

In het volgende verhaal maak je kennis met een vreemd volk. Luister goed. Z I E N W I J E R G E V A A R L I J K U I T?

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Voorbereidende les Peperduur

Waarom is deze avond

Verhaal: Jozef en Maria

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

1. Streep de foute antwoorden door. Vroeger kwam het voedsel vooral uit de buurt / Nederland / de rest van de wereld.

Kinderen zonder papieren

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Landengids voor: Landengids

Wie heeft die rare knopen erin gelegd? vraagt hij. Ik, geeft Bibi eerlijk toe. Vorige week waaide het nogal hard. Dus toen heb ik de rubberboot en

Transcriptie:

Wandelen door koloniaal en mondiaal Nijmegen Leerlingenmateriaal bovenbouw primair onderwijs

Inleiding Ken je straatnamen in Nijmegen waar een naam van een land in zit? Ze verwijzen naar koloniën die Nederland vroeger bezat. Deze koloniën zijn allemaal weer vrij. Maar de straatnamen zijn gebleven: Borneostraat, Sumatraplein, Surinameweg. Vraag 1: Zoek op de kaart van Nijmegen op welke straten er nog meer een naam hebben met een kolonie erin. Koloniën zijn vroeger ontstaan om goedkoop handelswaar uit het verre oosten of westen te halen. De koloniën zijn nu vrij, maar de handel is alleen maar toegenomen. Veel dagelijkse producten komen van ver, zoals koffie, thee, specerijen, maar ook fruit, bloemen en kleding. Nijmegen heeft zich in enkele eeuwen ontwikkeld van rijke handelsstad naar een wereldstad, dat wil zeggen met mensen en producten uit de hele wereld. Met het ontstaan van de overzeese wereldhandel, is de oneerlijke verdeling begonnen tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden (in paragraaf 1.4 leggen we deze begrippen uit). Daarom is het interessant om eens te kijken waar de oorsprong van deze wereldhandel ligt en wat de rol van Nijmegen hierin was. 1.1 Ontstaan van wereldhandel Toen we hier in Europa nog in dierenvellen rondliepen, werd er al flink gehandeld tussen de landen in de rest van de wereld. China handelde met de Arabische wereld, de Arabieren handelden met Afrika. Deze handel verliep op basis van gelijkwaardigheid. Dat betekent, dat ze handelswaar ruilden en dat er niet één land rijk van werd en de anderen arm. Maar rond 1500 verandert Europa dat. Europese landen bouwen handelsforten op andere plekken in de wereld. Vanuit deze versterkte forten gaan ze handel drijven. De stad Batavia (nu Jakarta) in Indonesië was zo n handelsfort. In het begin waren de belangrijkste producten specerijen. Deze werden overzee gehaald en naar de Nederlandse zeehavens gebracht en daarna via de rivieren weer verder verspreid. Nijmegen voerde deze goederen weer door over de grens. De vraag naar grondstoffen uit overzeese gebieden werd steeds groter. Bovendien wilde men zekerheid van aanvoer hebben. Langzaamaan begon men naast het bouwen van handelsforten aan zee, verder het land in te trekken om plantages aan te leggen. Hiermee beginnen de eerste veroveringstochten land inwaarts en daarmee ontstaan de eerste koloniën. Uit de koloniën in de Oost (bijv. Indonesië) en de West (Amerika) kwamen vreemde producten als koffie, thee, peper, tabak en cacao. Omdat deze producten uit de koloniën komen, heten ze ook wel koloniale waren. Met of zonder strijd worden de koloniën na de tweede Wereldoorlog (1940-1945) weer onafhankelijk. Maar daarmee is de oneerlijkheid niet uit de wereld. Vraag 2: a. Welke gezegden en spreekwoorden ken je met peper? b. Schrijf de betekenis op. Als je er geen weet, zoek er dan één op in een woordenboek. c. In de benedenstad ligt de straat Pepergas. Is dat toevallig? d. Waarom wel/niet? 1.2 Nijmegen Wat deze handelsgeschiedenis voor Nijmegen heeft betekend, ontdek je tijdens dit project met de wandeling ''. Het Natuurmuseum is het startpunt van de wandeling. Hier krijg je de eerste sporen van het koloniale verleden te zien. Ook kun je enkele tropische producten ruiken en proeven. 1.3 Wereldkid Door de eeuwen heen is de wereld kleiner geworden. In 1600 duurde een reis naar Nederlands-Indië 14 maanden. Nu vlieg je naar Indonesië in 14 uren. Vandaag zet je een roos in de vaas die eergisteren in Kenia is afgeknipt. Landen zijn steeds meer met elkaar verbonden en kunnen niet meer zonder elkaar. Mensen die uit het buitenland komen, nemen hun eigen gewoonten en producten mee. Veel van die gewoonten en producten worden door de Nederlanders overgenomen. De Indonesiërs hebben ons de rijst, saté en rijsttafel geschonken. Nasi en bami halen we bij de Chinees. Van veel producten weten we niet eens meer dat ze oorspronkelijk uit het Zuiden komen. Wist jij dat aardappelen vóór 1492 in Europa onbekend waren? Columbus bracht ze mee uit Peru. Wist jij dat tulpen, waar Nederland zo beroemd om is, eigenlijk uit Turkije komen? Alle mensen zijn, misschien zonder dat ze het weten, wereldburger geworden. Oftewel, jullie zijn echte wereldkids! In Nijmegen wonen tegenwoordig mensen van meer dan honderd verschillende nationaliteiten. Nijmegen is een 'wereldplaats' geworden. 1.4 Noorden en Zuiden Veel mensen houden zich bezig met de verschillen in de wereld. De arme landen worden samen vaak Derde Wereld genoemd of ontwikkelingslanden. In dit project kiezen we ervoor om de arme landen het Zuiden te noemen. De rijke landen heten samen dan het Noorden. Dit doen we omdat Zuiden en Noorden de gelijkheid tussen het arme en rijke gedeelte van de wereld het beste weergeeft. Er zijn ongeveer 200 landen op de wereld. Hiervan zijn er 120 arm. Er zijn dus meer arme dan rijke landen in de wereld. Vraag 3: a. Pak de wereldkaart uit de bijlage erbij. Geef de landen met een A één kleur en geef de landen met een R één andere kleur. A staat voor arm land, R voor rijk land. b. Leg in je eigen woorden uit wat er bedoeld wordt met de begrippen het Zuiden en het Noorden. c. Bedenk zelf een reden waarom ontwikkelings- of derdewereldland geen aardige namen zijn voor een arm land als Ethiopië? Koffiehuis in de Bloemerstraat (1920).

