AIDA A - attention / I - interest / D - desire / A - action marketing tool, hier kun je ook een bouwplan op baseren



Vergelijkbare documenten
Examen PCF Professional Communication Foundation

ontstond in 1972 / zie blz 29 paraaf eerste internet browser die in 1993 het licht zag zie blz 29 paraaf doelgerichte communicatie

voorbeeldexamen Professional Communication Foundation I-Tracks voorbeeldexamen PCF Professional Communication Foundation uitgave april 2005

EXIN Professionele Communicatie Foundation. Preparation Guide. Editie

2.1 Een bouwplan De elementen van een bouwplan Wanneer is een bouwplan handig? Een bouwplan maken: de hoofdlijnen 00

Inleiding 17. Hoofdstuk 1 Zakelijk schrijven de basis 24. Competenties 24 Leerdoelen 24

EXIN Professionele Communicatie Foundation. Voorbeeldexamen. Editie

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

1 Oriëntatie op de opdracht: wat verwachten ze van me? 21

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 1 t/m 5, paragraaf 1, 2, 3

Schrijven van studiemateriaal

Schrijven van studiemateriaal

Het informatieve doel: Een zender verstrekt gegevens over een gebeurtenis of situatie. Hij onthoudt zich van een eigen beoordeling van die gegevens.

WORKSHOP ARGUMENTEREN IN DE DAGELIJKSE LESPRAKTIJK EN EXAMINERING 3F

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 2

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo

Het onderzoeksverslag De verdediging

Rubrics voor de algemene vaardigheden - invulblad. 1. Zelfstandig leren Het kunnen sturen van het leerproces en daarop reflecteren.

Kinderen leren schrijven.

Professional Communication Advanced

Het schrijven van stukken. Een introductie

ALGEMEEN. Doel & inhoud. Evaluatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Medewerker interne dienst. Persoonlijke effectiviteit: 2. Accuratesse

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën

Pedagogische opleiding theorie. Doelstellingen. Doelstellingen. Hoofdstuk 1 Communicatie en feedback. De kennis over de begrippen:

De kunst van wetenschappelijk schrijven

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

Pre-Academisch Onderwijs. Ontwikkelingslijnen en leerdoelen

Welkom 2008/2009. Module Re5. Actuarieel Instituut Module Re5 1

10 onmisbare vaardigheden voor. de ambtenaar van de toekomst. 10 vaardigheden. Netwerken. Presenteren. Argumenteren 10. Verbinden.

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT?

SECTORWERKSTUK

Handleiding Sollicitatiebrief

Hier vertel je wat je hebt gedaan om informatie te vinden. Wat en waar gezocht? Wie geïnterviewd, enz.

BEOORDELINGSFORMULIER

Jullie onderzoeksverslag bestaat uit 9 vaste onderdelen. 2. Een inhoudsopgave. Let op, op het voorblad staat geen paginanummer.

Programma. Inleiding. Project LOB - Codename Future. Arrangeren. Begeleiden van studenten

Autisme begeleiding of aansturing? Workshop Platformdag gehandicapten 9 april 2015 Chul Joo Ro

Aanpak van een cursus

Inhoudsopgave. Studiewijzer. Stap 00 Vóór het schrijven Vijf eisen van zakelijke communicatie Opdrachten

Voorwoord. Veel succes met de schrijftraining! Amsterdam, februari Freek Bakker Joke Olie. 6 Voorwoord

Samenvatting Nederlands Cursus lezen en schrijven(h1)

Het Sectorwerkstuk. Naam leerling

Taken en competenties getrainde secretarissen en coördinatoren

klantgerichtheid klanteninzicht groepsdynamica omgaan met diversiteit stemgebruik taalvaardigheid

Sectorwerkstuk. Kandinsky College. locatie Sint Jorisschool

Samenvatting door Manou 656 woorden 24 mei keer beoordeeld. Nederlands. Samenvatting Nederlands leesvaardigheid.

Profiel Professionele Taalvaardigheid

Competentieprofiel. Maatschappelijk werker

Taken en competenties gecertificeerde secretarissen en coördinatoren

Communiceren met ouders. Silke Jansen Orthopedagoog Gezin en Gedrag REC 4 Vierland

Beoordeling Stage 2 Code: ST2

Model om schoolse taalvaardigheden te observeren en te reflecteren

Afdeling VAVO. Praktische opdracht HAVO/VWO. Handleiding

Autisme (ASS) begeleiding of aansturing? Platformdag Passend Onderwijs 3 december 2015 Chul Joo Ro

Richtlijnen schrijven (stage-of afstudeer)verslag

Handleiding Vergadertechnieken

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Samenvatting Zorg en welzijn SPW handboek vaardigheden

Samenvatting Nederlands Top niveau -

Ko observatielijst/ Kern(tussen)doelen TULE SLO Van November 2006

structureren onderzoeksverslag terugkombijeenkomst

Maatschappijleer. Staatsexamen havo. Programma van toetsing en afsluiting. (vernieuwde profielstructuur)

HAVO 4 presenteren + debat + betoog periode

Nederlands ( 2F havo vwo )

LESSENSERIE 4: CKV-NL Recensie schrijven Lesplannen

Inhoud. Voorwoord 6. Inleiding 7

Checklist Duidelijk Nederlands spreken

Hoe voer ik een onderzoek uit? Een stappenplan om te helpen een onderzoek uit te voeren.

INTERVIEWTECHNIEK. 1 Definitie

onvoldoende voldoende goed uitstekend Er is een onderzoeksplan, maar de deelvragen kunnen niet leiden tot een goed antwoord op de hoofdvraag.

Het onderzoeksverslag

talentstimuleren.nl CREATIEF DENKEN Ik kom met originele oplossingen en bedenk vernieuwende ideeën

1. ONDERZOEK. Voorwaarden bij onderzoek:

Hoofdstuk 1. De onderzoeksresultaten Opstellen en presenteren

OBSERVATIEFOCUS Oordeel observator

Hoofdstuk: 1 Informatie verzamelen

Maatschappijleer 1 (gemeenschappelijk deel) Staatsexamen vwo. Programma van toetsing en afsluiting. (oude profielstructuur)

9 COMMUNICATIEPLAN. Een communicatieplan bestaat uit de volgende onderdelen:

Gedocumenteerd schrijven Schrijfopdracht klas 2. Brainstorm maak hieronder je brainstorm inzichtelijk

6 7 NORM= het niveau waarop het vak volgens de doelstelling van het onderwijsprogramma wordt afgesloten 8 9 Excellent

A Inhoud. 2. De identiteit van de eigenaar van de website en het doel van de website staan genoemd.

