Verslag van de 3 de bijeenkomst van het Vissennetwerk Donderdag 24 juni 2004 Vis-natuur centraal op excursie Vissennetwerk Zouweboezem In de eerste twee Vissennetwerk-bijeenkomsten ging het vooral om de programmering van het Vissennetwerk en de achtergronden van onderzoek, beleid en beheer. Op de derde bijeenkomst op donderdagmiddag 24 juni jl. was het tijd voor de praktijk. Zelfs Vissennetwerkleden zijn over het algemeen niet zo vaak in de gelegenheid om daadwerkelijk in aanraking te komen met bijzondere vissoorten en deze ervaring te plaatsen in de context van het praktische beheer. Dé kans om de beheers- en onderzoeksaspecten natuur, water en visstand in hun samenhang te kunnen ervaren en beoordelen, werd geboden tijdens een veldexcursie van het Vissennetwerk naar het natuurgebied de Zouweboezem bij Vianen. De excursie werd gefaciliteerd door de Stichting Het Zuid-Hollands Landschap, Bureau Waardenburg en de OVB. Ondanks het stormachtige weer was de opkomst van Vissennetwerkleden hoog. De ontvangst op de Partyboot De Baron van Jutphaas ging in verband met het onstuimige weer niet door, maar het café Het Wapen van Ameide bood een goede uitwijkmogelijkheid voor de zestig excursiegangers. Handboek Visstandbemonstering Na zijn ontvangstwoord nam Toine Aarts (OVB) de gelegenheid te baat om de aanbevelingen van het Vissennetwerk voor aanpassing van het Handboek Visstandbemonstering aan te bieden aan Bas van der Wal van de Stowa. De aanbevelingen waren opgesteld op basis van evaluatiediscussies rond de praktische toepassing van de Stowa-methodiek (tijdens de tweede bijeenkomst van het Vissennetwerk op 15 april jl.). Van der Wal dankte het Vissennetwerk voor de inspanningen en nam in overweging om dit amendement op te nemen in een nieuwe druk van het fraaie Handboek Visstandbemonstering. Op locatie Het Zouweboezemgebied is gelegen aan de Oude Zederik bij Ameide, een plaatsje in de Zuid-Hollandse Vijfherenlanden, pal aan de rivier de Lek gelegen. De aanwezigheid van verschillende landschapselementen (rivier, polder, oud en nieuw moeras) en de betekenis van vissen daarin, was het uitgangspunt van een route die ondanks de stevige wind en de kans op een felle bui met gehuurde fietsen werd afgelegd. Op zes uitgelezen locaties kregen de Vissennetwerkleden, in zes groepen verdeeld, een demonstratie annex uitleg over visserijmethoden, beheer- en inrichting en de relaties tussen vissen en moerasmilieu, tussen visnatuur en slootbeheer en tussen vissen en de voedselvoorziening van moerasvogels. Johan Merkx (OVB) liet zien hoe de zogeheten broedkor, een klein bodemsleepnet met een grondketting, ingezet wordt om broed van bodemvissen en kleine bodemvissen in de rivier te bemachtigen. Opvallend was het hoge aandeel van jonge bot en jonge winde. Een gedreven Rudi Terlouw van het Zuid-Hollands Landschap ontvouwde zijn visie op moerasbeheer en - ontwikkeling en het belang voor de voedselvoorziening met name visetende vogels. De tanende populatie van de