2. Nederland als kolonie van een ander rijk Vlak voor het jaar 0 vielen de Romeinen Nederland binnen. Ze veroverden van de Bataven, een volk dat hier al lang woonde, een kleine nederzetting. Daar waar nu Nijmegen ligt. Op het Valkhof wordt 15 v. Chr. de eerste Romeinse legerplaats ingericht. Toen koloniseerden 1 de Romeinen onze streek. De mensen hier moesten zich houden aan de regels van het Romeinse Rijk. Rondom de legerplaats ontwikkelde zich een handelsdorp. Omstreeks 98 na Chr. kreeg dit handelsdorp, dat Novio Magus heette, Romeinse stadsrechten. Hiermee is het de oudste stad van Nederland! In die stad leefden ongeveer 3.000 mensen. Daarnaast woonden er nog zo n 7.000 mensen in de omgeving en ook zij verdienden hun brood aan de Romeinen. Daar bovenop woonden er nog eens 10 tot 17.000 soldaten op en in de buurt van de Kopse Hof. Dit was de hoofdkazerne van de Romeinen. Om de legerplaats zien we de handel ontstaan. Iedereen moest tenslotte eten en drinken. Graan werd per schip aangevoerd. Voor de duizenden soldaten was veel graan voor brood nodig. De honderden paarden hadden veel haver nodig. De Romeinen vonden het voedsel van hier niet lekker. Daarom moest er vanuit alle delen van het Romeinse Rijk voedsel ingevoerd en verhandeld worden. Zo kwam o.a. graan uit Engeland en zout uit Frankrijk. Via de Rhône en de Rijn werd vanuit Spanje, Zuid Portugal en Italië wijn in wijntonnen en olijfolie ingevoerd. De haven lag aan de voet van het Valkhof en het huidige Meertje. Na het vertrek van de Romeinen uit Noordwest Europa verhuizen er allerlei volksstammen (De Grote volksverhuizing). Andere vorsten grijpen de macht. Het Valkhof blijkt een belangrijke plek te zijn voor nieuwe overheersers. Er bevinden zich resten van paleizen van meerdere overheersers zoals Karel de Grote, Karel de Kale en Frederik Barbarossa. 1 Koloniseren= veroveren van vreemde gebieden voor het moederland. 3. Handelsstad aan de waterkant Rond het jaar 1000 begint in Nederland de bevolking te groeien en ontstaan er steden en dorpen. Rondtrekkende kooplieden hebben goed bereikbare en veilige handelsplaatsen nodig. De vraag naar meer eten doet de handel groeien. Aan rivieren, zoals de Waal, ontstaan steden. Maar ook op kruispunten van wegen en bij kastelen. Vraag 4: a. Waarom liggen steden vaak aan een rivier? b. Welke vestigingsfactoren gelden voor Nijmegen? 4. De Hanze Aan het einde van de Middeleeuwen moesten de steden verplicht geld afstaan aan de regering. Soms kreeg een stad het recht dit geld terug te vragen via de handelaren die van stad naar stad trokken. Dit heette dan tolrecht. De handelaren moesten tol betalen aan deze steden (net zoals een tolweg in Frankrijk). Onder andere de Hanzesteden hadden dit tolrecht. Het is minder bekend, maar ook Nijmegen behoorde tot de groep Hanzesteden Kampen, Zutphen, Zwolle en Deventer. Hanzesteden waren plaatsen die elkaar bevoordeelden bij de handel en onderling geen tol aan elkaar hoefden te betalen. Geïmporteerd werden hout, kalk, steenkool, molenstenen, glas, maar ook specerijen, graan, vruchten en wijn. Geëxporteerd werden laken, linnen, boter, kaas, vis en vee. Tot 1618 is Nijmegen de aanvoerder van de Gelderse Hanzesteden. Op de weg van Nijmegen naar Den Bosch, de Graafseweg, lag een tolhuis. Het tolhuis ligt er trouwens nog steeds. Nu weet jij waarom de wijk daar Tolhuis heet! 5. Pakhuizen Voor de opslag van handelswaar stonden er veel pakhuizen in de stad. De middeleeuwse koopmanswoningen hadden hun pakhuisgedeelte in de kelder en op de bovenverdiepingen. In de Hezelstraat zijn voorbeelden te zien. Lange Hezelstraat 46/50 herbergt ondanks twee nieuwere voorgevels nog de oude bouwstructuur van omstreeks 1300. Een echt pakhuis voor specerijen en koloniale waren, zonder woonfunctie, staat in het Glashuiskwartier. Het had geen ramen, maar gaten met dubbele luiken. Het Brouwershuis laat een typisch Middeleeuwse combinatie van pakhuis, woonhuis en ambacht zien, zoals dat toen samenging. Graanopslag in de kelder en hop op de zolder, brouwen in het voorhuis en wonen achter. De hijsbalken om vrachten naar de bovenverdiepingen te tillen zijn nog te zien en ook de kelderluiken voor het graan. Wanneer Nederland in de 20 e eeuw geen koloniën meer heeft, komt er een einde aan 350 jaar pakhuiscultuur. De pakhuizen worden gesloopt of tot woningen omgebouwd. Twee Nijmeegse pakhuizen (1955) 6. Stratenpatroon De middeleeuwse handel en ambachten waren sterk verbonden met de plek in de stad. Uit straatnamen blijkt dit: Vleeshouwerstraat, Bezembindersgas, Brouwersstraat, Lage Markt, Oude Haven. Ook het geloof van de Nijmegenaren zie je in straatnamen terug: Nonnenplaats, Begijnenstraat,