Opm: Bij een onvoldoende beoordeling is het invullen van het veld opmerkingen door de begeleider verplicht.

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Programma van Inhoud en Toetsing

Tietel slide. Titel slide 2 Module 2. tekst. Beïnvloeden. Juni Trainers: Sarah Strübin en Willem Ezerman ALFABEELD ORGANISATIEONTWIKKELING

Programma van Inhoud en Toetsing

Werken met tussendoelen in de onderbouw

informatie profielwerkstuk havo avondlyceum CAL handleiding H

Analytisch denken Het oplossen van problemen door vragen te ontleden in kleinere delen, verbanden leggen en logische conclusies trekken.

Beoordeling van het PWS

Workshop BLIKSEM - Leesbegrippen in de BLIKSEM Oefenteksten en Toetsen

twee initiatieven Academisch Nederlands

Deel 1 Structuur. Handleiding scripties

RSC PROFIELWERKSTUK 2015 / 2016 PLAN VAN AANPAK EN LOGBOEK

Stappen deelcijfer weging 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 10,0 totaalcijfer 10,0 Spelregels:

Transcriptie:

PCF Communicatie Hoofdstuk: 0 - nvt - aant Css: 4 1 AIDA blz 24 0 A - attention / I - interest / D - desire / A - action marketing tool, hier kun je ook een op baseren 2 email blz 29 0 ontstond in 1972 / zie blz 29 paraaf 2.1.2 3 mosaic for X blz 29 0 eerste internet browser die in 1993 het licht zag zie blz 29 paraaf 2.1.2 Hoofdstuk: 1 doelgerichte communicatie 4 blz 6 1.1 communicatie model 3 partijen én 1.. ZENDER - UITING - ONTVANGER (publiek) én een DOEL 5 blz 6 1.1.1 communicatie model zender brengt de booschap over naar andere 6 blz 6 1.1.1 communicatie model ontvanger is de partij in de communicatie ontvangt de boodschap 7 blz 6 1.1.1 communicatie model publiek als er sprake is van meer dan 1 ontvanger 8 blz 6 1.1.1 communicatie model uiting is datgene dat de zender aan de ontvanger meedeelt. In een gesprek wordt elke gespreksbijdrage als 1 uiting gezien. Er kunnen dus meerdere uitingen binnen 1 gesprek zijn. 9 blz 6 1.1.1 verbale communicatie als de zender taal gebruikt voor de uiting 10 blz 6 1.1.1 non-verbale communicatie als de zender van andere middelen dan taal gebruikt maakt voor zijn uiting zoals bv gebaren, gezichtsuitdrukkingen, lichaamstaal, tekens en afbeeldingen zondag 14 juni 2015 Pagina 1 van 19

11 blz 7 1.1.2 boodschappen van een uiting zijn 1. appelerende boodschap 2. referentiele boodschap 3. expressieve boodschap 4. relationele boodschap 12 blz 7 1.1.2 uiting appellerende boodschap zender wil met de uiting een bepaald DOEL bereiken bv "wil je dit projekt leiden of je krijgt 10% korting als je NU besteld" Is ook ALTIJD de zin met het VRAAGTEKEN, dus de vraag. 13 blz 7 1.1.2 uiting referentiële boodschap het gaat om de FEITELIJKE inhoud van de uiting bv "deze stick heeft een geheugencapaciteit van 10GB" 14 blz 7 1.1.2 uiting expressieve boodschap uiting geeft de innerlijke gesteldheid van de Zender weer. Geeft weer hoe de zender overkomt of WIL overkomen. Bv "dat vind ik niet kunnen" / zie ook 1.3 op blz 11 15 blz 7 1.1.2 uiting relationele boodschap De uiting geeft aan hoe de zender de ontvanger ziet bv "daar komen we wel uit" / zie ook 1.4 blz 12 16 blz 8 1.2 soorten doelen 1. directe of communicatie doelen 2. indirecte of beleidsdoelen 17 blz 8 1.2 directe doelen communicatie doelen directe doelen, deze vinden we terug bij de appelerende boodschap (bv informtatie overbrengen zoals een handleiding of de mening van een gebruiker veranderen of beïnvloeden). 18 blz 8 1.2 communicatie doelen directe doelen communicatie doelen, deze vinden we terug bij de appelerende boodschap (bv informatie overbrengen zoals een handleiding of de mening van een gebruiker veranderen of beïnvloeden). 19 blz 8 1.2 beleidsdoelen indirecte doelen liggen verder in de toekomst 20 blz 8 1.2 indirecte doelen beleidsdoelen liggen verder in de toekomst zondag 14 juni 2015 Pagina 2 van 19

21 blz 8 1.2.1 communicatie doelen komen tot uiting in de appellerende boodschap-soort beïnvloeding: 1. informatief 2. instructief 3. persuasief 4. motiverend 5. affectief 22 blz 8 1.2.1 communicatie doelen-appellerende boodschap-soort beïnvloeding informatief zender heeft als doel KENNIS overdracht en wil invloed uitoefenen op de kennis die ontvanger heeft. De ontvanger wil kennis verwerven. BV jaarverslag 23 blz 8 1.2.1 communicatie doelen-appellerende boodschap-soort beïnvloeding instructief zender wil ontvanger bepaalde VAARDIGHEID bijbrengen, ontvanger wil leren hoe het moet 24 blz 8 1.2.1 communicatie doelen-appellerende boodschap-soort beïnvloeding persuasief (=overhalend) zender wil de MENING van de ontvangen BEïNVLOEDEN of de ontvanger overtuigen, de ontvanger wil zijn mening over een onderwerp vormen en standpunt bepalen bv over een politieke partij 25 blz 9 1.2.1 communicatie doelen-appellerende boodschap-soort beïnvloeding motiverend zender wil het GEDRAG van de ontvanger beïnvloeden en ontvanger wil een beslissing kunnen nemen. Dit gaat verder dan persuasief (=overhalend) 26 blz 9 1.2.1 communicatie doelen-appellerende boodschap-soort beïnvloeding affectief zender probeert op EMOTIES en GEVOELENS van de ontvanger in te spelen, ontvanger wil bv genieten of ontroerd raken. 27 blz 9 1.2.2 Beleidsdoelen 2 soorten / onderverdeling 1. algemene doelen 2. specifieke doelen 28 blz 9 1.2.2 beleids doelen algemene en specifieke doelen Om een algemeen doel te behalen moeten meerdere specifieke doelen behaald worden. Het algemeen doel staat boven de specifieke doelen. BV Algemeen doel is goede communicatie in bedrijf de specifieke doelen kunnen dan zijn: opstellen communicatie plan, workshops geven en oefenen in vergadertechnieken. 29 1.2.3 communicatie doelen 2 soorten / onderverdeling 1. hoofddoel 2. ondersteunende doelen 30 1.2.3 communicatie doelen hoofddoel en ondersteunende doelen Er is meestal 1 hoofddoel en meerdere andere doelen die het hoofddoel ondersteunen. Bijv. EHBOcursus gids> hoofddoel = informatief en de ondersteunende doelen = de lezer overtuigen van nut en noodzaak (persuasief) / potentiële cursisten bewegen om cursus te volgen (motiverend) / instructief over de hoe men zich aanmeld. zondag 14 juni 2015 Pagina 3 van 19

