Peilbesluit Duurswold



Vergelijkbare documenten
Peilbesluit Oldambtboezem

Opdrachtgever: Jelmer Kooistra

Peilbesluit Rietveld 2017

Toelichting Peilbesluit. Oude Pekela zuid

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Gasselte

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII

Toelichting peilbesluit Gieten Waterschap Hunze en Aa s December Toelichting Peilbesluit Gieten

Toelichting peilbesluit Valthermond- Nieuw Buinen Waterschap Hunze en Aa s Juni 2012

Toelichting. Peilbesluit Pagediep

Toelichting Peilbesluit Tynaarlo

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Paterswolde en Groningen Zuid

Toelichting Peilbesluit Drentsche Aa Noord

Toelichting Peilbesluit Winschoten

Kaart 1 Overzichtskaart. Legenda. Duurswold. Veenkoloniën. Hunze. Drentse Aa. Peilbesluit Paterswolde en stad Groningen

Toelichting ontwerp peilbesluit Blauwestad Waterschap Hunze en Aa s Peilbesluit Blauwestad

Toelichting Peilbesluit Wolfsbarge

Integraal Peilbesluitplan Smilde Streekbijeenkomst

Toelichting Peilbesluit Westerpolder - Oosterland - Vestdijklaan

Nota van Wijzigingen. Wijzigingen ten opzichte van het ontwerp- Watergebiedsplan Holland, Sticht en Voorburg-, Het Honderd- en Breukelerwaard west

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan. Direct betrokken

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Drentsche Aa Zuid

ONTWERP-PROJECTPLAN WATERWET ex art. 5.4 Waterwet

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Stadskanaal

Notitie Effecten maaivelddaling veenweidegebied op grondwatersysteem Fryslân Inleiding Werkwijze

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem

Nieuwe natuur voor droge voeten

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude en Nieuwe Broekpolder - peilgebied ONP V

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen

Projectplan verdrogingsbestrijding Empese en Tondense Heide D e f i n i t i e f

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan. Samenwerking en afstemming over het peilbesluit. Direct betrokkenen

Antwoordnota bij zienswijzen op ontwerp peilbesluit Sint Philipsland Documentnummer: Datum:

17 Peilafwijking 17.1 Inleiding

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan. Direct betrokkenen

BIJLAGE 2. Resultaten watertoets

Samenvatting van de toelichting op de. Peilbesluiten Boezemstelsel Oude Rijn 2015 en. Boezemstelsel Leidsche Rijn 2015

Presentatie van gebiedsavond Peilbesluit Zegveld Gebiedsavond De Haak 29 oktober 2018

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Peilbesluit TT Kaart 1: Overzichtskaart. Zuidwolde. Groningen. Hoogkerk. Uiterburen. Haren. Zuidbroek. Hoogezand-Sappemeer. Paterswolde Muntendam

Afvoergebied Spuikom Bath; GAF57

Toelichting peilbesluit Meerstad

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1

Bodemdaling door grondwaterwinning

Toelichting GGOR Schieveen

Bijlage E: Peilvakken en de gewenste grond- en oppervlaktewaterpeilen.

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Memo Ter kennisname. Registratienummer: VV-commissie Voldoende Water

Toelichting Ontwerp Peilbesluit Hoogezand

Ter Wisch. Kaart 1; Overzicht. Peilbesluit Ter Wisch Westerwolde bebouwing boezem. rijksgrens. hoofdweg hoofdspoorwegennet.

analyse GGOR Voor verdere informatie (zoals ligging verschillende natuurdoeltypen) wordt verwezen naar de beschrijving en kaarten van het AGOR.

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc.

Toetsing peilafwijkingen IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard. (behorend bij ontwerp peilbesluit IJsselmonde-Oost en Zwijndrechtse Waard)

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Projectnummer Bedrijventerrein Smilde aspect Water"

Watergebiedsplan Hem. Toelichting bij het peilbesluit, projectplan en leggerwijziging. Partiële herziening van het peilbesluit Drechterland (2005)

Toelichting Peilbesluit Assen

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Toelichting Peilbesluit Westerhornermolenpolder Polder De Oude Leij

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

Bijlage 1 Toelichting partiële herzieningen peilbesluiten Alblasserwaard en Tielerwaard

Kaart 1 Overzichtskaart Gieterveen. hoofdwaterlichaam. Zuidwolde. Groningen. Hoogkerk. Uiterburen Zuidbroek. Haren. Heiligerlee Winschoten

Peilbesluit Campen. 12 december 2016

Peilbesluit Ter Haar. Waterschap Hunze en Aa s 11 maart Peilbesluit Ter Haar

Samenvatting peilvoorstellen en afwegingen

Dossiernummer: Projectnummer:

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer

Wateroverlast. A anleiding

Datum 14 december Herstel Meander Lunterse Beek Scherpenzeel. Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Vallei en Veluwe

Informatiebijeenkomst PWO Zuid-Beveland-Oost. 26 november 2012

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010

FAZ: Ja Opdrachtgever: Jelmer Kooistra

Leeswijzer factsheets peilgebieden Walcheren

Leidraad peilbesluiten

Gebiedsontwikkeling Zuidelijk Westerkwartier droge voeten, natuur en.

Ontwerp peilbesluit Rietveld 2017

Projectplan Capaciteitsverhoging gemaal Ypenburg, gemeente Den Haag

RENHEIDE OP PEIL Doel pilot Beoogde effecten Maatregelen

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

ECLI:NL:RBZWB:2014:8005

REACTIENOTA zienswijzen Peilbesluit De Onlanden

BPP: Nee FAZ: Nee VVSW: Ja Opdrachtgever: Jan van der Laan

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Lage Abtswoudschepolder Peilgebied V

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1

Bijlage A. Begrippenlijst

BELEIDSREGEL DEMPEN SLOTEN WATERSCHAP HUNZE EN AA S

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

Toelichting op partiële herziening peilbesluit Groeneveldse polder peilgebied XII

Nieuwe natuur voor droge voeten

Zoals aangegeven zijn de gemeente Lelystad en het havenbedrijf Amsterdam de ontwikkelaars van het bedrijventerrein.

Waterbeheer. Semester 3 periode 1, minor water. Docent: E. Jonker. Datum: Gemaakt door: Lútsen Bonekamp. Johannes Woudsma.

Wijkoverleg Aalsmeer Oost. maandag 6 maart

B O SATLAS VAN DE ALBLASSERWAARD

Voorstel. Routing voorstel. G.J. Versluis. Watersysteem. (gew )

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Legger Wateren. tekstuele deel

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding

Transcriptie:

Peilbesluit Duurswold Peilbesluit Duurswold Waterschap Hunze en Aa s November 2013

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 4 1.1 Achtergrond peilbesluiten... 4 1.2. Aanleiding peilbesluit Duurswoldboezem... 4 1.3 Doel... 5 1.4 Procedure en communicatie... 5 2. Beleid... 6 2.1 Europese wet- en regelgeving... 6 2.2 Nationaal beleid... 8 1.3 Provinciaal beleid... 9 2.4 Beleid Hunze en Aa s... 10 3 Werkwijze en uitgangspunten... 10 4 Beschrijving van het gebied... 10 4.1 Inleiding... 10 4.2 Ligging... 11 4.3 Functies... 11 4.4 Bodem... 12 4.5 Hoogteligging en bodemdaling... 12 4.5.1 Bodemdaling door aardgaswinning... 13 4.5.2 Bodemdaling door veenoxidatie... 13 4.6 Waterbeheersing... 15 4.7 Grondwater, kwel en infiltratie... 17 5. Peilscenario s... 18 6. Belangen... 20 6.1. Waterkwaliteit... 20 6.1.1. Huidige situatie... 20 6.1.2 Wensen ten aanzien van het peilbeheer... 22 6.1.3. Beoordeling scenario s... 24 6.1.4. Maatregelen en financiële consequenties... 25 6.2. Terrestische natuur ( natuurgebieden en natuurwaarden)... 26 1

6.2.1. Algemeen... 26 6.2.2 Wensen ten aanzien van het peilbeheer... 26 6.2.3. Beoordeling scenario s... 26 6.2.4. Conclusie... 27 6.3. Hydrologie... 27 6.3.1. Algemeen... 27 6.3.2 Wensen ten aanzien van hydrologie... 27 6.3.4. Conclusie... 29 6.4. Veiligheid... 29 6.4.1. Algemeen... 29 6.4.2 Wensen ten aanzien van het peilbeheer... 30 6.4.3. Beoordeling scenario s... 30 6.4.4. Conclusies... 31 6.5. Infrastructuur... 31 6.5.1. Algemeen... 31 6.5.2 Wensen ten aanzien van het peilbeheer... 31 6.5.3. Beoordeling scenario s... 32 6.5.4. Conclusies... 32 6.6. bebouwing buitendijks... 32 6.6.1. Algemeen... 32 6.6.3. Beoordeling scenario s... 33 6.6.4. Conclusies... 34 6.7 Recreatie... 34 6.7.1. Algemeen... 34 6.7.2. Wensen ten aanzien van het peilbeheer... 34 6.7.3. Beoordeling scenario s... 35 6.7.4. Conclusies... 38 6.8. Archeologie... 38 6.8.1. Huidige situatie... 38 6.8.2. Wensen ten aanzien van het peilbeheer... 39 6.8.3. Beoordeling scenario s... 39 6.8.4. Conclusies... 39 6.9. Kabels en leidingen... 39 6.9.1. Algemeen... 39 2

6.9.3. Beoordeling scenario s... 40 6.9.4. Conclusies... 40 6. Afweging belangen en voorstel nieuwe peilen... 41 Bijlage 1. Toets kadenhoogte... 42 Bijlage 2. Waterdiepte en het voorkomen van ondergedoken waterplanten... 50 Kaart 1. Ligging van het gebied Kaart 2. Functiekaart POP Groningen Kaart 3. Bodemkaart Kaart 4. Hoogtekaart Kaart 5. Waterhuishouding Kaart 6. Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Kaart 7. Gemiddeld Laagste Grondwaterstand Kaart 8. GHG Buitendijks Kaart 9. Kwel en infiltratie Kaart 10. Beheerdoeltypenkaart Kaart 11. Archeologie 3

