JOHANNES OOSTERLEE ZETTEN 24 MAART 1926 - MIJNSHEERENLAND 30 JUNI 2001



Vergelijkbare documenten
Achter de schermen. Het Concertgebouworkest tussen traditie en vernieuwing. Cossee Amsterdam

HZO en jong talent : Quintijn van Heek uit Vlissingen

F r a n c i s c u s. v a n. Leven met aandacht. w e g D e. Erfgoed Congregatie Zusters Franciscanessen van Oirschot

Voorwoord. Daarna ging ik praten met Chitra, een Tamilvrouw uit Sri Lanka. Zij zette zich in voor de Tamilstrijd.

KIEZEN VOOR WERK: HANDLEIDING

Zondag 19 januari Viering in de Week van Gebed. voor de eenheid van de christenen. Paulusgemeenschap en. Protestantse Gemeente de Eshof

Een muziekles over Haydns Schöpfung (voorbeeldles basisschool)

HET VERHAAL VAN KATRIN

De symfonie. Welke symfonie hoor je? Schrijf de juiste volgorde in de kaders bij de cd-hoezen.

Hans van Rooij VERSTAG

TOG KORT NIEUWS GEBOREN: EVA DE LAAT! zo. 17 november: Concert met Philharmonisch orkest Het Gelre in Perron-3 in Rosmalen. Aanvang 15.

Eerste druk, september Tiny Rutten

Jaaroverzicht activiteiten Stichting Vrienden van het Radio Filharmonisch Orkest

Portret van H. Gerealiseerd door H. en Linde Stael In samenwerking met het SIHO

Relaties. HDYO heeft meer informatie beschikbaar over de Ziekte van Huntington voor jongeren, ouders en professionals op onze website:

Inhoudelijk Verslag Project Der Aa in Concert. Marcel Wolfs, secretaris Looptijd project: 24 april t/m 23 juni 2013 Datum: 22 augustus 2013

Zaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie

Op bouwen staat geen leeftijd.

GEBOREN op 26 februari 1896 in Wissenkerke op Noord-

De steen die verhalen vertelt.

werkt voor en met bewoners in wijken en buurten

EERSTE VROUW. leonard BERNSTEIN

De tijd die ik nooit meer

Dames en heren, leden van de Raad,

Wetten van oorzaak en gevolg

Schrijver Trent Stewart

Borstkanker ''Angst voor het onbekende''

Een goed leven voor.

Interview met DJ Kit T

Uitvaart voorbede Voorbeeld 1.

September 2008 Door: Charlotte Storm van s Gravesande. Bijbehorende foto's: zie onderaan de tekst. Hallo mede dierenvrienden,

'Geheime' kunstcollectie Imtech komt in de verkoop

Hij had dezelfde soort helm op als in het beeld vooraf...2 Mijn vader was verbaasd dat ik alles wist...3 Ik zat recht overeind in mijn bed te

Mirjam Ngoy-Verhage. om het vol te houden

JAARVERSLAG Stichting Bosbad Zwinderen Toldijk 20b 7864 TL Zwinderen

Luisteren: muziek (B1 nr. 4)

Verhaal: Jozef en Maria


Tweelingen. Wat zijn nou eigenlijk tweelingen? Een groot mysterie

Een land waar. mensen goed geïnformeerd zijn over handicaps

germaans volk), een sterke Franse groepering. Ze verkochten haar aan de Engelsen die haar beschuldigden van ketterij (het niet-geloven van de kerk).

MOZART(K)RING GELRE - NIEDERRHEIN

Jaarverslag

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

10. Gebarentaal [1/3]

Eerste nummer. Op kamers Eerst durfde ik de woonkamer niet naar binnen. Eetfobie. Het was moeilijk om te zien dat mijn nichtje van 5 meer at dan ik.

Bert staat op een ladder. En trekt aan de planten die groeien in de dakgoot. Hij verstopt de luidspreker en het stopcontact achter de planten.

Een week varen met de morgenster. Suzanne van Tilborg.

Canonvensters Michiel de Ruyter

Euh, geweldig eigenlijk. Superversie! Maar ik stel hier de vragen. Je wordt

Inhoud. Het leven van Escher. Weiland wordt vogel. Kringloop metamorfose. De wereld op z n kop.

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Lieve gemeente, beste jongens en meisjes,

Wie was Schafrat(h)? En wat was de relatie met Van Gogh?

100 jaar geleden. t Is Oorlog! Een lesmap voor het vierde, vijfde en zesde leerjaar, door juffrouw Anita en de papa van Anna.