31 symetrische doelen Als de zender en ontvanger hetzelfde doel hebben 1.2.4 32 1.2.4 asymetrische doelen Als de zender en ontvanger onbewuste niet hetzelfde doel nastreven 33 1.2.5 stijlkeuze Woordkeus en zinsopbouw bepalen voor een groot deel de stijl van communiceren. Ordening in stijlkeuzes wordt vaak aangebracht door het definiëren van stijldimensies. 34 1.2.5 stijldimensies 6 soorten 1. gestructureerdheid 2. MOEILIJKheid 3. EXACTheid 4. INFORMATIEDICHTHEID 5. LEVENDIGheid 6. AFSTANDELIJKheid 35 1.2.5 stijldimensies gestructureerdheid structuur kan nadrukkelijk zijn of juist niet 36 1.2.5 stijldimensies moeilijkheid van eenvoudig tot complex 37 1.2.5 stijldimensies exactheid van precies tot vaag of dubbelzinning 38 1.2.5 stijldimensies informatiedichtheid het aantal gebruikte woorden om iets duidelijk te maken varieert 39 1.2.5 stijldimensies levendigheid van boeiend tot droog 40 1.2.5 stijldimensies afstandelijkheid van formeel tot informeel zondag 14 juni 2015 Pagina 4 van 19

41 blz 11 1.3 expressieve boodschap soorten gedrag De zender staat centraal kan kan het volgede gedrag vertonen 1. imporneer gedrag 2. facade gedrag 42 blz 11 1.3 expressieve boodschap imponeer gedrag nadruk leggen op de sterke kanten van de zender in de hoop om zo het bereiken van het doel te bevorderen 43 blz 11 1.3 expressieve boodschap facadegedrag het verdoezelen van zwakke eigenschappen van de zender. 44 blz 12 1.4.1 relationele boodschap onderscheid Zender kan de volgende veronderstellingen over de ontvanger hebben: 1. kennis 2. taalvaardigheid 3. normen, waarden, voorkeuren en smaken 4. relatie zender en ontvanger 5. strategisch benaderen 6. eigenwaarde en zelfbeschikking 45 blz 12 1.4.1 relationele boodschap-onderscheid- kennis is het veronderstelling van. Zender kan ontvanger een bepaalde mate van kennis toedichten, voordeel sommige dingen hoeven niet uitgelegd te worden maar wordt als bekend beschouwd. Men kan dit ook doen om te vleien. 46 blz 12 1.4.2 relationele boodschap-onderscheid- taalvaardigheid zender moet zijn taalgebruik op de ontvanger afstemmen. 47 blz 13 1.4.3 relationele boodschap-onderscheid- normen waarden voorkeuren smaken De normen, waarden, voorkeuren en smaak van de ontvanger hebben invloed op de argumenten waarvoor hij gevoelig is. 48 blz 13 1.4.4 relationele boodschap-onderscheid- relatie tussen zender en ontvanger De relatieve positie in de PIKorde heeft invloed op de communicatie. 49 blz 13 1.4.5 relationele boodschap-onderscheid- strategisch benaderen De zender kan bewust de ontvanger andere eigenschappen toedichten en bewust de onderlinge verhouding anders doen voorkomen dan die in werkenlijkheid is. 50 blz 13 1.4.6 relationele boodschap-onderscheid- eigenwaarde en zelfbeschikking de manier waarop de ontvanger wordt benaderd en hoe de ontvanger dat ervaart speelt een belangrijke rol bij de acceptatie van de boodschap. EIGENWAARDE houdt in dat mensen positief benaderd willen worden en ZELFBESCHIKKING betekent dat mensen zelf willen kunnen bepalen wat ze doen. zondag 14 juni 2015 Pagina 5 van 19

Hoofdstuk: 2 structuur in communicatie 51 blz 25 2 uiting structuur van een tekst 2 soorten 1. innerlijke structuur 2. uiterlijke structuur 52 blz 25 2 soort structuur van een tekst innerlijke structuur De innerlijke structuur van een uiting kan zichtbaar gemaakt worden met een. De innerlijke structuur wordt gevormd door onderdelen van de uiting die in een bepaalde logische samenhang gegroeperen worden. Deze bestaan uit: - 5 vaste structuren (probleem/maatregel/evaluatie/handelings/onderzoeks) en - het ordeningsprincipe. 53 blz 25 2 uiting soorten structuur uiterlijke structuur is de vorm, woordkeuze en andere hulpmiddelen waarmee de innerlijke structuur mee ondersteund kan worden. 54 blz 25 2 functies 3 (VSO) VERZAMELEN, SELECTEREN en ORDENEN van informatie 55 blz 26 2.1 opbouw/bestaat uit bestaat uit: 1. Thema [T] 2. Hoofdvragen [H] 3. Kernantwoorden [K] 4. Subvragen [S] 5. Antwoorden [A] 56 blz 26 2.1.1 thema het thema geeft aan waar de tekst over gaat. Een tekst moet een onderwerp hebben. Het Thema MOET: de vorm hebben van een zelfstandig naamwoord met een of meer toevoegingen ter verduidelijking, het moet kort en bondig zijn voor zover mogelijk, moet exact aangeven waar de tekst over gaat. Het Thema NIET IN VRAGENDE VORM stellen dus niet beginnen met waarom of hoe. 57 blz 27 2.1.1 hoofdvragen hoofdvragen zijn vragen die direct over het thema of een deel van het thema van de tekst gaan. Thema moet zelf letterlijk in vraag staan of erna verwezen worden. Hou de vraag bondig. Stel deze dan ook als vragende zin en als open vraag. 58 blz 31 2.1.1 subvragen subvragen zijn vragen die naar aanleiding van (kern-)antwoorden op de (hoofd-)vragen gesteld kunnen worden. Stel deze dan ook als vragende zin als open vraag. Zie ook nog paraaf 2.1.4 zondag 14 juni 2015 Pagina 6 van 19