1. Inleiding 1.1 Achtergrond peilbesluiten Waterschap Hunze enaa s is verantwoordelijk voor het waterbeheer in een groot deel van de provincie Groningen en Drenthe. Het waterschap draagt hiermee zorg voor de kwaliteit en kwantiteit van de oppervlaktewateren en voor de waterkeringen in het beheergebied. Als waterbeheerder van het oppervlaktewater is het waterschap verplicht peilbesluiten vast te stellen voor daar toe aan te wijzen waterlichamen onder haar beheer. Deze plicht is vastgelegd in de waterwet, artikel 5.2.1. In de provinciale omgevingsverordening (POV) 2009 zijn de gebieden aangewezen waarvoor het waterschap verplicht een peilbesluit vast moet stellen. Een vastgesteld peilbesluit biedt aan belanghebbenden duidelijkheid en rechtszekerheid over de oppervlaktewaterpeilen die gehandhaafd worden in het betreffende gebied. Het peilbesluit is een instructienorm die het waterschap een inspanningsverplichting oplegt. Voorliggend document de toelichting op het voorgenomen peilbesluit voor het Duurswoldboezem dat het huidige peilbesluit Duurswoldboezem uit 1986 zal gaan vervangen. 1.2. Aanleiding peilbesluit Duurswoldboezem Het huidige peilbesluit voor het Duurswoldboezem dateert uit 1986 en dient geactualiseerd te worden. Nieuwe ontwikkelingen en de wettelijke verplichting zijn reden het huidige peilbesluit te herzien. Kaderrichtlijn water In het jaar 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water vastgesteld. Het doel van de KRW is om voor een heel stroomgebied een verbetering van de ecologische toestand van de wateren tot stand te brengen. Om dat te bereiken, hebben de waterschappen de afgelopen jaren samen met de omgeving doelen en maatregelen vastgesteld. De boezemkanalen Duurswold en het Schildmeer zijn als waterlichaam aangewezen voor de KRW. Eén van de KRW-opgaven tot 2015 is het onderzoeken van de mogelijkheden voor het instellen van een meer natuurlijk peilbeheer. Een meer natuurlijk peilbeheer is een peilbeheer waarbij de waterstanden in de natte tijd (winter) hoger zijn dan in de droge tijd (zomer), zoals dat in natuurlijke systemen ook het geval is. Bodemdaling door aardgaswinning Als gevolg van de aardgaswinning daalt de bodem in een groot deel van de provincie Groningen. Deze bodemdaling is het grootst nabij de winningspunten en neemt af naarmate de afstand tot het winningspunt toeneemt. De bodemdaling heeft gevolgen voor de waterhuishouding in het gebied. Gevolgen worden gecompenseerd door waterpeilen aan te passen eventueel in combinatie met de uitvoering van compenserende maatregelen. In 1986 zijn de peilen voor het Duurswoldboezem vastgesteld, op basis van de toen opgetreden bodemdaling. Nadien is de bodem in het gebied Duurswold met nog circa 10 centimeter gedaald, zie figuur 1. Ook de komende decennia blijft de bodem dalen als gevolg van de aardgaswinning. 4

Figuur 1. Opgetreden bodemdaling door aardgaswinning (cm) in 1986 en 2008. 1.3 Doel Het doel van dit peilbesluit is het vaststellen van een peilregime voor het Duurswoldboezem waarbij rekening wordt gehouden met de KRW doelen en opgaven en de opgetreden en nog te verwachten bodemdaling en alle overige in het gebied voorkomende belangen. In dit peilbesluit worden de peilen voor de komende 10 jaren vastgelegd waarbij de peilen op basis van de bodemdaling door aardgaswinning aangepast worden. Voor een tweetal perioden zullen de peilregimes vastgesteld worden. - periode 2014 tot en met 2018 en - periode 2019 tot en met 2023 In 2019 zullen de vastgestelde peilen met 5 cm verlaagd worden om de bodemdaling te volgen. 1.4 Procedure en communicatie Voorafgaand aan de formele procedure is in het kader van de ambtelijke voorbereiding, voorlichting gegeven over het voorgenomen peilbesluit en is overleg gevoerd met direct betrokkenen. Er zijn voor peilbesluit Duurswold twee gebiedsbijeenkomsten gehouden. De eerste bijeenkomst heeft op 16 januari 2012 plaatsgevonden aan het begin van het voorbereidingsproces. Hierin is aanwezigen gevraag om aan te geven met welke aandachtspunten en belangen volgens hun rekening gehouden moet worden. In de tweede gebiedsbijeenkomst op 8 oktober 2012 zijn de uitkomsten van de gemaakte analyses en het voorkeurspeilscenario gepresenteerd en besproken met belanghebbenden. 5

De Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 schrijft in artikel 3.23 voor dat het dagelijks bestuur een voorontwerp van een verplicht peilbesluit niet vaststelt dan na advies van Gedeputeerde Staten. Het ontwerp peilbesluit wordt ter besluitvorming voorgelegd aan het dagelijks bestuur en volgt de formele inspraakprocedure volgens afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht. Er wordt gepubliceerd wanneer en waar het ontwerp ter inzage ligt. Het ontwerp peilbesluit ligt gedurende een periode van 6 weken ter inzage. In deze periode wordt belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun zienswijze over het ontwerp peilbesluit kenbaar te maken. Het dagelijks bestuur beoordeelt of de ingediende zienswijzen aanleiding zijn om het algemeen bestuur te adviseren het oorspronkelijke ontwerp gewijzigd vast te stellen. Het algemeen bestuur krijgt een overzicht van alle zienswijzen en het commentaar daarop van het dagelijks bestuur. De stukken gaan voor de AB-vergadering ook naar degenen, die een zienswijze over het ontwerp besluit hebben ingediend. Zij kunnen desgewenst inspreken in de vergadering van het algemeen bestuur. Voor behandeling in de AB-vergadering wordt het voorstel besproken in de AB commissievergadering. Ook hierbij bestaat de mogelijkheid tot inspreken. Het Dagelijks Bestuur zendt gedeputeerde staten volgens artikel 3.23, 3e lid van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 het vastgestelde verplichte peilbesluit ter kennisname. Het vastgestelde peilbesluit wordt bekendgemaakt in de krant en daarbij wordt gewezen op de mogelijkheid om beroep in te stellen bij de rechtbank. Degene die een zienswijze heeft ingediend ontvangt persoonlijk bericht van het vaststellingsbesluit en de beroepsmogelijkheid bij de rechtbank. Enkel degene die een zienswijze heeft ingediend kan beroep instellen tenzij de ingediende zienswijzen aanleiding zijn geweest het peilbesluit gewijzigd vast te stellen. Het gewijzigd vaststellen van het plan kan voor belanghebbenden aanleiding zijn, die in eerste instantie geen zienswijze hebben ingediend, beroep in te stellen. Tegen de uitspraak van de rechtbank kunnen belanghebbenden, die beroep hebben ingesteld in hoger beroep gaan bij de Raad van State. De rechtbank en de Raad van State besluiten of het vastgestelde peilbesluit in stand kan blijven of eventueel moet worden aangepast. Het peilbesluit treedt in werking op de dag na bekendmaking ervan in de krant of op een nader in het peilbesluit te bepalen datum. Beroep en hoger beroep schorten de inwerkingtreding van het peilbesluit niet op. Wel kan de rechtbank of de Raad van State vooruitlopend op de uitspraak in (hoger) beroep bepalen dat de inwerkingtreding van het peilbesluit wordt opgeschort. Een belanghebbende kan daartoe een verzoek doen aan de rechtbank of Raad van State. 2. Beleid 2.1 Europese wet- en regelgeving Europese Kaderrichtlijn Water Vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water is het doel gesteld om een goede chemische en ecologische toestand van het oppervlakte- en grondwater te krijgen. De boezemkanalen Duurswold en het Schildmeer zijn als waterlichaam aangewezen voor de KRW. Het waterschap heeft in het 6

Waterbeheerplan 2010 2015 doelen en maatregelen geformuleerd voor de verschillende waterlichamen. De te bereiken doelen voor de boezemkanalen Duurswold zijn een natuurvriendelijke inrichting van de oevers. De opgave tot 2015 is het realiseren van 7 km natuurvriendelijke oever. Hiervan is de realisatie van 3,8 km inmiddels aanbesteed (0,6 km langs de Borgsloot, 1,2 km langs het Slochterdiep nabij de Hooilandsweg en 2 km langs het Afwateringskanaal ter hoogte van Dannemeer). Voor de resterende opgave van 3,2 km zijn zoekgebieden in beeld zoals aangegeven in figuur 2. Figuur 2. Locaties natuurvriendelijke oevers. Voor het Schildmeer is het doel een natuurlijk peilbeheer en helder en plantenrijk water, waarbij de oevers fungeren als paai- en opgroeiplaats voor vissen en natuurlijke slibvang. De KRW-opgave tot 2015 is het onderzoeken van de mogelijkheden voor het instellen van een meer natuurlijk peilbeheer en het creëren van 10 ha natuurvriendelijke luwe oeverzones (hiervan is reeds 5 ha gerealiseerd). Indien het instellen van het meer natuurlijk peilregime niet mogelijk is zal als alternatieve maatregel 10 ha extra natuurvriendelijk luwe oeverzone moeten worden ingericht. Verdrag van Malta De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). Hierbij is met name van belang dat de archeologische waarden niet worden aangetast door peilverlaging. Door verlagingen van peilen kan de kans bestaan dat archeologische waarden worden aangetast doordat ze boven de grondwaterspiegel komen te liggen. Het is daarom van belang om archeologische waarden te inventariseren en het effect van eventuele peilverlagingen in dit verband te bepalen. 7