Papengas en Observantenstraat. Laad, los en directe handelsactiviteiten gebeurden op de kade aan de rivier. Via de steegjes die in Nijmegen nog bestaan, werden de goederen naar de huizen van de kooplieden aan de Grote Straat en Hezelstraat gebracht. Zo ontstond een stratenpatroon dat past bij een middeleeuwse handelsstad aan de rivier. 7. VOC Het tijdperk van de Verenigde West- en Oost-Indische Compagnie (WIC en VOC) verschuift de handel van de steden aan de rivieren naar de steden aan de Noordzee. Nijmegen verliest haar belangrijke handelsfunctie. Er was daardoor geen geld meer om de stad verder uit te breiden of te verbeteren. De VOC verhandelde meer dan 100 Aziatische producten. In de 17 e eeuw kwam het koper uit Japan. Katoen en zijde in de 18 e eeuw uit India. Thee kwam uit China, koffieplantages werden met name op Java gesticht. De internationale handel speelde zich vooral in Amsterdam en de andere kuststeden af, maar de producten werden in het hele land doorverhandeld. Vraag 5: Welke producten verhandelde de VOC? 8. Garnizoensstad met kolonialen Om de koloniën niet te verliezen, waren veel Nederlandse soldaten nodig. Deze werden 'kolonialen' genoemd. De soldaten voeren óf naar de West óf naar de Oost om voor het behoud van de koloniën te vechten. Nijmegen moest deze kolonialen gaan trainen. De stad werd hierdoor vanaf 1591 een garnizoenstad (garnizoen is een militaire standplaats). Maar de rol als belangrijke handelsstad kon niet samengaan met de rol van garnizoensstad. Daardoor verlaten de handelaren de stad. De soldaten nemen hun plaats in. Gebouwen werden hergebruikt, bijvoorbeeld als bierbrouwerijen en kazernes. In deze kazernes werden de soldaten voor het Nederlands-Indië leger opgeleid. De kolonialen hadden een grote invloed op het leven in de stad. Koloniaal worden was vaak de laatste mogelijkheid om aan werk te komen. Je werd Koloniaal als je geen andere kansen meer had. Eind 19 e eeuw waren er in het centrum nog verschillende kazernes, zoals de Valkhofkazerne en de Waalkazerne. Toen de twee kazernes in 1908 te oud en te klein werden zijn ze gesloopt. De nieuwe kazerne die gebouwd werd is de Prins Hendrikkazerne op de hoek van de Daalseweg en de Dommer van Poldersveldtweg. De oude Waalkazerne omstreeks 1900. Vraag 6: a. Wat is een garnizoenstad? b. Zoek op waar de Prins Hendrikkazerne ligt. c. Waar wordt het gebouw nu voor gebruikt? 9. Missionarissen Vredelievender dan de soldaten waren de missionarissen. Ze trokken de wereld in om iets te doen aan de armoede van verre volken. Maar ook om ze over te halen katholiek of protestant te worden. Een heel bekende Nijmeegse missionaris was Monseigneur H. Hamers. Hij ging naar Mongolië om de 'heidenen' te bekeren. In 1878 werd hij daar bisschop. Hij werd in 1900, samen met zijn medewerkers gemarteld en vermoord. In de naar hem vernoemde Bisschop Hamersstraat staat zijn standbeeld. leder jaar, op zijn verjaardag, worden er nog bloemen gelegd. Vraag 7: a. Waar ligt Mongolië? Kleur het land in de wereldkaart. b. Zoek op waar de Bisschop Hamersstraat ligt. 10. Bedrijvigheid op de kade In vroegere tijden was in de buurt van de Waalkade veel bedrijvigheid. Aan de kade werden de schepen gelost en geladen en stapten mensen aan boord. Hierdoor liepen er altijd kaajsjouwers, scheepsbevrachters, zeilmakers, schippers, handelaren en kooplui rond. Daarom waren er in deze buurt nogal wat cafés, koffiehuizen, herbergen en hotels. Later maakten de vele kolonialen natuurlijk ook gebruik van deze bedrijven. Oude gevelstenen in de stad met teksten als 'In den witten Arent ghenaemt', herinneren hier nog aan. Op de waalkade heeft, vanaf de 13 e eeuw, aan de voet van de Grote Straat, al een kraan gestaan. Alles wat niet te tillen was door de kaajsjouwers werd met de kraan aan land gezet. De kraan is in 1885 afgebroken omdat de kade begon te verzakken. Enkele jaren geleden is een oude industriële stadskraan (de oudste van Nederland!) van de sloop gered. Deze is aan de ingang van de huidige Waalhaven teruggezet. Vraag 8: Wat wordt er bedoeld met dat er vroeger veel bedrijvigheid op de kade was? De stadskraan op de waalkade (1675) 11. Lage Markt Ook in de buurt van de Lage Markt waren in het verleden nogal wat cafés, herbergen en bordelen. In de vorige eeuw waren de grootste gebruikers