59 blz 30 2.1.3 kernantwoorden kernantwoorden zijn de antwoorden op de hoofdvragen, ze moeten de essentie van het antwoord op de hoofdvraag in één zin vangen en bondig zijn. EISEN: 1. moeten op hoofdvraag aansluiten, HOE/WAAROM/WAARDOOR: 1a. HOE>antw met instructies 1b. WAAROM>antw met opsommen v argumenten 1c. oorzaak WAARDOOR>antw met opsomming oorzaken) 2. bondig, bij meerdere antwoorden deze nummeren. 60 blz 31 2.1.3 deelthema [D] Een kernantwoord dat weer nieuwe [S]-subvragen oproept wordt als deelthema gezien. Dit hoeft niet een Thema-vorm te hebben. Aan de formulering van de subvragen en antwoorden worden dezelfde eisen gesteld als aan de hoofdvragen en kernantwoorden. Je kunt heel ver en gedetailleerd te werk gaan met subvraag op subvraag en verder.. 61 blz 26 2.1.4 - thema optimale verhouding in een Thema van een gaan bondig en exact vaak moeilijk samen, daar zoek je een "optimale verhouding" voor, en dat kan per tekst verschillen. Zie paraaf 2.1.1 62 blz 27 2.1.5 mini T+H zijn de Thema en de hoofdvragen (zie paraaf 2.1.1) 63 blz 32 2.1.5 kort T+H+K mini met de kernantwoorden, dus het Thema, de Hoofdvragen met de Kernantwoorden 64 blz 32 2.1.5 gedetaillieerd T+H+K+S+A Elk dat verder gaat dan het korte, dus het Thema, de Hoofdvragen met de Kernantwoorden, Subvragen en de Antwoorden hierop. 65 blz 33 2.1.6.1 als hulpmiddel voor schrijver (VSOB) 1. VERZAMELEN van info 2. SELECTEREN van informatie 3. ORDENEN van informatie 4. BESPREEKSTUK in overleg Bij ordenen denk aan hoofdstukken en paragrafen en indelingen van een presentatie. Bij bespreekstuk kan dienen om werk te verdelen of met kan men zich beter voorstellen hoe het resultaat eruit zal zien. 66 blz 33 2.1.6.2 als hulpmiddel voor lezer kan dienst doen als hulpmiddel voor lezer bij 1. een gestructureerde samenvatting 2. beoordelen van een tekst zondag 14 juni 2015 Pagina 7 van 19

67 blz 35 2.2 vaste structuren (HOMEP) hoofdvragen en kernantwoorden kunnen op diverse manieren met elkaar gecombineerd worden, sommige combinaties zijn logischer dan andere en komen vaker voor, die noemen we dan de vaste structuren. Dit zijn: 1. Probleemstructuur (oplossing/symptoombestrijding) 2. Maatregelstructuur (effecten maatregel) 3. Evaluatiestructuur (oordeel) 4. Handelingsstructuur (uitkomst) 5. Onderzoeksstructuur (conclusies) 68 blz 36 2.2.1 vaste structuur-probleemstructuur vaste vragen (WWOG/WWOO) het Probleem staat centraal: 1. WAT is het probleem precies? (beeld schetsen v probleem en grenzen stellen) 2. WAAROM is het een probleem? 3. wat zijn de OORZAKEN van het probleem? 4. wat kan GEDAAN worden aan het probleem? (oplossen) 69 blz 36 2.2.1 vaste structuur-probleemstructuur 1. WAT is het probleem precies? 2 groepen 1. De situatie heeft ongewenste gevolgen 2. De situatie is in strijd met ongewenste normen en waarden - ethisch, politiek, moreel. 70 blz 37 2.2.1 vaste structuur-probleemstructuur 4. wat kan GEDAAN worden aan het probleem? in kernantwoord kunnen mogelijk oplossingen worden geìnventariseerd. Als een van deze met argumenten boven de andere de voorkeur geniet dan spreekt men van een voorstel. 71 blz 37 2.2.1 vaste structuur-probleemstructuur oplossingen Oplossingen kunnen maatregelen zijn om oorzaken van het probleem omschreven zoals in het kernantwoord, weg te nemen. 72 blz 37 2.2.1 vaste structuur-probleemstructuur symptoombestrijding Als men geen oplossingen voor een probleem zoals omschreven zoals in het kernantwoord heeft, kan men de gevolgen van het probleem zoveel mogelijk beperken. Dit hoeft niet slecht te zijn, maar men moet er op toezien dan niet alleen de gevolgen worden verminderd maar ook de oorzaken worden aangepakt. 73 blz 37 2.2.1 vaste structuur-probleemstructuur toepassing behandelen van problemen en bv adviesnota s. Eerst een beeld schetsen voordat er advies uitgebracht wordt. Probleemstructuur kan ook met de maatregelstructuur gemengd worden. 74 blz 39 2.2.2 vaste structuur-maatregelstructuur vaste vragen (WWHE) De maatregel staat centraal, hier mag men ook aangeven wat het probleem is waar de maatregel voor nodig is. is een maatregel: een actie of een voorstel tot actie: 1. WAT is de maatregel precies? Voor de beeldvorming 2. WAAROM is de maatregel NODIG? 3. HOE wordt de maatregel uitgevoerd? 4. wat zijn de EFFECTEN van de maatregel? Positieve en negatieve neveneffecten mogen niet uit het oog verloren worden. zondag 14 juni 2015 Pagina 8 van 19