2.2 Nationaal beleid Nationaal Waterplan (NWP) 2009-2015 Er worden in dit plan geen concrete richtlijnen gegeven voor het peilbeheer. Meer algemeen wordt benadrukt dat samenwerking tussen partijen van groot belang is om het waterbeleid tot stand te brengen. In het hoofdstuk ruimtelijke aspecten waterbeleid wordt ingezet op een klimaatbestendige inrichting van Nederland waarbij water een meer bepalende factor is bij ruimtelijke afwegingen. Er moet meer ruimte komen voor herstel van natuurlijke processen (bodem, water en natuur). Voor het gebied Noord Nederland is aangegeven dat om wateroverlast tegen te gaan de regio maatregelen uitvoert als extra berging in de boezem en de aanleg van retentiepolders. In het hoofdstuk watertekort en zoetwatervoorziening staat dat de kansen op verzilting en de toename van verdroging vereisen dat per gebied de afweging wordt gemaakt in hoeverre functies in overeenstemming kunnen worden gebracht met bijbehorend peilbeheer. Voor het gebied Noord Nederland is aangegeven dat de wateraanvoer uit het IJsselmeer, die nodig is voor verziltingsbestrijding en peilhandhaving om bodemdaling door veenoxidatie te voorkomen en het tegengaan van het verzwakken van veenkaden, speciale aandacht krijgt. Waterwet In de Waterwet is het beheer van grond- en oppervlaktewater geregeld. De Waterwet stelt de verplichting aan het waterschap om één of meer peilbesluiten vast te stellen voor oppervlaktewater- of grondwaterlichamen die volgens de provinciale waterverordening onder het beheer van het waterschap vallen. In een peilbesluit worden waterstanden of bandbreedten waarbinnen waterstanden kunnen variëren vastgesteld, die gedurende de daarbij aangegeven perioden zoveel mogelijk worden gehandhaafd (Waterwet, artikel 5.2). Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel) Het NBW heeft tot doel om in 2015 de watersystemen op orde te hebben en daarna op orde te houden zodat problemen met wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit zoveel mogelijk worden voorkomen. In 2008 zijn de afspraken hieruit geactualiseerd in het NBW-Actueel, de beleidslijnen zijn overgenomen in het waterbeheerplan van het waterschap. Natuurwetgeving De natuurwetgeving is vastgelegd in de Flora- en faunawet en in de Natuurbeschermingswet 1998. In beide wetten zijn naast het nationaal natuurbeschermingsbeleid ook tal van internationale verdragen en richtlijnen verankerd, zoals de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De Natuurbeschermingswet 1998 richt zich alleen op gebiedsbescherming en legt de bescherming van natuurgebieden in de nationale wetgeving vast. De verplichtingen voor soortbescherming zijn opgenomen in de Flora- en faunawet. De soortenbescherming kent naast de passieve wettelijke bescherming (het tegenhouden van verslechtering) met de Flora- en faunawet een actieve soortenbescherming via onder andere de soortenbeschermingsplannen (het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2000-2004) en de rode lijsten. Wet op de Archeologische Monumentenzorg De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de Nederlandse uitwerking van het Verdrag van 8

Malta (la Valetta). De wet is een raamwet, die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. Deze wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. Milieueffectrapportage Een milieueffectrapportage is verplicht voor grote projecten en plannen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. In de algemene maatregel van bestuur Besluit milieueffectrapportage is aangegeven dat de activiteit (D 49.3) De structurele verlaging van het (streef)peil van een oppervlaktewater mer beoordeling plichtig is in gevallen waarin de activiteit de volgende drempelwaarden overschrijdt: 1. betrekking heeft op een verlaging van 16 centimeter of meer, 2. plaatsvindt in een gevoelig gebied of een weidevogelgebied, en 3. betrekking heeft op een oppervlakte van 200 hectare of meer. Peilbesluit Duurswold omvat een verlaging van het zomerpeil maar ligt beneden de aangegeven drempelwaarden van 16 cm. Er is dan ook geen verplichting tot het opstellen van een MER beoordeling. In hoofdstuk 6 van deze toelichting zijn de (milieu)effecten van deze peilaanpassing weergegeven voor de verschillende belangen. Uit belangenafweging en de analyse van milieueffecten blijkt dat geen significante negatieve milieueffecten optreden als gevolg van dit peilbesluit. 1.3 Provinciaal beleid Het gebied van Duurswold ligt in de provincie Groningen. Provinciaal Omgevings Plan Groningen 2009 2013 In het Provinciaal Omgevingsplan (POP) zijn de hoofdlijnen van het Provinciaal omgevingsbeleid voor de komende jaren beknopt en overzichtelijk aangegeven. In het provinciale omgevingsplan zijn op de functiekaart water functies toegekend aan het gebied. Op de Functiekaart water POP Groningen zijn de toegekende functies aangegeven, zie kaart 2. Omgevingsverordening Provincie Groningen 2009 De provinciale omgevingsverordening (POV) 2009 bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen en is nauw verbonden met het Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013 (POP). In de omgevingsverordening zijn hoofdstukken opgenomen over milieu, water en ruimtelijke ordening. In de POV is in artikel 3.21 aangegeven dat het Algemeen bestuur van het waterschap voor boezemwateren verplicht een peilbesluit moet vaststellen. Dit peilbesluit voor de Duurswoldboezem is daarmee een verplicht peilbesluit. Nota Normdoelstellingen water In de nota Normdoelstellingen Water zijn de normdoelstellingen van de waterfuncties uit het omgevingsplan beschreven. Het POP, de POV en de normdoelstellingen zijn gebruikt bij het opstellen van het peilbesluit. 9

Leidraad voor het opstellen en beoordelen van peilbesluiten 2007 Het huidige provinciale beleid is erop gericht peilbesluiten zodanig op te stellen dat daarbij de belangen transparant en evenwichtig worden afgewogen. Het waterschap volgt bij het opstellen van peilbesluiten de Leidraad peilbesluiten 2007. Deze leidraad is van toepassing voor het gehele beheersgebied van het Waterschap Hunze en Aa s. 2.4 Beleid Hunze en Aa s Het waterbeleid op regionaal en lokaal niveau wordt weergegeven in het Waterbeheerplan en diverse nota s van Waterschap Hunze en Aa s. Waterbeheerplan 2010 2015 In het Beheersplan 2010-2015 staat aangegeven dat voor alle peilgebieden een peilbesluit wordt vastgesteld waarbij, op basis van de toegekende functies en de kaders die door de provincie zijn vastgesteld, de gewenste peilen worden vastgelegd. In het beheerplan is ook opgenomen dat voor de Duurswoldboezem de haalbaarheid van het instellen van een natuurlijk peilbeheer moet worden onderzocht. 3 Werkwijze en uitgangspunten Het waterschap Hunze en Aa s is op basis van de provinciale omgevingsverordening (POV) 2009 verplicht peilbesluiten op te stellen voor boezemwateren. Daarmee is het nemen van een peilbesluit verplicht voor de Duurswoldboezem. Het waterpeil in de Duurswoldboezem is van invloed op verschillende functies, zoals water, natuur, recreatie, veiligheid, wonen en landbouw voor zover deze buitendijks zijn gelegen. Deze functies stellen deels tegengestelde eisen aan het waterpeil. De waterpeilen die nu in de Duurswoldboezem worden nagestreefd zijn ruim 25 jaar geleden vastgesteld. Voorzieningen en werken in en rond de Duurswoldboezem zijn afgestemd op dit peilbeheer. Peilwijzigingen zullen door de tegengesteldheid van belangen en de gevolgen hiervan op bestaande werken en voorzieningen altijd resulteren in nadelige en positieve effecten. Onevenredige nadelige gevolgen moeten gecompenseerd worden. Uitgangspunt die we hierbij hanteren is dat een wijziging van de peilen en bijbehorende compenserende maatregelen tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten uitgevoerd moet kunnen worden. In deze toelichting worden 4 peilregimes uitgewerkt. De aanleiding, de na te streven doelen, de belangenafweging en de analyse van kosten vormen gezamenlijk de basis voor het vast te stellen peilregime. 4 Beschrijving van het gebied 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt een beschrijving van de Duurswoldboezem gegeven en van het watersysteem Duurswold. 10

Aan de orde komen ligging, functies en grondgebruik, waterbeheersing, bodem, hoogteligging, maaivelddaling, grondwater, kwel en infiltratie en waterkwaliteit. 4.2 Ligging Het watersysteem Duurswold is gelegen in de provincie Groningen tussen de steden Delfzijl, Groningen en Hoogezand-Sappemeer. De noord-westelijke grens wordt gevormd door het Eemskanaal. Het Winschoterdiep vormt de zuidelijke grens. Het watersysteem Duurswold heeft een oppervlak van circa 21.500 ha. Dit gebied watert af naar zee via de Duurswoldboezem. De Duurswoldboezem, waar dit peilbesluit voor wordt genomen, bestaat uit een kanalenstelsel en het Schildmeer. Het oppervlak van het Duurswoldboezem is circa 435 ha. Kanalen die onderdeel uitmaken van de Duurswoldboezem zijn: Het Slochterdiep inclusief de zijtakken: o Borgsloot o Roeibaan o Nieuwe Rijpmakanaal o Scharmer Ae o Slochter Ae o Groene Dijk o Woltesumer Ae Groeve Zuid Het Afwateringskanaal Zuid en Noord inclusief de zijtakken: o De Leeks o Wagenborgermaar De Wagenborgermaar en het Nieuwe Rijpmakanaal zijn via een duiker met afsluiter verbonden met het Duurswoldboezem. In hoogwatersituaties kunnen deze afsluiters dichtgezet worden. Bij normale omstandigheden maken deze zijtakken onderdeel uit van de Duurswoldboezem. Op kaart 1. Ligging is het watersysteem Duurswold aangegeven en daarbinnen de Duurswoldboezem. 4.3 Functies In het Provinciaal Omgevings Plan Groningen 2009 2013 zijn verschillende functies toegekend aan het gebied. Kaart 2 geeft de functietoekenning weer. Watersysteem Duurswold De polders rond de boezem Duurswold hebben overwegend een landbouwfunctie. Hiervan wordt een deel gebruikt als akkerbouw en deels als grasland. Naast de landbouw is de functie natuur een belangrijke functie. In het watersysteem Duurswold wordt in de herinrichting van Midden Groningen ruim 1600 ha ecologische hoofdstructuur gerealiseerd wat een schakel vormt tussen het Waddengebied en de Drentse natuurgebieden. Duurswoldboezem Het Schildmeer en de boezemkanalen van Duurswold hebben de functie aan-, afvoer en waterberging, vaarwater en viswater toegekend gekregen. De strandjes rond Steendam hebben tevens de functie zwemwater. 11