CASE STUDY MDM LEERT KLANTEN ZELF VISSEN

Gijsje zonder staart geschreven door Henk de Vos (in iets gewijzigde vorm) Er was eens een klein lief konijntje, dat Gijs heette. Althans, zo noemden

DR. J.H. LAMBERTS,

Beeldend - tekst resi lankester fotografie merel verspuij. Blijf

Het tweede avontuur van Broer Vos en Broer Konijn

Geelzucht. Toen pakte een vrouw mijn arm. Ze nam me mee naar de binnenplaats van het huis. Naast de deur van de binnenplaats was een kraan.

Hans van der Beek. over schrijven en alles

Financieel verslag Seizoen Zwolle 29 december 2017

Eerwraak. Naam: Paul Rustenhoven Klas: 4GTL1 Inlever datum : Titel: Eerwraak Schrijver: Karin Hitlerman. Blz 1.

Gent 14a. St Lievenspoortstr

V Vergadering van de Eerste Kamer op dinsdag 5 maart Toespraak van de Voorzitter van de Eerste Kamer, Mr. G.J. de Graaf

Nieuwsbrief nummer 1 Seizoen voor donateurs en leden van Symfonieorkest Bloembollenstreek

De laatste wens van Maarten Ouwehand

Preek Psalm 78: september 2015 In het spoor van Opening winterwerk Spiegelbeeld I

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Ik ben Sim-kaart. Mobiel bellen groep 7-8. De Simkaart is een meisje, tikkeltje ondeugend en een echte kletsgraag. Aangeboden door

Voorwoord. Albin Ograjensek Initiatiefnemer

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al:

Het Onderzoek. Laura Koopman Groep 7 woensdag 5 maart 2014 HET ONDERZOEK

Probleem? Geen probleem. Met de vaardigheden die Humanitas je aanreikt, verander je je leven. Helemaal zelf. En het mooie is: iedereen kan het.

Een huwelijk sluit je niet, maar een huwelijk open je.

Impressies uit Apeldoorn

Ik ben Sim-kaart. Mobiel bellen groep 5-6. De Simkaart is een meisje, tikkeltje ondeugend en een echte kletsgraag. Aangeboden door

DE FAMILIE VAN LOON 130 _

NIEUWSBRIEF oktober 2004

Bijlage 2: Achtergrondinformatie

SNP. Afwikkeling Noodopvang 2011 NIEUWSBRIEF FEBRUARI 2012

Archief van het Symphonie Orkest Con Brio

Inhoud. Aan jou de keuze 7. Niet alleen maar een boek 187. Auteurs 191. Dankwoord 197

Beste vrienden en sympathisanten van ons project Hope For The Children in Cambodja,

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Leraar, je wist dat je het was.

Afval Anne en de Sorteerbrigade

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

FOUT VRIENDJE? PAS OP! Hulp. Internet. Heb je vragen? Bel dan naar Meldpunt Jeugdprostitutie, tel.:

Naam KIDS FOR WARCHILD Oorlog en vrede in de wereld

Datum: Ons koningshuis. 1. Hoe heet onze huidige koning? 3. Hij volgde zijn broer na diens dood op. Hoe heette hij?

Voel je vrij en liefdevol 7 oefeningen

Mijn mond zat vol aarde

Enthousiasme, passie, gedrevenheid, inzet en veel energie blijkt de sleutel tot succes te zijn.

De Bijbel open (09-11)

Bijbellezing: Johannes 2 vers Bruiloftsfeest

NOORWEGEN. Vertrek: s ochtends moesten we gewoon naar school tot 12 uur. we werden

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

Transcriptie:

JOHANNES OOSTERLEE ZETTEN 24 MAART 1926 - MIJNSHEERENLAND 30 JUNI 2001 DOOR HUUB VAN DAEL Ondanks de vakantietijd waren zeer veel mensen aanwezig bij de plechtigheid rond de crematie van Hans Oosterlee, die op 30 juni 2001 thuis in Mijnsheerenland temidden van zijn gezin was overleden. Behalve familie en vrienden waren er belangrijke vertegenwoordigers van een kleine halve eeuw Nederlands muziekleven. Men was gekomen om de laatste eer te bewijzen aan iemand die in de tweede helft van de twintigste eeuw een van de beste en langst in functie zijnde orkestdirecteuren was geweest binnen de in het Nederlandse muziekleven zo belangrijke wereld van de klassieke symfonieorkesten. Iemand, aan wie het vooral ook mede te danken is geweest dat het Rotterdams Philharmonisch Orkest zich kon ontwikkelen van provincieorkest tot het orkest met internationale reputatie dat het nu is. In 1926 geboren als helft van een tweeling en zoon van de directeur van de Kweekschool voor meisjes in Zetten, kreeg Hans Oosterlee na voltooiing van zijn studie economie in Amsterdam zijn eerste baan bij de afdeling buitenland van het Rotterdamse Bouwcentrum. Dit bevond zich toen tegenover de plek waar later de Doelen zou worden gebouwd. Hij kwam uit een echte onderwijsfamilie. Zijn grootvader had belangrijke studieboeken geschreven voor het kweekschoolonderwijs en was directeur geweest van de bekendste protestants-christelijke kweekschool in Nederland, 'De Klokkenberg' in Nijmegen. Zijn vader volgde diens vader weer op als directeur van 'De Klokkenberg' en werd bovendien Hoofdcommissaris van de Nederlandse Padvinders. Na de oorlog zou hij het zelfs brengen tot Directeur-Generaal bij het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen in Den Haag. In het gezin waarin Hans Oosterlee opgroeide, nam muziek een grote plaats 141

37. 142

in. Hij kreeg pianoles en ontwikkelde zich tot een verwoed concertganger in de periode dat hij in Amsterdam studeerde, waarbij hij zon beetje alles volgde wat er in het Concertgebouw te doen was. Toen hem dan ook in 1956 werd gevraagd of hij directeur wilde worden van het Rotterdams Philharmonisch Orkest hoefde hij zich niet lang te bedenken en per 1 september van dat jaar was zijn aanstelling met een proeftijd van een jaar een feit. Kennelijk voldeed de jonge directeur prima aan de verwachtingen, want alhoewel hij in zijn proefjaar vanwege een ernstig auto-ongeluk een half jaar uitgeschakeld was, werd zijn contract per 1 september 1957 omgezet in een vast dienstverband, dat zou duren tot het moment waarop hij in 1987 met pensioen ging. Het in 1918 door Jules Zagwijn opgerichte 'Genootschap van beroepsmusici tot onderlinge kunstbeoefening', in 1921 omgedoopt tot 'Rotterdamsch Philharmonisch Genootschap', werd pas in 1937 de stichting met de huidige naam van 'Rotterdams Philharmonisch Orkest'. Het orkest was in de periode waarin Oosterlee zijn werkzaamheden begon in de ogen van niet-rotterdammers nog steeds een streekorkest, dat het bovendien moest stellen zonder eigen zaal. Tot de opening van de Doelen in 1966 deden onder meer de inmiddels afgebroken Rotterdamse Schouwburg, de Koninginnekerk en de Rivièrahal in Diergaarde Blijdorp dienst als concertzaal, zij het dat er vanaf 1953 wel een eigen repetitielokaal kon worden betrokken aan de Van Oldenbarneveltstraat. Er werden ook concerten gegeven op diverse kleinere podia in de provincie, onder meer in Vlaardingen, Schiedam, Delft, Gouda, Leiden en Dordrecht. Het publiek dat daar lokaal bediend werd, zou overigens later voor een groot deel naar de Doelen in Rotterdam komen. Desalniettemin had het Rotterdamse orkest toch ook wel degelijk regelmatig landelijk de aandacht getrokken doordat Eduard Flipse, chef-dirigent vanaf 1930 en steeds op zoek naar noviteiten, met zijn orkest zeer veel nieuwe muziek uitvoerde, waaronder premières van vooral ook Nederlandse componisten. De uitvoering van de Achtste Symfonie van Mahler (de zogenaamde 143