75 blz 40 2.2.2 vaste structuur-maatregelstructuur toepassing kan worden toegepaste op allerlei teksten waarin adviezen worden gegeven, verzoeken worden gedaan e.d., maar ook bij teksten waarin besluiten worden toegelicht. 76 blz 41 2.2.3 vaste structuur-evaluatiestructuur vaste vragen (KBPNT) Er moet een oordeel gegeven worden over een verschijnsel, een situatie e.d. 1. wat zijn de relevante KENMERKEN ervan? (ivm beeldvorming) 2. wat zijn de relevante BEOORDELINGSCRITERIA ervan? (is vaak meetbaar en afhakelijk v context, normen waarden doelgroep) 3. wat zijn de POSITIEVE EFFECTEN ervan? (vloeit voort uit vraag 2) 4. wat zijn de NEGATIEVE EFFECTEN ervan? (vloeit voort uit vraag 2) 5. hoe luidt het TOTAALOORDEEL erover? (vloeit voort uit vraag 3 en 4) Het uitgangspunt hoeft niet de hele tekst te zijn, maar kan ook het kernantwoord betreffen. Kan worden toegepast bij een bepaalde oplossing die wordt voorgesteld bij een op basis van de probleemstructuur. 77 blz 42 2.2.3 vaste structuur-evaluatiestructuur toepassing Is bij uitstek geschikt in kwesties waarin men tot een rationele beoordeling moet komen. Echte neutraliteit komt niet vaak voor en het kan de schijn van neutraliteit meekrijgen. 78 blz 44 2.2.4 vaste structuur-handelingsstructuur vaste vragen (DVDU) 4 1. wat is het DOEL ervan? 2. wat zijn de VOORWAARDEN ervoor? 3. wat zijn de DEELSTAPPEN van de handeling? 4. hoe is de UITKOMST te CONTROLEREN? 79 blz 44 2.2.4 vaste structuur-handelingsstructuur toepassing als er sprake is van instructies om te komen tot een bepaald proces of waar sprake is van een proces. (bv de beschijving van een staartdeling) 80 blz 44 2.2.4 vaste structuur-handelingsstructuur twee soorten 1. teksten die instructies geven hoe iets UITGEVOERD moet worden en 2. teksten die beschrijven hoe bepaalde GEBEURTENISSEN LOPEN 81 blz 47 2.2.5 vaste structuur-onderzoekstructuur vaste vragen (WMRC) 4 1. WAT is er precies onderzocht? 2. volgens welke METHODE? (experimenteel, observatie e.d.) 3. met welke RESULTATEN? (kunnen cijfers of statische analyses zijn e.d.) 4. wat zijn de CONCLUSIES? (zijn uit resultaten af te leiden, kunnen ook adviserend werken of discussie oproepen) 82 blz 47 2.2.5 vaste structuur-onderzoekstructuur 1. WAT onderzoeksvraag in de eerste van de vaste vragen moet duidelijk en expleciet worden aangegeven wat de reden is dat er een voor een bepaalde onderzoeksvraag gekozen is. Dit dient verantwoord te zijn. Reden kan zijn dat bv aan de hand van een literatuurlijst men erachter komt dat dit nog niet onderzocht is en terwijl er toch wetenschappelijke of maatschappelijke relevantie kan worden aangetoond. 83 blz 48 2.2.5 vaste structuur-onderzoekstructuur toepassing is geschikt voor onderzoeksverslagen, kan ook gebruikt worden als structuur voor een onderzoekplan dus vóór het daadwerkelijke onderzoek. zondag 14 juni 2015 Pagina 9 van 19

84 blz 49 2.2.7 ordeningsprincipes voor kernantwoorden voor antwoorden 4 (RCBC) 1. RUIMTELIJK ordeningsprincipie (bv plattegrond, routeadvies, installatiehandleiding) 2. CHRONOLOGISCH ordeningsprincipie (overal waar personen of objecten in de tijd geplaatst kunnen worden) 3. BEKEND-NIEUW ordeningsprincipie (eerst het bekende weergeven daarna het minder bekende) 4. CLASSIFISEREND ordeningsprincipie (als antwoorden kunnen worden ingedeeld in klassen, soorten e.d.) 85 blz 50 2.2.7 ordeningsprincipes voor kernantwoorden toepassingseisen 1. op één opsomming mag je maar één ordeningsprincipe toepassen 2. binnen het ordeningsprincipe de antwoorden op hetzelfde niveau houden 3. kernantwoorden moeten volledig zijn en elkaar niet overlappen 86 blz 52 2.2.8 vaste structuren en ordeningsprincipes toepassingsmogelijkhe den zijn handige HULPmiddelen voor schrijver én lezer. 87 blz 52 2.2.9 voorlopig voorlopig gebruik je in beginstadium van het schrijven van een tekst om de hoofdlijnen van deze tekst vast te leggen. Dit kan nog veranderd worden. hulpmiddelen bij een voorloipig zijn: 1. voorgeschreven indelingen (vaak bij bedrijven en vaak alleen op het hoge niveau van hoofdvragen en kernantwoorden) 2. conventionele indelingen 3. eigen indelingen 4. vaste structuren 88 blz 54 2.2.9.2 voorlopig - conventionele indeling Heeft in het verleden zijn nut al bewezen en is al vaak gebruikt in deze of een gedeelte van deze opstelling, het kan ook NIET worden aangevuld met vaste structuren. voorbeeld van een scriptie 1. omslag 2. titelpagina 3. opdracht 4. samenvatting 5. inhoudsopgave 6. voorwoord 7. inleiding 8. hoofdstukken 9. conclusies en aanbevelingen 10. noten 11. literatuurlijst 12. index 13. bijlage zoals lijst van afbeeldingen gebruikte afkortingen en literatuur e.d. Niet elk onderdeel hoeft gebuikt te worden. 89 blz 55 2.3 soort structuur van een tekst uiterlijke structuren hebben twee hoofdindelingen: 1. GLOBALE structuur (hulpmiddelen die de grote lijn van de tekst duidelijk maken) 2. LOKALE structuur (hulpmiddelen die ter verheldering van de samenhang op het niveau van een of meerder alinea's) zondag 14 juni 2015 Pagina 10 van 19