purperreiger (Rode Lijst) kreeg een nieuwe impuls na de ontwikkeling van maagdelijk moeras in voormalig landbouwgebied naast het oude moerasgedeelte van de Zouweboezem. Verrassend genoeg bleken purperreigers de alhier massaal toegenomen grote modderkruipers als belangrijkste voedselbron te kiezen. Motto: vergeet bij natuurontwikkeling gericht op soortenbescherming niet dat de tafel gedekt moet zijn, ofwel: zowel habitat als de voedselomstandigheden dienen gunstig te zijn voor er sprake kan zijn van herstel. Rombout van Eekelen (Bureau Waardenburg) bood de Vissennetwerkers de kans grote modderkruipers, vers gevangen in het moerasontwikkelingsgebied, met eigen ogen te aanschouwen (voor velen was het hun eerste). Ook de kroeskarper, een andere Rode Lijstsoort, profiteert van het moeras in pioniersstadium, en kon ter plekke bekeken worden. Het gebruik van het schepnet om sloten te inventariseren op amfibieën en kleine vissen tot voor kort vooral een bezigheid voor vrijwilligers van het RAVON, wordt de afgelopen tijd steeds meer gezien als een belangrijke methodiek om kleinere wateren te bemonsteren op kleine vissoorten. Men moet daarbij niet denken aan fragiele netjes van vitragestof, maar aan een groot kwaliteitsnet met een stevig stalen frame. Het is nog een hele kunst om de netten snel door de bovenste modderbodemlaag te halen, iets wat de excursiegangers onder leiding van Menno Soes (Bureau Waardenburg) en Gé van Beek (OVB) zelf konden ervaren. De combinatie van moeras en polder in het gebied van de Zouweboezem vormt een ideale situatie voor moerasvogels, waarvan zwarte stern en purperreiger in het gebied de meest opvallende zijn. Jan van der Winde van Bureau Waardenburg gaf tekst en uitleg op de omstandigheden voor deze soorten en een kijkje op de zwarte sternkolonie. De zwarte stern (15 paar) broedt op kunstmatige vlotjes in de watergedeelten van het moerasgebied, de purperreiger komt sinds kort weer in een flinke kolonie met 150 paar voor. Deze soorten zijn voor een belangrijk deel afhankelijk van het aanbod aan visbroed en kleinere vissoorten in de poldersloten. Niek Koppelaar, beheerder van het Zouwe-natuurgebied voor het Zuid-Hollands Landschap sprak op locatie over het slootbeheer als noodzakelijk kwaad. Een natuurvriendelijke werkwijze (gefaseerd schonen) om de broodnodige natuurwaarden te verkrijgen, strookt niet altijd met de schouwplicht in de Vijfherenlanden. Hetgeen pleit voor meer differentiatie in het klassieke polderbeheer, afhankelijk van de bestemming van het gebied (landbouw-natuur) Afsluiting Als geheel gaven de demonstraties en toelichtingen een goed beeld van de verbondenheid van water-, natuur- en visbeheer en de onderzoeksmatige benadering daarvan. Deze veldexcursie leverde kan dan ook een nuttige bijdrage aan de integratie van aandachtsgebieden, een ervaring die Vissennetwerkleden kunnen meenemen in hun professionele praktijk. Na afloop van de excursie was de bar van het Wapen van Ameide een uitstekende plek om de opgedane ervaringen uit te wisselen en de onderlinge contacten te intensiveren. Berry Lucas
Beschrijving van de onderdelen op de locaties 1 Demonstratie broedkor (Johan Merkx, OVB) De OVB bemonstert regelmatig op visbroed. Vooral grote wateren en de uiterwaarden van onze rivieren bemonsteren we regelmatig op de aanwezigheid van visbroed. Opvallend in de resultaten van die bemonsteringen was dat het aandeel benthische (bodembewonende) vissoorten altijd aan de lage kant was. Voorheen bemonsterden we alleen met een zegen en een raamkuil. Hiernaast wordt tegenwoordig de kor ingezet. Dit vangtuig is gericht op het vangen van bodembewonende vissoorten. Door de flexibele onderreep en het relatief hoge eigen gewicht is de kor zeer geschikt voor turbulent water. Met name in kribvakken, waar door stroming en scheepvaart veel beweging in het water zit, bewijst de kor goede diensten. Bot, barbeel, sneep, maar ook brasem, blankvoorn en riviergrondel zijn soorten die we vandaag aan kunnen treffen bij de bemonstering. Dit gedeelte van de rivier is een echte smeltkroes van vissoorten en dus interessant om te bemonsteren. 