hiervan de kolonialen. Zij hadden een slechte naam in Nijmegen. Het zakgeld dat ze kregen werd vaak voor het vertrek naar de Oost besteed aan drank en dames van plezier. Het gebeurde nogal eens dat kolonialen wegens slecht gedrag en dronkenschap werden ontslagen en soms zelfs de stad uit werden gezet. Knokpartijen in cafés waren aan de orde van de dag. Op de Lage Markt zijn nu enkele mooie oude pakhuizen te zien en de contouren van de oude (nu dicht gemaakte) haven van 1602. Vraag 9: Zoek op waar de Lage Markt ligt. 12. Winkels in koloniale waren In het centrum waren in de vorige eeuw heel wat winkels in koloniale waren: koffiebranderijen, chocoladefabrikanten, tabakskerverijen en sigarenfabrieken. Deze zijn in de loop der tijd allemaal verdwenen. Zo zat op de Lage Markt vroeger de stoomtabaksfabriek en koffiebranderij van de gebroeders Noorduijn. Op de kruising met de Priemstraat ligt nog zo'n pand. Dit is van 1795 tot 1908 een zaak in koffie, thee, koloniale en kruidenierswaren geweest van de firma Roggen & Zoon. Het wordt van oudsher al ln den olifant genoemd, naar het olifantje dat uit het gebouw steekt. Opdracht Koloniale Waren: Neem de doos met koloniale waren. Kijk, voel en ruik. Hoe heten deze kruiden? 13. Tabak Vroeger was er heel wat handel rondom tabak in Nijmegen. Bekend was het tabaksbedrijf van de Gebroeders Noorduijn op de Lage Markt. In de 19 e eeuw waren er tabakskerverijen, sigarenmakers, sigarenkistenmaker en tabaksdozenfabrieken in de stad. Na de Tweede Wereldoorlog ging de tabaksen sigarenindustrie in Nijmegen ten onder. Tegenwoordig is de helft van de ingevoerde ruwe tabak afkomstig uit zuidelijke landen: het meeste uit Brazilië gevolgd door Indonesië, Zimbabwe en Malawi. Nog tientallen andere landen leveren de grondstof voor onze sigaren en sigaretten. Tabak houdt tot en met het oogsten slechts 3 maanden lang de akkers bezet. Hierdoor wordt het verbouwen vantabak vaak afgewisseld met voedselgewassen. Tabak is een typisch kleinschalig boerengewas, behalve in Brazilië waar grote plantages de regel zijn. Een groot nadeel van de tabaksteelt is dat veel brandhout nodig is om de geoogste bladeren te drogen om daarmee hun aroma te versterken. Bovendien onttrekt het veel voedingsstoffen aan de bodem. Vraag 10: Wat zijn de nadelen van tabak verbouwen en drogen? 14. Oudste winkelstraat Nederland Volgens velen is de Lange Hezelstraat de oudste winkelstraat van Nederland. Sommige winkels hebben mooie, oude gevels en bijna allemaal Middeleeuwse muren. In deze straat zaten vroeger onder andere cafeetjes, koffiebranderijen, bierbrouwerijen en enkele winkels die koloniale waren verkochten. Nu valt de straat op door de bijzondere winkels met artikelen uit alle windstreken. Maar als je wat beter kijkt, zijn hier de enige overgebleven koopmanswoningen uit de Middeleeuwen te vinden. Vraag 11: Zoek op waar de Lange Hezelstraat ligt. 15. Kruidenieren toen en nu Vroeger zat op Lange Hezelstraat 13 Tabakskerverij en koffiebranderij Diebels & zoon. In de winkel werd o.a. koffie, thee en tabak verkocht. Nu is het een natuurvoedingswinkel. Hier worden producten verkocht die mens- en milieuvriendelijk geproduceerd zijn. Het is de bedoeling om ongeveer hetzelfde aanbod te hebben als een gewone supermarkt. Je kunt hier terecht voor milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen en dier- en mensvriendelijke verzorgingsproducten (shampoo, crèmes, zeep, tandpasta, etc.). De producten van de versafdeling (groenten, fruit, zuivel, vlees) komen zoveel mogelijk uit de buurt van Nijmegen en zijn milieuvriendelijk geteeld. De winkel in koloniale waren van Diebels, nu de Gimsel (±1910) Tegenwoordig komen gewone groenten, zoals boontjes of appels, niet automatisch uit de buurt. In Nederland bestaan seizoenen voor groenten en fruit bijna niet meer. Is in Nederland het seizoen afgelopen, dan komt de oogst uit het Zuiden of uit kassen. Jullie weten al niet beter meer dan dat het hele jaar door aardbeien te koop zijn. Soms is het schokkend om te zien hoe landen die zelf regelmatig hongersnoden hebben, zoals Ethiopië, hun goede grond gebruiken voor exportproducten (bijvoorbeeld sperziebonen) naar de rijke landen. Vraag 12: a. Vroeger at men geen verse sperzieboontjes of aardbeien in de winter. Waarom niet? b. Welke groenten en fruit kon men in de winter wel eten? c. Waarom kunnen we nu wel alles eten in de winter?