Symphonie der Tausend) in 1954 in de oude Ahoy'-hal ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van de landelijke Maatschappij ter Bevordering der Toonkunst, met bijna 1300 meewerkende koor- en orkestleden plus solisten en 22.000 luisteraars verdeeld over drie uitvoeringen trok zelfs belangstelling van ver over de landsgrenzen. Alles bij elkaar pretendeerde het Rotterdams Philharmonisch Orkest toen toch wel veel meer te zijn dan het eigenlijk voorstelde. Die pretentie had te maken met de positie van de stad Rotterdam en vooral ook met de grote dadendrang van Eduard Flipse. Het is zeer de vraag of het Rotterdamse orkest wel zou zijn blijven bestaan tot na de Tweede Wereldoorlog wanneer de geweldenaar Eduard Flipse er niet was geweest. Flipse was als chef-dirigent, in een tijd waarin democratisering binnen de orkestenwereld nog niet aan de orde was, de absolute alleenheerser, niet alleen op muzikaal gebied maar tot op zekere hoogte ook op zakelijk gebied. De Rotterdamse muziekrecensent G.M. Dersjant zei in die tijd eens: 'Als je hem zijn gang laat gaan, gaat hij öök nog aan de kassa zitten om kaartjes te verkopen'. De aanleg van Hans Oosterlee voor het vak bleek echter al spoedig toen hij in staat bleek al snel zelfde touwtjes op zakelijk gebied in handen te kunnen nemen, ondanks soms behoorlijke strubbelingen met Flipse, die de situatie waarin hij met een echte directeur te maken kreeg niet zo gewend was! Later zou de samenwerking nog heel goed worden en Oosterlee wond er geen doekjes om dat hij veel van Flipse, die zoals Oosterlee omschreef 'zijn eigen manager was', had geleerd. Van wie anders overigens dan van de ervaren Flipse, niet te beroerd om in de begintijd zelf ook nog de programmaboekjes en de prospectussen te corrigeren, had de jonge orkestdirecteur zonder enige ervaring de beginselen van het vak beter kunnen leren. Bij het bombardement van mei 1940 ging ook de pas in 1933 geopende Grote Doelenzaal aan de Coolsingel in vlammen op. Alhoewel al snel na de bevrijding grootse plannen werden gemaakt voor een 144

nieuw muziekcomplex, duurde het tot 1960 voordat de Rotterdamse gemeenteraad definitief besloot tot nieuwbouw over te gaan. Werd er bij de eerste plannen na de oorlog nog niet echt rekening gehouden met het eigen Rotterdamse orkest, dan kwam dat later wel anders te liggen. Flipse natuurlijk, maar vanaf zijn indiensttreding ook Oosterlee, zorgden er voor dat de gemeente bij de uiteindelijke plannenmakerij het nieuw te bouwen complex vooral ook ging zien als een eigen huis voor het orkest dat vanaf zijn oprichting altijd een zwervend bestaan had moeten leiden. In mei 1966 werd Concert- en congresgebouw de Doelen geopend en begon een nieuwe fase in het bestaan van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Er was sprake van een ongekende schaalvergroting en het orkest dat in het seizoen 1965-1966 in Rotterdam nog geen 37.000 bezoekers had getrokken, zag dit aantal in het volgende seizoen in de Doelen stijgen tot ruim 108.000. Het was zonder meer bewonderenswaardig hoe Oosterlee en zijn staf er in geslaagd waren de overgang naar de nieuwe situatie vrijwel probleemloos te laten verlopen. Overigens werd er al snel in Nederland gesproken over het zogenaamde Doeleneffect, dat in zou houden dat een bijzondere accommodatie zijn eigen vraag zou scheppen. Met de komst van de Doelen en de door Oosterlee bedongen mogelijkheid ook steeds op het podium in de Grote Zaal te kunnen repeteren, kreeg het orkest in ieder geval ongekende ontplooiingskansen. Doordat Oosterlee zich als algemeen directeur ook zelf met de programmering van de concertseries bleef bemoeien, waarbij hij rekening hield met het gegeven dat het Rotterdamse publiek (anders dan bijvoorbeeld in Amsterdam) in zekere zin nog moest worden opgevoed richting meer geavanceerde stromingen binnen de muziek, lukte het om de grote bezoekersaantallen vast te houden. De concerten van het orkest werden bovendien onderdeel van het steeds bredere en meer internationaal gerichte muziekaanbod dat de Doelen zelf in de loop der jaren ging ontwikkelen. Het Rotterdamse concertgebouw, met het orkest als hoofdbespeler, groeide qua muziekaanbod en publieksafname tot het tweede muziekpodium van het land dat alleen het Amsterdamse Concertgebouw nog royaal voor zich moet dulden. 145