Het Schildmeer en de oevers van het Schildmeer hebben ook de functie natuur toegekend gekregen. Belangrijke natuurwaarden zijn de veenmosrietlanden langs het Schildmeer. De buitendijkse gebieden die Duurswold kent zijn bestemd als bestaand bebouwd gebied (industrieterrein van Delfzijl), landbouw ( het buitendijkse landbouwgebied ten noord-oosten van het afwateringskanaal Noord), recreatie (het recreatieterrein aan de oostkant van het Schildmeer) of als natuur zoals de oevers rond het Schildmeer en de gebieden tussen de Scharmer Ae en de Slochter Ae. Op kaart 1 zijn de buitendijkse gebieden weergegeven. 4.4 Bodem In het pleistoceen is de van bodem van Duurswold onder invloed van landijs en de zee opgebouwd uit dekzand en zeeklei. Daartussen is in de loop van de tijd veen ontstaan De dekzandruggen (podzolgronden) liggen hoger dan de omringende klei- en veengronden. Tot in de 19 e eeuw had de zee nog directe invloed binnen Duurswold. Tussen het zanddek en de zeeklei bevonden zich oorspronkelijk meerdere maren en meren, natuurlijke laagten in het veenmoeras, zoals het Schildmeer. Via de maren brak de zee geregeld door tot ver in het achterland. De ontginning van de natte veengebieden vond plaats vanuit de zandgronden. Haaks op de ontginningsbasis (de zandrug Harkstede-Slochtere-Siddeburen) werden sloten gegraven om het natte veenmoeras te ontwateren en geschikt te maken voor de landbouw. Hierdoor ontstond een landschap met smalle kavels Het Schildmeer ligt centraal in het Duurswold gebied in het overgangsgebied van kleigronden naar veengronden. Het meer heeft een oppervlak van 287 ha. Het is op natuurlijke wijze ontstaan en heeft zich in de loop van de tijd uitgebreid mede door vervening en afkalving van de oevers. Op kaart 3 is een indeling van de verschillen de bodemtypen weergegeven. De bodem bestaat uit podzolgronden, moerige gronden (< 40 cm veen), veengronden en kleigronden. 4.5 Hoogteligging en bodemdaling Watersysteem Duurswold Volgens de hoogtegegevens van het AHN 2009 (Algemeen Hoogtebestand Nederland) loopt het maaiveld af vanaf de zandrug van Slochteren en Siddeburen richting het noordoosten. Het maaiveld varieert tussen de NAP 1,50 m en de NAP -3,00 m. Op kaart 4 wordt de hoogte van het maaiveld van het watersysteem Duurswold weergegeven ten opzichte van NAP. Duurswoldboezem De boezem loopt grotendeels door de laagste delen van het Duurswoldgebied. Hierdoor kan het water uit de polders goed naar de boezem stromen waar poldergemalen het in de boezem pompen. De Duurswoldboezem ligt grotendeels in ophoging in het landschap. 12

Binnen de Duurswoldboezem zijn de oevers rond het Schildmeer het laagst gelegen met hoogten tussen de NAP -1,12 m en de NAP -0,70 m. In het landbouwgebied dat buitendijks ligt variëren de maaiveldhoogten tussen de NAP - 0,70 m en de NAP 0,40 m. In het gebied Duurswold doet zich bodemdaling voor door aardgaswinning en door veenoxidatie. 4.5.1 Bodemdaling door aardgaswinning Sinds de jaren 60 wordt er in de gemeente Slochteren aardgas gewonnen. Als gevolg van de winning vindt zetting plaats in de gasvoerende lagen hetgeen resulteert in daling van het maaiveld. Tussen 1964 en 2008 is de bodem in Duurswold tussen de 12 en 26 cm gedaald. Volgens de prognoses van de NAM zal de bodemdaling zal de bodemdaling in Duurswold in 2025 variëren tussen de 26 cm en de 42 cm. In 2050 varieert de bodemdaling hier tussen de 26 cm en de 42 cm. In 2070 varieert de bodemdaling hier tussen de 27 cm en de 43 cm. In figuur 3 is de reeds opgetreden bodemdaling in 2008 uitgezet tegen de verwachte bodemdaling in 2025 en 2050. Figuur 3. Bodemdaling in 2008, 2025 en 2050 in cm. Zoals uit de figuur blijkt lopen de bodemdalingscontouren en de boezem van Duurswold nagenoeg parallel aan elkaar. Dit betekent dat de bodemdaling door aargaswinning binnen de boezem bijna overal gelijk is en de boezem en de boezemkaden relatief gelijkmatig dalen. 4.5.2 Bodemdaling door veenoxidatie Watersysteem Duurswold Zoals reeds beschreven bestaat een deel van de bodem in Duurswold uit veengrond. Ook onder de kleigronden komen nog veenlagen voor. Door de relatief diepe ontwatering in met name de 13

landbouwgebieden wordt een deel van het bodemprofiel blootgesteld aan lucht waardoor het veen kan oxideren. Door de oxidatie verdwijnt het veen en zal de bodem dalen. Uit analyses is naar voren gekomen dat er in de landbouwgebieden nog veel veen aanwezig is en de bodem nog decennia lang kan dalen. Onder invloed van de bodemdaling door veenoxidatie wordt het verschil tussen boezemhoogte en polderhoogte vergroot. Dit leidt ertoe dat het belang van de keringen rondom de boezem steeds groter wordt. Langs een groot deel van de boezem hebben de gronden de functie natuur toegekend gekregen, de verwachting is dat hier door een natuurlijk peilbeheer de veenoxidatie wordt stopgezet. Het waterschap Hunze en Aa s heeft in 2012 een analyse uitgevoerd naar veenoxidatie. Er zijn aandachtsgebieden aangegeven waar de komende decennia bodemdaling wordt verwacht door veenoxidatie. Figuur 4 geeft de gebieden weer waar deze gebieden zijn gelegen binnen Duurswold. Figuur 4. Verwachte toekomstige bodemdaling door veenoxidatie in cm. Duurswoldboezem De ondergrond van de Duurswoldboezem en het buitendijkse gebied bestaat deels ook uit veengrond. De locaties waar het veen voorkomt in de bodem is in gebruik als water of natuur. Door de permanent natte situatie zal dit veen niet oxideren. De boezemkaden zijn gemaakt van klei of zand. Onder de boezemkaden komt plaatselijk veen in de ondergrond voor. De bovenkant van deze veenlaag ten opzichte van de kruinhoogte en het grondwaterstandsverloop in de kade bepaalt of er sprake kan zijn van oxidatie van het veen. 14

Doordat de Duurswoldboezem verhoogd in het landschap ligt is de grondwaterstand in de kade veelal hoger dan de bovenkant van de veenlaag in der ondergrond. Veenoxidatie ter plekke van kaden wordt dan ook nauwelijks verwacht. 4.6 Waterbeheersing Watersysteem Duurswold De oorspronkelijk, natuurlijke afvoer van het water liep in Duurswold van de hoger gelegen kleigebieden en zandgronden naar het centrale lager gelegen veengebied. In de huidige situatie is het nog steeds op deze wijze georganiseerd.. De gronden binnen het watersysteem Duurswold stromen af naar dit lagere centrale deel. Het overtollige water wordt met poldergemalen uitgeslagen op de Duurswoldboezem. Bij een watertekort in de polders kan er vanuit de Duurswoldboezem water ingelaten worden. Duurswoldboezem De Duurswoldboezem ligt in het centrale lagere veengebied maar ligt nu verhoogd in het landschap. De boezem wordt omgeven door kaden en het overtollige water uit de boezem wordt afgevoerd naar zee. Bij lage waterstanden op zee gebeurt dit onder vrij verval door middel van een spuisluis. Bij hogere waterstanden op zee wordt het water uitgeslagen op zee met het, bij de spuisluis gelegen, gemaal Duurswold. Tijdens de zomerperiode wordt bij een watertekort middels de Slochtersluis water aangevoerd vanuit het Eemskanaal. De aanvoer van water is gering en beperkt zich tot incidenten in droge zomers. De buitendijkse gebieden wateren onder vrij verval af op de boezem. Op kaart 5. is de waterhuishouding weergegeven. Boezempeil Het huidige boezempeil voor de Duurswold boezem is in 1986 vastgesteld op NAP -1,12 m. In de huidige praktijk wordt in de zomer een iets hoger peil aangehouden van NAP -1,07 m. Deze peilen worden onder normale omstandigheden nagestreefd. In perioden met hoge afvoeren en een gestremde lozing onder vrij verval wordt er in de Duurswoldboezem water geborgen. Volgens de geldende veiligheidsnormdoelstellingen ligt het maximum toegelaten waterniveau voor de Duurswoldboezem op 0,50 m boven het winterstreefpeil, ofwel NAP -0,62 m. Optredende waterstanden De waterstanden die daadwerkelijk optreden in normale situaties in de boezem variëren met een dagelijkse schommeling rond de streefpeilen. Deze dagelijkse schommelingen worden veroorzaakt door het spui en maalregime. Ook door opstuwing zullen de waterstanden toenemen naarmate de afstand tot het lozingspunt toeneemt. In de Duurswoldboezem is opwaaiing ook van invloed zijn op de waterstanden. In onderstaande figuren een overzicht van de gemeten waterstanden bij gemaal Weiwerd, Sans Souci, en Lageland. 15