Winkel in Buitenlandsche Vruchten in de Houtstraat in 1936. 16. Toko Het woord toko komt uit het Indonesisch en betekent winkel. In een toko zijn tegenwoordig allerlei exotische producten te koop. Verschillende producten zijn al lang normaal, omdat ze eeuwen geleden uit de koloniën kwamen. Indonesië is van vroeger uit onze belangrijkste specerijenleverancier (vooral peper, nootmuskaat, foelie). Op afstand volgen nu Brazilië (peper, gember), Turkije (venkelzaden), Thailand, Marokko en India (gember). Het eten van rijst, bami, nasi, loempia's en het gebruik van taugé, sojasaus, sambal en het kruiden van maaltijden met gember, nootmuskaat, komijn en kaneel is nu heel gewoon. Toch zijn er in een toko nog heel wat minder bekende producten te vinden zoals zeewier, rijstwijn, bakbanaan, gezouten eieren, zoete aardappelen, bamboescheuten en gedroogde vis. 17. Chocola in Nijmegen De Hollanders hebben een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van cacao. In de 19 e eeuw eindigde de handel in slaven; er was behoefte aan nieuwe handel die geld opbracht. In 1825 slaagde de Nederlander Coenraad Johannes van Houten erin om uit de bittere cacaoboon een lekkernij te maken. In Nijmegen was vroeger heel wat bedrijvigheid rondom chocolade. In de Broerstraat stond de chocoladefabriek van Van Dungen. De beroemde Jamaicarumbonen en de Mekka-repen met noten en rozijnen werden daar gemaakt. Jullie ouders kennen ze vast nog wel! In de Broerstraat zaten vroeger naast de Stoom-chocolaadfabriek ook een koffiebranderij en verschillende magazijnen van sigaren, sigaretten, tabak en thee. Tegenwoordig zijn het bijna allemaal kleding- en schoenenwinkels. Het interieur van een chocoladewinkel (1915). 18. Eerlijke handel Opdracht: Eerlijke handel. We nemen allemaal deel aan de wereldhandel, zonder dat we het misschien beseffen. Als je een spijkerbroek koopt, komt het katoen bijvoorbeeld uit Soedan., wordt de spijkerstof geweven in India en de spijkerbroek genaaid in China. Een spijkerbroek is soms dan ook duur. Maar gaat dat geld wel naar de katoenboeren of de mensen in de naaiateliers? Nee, alleen een heel klein beetje gaat naar diegenen die het product echt maken. Is dit eerlijk? Dat ga je in deze opdracht zelf onderzoeken. De opdracht staat op de volgende bladzijde. Zegt het Max Havelaar Keurmerk je iets? Na deze opdracht kun je hier alles over vertellen! Film: Zuivere koffie Koffiehandel is een voorbeeld van hoe oneerlijk de handel in de wereld kan werken. De film Zuivere koffie laat dit zien. Ook zie je hoe de koffiehandel eerlijker kan gaan. Aan de hand van de jongen Chepe en zijn familie wordt dit duidelijk. Chepe is de 14-jarige zoon van een Mexicaanse koffieboer. Vraag 13: a. Wie is bij Chepe thuis de baas? b. Waaraan zie je dat? c. Is er iemand de baas over de vader van Chepe? d. Hoe merk je dat? Vraag 14: a. Als Chepe s vader het niet eens is met de tussenhandelaar, wat doet hij dan? b. Noem twee redenen waarom Chepe s vader zich bij de coöperatie aansluit. Vraag 15: Leg in je eigen woorden de titel van de film uit: Zuivere koffie.