90 blz 55 2.3.1.1 uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Globale structuur indelingsmogelijkhede n tekst 1. hoofdstukken (hebben altijd een titel en vaak ook een nummer) 2. paragrafen (hebben altijd een titel en vaak ook een nummer) 3. subparagrafen (hebben altijd een titel en vaak ook een nummer) 4. subsecties (is een groep alinea's gescheiden door een witregel) 5. alinea's (is een verzamleing bij elkaar horende zinnen) Hier zit geen verplichting aan. 91 blz 55 2.3.1.1 uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Globale structuur indeling alineavuistregels -lengte: 5 tot 10 regels -aantal zinnen moeten minimaal 2 zijn -zinnen over hetzelfde onderwerp horen in dezelfde alinea -zinnen over een nieuw aspect horen in een nieuwe alinea 92 blz 56 2.3.1.2 uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Globale structuur structuuraanduidende passages zijn tekstonderdelen die expliciet de structuur van de tekst aangeven en die meestal in de inleiding of aan het einde van de tekst staan 93 blz 56 2.3.1.2 uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Globale structuur structuuraanduiders soorten 1. de VOORUITBLIK (samenvatting waarin thema en hoofdvragen met soms enkele kernantwoorden staan, ook kan worden toegelicht welke structuur de tekst heeft en waarom deze is gekozen) 2. de TERUGBLIK (samenvatting aan het einde van tekst of hoofdstuk. Kan het karakter van persuasieve uiting hebben door argumenten hier terug te laten komen) 94 blz 57 2.3.2 globale structuur hulpmiddelen 1. indeling tekst, titel s en inhoudsopgave 2. structuuraanduidende passage 3. slotsamenvatting 95 blz 57 2.3.2 lokale structuur hulpmiddelen 1. voorkeursplaatsen voor het thema 2. verwijzen naar het thema 3. signaalformulering 4. opmaak en typografie 96 blz 57 2.3.2.1 uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Lokale structuur voorkeursplaatsen voor het thema - eerste zin van de alinea - 2e zin van de alinea, eerste is inleiding - laatste zin van een alinea, vaak in de vorm van een conclusie die bereikt wordt aan de hand van voorbeelden of argumenten 97 blz 58 2.3.2.2 uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Lokale structuur verwijzen naar het thema meestal staat in een van de eerste zinnen het thema en wordt er later in de alinea vaak op terug gewezen (deze, die, dat, hierdoor e.d.) zondag 14 juni 2015 Pagina 11 van 19

98 blz 59 2.3.2.3 uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Lokale structuur signaalformulering zijn woorden en woordgroepen die duidelijk maken welke vraag er beantwoord is, beantwoord gaat worden of welk antwoord er gegeven is. signaalwoord / signaleert de vraag bv: oorzaak / wat is de oorzaak? Immers / waarom? Methode, werkwijze / hoe? signaalwoord / singnaleert in het kader van het kernantwoord bv: kortom, samenvattend, dus / bondige formulering van kernantwoord maar, echter, toch / juiste kernantwoord na een aantal onjuiste 99 blz 59 2.3.2.4 uiterlijke structuur v tekst-hulpmiddel Lokale structuur opmaak en typografie Hier gaat het om de letterlijke vorm van de tekst. Opmaak = vlakverdeling bv hoofdstukken op nieuwe pagina, paragrafen scheiden met witregel, voorbeelden omkaderen, alinea's inspringen, trefwoorden in marge, voetnoten e.d. 100 blz 59 2.3.2.4 lokale structuur letterlijke vorm opsomming puntsgewijs onder elkaar noteren voorafgaand met cijfers, streepjes, stipjes, letters e.d. bij cijfers kan men ook een rangorde mee aangeven gaten achter de opsommingstekens dienen gelijk te zijn. 101 blz 59 2.3.2.4 lokale structuur letterlijke vorm typografie Hier gaat het om de letterlijke vorm van de tekst. Typografie = gebruikte lettertypes en andere tekens hulpmiddelen: vet/ cursief onderstrepen e.d. is ook een kwestie van smaak 102 blz 63 2.4 welke typen mini (T+H) / kort (T+H+K) / gedetailleerd (T+H+K+S+A) 103 blz 63 2.4 innerlijke structuur van een Er zijn vijf vaste innerlijke structuren, dit zijn (HOMEP): 1. Probleemstructuur (oplossing/symptoombestrijding) 2. Maatregelstructuur (effecten maatregel) 3. Evaluatiestructuur (oordeel) 4. Handelingsstructuur (uitkomst) 5. Onderzoeksstructuur (conclusies) 104 blz 63 2.4 functies voor de schijver (VSOB) 1. VERZAMELEN van informatie 2. SELECTEREN van informatie 3. ORDENEN van informatie 4. dienen als BESPREEKSTUK 105 blz 63 2.4 functies voor de lezer 1. samenvatten van informatie 2. hulpmiddel bij beoordelen van tekst Hoofdstuk: 3 schriftelijke communicatie zondag 14 juni 2015 Pagina 12 van 19

106 blz 79 3 schriftelijke communicatie schriftelijk proces Schriftelijke communicatie is een PROCES dat bestaat uit (VSBUSO) 1. voorbereiding 2. schrijfplan 3. 4. uitvoering 5. samenvatting 6. opdrachten 107 blz 80 3.1.1 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces- voorbereiding 1. algemene orëntatie 2. uitgangspunten 108 blz 80 3.1.1 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces- voorbereiding algemene orëntatie is van groot belang, vooraf en tijdens het hele schrijfproces. Er wordt nagedacht over : -boodschap -doelgroepen -schrijfstijl -vormgeving gedurende het hele proces constant nagaan of het schrijfwerk nog aan de gestelde eisen voldoet. 109 blz 80 3.1.2 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces- voorbereiding uitgangspunten 1. zorg voor een goede ALGEMENE ORïENTATIE 2. ga GESTRUCTUREERD te werk en stel een reële tijdsplanning op 3. zorg voor OBJECTIEVE KIJK op het werk, en laat andere meekijken 4. zorg voor OPTIMALE SCHRIJFOMSTANDIGHEDEN daarnaast helpt een grote woordenschat en kennis van grammatica ook veel. Het schrijfproces mag geen routine worden 110 blz 82 3.2.1 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces- schrijfplan bestaat uit de volgende onderdelen (ADPGIE) 1. aanleiding 2. doelgroep 3. planning 4. globale inhoud 5. informatie en onderzoek 6. evaluatie 111 blz 82 3.2.1 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan aanleiding - de REDEN is meestal een afgeleide van de beleidsdoelen - een reden heeft weer vaak een (historische) ACHTERGROND - BETROKKENEN of DOELGROEP voor wie is het bestemd en daar de taal op aanpassen, zijn er schaduwlezers? - DOEL er zijn er 5 (IIOMA): Informatief / Instrueren / Overtuigen / Motiveren / Affecteren. Deze kunnen in de praktijk ook gecombineerd gebruikt worden. 112 blz 83 3.2.1 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan schaduwlezers zijn personen aan wie de boodschap niet in eerste instantieis gericht, maar die het schrijven bewust of onbewust, onder ogen krijgen. zondag 14 juni 2015 Pagina 13 van 19