16

Figuur 5. Gemeten waterstanden op de Duurswoldboezem. 4.7 Grondwater, kwel en infiltratie Grondwater Het huidige peilbeheer in combinatie met de maaiveldhoogten resulteert in de huidige grondwaterstanden. De GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) is de grondwaterstand die in het voor- en najaar verwacht mag worden. De GLG (gemiddeld laagste grondwaterstan) is representatief voor de droge zomerse perioden. Op kaart 6 en 7 zijn respectievelijk de GHG en de GLG in m maaiveld weergegeven (bron grondwatermodel Noord Nederland, MIPWA) voor het watersysteem Duurswold. Op kaart 8 is de GHG weergegeven voor de buitendijkse gebieden. Er komt op meerdere plaatsen bebouwing voor in het buitendijkse gebied. De GHG ter plaatse van de buitendijkse bebouwing nabij gemaal Woudbloem is groter dan 1,80 meter minus maaiveld. De buitendijkse bebouwing langs het Schildmeer kent een hogere GHG, deze varieert tussen de 0,60 en de 0,90 m maaiveld. De bebouwing van Delfzijl heeft grondwaterstanden tussen de 0,30 en 0,70 m maaiveld. Het buitendijkse landbouwgebied heeft grotendeels een GHG van 0,20 tot 0,60 m maaiveld. Kwel en infiltratie De hoogteligging van gebieden en de waterhuishoudkundige inrichting ervan zijn in belangrijke mate bepalend voor het optreden van kwel of infiltratie Op kaart 9 is aangegeven waar kwel en infiltratie voorkomt. Bij kwel stroomt grondwater richting het maaiveld of naar de aanwezige watergangen. Bij infiltratie treedt het omgekeerde op: water zijgt vanuit het gebied of de aanwezige watergangen weg naar de omgeving. Kwel treedt meestal op in de laaggelegen gebieden en infiltratie komt meestal voor op de hooggelegen gebieden. In het gehele watersysteem Duurswold is vrij veel kwel aanwezig. 17

Het watersysteem Duurswold ligt in een relatief laag gelegen gebied (beneden NAP), waardoor kwel een belangrijke rol speelt. In het gebied zijn twee 'soorten' kwel van belang (Bijkerk & Berg, 2005): Regionale kwel afkomstig van het Drents plateau. Het kwelwater treedt aan het oppervlak in enkele polders rond Woudbloem, en wordt vervolgens op de boezem uitgeslagen, waarna het via de Ae s en het Afwateringskanaal van Duurswold in noordelijke richting stroomt, om uiteindelijk in het Schildmeer uit te komen. Lokale kwel afkomstig van de boezem (het Eemskanaal-boezempeil is NAP+ 0,53 m (Medusa, 2005)) of van hoger gelegen polders ten noorden van het meer. Deze kwel wordt vanuit de polders via gemalen op de boezem uitgeslagen. Doordat er vrij veel lokale en regionale kwel voorkomt in het watersysteem Duurswold is er relatief weinig behoefte aan aanvoer van water. Er is nauwelijks sprake van wegzijging vanuit de boezem naar de omliggende gronden, dit wordt bevestigd door waterbalansen en de wateraanvoergegevens. 5. Peilscenario s Vanuit de KRW opgave om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor een natuurlijk peilbeheer zijn een viertal peilregimes gedefinieerd. Van deze peilvarianten zijn de gevolgen voor de verschillende belangen in beeld gebracht en de daarbij horende financiële gevolgen voor maatregelen. De volgende peilregimes zijn beschouwd: A Huidig peil - zomer NAP -1,07 m / winter NAP -1,12 m Dit scenario zijn de peilen die nu worden nagestreefd in de Duurswoldboezem. Dit scenario dient als referentiescenario en is opgenomen om de voor en nadelen van wijzigingen op dit peilregime in beeld te kunnen brengen. B Bodemdaling - zomer NAP -1,17 m / winter NAP -1,22 m Bij dit peilscenario zijn de huidige peilen verlaagd conform de bodemdaling die sinds 1986 is opgetreden. C Meer natuurlijk peil - zomer NAP -1,22 m / winter NAP -1,02 m Dit scenario is een natuurlijk peilregime binnen een haalbare/betaalbare bandbreedte welke een belangrijke bijdrage kan leveren aan de KRW doelen. In de maanden september maart zal het peil geleidelijk stijgen tot NAP -1,02 m waarbij delen van de oeverlanden inunderen waardoor strooisellagen verwijderen en zwevende stof in de oeverlanden kan bezinken. In het vroege voorjaar wordt het peil verlaagd naar het zomerpeil van NAP -1,22 m waardoor zaden kunnen kiemen en wortelstokken kunnen uitlopen. D Ecologisch peil - zomer NAP -1,27 m / winter NAP -0,87 m Dit scenario is een natuurlijk peilregime welke volledig is afgestemd op de KRW doelen. In de maanden augustus januari zal het peil geleidelijk stijgen tot NAP -0,87 m waarbij delen van de oeverlanden inunderen waardoor strooisellagen verwijderen en zwevende stof in de oeverlanden kan bezinken. In het vroege voorjaar tot de zomer zakt het peil uit naar een zomerpeil van NAP -1,27 m waardoor zaden kunnen kiemen en wortelstokken kunnen uitlopen. Door een groot peilverschil 18

tussen zomer en winter in te stellen krijg je een zo groot mogelijk oppervlak met geleidelijke overgangen. Figuur 7 Scenario A - Huidig peil: zomer NAP -1,07 m / winter NAP -1,12 m Figuur 8. Scenario B - Autonome peilverlaging: zomer NAP -1,17 m / winter NAP -1,22 m 19

Figuur 9. Scenario C - Meer natuurlijk peil - zomer NAP -1,22 m / winter NAP -1,02 m Figuur 10. Scenario D - Ecologisch peil - zomer NAP -1,27 m / winter NAP -0,87 m 6. Belangen In dit hoofdstuk wordt per belang een beschrijving gegeven van de huidige situatie en wordt aangegeven welke wensen/eisen er ten aanzien van het peilbeheer liggen. Vervolgens wordt voor de vier peilscenario s aangegeven wat de gevolgen zijn en welke maatregelen c.q. financiële middelen nodig zijn om nadelige gevolgen te compenseren. 6.1. Waterkwaliteit 6.1.1. Huidige situatie De boezemkanalen Duurswold en de het Schildmeer zijn vanuit de Kaderrichtlijn water aangewezen als waterlichamen. In het Schildmeer en het Afwateringskanaal Duurswold liggen hoofdmeetpunten 20

waar jaarlijks de fysisch-chemische waterkwaliteit wordt gevolgd. Om de drie jaar vindt een gedetailleerd stroomgebiedsonderzoek plaats. Duurswold wordt in 2013 onderzocht. Boezemkanalen Duurswold Het systeem bestaat uit afwateringskanalen met boezemfunctie in laagveen- en kleigebied. De kanalen worden gevoed door regen, grondwater, instromend oppervlaktewater of uitgeslagen polderwater. Ten tijde van watertekort word via deze kanalen IJsselmeerwater aangevoerd. Het profiel van de kanalen is rechthoekig of trapeziumvormig met abrupte, en vaak harde overgangen van land naar water. De kanalen hebben deels een functie recreatievaart en viswater. Belasting met stoffen is er voornamelijk door emissies van landbouwgronden en door aanvoer met aanvoerwater. In mindere mate is er belasting met stoffen door emissies van overstorten. Fysisch chemisch De fysisch chemische waterkwaliteit in de kanalen voldoet ruim aan de gestelde normen. De fysischchemische toestand in dit waterlichaam geen belemmering voor het halen van de biologische doelen. Biologisch De beoordeling van de huidige biologisch toestand is in onderstaande grafiek weergegeven. Kanalen Duurwold Biologie Fysisch chemisch Vis Planten algen Mfauna stikstof fosfaat CL O2 ph DZ Doel/GEP 0.6 0.52 0.6 0.6 4.0 0.15 400 60-120 2012 5.5-8.5 0.6 Legenda: slecht ontoereikend matig goed Schildmeer Het Schildmeer is een middelgroot, gebufferd zoet meer in zeeklei- en veengebied met een boezemfunctie. Het meer wordt gevoed door regen, en instromend oppervlaktewater uit de boezemkanalen en poldergemalen. De belasting met stoffen komt voornamelijk door de aanvoer vanuit de boezem (Kanalen Duurswold). De boezem is voornamelijk belast met stoffen door landbouw en aanvoerwater. Fysisch chemisch De fysisch chemische waterkwaliteit in het Schildmeer voldoet ruim aan de normen. De fysischchemische toestand in dit waterlichaam geen belemmering voor het halen van de biologische doelen. Biologisch De toestand voor algen is gemiddeld over de laatste 3 metingen (2009, 2010, 2011) goed. De toestand van algen staat onder druk van de concurrentie met driekhoeksmosselen. 21