19. Koloniale erfenis De oude koloniën zijn ondertussen vrij. Wel is de koloniale erfenis in deze landen nog te merken. Bijvoorbeeld aan de verdeling van de landbouwgronden. De meeste en beste landbouwgronden zijn meestal niet in handen van de gewone man. Blanken, zoals in Zimbabwe en Zuid-Afrika of grootgrondbezitters zijn de eigenaren. Zij verbouwen voor de export. De eigen voedselproductie gebeurt op de overgebleven slechte gronden. In veel landen veroorzaakt dat grote ruzies tussen bazen en arbeiders. De erfenis bestaat er ook uit dat verschillende oude koloniën afhankelijk zijn van maar een paar exportproducten. Als de prijs van zo n product op de wereldmarkt omlaag gaat, kan dat een crisis voor het land betekenen. De prijs van bijvoorbeeld cacao is al jaren niet gestegen. Op de cacaoprijs gaan we verder in na de wandeltocht. Meisje dat met de hand koffiebonen sorteert (Venezuela). Colofon is een samenwerkings-project van COS Gelderland (Centrum voor Internationale Samenwerking), Natuurmuseum Nijmegen, Gilde Nijmegen en Stichting Oude Stad. Financieel is dit project mogelijk gemaakt door NCDO en de Gemeente Nijmegen. COS Gelderland, Prins Hendrikstr 5, 6521 AV Nijmegen, tel: 024-323 30 18, e-mail: onderwijs@cosgelderland..nl Samenstelling: Marion Gerrits, Willem Alferink, Theo Lucassen, Jan Rutten, Jung Heins. Fotografie: Gemeentearchief Nijmegen, Marion Gerrits. Uitgave: maart 2002, herzien mei 2009.