De totstandkoming van de Doelen viel ongeveer samen met het vertrek van Eduard Flipse als dè dirigent van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Oosterlee had bij zijn indiensttreding in 1956 nog te maken met de toen bij de orkesten niet ongebruikelijke situatie dat de vaste dirigent het leeuwendeel van de concerten voor zijn rekening nam. In het seizoen 1958-1959 dirigeerde Flipse 80 van de 109 concerten van dat seizoen, in het seizoen 1962-1963 ongeveer de helft, maar midden zestiger jaren nog maar rond de 10. Orkest en dirigent waren eind vijftiger jaren na een relatie van zon 30 jaar op elkaar uitgekeken en Oosterlee ging met zijn bestuur dan ook naarstig op zoek naar een dirigent die naast Flipse als vaste dirigent zou kunnen worden aangetrokken. In het jaarverslag over het seizoen 1960-1961 kon Oosterlee diplomatiek optekenen: ' en in overeenstemming met Eduard Flipse hebben [wij] besloten naast hem per 1 september 1962 tot dirigent van ons orkest te benoemen Franz-Paul Decker '. In 1965 hield de vaste verbinding met Flipse op terwijl al in 1966 besloten werd dat Deckers aanstelling in 1968 zou worden beëindigd. Alhoewel men het er in het algemeen wel over eens was dat Decker het niveau van het orkest aanzienlijk verbeterd had, waren er toch vrijwel steeds problemen geweest, mede als gevolg van het zeer autoritaire optreden van Decker. Een optreden dat van Flipse nog wel, maar van diens opvolger -in veranderende tijden- niet meer werd geaccepteerd. Een meesterzet van directeur Oosterlee was het om niet alleen de ervaren en voor de ontwikkeling van het orkest zeer belangrijke Jean Fournet te benoemen tot opvolger van Decker, maar daarnaast ook een vaste verbintenis aan te gaan met de jonge Edo de Waart, die in 1973 na het vertrek van Fournet tot chef-dirigent zou worden benoemd. David Zinman volgde in 1979 De Waart op en in 1983 werd James Conlon de zesde en laatste chef-dirigent waarmee Hans Oosterlee tot zijn pensionering in 1987 -overigens niet altijd tot wederzijds genoegen- nog te maken had. Al vanaf zijn begintijd bij het orkest ontwikkelde Oosterlee een grote 146

bedrevenheid in het naar Rotterdam halen van relatief grote aantallen voortreffelijke orkestmusici uit het buitenland. Muziek is een internationale taal en in een periode dat goede orkestmusici in Nederland minder makkelijk te vinden waren, ging hij naar landen als Hongarije, Tsjecho-Slowakije en zelfs Japan, waar hij proefspelen organiseerde en ter plekke musici contracteerde. Hierdoor, maar natuurlijk vooral ook dankzij de door Oosterlee aangetrokken chef-dirigenten, bleef het niveau van het orkest gestaag omhooggaan. In dit verband is met name de rol van Edo de Waart zeer belangrijk geweest. Hij ontwikkelde zich dan misschien niet tot de absolute dirigententop maar ontpopte zich wel als een uiterst begaafd orkesttrainer die, mede omdat hij in de eerste jaren van zijn verbintenis zo'n 50 concerten per seizoen voor zijn rekening nam, het niveau van het orkest in betrekkelijk korte tijd aanzienlijk omhoog wist te tillen. Wat hierbij natuurlijk enorm hielp, was de omstandigheid dat Oosterlee er in slaagde de echte wereldtop regelmatig voor gastdirecties naar Rotterdam te halen, zoals Kurt Sanderling, Rafaël Kubelik, Lorin Maazel, Antal Dorati, Eugene Ormandy, Bernard Haitink, Simon Rattle (vaste gastdirigent), Klaus Tennstedt en Kyrill Kondrasjin. Zeer inspirerend en voor het internationale aanzien heel belangrijk waren de buitenlandse tournees. Oosterlee kreeg het voor elkaar om zijn orkest onder de aandacht te brengen van de belangrijkste mondiaal opererende impresario's en tournees naar bijna alle delen van de wereld waren het gevolg. Vliegen naar New York, Moskou en Tokyo was wel wat anders dan met de bus naar Gouda en Vlaardingen gaan, zoals enkele oudere orkestleden zich nog konden herinneren. Natuurlijk zou de geweldige ontwikkeling van het orkest niet mogelijk zijn geweest zonder de schitterende Doelen-accommodatie als thuisbasis en zonder de royale financiële ondersteuning van het Rotterdamse stadsbestuur, waar Oosterlee altijd een goede relatie mee onderhield en dat het orkest in toenemende mate als een van de paradepaardjes van de stad was gaan beschouwen. Het was echter wel directeur Oosterlee die met zijn trouwe en toegewijde staf door de jaren heen de constante en stabiele factor bleef en voor de organisatorische en zakelijke bedding wist te zorgen die voor de spectaculaire artistieke groei 147