De toestand voor macrofyten is matig door het ontbreken van ondergedoken waterplanten. Vermoedelijk is de diepte van het meer nadelig voor de ontwikkeling van ondergedoken waterplanten. Plaatselijk komt er bovendien waterbodem van katteklei voor wat een zuur bodemklimaat heeft. Daarnaast ligt er veel slib op de waterbodem dat tot opwerveling kan komen (met name in het na- en voorjaar) met troebelheid als gevolg (wat vooral in het voorjaar mogelijk een nadelig effect heeft op de ontwikkeling van waterplanten).een mogelijk andere factor die mede oorzaak is, zijn de door de wind gegenereerde waterbewegingen. Door het ontbreken van goed ontwikkelde oevers en brede zones met ondergedoken waterplanten ontbreekt een deel van het leefgebied van vis (onvoldoende paai- en opgroeigebied) en macrofauna. De toestand van vis is dan ook ontoereikend. Schildmeer Biologie Fysisch chemisch vis planten algen mfauna stikstof fosfaat Cl O2 ph DZ Doel/GEP 0.57 0.5 0.6 0.6 3.5 0.1 200 60-120 2012 5.5-8.5 0.6 Legenda: slecht ontoereikend matig goed 6.1.2 Wensen ten aanzien van het peilbeheer De biologische waterkwaliteitsdoelen worden niet gehaald. De fysisch -chemische toestand in de waterlichaam vormt geen belemmering voor het halen van de biologische doelen. Het niet behalen van de ecologische doelen wordt veroorzaakt door onvoldoende leefgebied voor vis en macrofauna in de vorm van goed ontwikkelde oevers en brede zones met ondergedoken waterplanten. Het streefbeeld voor het Schildmeer is een meer met een oeverzone welke ruimte biedt aan waterplanten, terwijl rondom het meer een brede helofytenzone aanwezig is. Langs de oevers liggen ondiep waterzones. De peildynamiek zorgt voor afwisselend inunderende (onderlopende) en droogvallende plas/dras oevers. Door het dynamische peilbeheer en de ondiepe waterzones ontwikkelen waterplanten en oevervegetaties zich goed. Voor de ontwikkeling oevers en brede zones met ondergedoken waterplanten is lichtintrede, de gradiënten van oevers en het peilverloop van belang. Lichtintrede/ondergedoken waterplanten Voor een verbeterde ontwikkeling van ondergedoken waterplanten in het Schildmeer is vooral de waterdiepte van belang. Wanneer de waterdiepte kleiner is dan de lichtdiepte zal er voldoende lichtintrede ontstaan voor de groei van ondergedoken waterplanten. Voor de ontwikkeling van waterplanten is met name in het voorjaar (april/mei) voldoende lichtdiepte belangrijk. Als de waterplanten eenmaal tot ontwikkeling zijn gekomen en richting het wateroppervlak zijn gegroeid, is het lichtklimaat op de bodem minder van belang. De maximale waterdiepte voor het vestigen van ondergedoken watervegetaties is afhankelijk van de troebelheid van het water. Op basis van de formule van Lambert Beer en een regressievergelijking op basis van gemeten doorzicht en chlorofyl-a concentraties is de maximale waterdiepte berekend voor 22

het Schildmeer van 1,50 m, zie bijlage 3. Uit onderstaande figuur is de waterdiepte weergegeven ten opzichte van het huidige zomerpeil van 1,07 m - Nap. Figuur 11. Waterdiepte Schildmeer bij huidig zomerpeil van 1,07 m Nap. Gradiënt oevers Voor een verbeterde ontwikkeling van oeverplanten is de waterdiepte en de hellingshoek van de oever van belang. Bij steile oevers hebben grotere peilfluctuaties weinig effect op de oeverzone. In de streefsituatie bezit het meer vitale oeverzones die een geleidelijke overgang vormen tussen het open water en de vochtige graslanden rondom het meer. Natuurlijk peilverloop Om een goed ontwikkelde oevervegetatie mogelijk te maken is een natuurlijker peilbeheer noodzakelijk. Lage waterstanden en droogval in de zomer stimuleert de vegetatieve uitbreiding van oeverplanten en de ontwikkeling van oeverplanten uit zaden. Droogval in de zomer zorgt voor extra zuurstof in de bodem waardoor de aerobe afbraak van organisch materiaal door micro-organismen gestimuleerd wordt en de waterbodem minder sterk gereduceerd raakt. Dit verbetert de vitaliteit van de wortels en wortelstokken van riet. Door het afwisselend droogvallen in de zomer en onderlopen van gebieden in de winter vindt er bij een (semi)natuurlijk peilverloop ook minder verruiging plaats. Ruigtesoorten als Grote brandnetel en Harig Wilgeroosje zijn minder goed bestand tegen volledige overstroming over langere perioden. Bij overstromingen van meer dan 6 weken sterven deze soorten af. Hierdoor krijgen ruigtesoorten dan minder de kans om te domineren en dat komt de ontwikkeling van echte oeverplanten zoals Watermunt, Wolfspoot ten goede. 23

Hoge waterstanden in de winter kunnen ook de strooiselverwijdering verzorgen. Het strooisel wat zich normaliter in de rietkragen verzameld en daar voor groeiremming zorgt, kan afgevoerd worden in een situatie met tijdelijk hoog water. Een verandering van het peilbeheer naar een natuurlijk regime, met perioden van laag water in de zomer en hoog water in de winter, biedt goede mogelijkheden voor een verbeterde ontwikkeling van oevervegetaties. 6.1.3. Beoordeling scenario s Lichtintrede/ondergedoken waterplanten Waterplanten kunnen zich alleen vestigen als er voldoende licht op de bodem komt. De hoeveelheid licht dat nodig is op de bodem om waterplanten te laten ontkiemen varieert in Nederlandse wateren tussen de 3% en 16%. In situaties waarbij er weinig waterplanten voorkomen moet er minimaal 10% van het licht de bodem bereiken. De hoeveelheid licht dat door kan dringen tot op de bodem kan is afhankelijk van de doorzicht en de gehalten chlorofyl. Met behulp van de formule van Lambert Beer is de maximale waterdiepte berekend bij gemeten doorzicht en chlorofyl concentraties om voldoende licht op de bodem te krijgen. Voor de periode 2003 t/m 2013 is een gemiddelde jaarlijkse maximale waterdiepte van 1,50 m berekend. In het voorjaar wanneer de waterplanten kiemen is het met name van belang dat er voldoende licht op de bodem komt. Voor april en een gemiddelde maximale waterdiepte berekend van 1,30 meter. Wanneer er meer waterplanten aanwezig zijn in het Schildmeer neemt het belang van de waterdiepte af. De maximale waterdiepte wordt dan 1,75 m. Streefpeil zomer Waterdiepte < 1,30 m in april Scenario A : -1,07 m Nap Scenario B : -1,17 m Nap Scenario C : -1,22 m Nap Scenario D: -1,27 m Nap Waterdiepte < 1,50 m jaargemiddeld Waterdiepte < 1,75 m in april 6,3% 19 ha 15,3% 45 ha 34,2% 100 ha 10,5% 31 ha 21,7% 64 ha 47,6% 139 ha 12,9% 38 ha 26,2% 77 ha 57,9% 169 ha 15,3% 45 ha 31,1% 91 ha 71,7% 210 ha Gradiënt oevers De oeverzone tussen de 0,70 m waterdiepte in de zomer en 20 cm boven het hoogst ingestelde peil is het meest geschikt voor de ontwikkeling van oeverplanten. Voor de 4 varianten is berekend wat de range van de oeverzone is en welk oppervlak van de oevers (totaal 82 ha) rond het Schildmeer zich in deze range bevindt en wat het oppervlak is van de oevers langs de boezemkanalen. Streefpeil zomer Hoogste peil binnen het peilregime Range oeverzone Oppervlak oevers Schildmeer Scenario A : -1,07 m Nap -1,07 m Nap -1,77 tot -0,87 34 % 28 ha 4,9 ha Scenario B : -1,17 m Nap -1,17 m Nap -1,87 tot -0,97 25 % 20 ha 5,2 ha Scenario C : -1,22 m Nap -1,02 m Nap -1.92 tot -0,82 55 % 45 ha 5,3 ha Scenario D: -1,27 m Nap -0,87 m Nap -1,97 tot -0,67 70% 57 ha 5,4 ha Oppervlak oevers boezemkanalen 24

Figuur 12. Geschiktheid oeverzones. Natuurlijk peilverloop Vergelijking van de scenario s laat zien dat slechts 2 van de 4 scenario s een natuurlijk peilverloop hebben met lagere zomerpeilen dan winterpeilen. Des te groter het peilverschil bij een natuurlijk peilverloop des te beter dit is voor allerlei processen. Scenario Zomerpeil Winterpeil Natuurlijk peilverloop Scenario A -1,07 m Nap -1,12 m Nap nee n.v.t. Scenario B -1,17 m Nap -1,22 m Nap nee n.v.t. Scenario C -1,22 m Nap -1,02 m Nap ja 20 cm Scenario D -1,27 m Nap -0,87 m Nap ja 40 cm Peilverschil 6.1.4. Maatregelen en financiële consequenties Het instellen van een natuurlijker peilbeheer heeft een gunstig effect op waterdiepte, areaal natuurlijke oevers en diverse natuurlijke processen. Bij het vaststellen van het KRWmaatregelenpakket is bepaald dat wanneer een natuurlijker peilbeheer niet mogelijk zou zijn er 10 ha extra luwteplekken in het Schildmeer aangelegd moeten worden om een soortgelijk effect op de waterkwaliteit te krijgen. Met deze luwteplekken wordt er naar gestreefd om betere uitgangspunten voor de ontwikkeling van ondergedoken planten en moerasplanten te creëren. Omdat de golfbrekers voor de luwe zone de golfslag uitdempen en de opwerveling van slib tegengaan ontstaat er een zone met een verbeterd doorzicht. Hierdoor kunnen onderwaterplanten sneller ontwikkelen. Door de zone achter de golfbrekers deels te verondiepen en te voorzien van een flauwer talud kunnen hier 25