Opdracht: Eerlijke handel Wat ga je doen? De opdracht bestaat uit het schrijven van een beeldverhaal over het leven van één van de hoofdpersonen die onder aan deze bladzijde staan. Je kruipt dus in de huid van bijvoorbeeld een katoenplukster of een bananenplukker. Je gaat dit met een groepje doen. Als het beeldverhaal af is, presenteer je het met je groepje aan de rest van de klas. Welk onderwerp kies je? Voor deze opdracht over eerlijke handel kun je kiezen uit vier onderwerpen: Chocolade (Leonard) Vlees (Gustavo) Kleding (Rathnamma) Bananen (Fatou) Hoe ga je te werk? 1. Lees hieronder het verhaaltje van de hoofdpersoon die bij jouw onderwerp hoort. 2. Bedenk met je groepje de antwoorden op de volgende vragen Waar komt jouw hoofdpersoon vandaan? Wat voor werk doet hij/zij? Vindt jouw hoofdpersoon het werk wel of niet leuk? Hoe oud is hij/zij, gaat hij/zij naar school, etc? 3. Breng je hoofdpersoon tot leven. Je mag er zelf dingen bij verzinnen. Teken/schilder/plak je hoofdpersoon en schrijf er al zijn/haar eigenschappen bij die jullie hebben bedacht. 4. Nu je hoofdpersoon tot leven is gekomen ga je je verdiepen in zijn werk. Bedenk met je groepje de antwoorden op de volgende vragen. Veel informatie vind je in het informatieblad. Sommige informatie zoek je op via bijvoorbeeld internet. Omschrijf de productieketen van jouw onderwerp en teken die in een wereldkaart. Welke problemen of oneerlijke zaken ben je tegen gekomen in de productieketen? Vertel over de problemen op het werk voor jouw hoofdpersoon. Wat betekent eerlijke handel voor jouw onderwerp? 5. Iedereen heeft dromen. Beschrijf de dromen van je hoofdpersoon. Wat moet er gebeuren zodat hij/zij een beter leven krijgt? 6. Vertel hoe jij jouw hoofdpersoon zou kunnnen helpen. Er staan al ideeën in het informatieblad, maar misschien weet jij zelf nog wel betere oplossingen. Maak je verhaal zo echt mogelijk. Je mag ook andere personen erbij bedenken, zoals een vader, zus, vriendjes, de baas van de plantage. Maak ook plaatjes bij het verhaal. Aan de hand van deze plaatjes gaan jullie je verhaal vertellen. Zorg dus dat de plaatjes niet te klein worden, maar iedereen ze goed kan zien! De 4 hoofdpersonen Hallo ik ben Fatou en ik ben bijna zes jaar oud. Ik woon in Mozambique, een land in Afrika. Daar werk ik op een bananenplantage. Daarom heb ik geen tijd om naar school te gaan. Ik help mijn ouders met het oogsten van de bananen, zo verdienen we een klein beetje geld. Mijn naam is Rathnamma en ik ben negen jaar. Ik woon in India. Mijn moeder was vaak ziek. Er was niet genoeg eten voor mij, m n zusje en broertjes, daarom werk ik nu hier. Als in september het nieuwe schooljaar begint, moet ik helpen op de katoenplantage. Voor elke kilo katoen die ik pluk, krijg ik 5 dollarcent. Het geld dat ik verdien, geef ik aan mijn moeder. Hallo, ik ben Gustavo Vallejo en samen met mijn broers ben ik opgegroeid in een klein boerengezin. We wonen op het platteland van Brazilië. Onze familie heeft hier een sojaveld. Soms maak ik me wel zorgen of de sojabonen wel genoeg geld opleveren om van te leven. Hi, ik ben Leonard uit Ivoorkust. Op een dag kwam mijn vader uitgeput thuis van z n werk en viel flauw. Toen hij na een tijd bijkwam, was hij verlamd en kon niet meer werken. Daarom moest ik werk gaan zoeken, om geld te verdienen voor ons gezin. Nu werk ik al vele jaren op de cocaoplantage. Soms werken we van zonsopgang tot zonsondergang om de cacaovruchten te verzorgen en te plukken.

Afsluitende les: Grondstoffen uit het Zuiden: Cacao Waar gaat deze les over? Tijdens de wandeltocht heb je gezien dat veel grondstoffen voor producten in Nederland uit het Zuiden komen. Bijvoorbeeld cacao. In deze les leer je dat de handel in grondstoffen tussen Nederland en het Zuiden niet altijd zonder problemen gaat. Aan de hand van de grondstof cacao wordt dat duidelijk. De winkel van Pierre Pierre heeft een winkel in Bouaké - dat is een plaatsje op het platteland van Ivoorkust. Ivoorkust is een klein land in het westen van Afrika. Pierre is trots op zijn winkel: "Ook al is mijn winkel niet zo groot als bij jullie in Europa, ik verkoop wel bijna alles wat mensen nodig hebben! Zoals rijst, meel, blikjes tomaten en zeep." 1. Zoek op waar Ivoorkust precies ligt. In de omgeving van Bouaké wordt veel cacao verbouwd. Ook is er tropisch regenwoud en niet ver van Bouaké begint een groot berggebied. Daar komen toeristen op af uit bijvoorbeeld Europa, Amerika en Japan. Pierre vertelt: "Er was laatst een toerist in mijn winkel, die vroeg om chocolade. Dat verkoop ik niet. Hij was heel verbaasd: 'maar hier vlakbij heb ik cacaoplantages gezien! Dan verkopen jullie toch ook chocolade?' Ik heb geprobeerd het uit te leggen. Het is een ingewikkeld verhaal. Eigenlijk is Ivoorkust heel rijk want we hebben veel grondstoffen als rubber, cacao, koffie en diamant. Tegelijk is er veel armoede in dit land. Hoe dat zit? Veel landen in Afrika verdienen hun geld vooral met de verkoop van grondstoffen als rubber en cacao. Die grondstoffen gaan bijna allemaal naar het buitenland. In de westerse landen maken ze van die grondstoffen industrieproducten zoals autobanden en chocola. Daar hebben wij in Ivoorkust het geld en de kennis niet voor. Alle belangrijke chocoladefabrieken zijn daarom gevestigd in de rijke landen. Ook bij jullie in Nederland!" 2. Pierre verkoopt in zijn winkel ook pakken Nescao. Wat denk je, dat dit voor product is? (kruis aan) oploskoffie oplos-chocoladedrank chocoladepasta iets anders, namelijk: In Nederland wordt dit product ook verkocht, maar dan heeft het een andere naam. 'Nescao' heet in Nederland: Waar wordt 'Nescao' volgens jou gemaakt? in Afrika in Azië in Europa in Zuid-Amerika