113 blz 83 3.2.1 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan-aanleiding Doel DOEL er zijn er 5 (IIOMA): 1. Informatief 2. Instrueren 3. Overtuigen 4. Motiveren 5. Affecteren in de praktijk worden deze communicatiedoelstellingen ook vaak gecombineerd 114 blz 84 3.2.2 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan doelgroep -oriëntatie is van belang dat we weten wie de doelgroep(en) zijn! 1. voorkennis vd doelgroep mbt beleidsdoelen 2. voorkennis vd doelgroep mbt onderwerp 3. relatie van doelgroep met zender 4. voorkennis vd doelgroep over zender 5. meningen en emoties van de doelgroep 6. persoonskenmerken vd doelgroep 7. doelen vd doelgroep Er echt alles bij betrekken zoals leeftijd, woongbied/sociaal cultureel e.d. 115 blz 85 3.2.2 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan doelgroep -strategiën mogelijkheden: 1. interviewen van lezers 2. verrichten van onderzoek 3. verplaatsen in de lezer 4. analyseren van voorbeelden 116 blz 85 3.2.3 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan planning belangrijk! Hierin wordt werk georganiseerd en alle werkzaamheden worden weergegeven. Zorgt voor overzichtelijkheid. 117 blz 86 3.2.3 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan-planning vertragende factoren 1. optimistische tijdsinschatting 2. afhankelijkheid van anderen 3. slechte algemene oriëntatie 4. onvoorziene situaties 118 blz 87 3.2.4 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan globale inhoud in deze fase worden de hoofd-/deelvragen en bijbehorende antwoorden opgesteld die later in de tekst worden opgenomen en de hoofd-/deelvragen worden ook later in een verwerkt worden. De (kern)antwoorden roepen weer nieuwe vragen (zijn deelvragen) op en zo verder. Men kan zo ook gerichtere informatie zoeken die in de tekst erbij moet komen te staan. 119 blz 87 3.2.5 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan informatie en onderzoek (VSO) als de schrijver niet voldoende informatie van de opdrachtgever krijgt zal hijzelf onderzoek moeten verrichten. Informatie die verzamelt is moet ook worden geordend. 1. VERZAMELEN (eigen geheugen / schriftelijke bronnen / praten met mensen / beeldmateriaal) 2. SELECTEREN van informatie (alleen relevante info meenemen/kwaliteit controleren/heldere wijze presenteren) 3. ORDENEN van informatie (logische samenhang bepalen/hoe info voorleggen/stelling innemen? (tegenargumenten en weerleggen) zondag 14 juni 2015 Pagina 14 van 19

120 blz 89 3.2.6 schriftelijke communicatie-schriftelijk proces-schrijfplan evaluatie voor het echte schrijven begint, evalueert men het schrijfplan nog en kan nagaan wat de schrijver reeds gedaan heeft en nog wil gaan doen. De opdrachtgever, collega's en andere betrokkenen kunnen een rol spelen in deze evaluatie. Indien uit dit plan blijkt dat de doelen van schrijver en opdrachtgever niet meer gelijk zijn kan het schrijfplan nog aangepast worden. 121 blz 90 3.3 schriftelijke communicatie 1. indeling 2. structuur 3. evaluatie 122 blz 90 3.3.1 schriftelijke communicatie- indeling bepaalt de opbouw vd tekst: 1. hoofdstukken 2. paragrafen 3. subparagrafen 4. alinea's: 4a. thematische alinea's: maken inhoudelijke onderverdeling in tekst 4b. verbindende alinea's: geven samenhang weer tussen delen van tekst 123 blz 91 3.3.2 schriftelijke communicatie- structuur 1. vaste structuren (probleem/maatregel/evaluatie/handelings/onderzoek) 2. eigen structuren men mag een eigen structuur maken of een bestaande structuur aanpassen of structuren combineren (bv probleem en maatregel structuur) 124 blz 92 3.3.3 schriftelijke communicatie- evaluatie goed evalueren, als niet leidt tot het kunnen opstellen van een goede duidelijke gestructueerde tekst, moet het aangepast worden. 125 blz 93 3.4 schriftelijke communicatie uitvoering (SSRA) 1. schrijfstijl 2. schrijven 3. redactie 4. afwerking 126 blz 93 3.4.1 schriftelijke communicatie-uitvoering schrijfstijl de 4 aspecten zijn (ARER) 1. APPELEREND - effect (formulering vd boodschap af stemmen op wat men wil bereiken) 2. REFENTIEEL-feitelijk (inhoud vd boodschap weergeven met juiste taalgebruik) 3. EXPRESSIEF-imago (formulering vd tekst moet juiste imago afspiegelen) 4. RELATIONEEL-verhouding (taalgebruik moet verhouding tussen zender en ontvanger weergeven) 127 blz 94 3.4.2 schriftelijke communicatie-uitvoering schrijven uitschrijven van de tekst gebeurt aan de hand van het zondag 14 juni 2015 Pagina 15 van 19

128 blz 94 3.4.3 schriftelijke communicatie-uitvoering redactie opdrachtgever evalueert het resultaat en geeft nog aanpassingen door indien nodig. Dan een redactie op correcte schrijfwijze, goed gebruik grammatica en interpunctie en vocalubaire. Dit kan door verschillende personen op verschillende momenten gebeuren. Na laatste redactie is inhoudelijke tekst klaar en kan er niets meer gewijzigd worden. 129 blz 94 3.4.4 schriftelijke communicatie-uitvoering afwerking uiterlijke presentatie van tekst wordt aangepast, tabellen, grafieken en illustraties worden toegevoegd. Het geheel moet een samenhangend geheel zijn met een logische volgorde. Indien het naar de drukker moet kan die ook nog eisen hebben waar men rekening mee moet houden. Hoofdstuk: 4 mondelinge communicatie 130 blz 114 4 interactie bij een gesprek gaat het om tweerichting verkeer waarbij zender en ontvanger voortdurend van rol wisselen. 131 blz 114 4 zakelijke gesprekken dienen een zakelijk doel 132 blz 114 4 mondelinge communicatie 1 voorbereiding zakelijk gesprek 2. fasering 3. gesprekvaardige technieken 4. samenvatting 5. opdrachten 133 blz 116 4.1 mondelinge communicatie voorbereiding zakelijk gesprek bestaat uit 2 componenten: 1. orïentatie 2. afspraak 134 blz 116 4.1.1 mondelinge communicatie-voorbereiding orïentatie belangrijke vragen spelen rol: 1. wat is het doel? 2. op welke manier kan het doel worden bereikt? 3. wie is de gesprekspartner? 4. welke informatie is belangrijk? 5. welke taken hebben deelnemers? 135 blz 116 4.1.1 mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie doel kunnen van volgende soort zijn: 1. informatief 2. instructief 3. persuasief 4. motiverend 5. emotioneel zondag 14 juni 2015 Pagina 16 van 19