ook verschillende soorten moerasplanten ontwikkelen. De verwachting is dat deze maatregel als compensatie kan dienen indien blijkt dat een natuurlijk peilbeheer niet mogelijk blijkt. Het instellen van een natuurlijk peilbeheer heeft wel de voorkeur omdat hiermee niet alleen een positief effect verwacht wordt op de ecologische ontwikkeling in het Schildmeer zelf maar ook op de ontwikkeling van de (natuurvriendelijke) oevers in de boezemkanalen van Duurswold. De lagere waterstanden in de zomer bieden hierbij zaden de kans te ontkiemen en soorten als riet om d.m.v. wortelstokken verder uit te breiden. Dit resulteert in meer gevarieerde en vitalere oeverbegroeiing die niet alleen de ecologische kwaliteit maar ook de stevigheid van de oeverzones ten goede komt. De kosten van 10 ha luwteplekken is geraamd op twee miljoen euro. Ingeval van scenario A en B geeft het voorgestelde peilregime onvoldoende rendement en is de 10 ha extra luwtezone noodzakelijk om aan te leggen. In de varianten C en D heeft het natuurlijk peilbeheer een gunstig effect op het doorzicht, het areaal aan natuurlijke oevers en de vitaliteit van de oevers. In beide scenario s wordt het aanleggen van 10 ha extra luwtezone niet nodig geacht. Scenario Aanvullende maatregelen Kosten Scenario A 10 ha luwtezone 2.000.000,- Scenario B 10 ha luwtezone 2.000.000,- Scenario C geen 0,- Scenario D geen 0,- 6.2. Terrestische natuur ( natuurgebieden en natuurwaarden) 6.2.1. Algemeen In het Ontwerp Natuurbeheerplan Groningen 2014 zijn de natuurgebieden en de natuurdoelen begrenst en vastgelegd. In buitendijkse gebied rond het Schildmeer zijn de volgende beheertypen aangegeven: N06.01 Veenmosrietland en moerasheide; N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland; N13.02 Wintergastenweide; N05.01 Moeras Op kaart 10 zijn de beheertypen weergegeven. 6.2.2 Wensen ten aanzien van het peilbeheer Randvoorwaarde voor de ontwikkeling van het natuurtype Voedselarme venen en vochtige heiden (N06) is een goede waterhuishouding. Sleutelfactoren zijn een natuurlijke seizoensfluctuatie van het waterpeil met een beperkt fluctuatietraject tussen het hoogste en het laagste peil. 6.2.3. Beoordeling scenario s In de gebieden waar veenmosrietlanden varieert de hoogte van het maaiveld tussen de 0,95 m Nap en de 1,05 m Nap. In alle scenario s is er sprake van afwisselend inundatie en droogval. Onderscheidend zijn hier of het gaat om een natuurlijk en een tegennatuurlijk peilregime en de mate van inundatie. Ruime inundatie met boezemwater is nadelig voor regenwater gevoede natuur. Scenario Zomerpeil Winterpeil Natuurlijk Mate van 26

peilverloop Scenario A -1,07 m Nap -1,12 m Nap nee + Scenario B -1,17 m Nap -1,22 m Nap nee - Scenario C -1,22 m Nap -1,02 m Nap ja + Scenario D -1,27 m Nap -0,87 m Nap ja - inundatie 6.2.4. Conclusie Het aanpassen van het waterpeil is van invloed op de terrestische natuur en is in onderstaande tabel weergegeven per scenario. Belang Onderdeel Scenario A Scenario B Scenario C Scenario D Natuur Effect op veenmosrietlanden 0 - + +- 6.3. Hydrologie 6.3.1. Algemeen Het waterpeil op de boezem is van invloed op het hydrologisch functioneren van het systeem. Wijzigingen in het boezemwaterpeil kunnen van invloed zijn op de wateraanvoer en de wateraanvoer. Wateraanvoersituatie Tijdens de zomerperiode wordt bij een watertekort op de Duurswoldboezem middels de Slochtersluis water aangevoerd vanuit het Eemskanaal. Vanuit de Duurswoldboezem en het Winschoterdiep wordt middels diverse inlaten water aangevoerd naar de omliggende polders. Door het zomerpeil op de Duurswoldboezem te wijzigen kan de aanvoerbehoefte beïnvloed worden. Waterafvoersituatie Vanuit de omliggende polders wordt het overtollige water met poldergemalen uitgeslagen op de Duurswoldboezem. Het overtollige water uit de Duurswoldboezem wordt vervolgens geloosd op zee. In normale situaties is het twee maal per dag mogelijk om het water te spuien. Wanneer er niet (voldoende) gespuid kan worden wordt de Duurswoldboezem bemalen met gemaal Duurswold. Het wijzigen van het winterpeil op de boezem is van invloed op het spui/bemalingsregime Duurswold, de bemalingscapaciteit van de poldergemalen en op de hydraulische capaciteit van de boezemkanalen. 6.3.2 Wensen ten aanzien van hydrologie Wateraanvoersituatie De wateraanvoer zal zoveel mogelijk onder vrij verval mogelijk moeten blijven en de wateraanvoerbehoefte mag niet toenemen. Waterafvoersituatie De waterafvoer vanuit de polders op de Duurswoldboezem moet met de benodigde afvoercapaciteit mogelijk blijven. De hydraulische capaciteit van de boezemkanalen moet voldoende blijven om het water af te kunnen voeren. De waterafvoer vanuit de Duurswoldboezem naar zee dient zoveel mogelijk onder vrij verval plaats te vinden, vooral in het najaar en de winter. 6.3.3. Beoordeling scenario s Wateraanvoersituatie Duurswoldboezem 27

Voor de wateraanvoersituatie naar de Duurswoldboezem is gekeken naar het verval tussen het Eemskanaal en het zomerpeil in de Duurswoldboezem. Het peilverschil is in alle scenario s groter dan 1,60 meter en resulteert dus niet in een beperking van de wateraanvoer naar de Duurswoldboezem. Het wijzigen van het boezempeil is niet van invloed op de wateraanvoercapaciteit vanuit het Eemskanaal. Voor het bepalen van de aanvoerbehoefte is gebruik gemaakt van het SOBEK model voor de Duurswoldboezem. Het effect van de door te rekenen scenario s is bepaald door een vergelijking te maken van het referentiescenario, scenario A. In onderstaande tabel is weergegeven of de jaarlijkse aanvoerbehoefte via de Slochtersluis toe of afneemt ten opzichte van de referentiesituatie. Scenario Zomerpeil Winterpeil Verschil wateraanvoer in m3/jaar Scenario A -1,07 m Nap -1,12 m Nap Neutraal Scenario B -1,17 m Nap -1,22 m Nap + 300.000 Scenario C -1,22 m Nap -1,02 m Nap - 200.000 Scenario D -1,27 m Nap -0,87 m Nap - 400.000 Watersysteem Duurswold Op diverse plaatsen is middels een inlaatconstructie (duiker met afsluiter) het mogelijk water vanuit de Duurswoldboezem in te laten in de polders. De wateraanvoercapaciteit is afhankelijk van de hoogte en de diameter van de inlaatduiker, het verval en het benodigde aan te voeren debiet. Aangezien de inlaten de afgelopen jaren zijn gedaald door de bodemdaling zal een verlaging van het zomerpeil niet van invloed zijn op de wateraanvoermogelijkheden naar de polders. Waterafvoersituatie Duurswoldboezem Voor het bepalen wat de verdeling is van de waterafvoer, afvoer via het gemaal of via de spuisluis, is gebruik gemaakt van het SOBEK model. Het effect van de door te rekenen scenario s is bepaald door een vergelijking te maken van het referentiescenario, scenario A. In onderstaande tabel is weergegeven of de jaarlijkse bemaling via gemaal Duurswold toe of afneemt ten opzichte van de referentiesituatie. Scenario Zomerpeil Winterpeil Verschil bemaling gemaal Duurswold in m3/jaar Scenario A -1,07 m Nap -1,12 m Nap Neutraal Scenario B -1,17 m Nap -1,22 m Nap + 2.000.000 Scenario C -1,22 m Nap -1,02 m Nap - 1.000.000 Scenario D -1,27 m Nap -0,87 m Nap - 4.000.000 Voor gemaal Duurswold is voor de vier peilscenario s berekend wat in 2012 de verdeling is geweest tussen waterafvoer met vrije lozing en bemaling en wat daarvan de energiekosten zouden zijn. De jaarlijkse meerkosten zijn gekapitaliseerd met een factor 10 Scenario Zomerpeil Winterpeil Jaarlijks geloosd via spuisluis in m 3 28 Jaarlijks geloosd via gemaal in m 3 Scenario A -1,07 m Nap -1,12 m Nap 24.945.600 54.301.150 0,00 Scenario B -1,17 m Nap -1,22 m Nap 23.155.050 56.080.680 30.000,- Gekapitaliseerde jaarlijkse meerkosten energie

Scenario C -1,22 m Nap -1,02 m Nap 26.020.680 53.189.890-40.000,- Scenario D -1,27 m Nap -0,87 m Nap 28.560.570 50.664.080-80.500,- Watersysteem Duurswold Peilverhogingen op de boezem kunnen van invloed zijn op het rendement van de poldergemalen die het overtollige water lozen op de boezem. Het merendeel van de poldergemalen is van het type vijzelgemaal en zijn begin jaren 70 gebouwd. Deze gemalen stellen eisen aan de maximale buitenwaterstand. Wanneer het boezempeil onder deze maximale buitenwaterstand blijft is er geen sprake van rendementsverlies. Onderstaand wordt van de 6 grootste vijzelgemalen de maximale buitenwaterstand uitgezet tegen de boezempeilen. Hierbij is rekening gehouden met de opgetreden bodemdaling sinds de bouw van de gemalen. Uit onderstaande tabel komt naar voeren dat de maximale buitenwaterstand enkel in scenario D wordt overschreden bij het berekende toetspeil welke slechts 1 keer per 100 jaar voorkomt. Deze overschrijdingen zijn echter gering en enkel ingeval van extreme situaties. Dit wordt als een niet significant verschil beoordeeld. Gemaal Max. buitenwaterstand bij aanleg Huidige max. buitenwaterstand Scenario A zp/toetspeil Scenario B zp/toetspeil Scenario C wp/toetspeil Scenario D wp/toetspeil Lageland -0,30 m in 1976 0,43 m - Nap -1.07/-0,64-1,17/-0,68-1,02/-0,56-0,87/-0,51 Woudbloem -0,40 m in 1970 0,56 m - Nap -1.07/-0,66-1,17/-0,70-1,02/-0,60-0,87/-0,52 Sans Souci -0,50 m in 1971 0,68 m - Nap -1.07/-0,86-1,17/-0,92-1,02/-0,81-0,87/-0,70 Wold en Weer -0,50 m in 1971 0,68 m - Nap -1.07/-0,76-1,17/-0,82-1,02/-0,69-0,87/-0,58 De Borg -0,25 m in 1970 0,39 m - Nap -1.07/-0,54-1,17/-0,57-1,02/-0,47-0,87/-0,42 Blauwe Molen -0.45 m in 1970 0,63 m - Nap -1.07/-0,86-1,17/-0,92-1,02/-0,81-0,87/-0,70 Hydraulische capaciteit Voor de waterafvoer via de boezem is de hydraulische capaciteit van de watergangen van belang. Een verlaging of verhoging van het streefpeil zal effect hebben op de hydraulische capaciteit. Een afname in de hydraulische capaciteit zal zich vertalen in een grotere opstuwing in afvoersituaties. In de modellering komt dit tot uiting in de berekeningen van de toetspeilen. Deze zijn vervolgens van invloed op de hoogtetoets voor de boezemkaden en zijn in paragraaf 6.4 meegenomen. 6.3.4. Conclusie Het aanpassen van het waterpeil is van invloed op de hydrologie en is in onderstaande tabel weergegeven per scenario. Belang Onderdeel Scenario A Scenario B Scenario C Scenario D Hydrologie Wateraanvoer naar Duurswoldboezem 0 - + ++ Wateraanvoer naar watersysteem 0 0 0 0 Waterafvoer Duurswoldboezem 0 - + ++ Waterafvoer watersysteem 0 0 0 0 Gekapitaliseerde jaarlijkse toename bemalingskosten 0.- 30.000.- - 40.000.- - 80.500.- 6.4. Veiligheid 6.4.1. Algemeen Veiligheid is met name een issue omdat de Duurswoldboezem grotendeels verhoogd in de omgeving ligt en dit bij een dijkdoorbraak tot overstromingen leidt. De Duurswoldboezem heeft naast de functie van wateraan- en afvoer ook de functie van waterberging. Wanneer er onvoldoende water 29