onontbeerlijk was. De neiging bestaat altijd om zon ontwikkeling overwegend toe te schrijven aan de in de schijnwerpers staande dirigenten. Dat het Rotterdamse orkest echter kon groeien van het provincieorkest dat Oosterlee aantrof aan het begin van zijn werkzaamheden bij het orkest tot een van de beste orkesten van Nederland en van Europees niveau, is voor een belangrijk deel de verdienste van Hans Oosterlee. De functie van orkestdirecteur is een van de moeilijkste banen die er bestaan. Men moet een uiterst gecompliceerd bedrijf runnen in een vaak lastige situatie tussen subsidiërende overheden, bestuur, chef-dirigent en orkest in. Hierbij is men aan de ene kant op zeer hoog niveau beleidsmatig bezig, terwijl men aan de andere kant als een kruidenier op de hoek open moet staan voor alle persoonlijke wensen en vaak ook frustraties van individuele orkestleden. Er moet steeds worden geknokt voor voldoende subsidie en andere inkomsten, terwijl men tegelijkertijd wordt geacht vooral niet te veel in te gaan op de algemene vraag van het publiek naar een behoudende maar wel meer recette opleverende muziekprogrammering. Men moet bovendien leren leven met het gegeven dat volle zalen in de ogen van de buitenwereld vanzelfsprekend altijd het gevolg zijn van de genialiteit van de musici, terwijl een slecht bezette zaal per definitie wordt veroorzaakt doordat de directeur zijn werk niet goed heeft gedaan! Welnu, in dit ingewikkelde spel voelde Hans Oosterlee zich thuis. Typerend voor hem was dat toen hem eens werd verweten chaotisch te managen hij repliceerde met de opmerking: 'Ik ben geen chaotisch manager, nee, ik manage chaos'. Hij was op een bescheiden manier een heer in de goede zin van het woord en bezat grote diplomatieke gaven. Hij kon zich dienstbaar opstellen waar dat nodig was, maar zich ook als de baas doen gelden op momenten die er echt toe deden. Hij was zeer betrokken, had respect voor zijn musici en zijn stafmedewerkers en bezat bovenal een beminnelijk soort taaiheid waarmee hij vasthield aan zijn uitgangspunten. Natuurlijk waren er wel eens problemen met een chef-dirigent of met geledingen uit het orkest en natuurlijk waren er na dertig jaar mensen die vonden dat de directeur niet flitsend 148

genoeg meer was en maar eens plaats moest maken voor een ander. Maar vast blijft staan dat het Rotterdams Philharmonisch Orkest en dus ook de stad Rotterdam heel veel te danken heeft aan Hans Oosterlee, die vanwege zijn grote verdiensten benoemd werd tot officier in de orde van St. Olaf van Noorwegen en bij zijn pensionering tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Na zijn pensionering kreeg Hans Oosterlee meer tijd om te genieten van zijn familie en zijn huis en grote tuin in zijn woonplaats Mijnsheerenland met uitzicht op een schitterend Zuid-Hollands polderlandschap. Oosterlee, die getrouwd was met Ann Hewson, een Engelse en een heel bijzonder mens, had het altijd over My Lord's Country, wanneer men hem vroeg waar hij woonde. Gelukkig voor het Nederlandse muziekleven bleef Oosterlee nog jaren via bestuursfuncties en activiteiten in de interim-managementsfeer (o.a. bij het Residentie Orkest in Den Haag) betrokken bij de Nederlandse orkestwereld. Ook bleef hij open staan voor diegenen die hem door de jaren heen nog steeds wisten te vinden, waarbij men dankbaar gebruikmaakte van zijn wijze inzichten en ervaring. Men kon het echtpaar Oosterlee bovendien nog regelmatig ontmoeten bij concerten in de Doelen, niet alleen bij de symfonieconcerten van 'zijn' orkest in de Grote Zaal, maar de laatste jaren in toenemende mate ook bij kamermuziekconcerten in de Jurriaanse Zaal. Op bepaald indrukwekkende wijze hield Hans Oosterlee zich staande in de laatste zes jaar van zijn leven, toen de ziekte die hem uiteindelijk zou vellen hem op een weinig benijdenswaardige manier in de greep hield. Er is geen passender slot denkbaar van dit in memoriam dan het tekstje op het overlijdensbericht van de hand van Ann Oosterlee: Onze allerliefste Hans, zorgzame en integere, meest beminnelijke beste vriend, genietend en dapper strijdend tot het einde, now rests in peace. What fun we had! 149