2 Inrichting (Rudi Terlouw, Zuidhollands Landschap) Het natuurontwikkelingsgebied De Boezem is ontstaan door het onderwater zetten van voormalig landbouwgebied. Hierbij is eerst de toplaag afgegraven en vervolgens het waterpeil omhoog gebracht. Dit bood een ideale uitgangssituatie voor allerlei primaire verlandingsvegetaties. Deze bieden op hun beurt een biotoop voor bijzondere vogels, amfibieën en vissen waaronder vele rode lijstsoorten. Hierdoor is het mogelijk dat waar tien jaar geleden nog koeien graasden nu een zeer belangrijk natuurgebied ligt voor zowel moerasvogels, vissen, macrofauna als amfibieën. Dit geeft aan dat met relatief simpele inrichtingsmaatregelen waardevolle natuur kan worden ontwikkeld. Aan de hand van de interesse van de groepsleden zal nader worden ingegaan op factoren die een rol spelen bij de inrichting van moerasgebieden. 3 Vissen en vegetatie (Rombout van Eekelen, Bureau Waardenburg) De soortensamenstelling aan vissen wordt sterk beïnvloed door de aanwezige vegetatie. Met name de vegetatiestructuur speelt hierbij een grote rol. De
vegetatiestructuur vormt dan ook een belangrijke factor waarmee men de visstand kan beïnvloeden. Doordat de vegetatiestructuur sterk afhankelijk is van het gevoerde beheer kan dit in zowel positieve als negatieve zin een grote rol spelen. Met name grote modderkruiper, kroeskarper, zeelt, snoek en jonge kwabaal zijn erg afhankelijk van vegetatie en gevoelig voor het schonen van sloten. Van deze soorten zijn grote modderkruiper, kroeskarper en kwabaal geplaatst op de rode lijst. De effecten op deze soorten zijn tweeledig; allereerst wordt een relatief groot percentage van de vissen op de kant gezet en ten tweede is voor de vissen die het schonen overleven het habitat ongeschikt geworden. De genoemde vissoorten zijn met name gevoelig voor schonen door hun vluchtgedrag de vegetatie of de bodem in. Het verdient dan ook de aanbeveling om met het vegetatiebeheer rekening kan houden met deze soorten. Belangrijk hierbij is inzicht in de habitatvoorkeur van deze vissen gedurende de seizoenen. Vanaf eind september neemt het gebruik van vegetatie door deze soorten af. Dit betekent dat schonen vanaf eind september bij relatief lage temperaturen de voorkeur heeft. Het is hierbij aan te raden gefaseerd te schonen zodat voldoende vluchtplekken voor de dieren overblijven. Door het schoonsel dicht bij de waterkant te deponeren geeft men grote modderkruipers de kans uit de vegetatie weer in het water te kruipen. Op de locatie is een slootje aanwezig met goed ontwikkelde verlandingsvegetaties en daardoor zeer hoge dichtheden grote modderkruipers. Deze vissen zullen ook te bewonderen zijn, evenals andere vissen van verlandingsvegetaties. 4 Poldervissen als voedsel voor vogels (Jan van der Winden, Bureau Waardenburg) Een aantal soorten vogels die in kleinere of grotere moerasgebieden broedt, foerageert in meer of mindere mate in poldersloten op vis. Dit betreft onder andere de kolonievogels aalscholver, lepelaar, blauwe reiger, purperreiger en zwarte stern. Poldersloten hebben een aantal karakteristieken die het foerageren voor deze vogels mogelijk maakt. Zo zijn ze ondiep en daardoor voor een soort als lepelaar goed bewaadbaar en hebben ze een relatief grote randlengte en zijn dus voor soorten die vanaf de oever foerageren, zoals purperreiger goed bereikbaar. In