136 mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie blz 117 gesprekspartner 4.1.1 behalve welke persoon de gesprekspartner is kunnen zijn doelen zijn: 1. identiek 2. complementair 3. uiteenlopend 4. tegengesteld 137 blz 117 4.1.1 mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie randvoorwaarden hier gaat het niet om de inhoud vd gespreksvoering zelf, maar om de factoren die van invloed zijn: 1. tijdsduur 2. locatie 3. vertrouwelijkheid 4. aard van het gesprek 5. notuleren 6. vervolgafspraak 7. goedkeuring inhoud 138 blz 118 4.1.1 mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie structuur er wordt onderscheid gemaakt in: 1. vaste structuren 2. specifieke gespreksstructuren 139 blz 118 4.1.1 mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie structuur- vaste structuren er zijn 5 vaste structuren: 1. PROBLEEMstructuur (WWOO - wat /waarom / oorzaken / Oplossingen) PO 2. MAATREGELstructuur (WWHE - wat / waarom / hoe /effect) ME 3. EVALUATIEstructuur (KCPNT - kenmerken / criteria / positieve aspecten / negatieve aspecten / totaaloordeel) EO 4. HANDELINGSstructuur (DVDU - doel / voorwaarden / deelstappen / Uitkomst) HU 5. ONDERZOEKSstructuur (WHRC - wat / hoe / resultaat / Conclusies) OC=OK 140 blz 118 4.1.1 mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie-structuur SPECIFIEKE structuren (FOBIS) er zijn 5 specifieke structuren: 1. Interview 2. Sollicitatiegesprek 3. Opdrachtgesprek 4. Functioneringsgesprek 5. Beoordelingsgesprek 141 blz 119 4.1.1 mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie inhoud-zakelijke kern is de inhoud van een zakelijk gesprek 142 blz 119 4.1.1 mondelinge communicatie-voorbereiding-orïentatie inhoud aandachtspunten zijn: 1. lijst met gespreksonderwerpen 2. afspraken overzicht 3. tijdspad 4. inleiding 5. afsluiting 6. documenten zondag 14 juni 2015 Pagina 17 van 19

143 mondelinge communicatie-voorbereiding blz 119 afspraak van gesprek 4.1.2 goede afspraak maken is van belang. Randvoorwaarden spelen een rol maar ook te verwachten aard vh gesprek. Eensgezindheid over de afspraak is belangrijk voor datum/tijd/plaats/tijdsduur/doel. Gemaakte afspraak altijd bevestigen. 144 blz 120 4.2 mondelinge communicatie fasering gespreksverloop kent het volgende verloop/heeft de volgende fases: 1. inleiding met opening 2. zakelijke kern 3. afsluiting met samenvatting, vervolgafspraak, social talk, afscheid. 145 blz 121 4.3 mondelinge communicatie gespreksvaardigheid en technieken als gespreksvaardigheid wordt beschouwd: 1. structureren 2. stimuleren 3. overtuigen en motiveren 4. reageren op standpunten, voorstellen en ideëen 5. reageren op gedrag 146 blz 121 4.3.1 mondelinge communicatie-gespreksvaardigheid en technieken- structureren door te structureren krijgt de structurerende partner het initiatief, technieken hiervoor zijn: 1. inleiding geven 2. markeren van overgangen 3. corrigeren van afwijkingen 4. samenvatten (kan aan het eind maar ook tussentijds) 147 blz 122 4.3.2 mondelinge communicatie-gespreksvaardigheid en technieken- stimuleren stimuleren is de gesprekspartner aanzetten tot uiten van informatie. Technieken hiervoor zijn: 1. duidelijke DOELEN aangeven 2. wijzen op het BELANG van het gesprek 3. stellen van VRAGEN 4. DOORVRAGEN 5. HERHALEN en/of SAMENVATTEN 6. korte VERBALE UITINGEN 7. NON-VERBALE UITINGEN 148 blz 122 4.3.3 mondelinge communicatie-gespreksvaardigheid en technieken- overtuigen en motiveren Technieken hiervoor zijn: 1. informeren en argumenteren 2. enthousiasmeren 149 blz 123 4.3.4 mondelinge communicatie-gespreksvaardigheid en technieken- reageren op standpunten, voorstellen en ideën Hier is sprake van een rationele aanpak. Technieken hiervoor zijn: 1. informeren en argumenteren (wees expliciet / spreek in ik-vorm) 2. reageren op kritiek (hoor rustig aan / neem serieus / richt op inhoud niet op persoon // wees expliciet / geef kans op weerwoord / toon begrip voor standpunt vd ander) zondag 14 juni 2015 Pagina 18 van 19

150 mondelinge communicatie-gespreksvaardigheid en technieken- blz 124 reageren op gedrag 4.3.5 Technieken hiervoor zijn: 1. standpunt geven en argumenteren 2. metacommunicatie (als het over communiceren zelf gaat in het gesprek) 3. tijd winnen 151 blz 124 4.3.5 mondelinge communicatie-gespreksvaardigheid en technieken- reageren op gedrag - metacommunicatie - feedback feedback is terugkoppeling en een onderdeel van metacommunicatie. Er zijn 2 manieren om feedback te geven: 1. INDIRECTE feedback (bv instemmend knikken) 2. DIRECTE feedback (antwoord geven bv het is niet duidelijk) feedback kan divers van inhoud zijn: positief, negatief of productief/constructief REGELS voor hoge acceptatiegraad voor het GEVEN feedback: 1. waarom is feedback van toepassing 2. geef positieve feedback 3. geef constructieve feedback 4. geef feedback in ik-vorm REGELS voor hoge acceptatiegraad voor het ONTVANGEN feedback: 1. doorvragen naar precieze bedoeling 2. toon waardering 3. beschouw de feedback als constructief zondag 14 juni 2015 Pagina 19 van 19