Maar Pierre is nog niet klaar met zijn verhaal: "Industrieproducten zijn duurder dan de grondstof. Dus chocolade is duurder dan cacao. Dat is ergens wel logisch. Want voor het maken van een chocoladereep is meer nodig dan voor het oogsten van cacao: machines, stroom, suiker, melk en cacao natuurlijk. Dat kun je goed zien aan de 'Nescao' die ik hier verkoop. De cacao van hier gaat naar Europa. Daar voegen ze er suiker en melk aan toe, en dan komt het weer hier terug - in een mooi pak. Je hoeft er dan alleen nog maar wat water aan toe te voegen, en je hebt chocolademelk. Maar een cacaoboer hier in Ivoorkust moet wel twee hele dagen werken, voordat hij een pak 'Nescao' kan kopen! Eigenlijk kun je zeggen dat wij in Ivoorkust cacao ruilen tegen jullie chocolade. Je begrijpt dan wel wie er het meeste aan verdient." 3. Is dat zo? Begrijp je nu wie er het meest aan cacao verdient? Wie dan? 4. Noem twee redenen waarom industrieproducten duurder zijn dan grondstoffen: 1. 2. "Maar waarom maken jullie dan zelf geen chocola of chocolademelk?!" had de toerist aan Pierre gevraagd. Het antwoord van Pierre: "Wij hebben te weinig geld om mensen goed op te leiden en geen geld voor de bouw van fabrieken en machines. Het is een cirkeltje waarin we ronddraaien. Van het weinige geld dat de cacao oplevert moeten wij dure industrieproducten kopen. Daar hou je natuurlijk nooit geld aan over. Daarom kunnen wij geen geld uitgeven aan fabrieken, machines en opleidingen. Daarbij komt ook nog dat de prijs voor cacao al jaren dezelfde is. Maar industrieproducten, zoals vrachtauto's (die hebben we nodig om de cacao te vervoeren) worden elk jaar duurder! We kunnen dus steeds minder 'terugkopen' van de cacao die we verkopen. En dat geldt niet alleen voor cacao en chocola, maar ook voor rubber en banden, diamant en sieraden, enz." 5. Waarom kan Ivoorkust zelf moeilijk chocolade maken? Pierre vertelt verder: "Degenen, die hier van de cacao leven, zijn afhankelijk van de chocolade-industrie in westerse landen. Gaat het slecht met de economie in Nederland, dan eten Nederlanders minder chocolade. Dan gaat het ook slecht met de cacaoboeren en de mensen die de cacao vervoeren! Je ziet dat de armoede in ons land verschillende oorzaken heeft. Daar kunnen we zelf niet zoveel aan doen. Maar we doen wel wat: er wordt hier steeds meer verbouwd en geproduceerd, wat we zelf eten - niet meer voor de handel met het buitenland. De eieren, de vis uit de rivier en het meel die ik verkoop, komen allemaal hier uit de buurt!" 6. Noem een aantal oorzaken voor de armoede in Ivoorkust: 7. Wat kunnen de mensen in Ivoorkust zelf doen aan hun armoede?

8. Vul achter de onderstaande producten in of het een grondstof is of een industrieproduct. Vul ook in of het product uit het Zuiden komt of uit het Noorden (bijvoorbeeld Nederland). (soms is meer dan één antwoord mogelijk) Product Grondstof of Uit het Zuiden of Industrieproduct? het Noorden? Melk van de boer O Grondstof O Het Zuiden Rubber O Grondstof O Het Zuiden T-shirt O Grondstof O Het Zuiden Katoen O Grondstof O Het Zuiden Kaas O Grondstof O Het Zuiden Pak koffie O Grondstof O Het Zuiden (gebrand) Cacaobonen O Grondstof O Het Zuiden Autobanden O Grondstof O Het Zuiden Chocola O Grondstof O Het Zuiden 9. Bekijk bovenstaande lijst en kruis aan: De landen in het Zuiden produceren: vooral industrieproducten zowel industrieproducten als grondstoffen vooral grondstoffen De landen in het Noorden produceren: vooral industrieproducten zowel industrieproducten als grondstoffen vooral grondstoffen