aanvulling op het moerasbiotoop herbergen sloten in de regel een eigen visgemeenschap die voor moerasvogels aantrekkelijk is door de goede bereikbaarheid en variatie gedurende het seizoen. De Zouweboezem en omgeving is een zeer goed voorbeeld van de ideale combinatie van moeraslandschap waar bijzondere moerasvogels broeden en omringende sloten dat als foerageergebied dient. Zwarte stern en purperreiger zijn hier in belangrijke mate -tenminste in een deel van het seizoen- aangewezen op voedsel uit de sloten. Vissoorten die belangrijk zijn voor één van beide soorten zijn: baars, snoek, grote en kleine modderkruiper, stekelbaarzen, zeelt, voorns en brasem. Onbelemmerde paai en opgroei van visbroed is cruciaal voor een goede visstand in de polders. Van zowel zwarte stern als purperreiger zijn de afgelopen jaren situaties beschreven waar door waterkwantiteitsbeheer de visbeschikbaarheid onvoldoende is geworden. Op locatie kan worden waargenomen hoe purperreiger en zwarte stern voedselvluchten ondernemen naar sloten in de omgeving. 5 De schepnetmethodiek (Ge van Beek, OVB en Menno Soes, Bureau Waardenburg) De schepnetmethodiek is met name geschikt voor kwalitatieve bemonsteringen van
kleine wateren. Deze methode wordt in Nederland vooral veel gebruikt door de vrijwilligers van RAVON. Ook binnen Bureau Waardenburg is veel ervaring met deze methode aanwezig. Om deze methode verder te standaardiseren wordt door OVB en RAVON gewerkt aan een standaardmethodiek. Tijdens deze demonstructie wordt ingegaan op hoe en waar te scheppen. Hierbij zal aandacht worden besteed aan de soortsherkenning van de gevangen vissen. Soorten die kunnen worden verwacht zijn ondermeer pos, zeelt, kleine modderkruiper, bittervoorn, rietvoorn, blankvoorn en snoek (bron: RAVON). Ook vetje, kroeskarper en grote modderkruiper zijn uit de omgeving bekend en kunnen dus wellicht worden gevangen. Uiteraard worden deelnemers ook in staat gesteld een poging met het schepnet te wagen 6 Slootbeheer en (vis)natuur (Niek Koppelaar, Zuidhollands Landschap) Als beheerder van natuurgebieden in laag Nederland bestaat een belangrijke beheerstaak van het Zuidhollands landschap uit het schonen. Schonen is een noodzakelijk kwaad om het biotoop van onder meer vissen en amfibieën in stand te houden. Integraal schonen kan echter een negatief effect hebben op het voorkomen van soorten. Vaak wordt echter een verplicht beheer opgelegd door de schouwplicht. Het betreft hier dan zowel diepteschouw als schoningsschouw. Vanuit haar taakstelling ten aanzien van de natuur in sloten probeert Zuidhollands Landschap zo natuurvriendelijk mogelijk te werk te gaan. Hiertoe probeert ze regelmatig ontheffing te krijgen met betrekking tot de schouw. Indien de ontheffing wordt verleend kan door onder meer het gefaseerd uitvoeren van de werkzaamheden veel natuurvriendelijker geschoond worden. Hierdoor is bij het Zuidhollands Landschap veel expertise aanwezig omtrent natuurvriendelijk onderhoud van sloten. Deze expertise kan ook van groot belang zijn voor het beheer van sloten door de reguliere waterbeheerder. Naast het schoningsbeheer heeft ook het peilbeheer een grote invloed op vissen. Zuidhollands Landschap probeert in haar terreinen een zo natuurlijk mogelijk peilbeheer te handhaven. Door een natuurlijk peilbeheer zijn er in het voorjaar voldoende paai- en opgroeiplaatsen voor vis aanwezig. Hiervan profiteren op hun beurt weer onder andere moerasvogels maar ook een soort als de waterspitsmuis.