op zee geloosd kan worden stijgt het waterpeil in de Duurswoldboezem. De kaden langs de Duurswoldboezem moeten daarom voldoen aan veiligheidsnormen. De kaden zijn getoetst op hoogte, piping en stabiliteit. 6.4.2 Wensen ten aanzien van het peilbeheer Hoogtetoets De verschillen in de toetsresultaten tussen de verschillende scenario s worden bepaald door de verschillende in het winterpeil en de uitgerekende peilstijging op de bij een T = 100 situatie. De overige parameters die van invloed zijn op de minimale kruinhoogte zoals opwaaiing en golfoploop zijn voor de verschillende peilscenario s hetzelfde en dus niet onderscheidend. In het algemeen kan gesteld worden dat naarmate het winterpeil lager wordt ingesteld er meer lengte aan kaden voldoet aan de hoogtetoets. Piping en stabiliteit De hoogte van het boezempeil kan van invloed zijn op de stabiliteit van kaden en de kans op het voorkomen van piping. 6.4.3. Beoordeling scenario s Hoogtetoets De kaden zijn getoetst op de normstelling overeenkomstig de landelijk geldende Leidraad toetsen op veiligheid regionale waterkeringen. In bijlage 1 is deze toetsing nader uitgewerkt. Voor alle 4 scenario s is bepaald wat de minimaal vereiste kruinhoogte moet zijn. Deze is vervolgens vergeleken met de kruinhoogte uit de AHN 2009. De uitkomsten zijn gecorrigeerd voor de kadetraces die na 2009 zijn opgehoogd of waarvan de uitvoering gaande is. Uit deze vergelijking is naar voren gekomen welke kaden niet op hoogte zijn. In bijlage 1 zijn per scenario kaarten opgenomen met daarop de resultaten van de hoogtetoets. In onderstaande tabel is aangegeven welke lengte aan kade niet voldoet aan de hoogtetoets bij het winterpeil van de betreffende scenario. Scenario Lengte (m) dat niet voldoet Scenario A : -1,12 m Nap 1.691 m = 1.8% Scenario B : -1,22 m Nap 942 m = 1% Scenario C : -1,02 m Nap 5.053 m = 5.5% Scenario D: -0,87 m Nap 11.944 m= 13.0% De toename van de lengte aan kaden welke niet voldoet aan de toets kruinhoogte moet gecompenseerd worden met een ophoging conform het verschil in berekende maatgevende waterstand. Voor het berekenen van de kosten voor ophoging is uitgegaan van 20,--/m1 tot en met 10 cm peilverschil en 40,--/m1 bij 25 cm peilverschil. Bij kaden waar wegen op liggen wordt er niet opgehoogd maar is gerekend met het plaatsen van een voorrand van 55,--/m 1. In onderstaande tabel zijn de meerkosten aangegeven ten opzichte van het huidige peilscenario A. Winter streefpeil Peilverschil Lengte dan niet voldoet zonder wegen Lengte dat niet voldoet met wegen Meerkosten ophoging Meerkosten voorrand 30

Scenario A : -1,12 m Nap 0 cm 1088 603 0,- 0,- Scenario B : -1,22 m Nap -10 cm 618 324-9.500,- - 15.500,- Scenario C : -1,02 m Nap +10 cm 2419 2634 27.000,- 112.000,- Scenario D: -0,87 m Nap +25 cm 6059 5885 221.000,- 292.000,- Stabiliteit Met macro-instabiliteit wordt het afschuiven van grote delen van een grondlichaam bedoeld. Een hoge buitenwaterstand leidt tot een verhoging van het freatisch niveau in het zandlichaam. Bij een snelle daling van de buitenwaterstand in combinatie met een hoog freatisch niveau kunnen delen van de kade afschuiven. Uit uitgevoerde toetsingen blijkt evenwel dat bij verschillende peilscenario s dezelfde kadevakken niet aan de eisen voldoen. Dus is stabiliteit van kaden geen significant onderscheidend criterium voor de bepaling van de voorkeurs peilscenario. (Bron: verkennende veiligheidsbeschouwing Duurswold, augustus 2012, Grontmij). Piping Piping kan ontstaan ten gevolge van waterstroming door een onder de dijk gelegen zandlaag. Wanneer het verval over de dijk (verschil tussen toetspeil en het polderpeil) te groot wordt voor de afmetingen van de dijk, kunnen zanddeeltjes worden meegenomen en ontstaat een holle ruimte (pipe) onder de dijk. Uiteindelijk kan de dijk in zijn geheel ondermijnd raken en instorten. Door het verhogen van het boezempeil neemt de kans op piping toe. Uit uitgevoerde toetsingen blijkt evenwel dat bij verschillende peilscenario s dezelfde kadevakken niet aan de eisen voldoen. Dus is piping van kaden geen significant onderscheidend criterium voor de bepaling van de voorkeurs peilscenario. Tevens geldt dat wanneer de stabiliteitsproblemen opgelost zijn ook de knelpunten ten aanzien van piping zijn opgelost. 6.4.4. Conclusies Het aanpassen van het waterpeil is beoordeeld op verschillende aspecten ten aanzien van veiligheid. De resultaten zijn in onderstaande tabel weergegeven. Belang Onderdeel Scenario A Scenario B Scenario C Scenario D Veiligheid Hoogtetoets 0 + - -- Macrostabiliteit binnentalud 0 0 0 0 Piping 0 0 0 0 Meerkosten hoogtetoets 0.- - 25.000.- 139.000.- 513.000.- 6.5. Infrastructuur 6.5.1. Algemeen Wegen die onder invloed staan van het boezempeil zijn de wegen in de buitendijkse gebieden en de wegen op de waterkeringen. Wegen hebben, om begaanbaar te blijven en onnodig onderhoud te voorkomen een bepaalde ontwateringsdiepte nodig. Een te hoge of te variabele grondwaterstand kan leiden tot schade door vorst, ongelijkmatige zettingen en waterdruk. 6.5.2 Wensen ten aanzien van het peilbeheer De maaiveldhoogte bepaalt samen met de waterdiepte de drooglegging ten opzicht van het 31

maaiveld. Onder de drooglegging wordt verstaan het verschil tussen het niveau van de waterspiegel in de watergang in afvoerloze situatie en de hoogte van het maaiveld. De vereiste drooglegging voor secundaire wegen is 0,70 m en voor primaire wegen 1,00. De wegen die onder invloed staan van het boezempeil zijn secundaire wegen. 6.5.3. Beoordeling scenario s De wegen die op de boezemkaden liggen staan onder invloed van het polderpeil en het boezempeil. De boezem ligt verhoogd in het landschap waardoor het peilverschil 1 tot 3 meter bedraagt. Door de beïnvloeding van de lagere polderpeilen is de ontwatering van de wegen op de kaden voldoende en zal een verhoging van het winterpeil op de boezem nauwelijks verschil maken. De wegen in het buitendijkse gebied zijn gelegen aan de oostzijde van het Schildmeer en hebben een hoogte van minimaal 0,25 m + Nap. In alle peilscenario s hebben deze wegen voldoende drooglegging. 6.5.4. Conclusies Het aanpassen van het waterpeil is beoordeeld op verschillende aspecten ten aanzien van infrastructuur. De resultaten zijn in onderstaande tabel weergegeven. Belang Onderdeel Scenario A Scenario B Scenario C Scenario D Infrastructuur Wegen op kaden 0 0 0 0 Wegen buitendijks 0 0 0 0 6.6. bebouwing buitendijks 6.6.1. Algemeen Rond het Schildmeer en langs de boezemkanalen komt verspreidt bebouwing voor wat onder invloed ligt van het peilregime van de Duurswoldboezem. Het waterschap heeft in beginsel geen wettelijke taak voor de waterveiligheid buitendijks. Voor deze buitendijkse bebouwing gelden geen ontwateringseisen. 6.6.2 Wensen ten aanzien van het peilbeheer Voor woningen gelden eisen ten aanzien van de ontwatering. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in woningen met en zonder kruipruimte. Voor woningen zonder kruipruimte geldt in een GHG situatie een minimale ontwateringsdiepte van 0,30 meter minus vloerpeil. Het vloerpeil van de woning ligt minimaal 20 hoger dan het omliggende maaiveld. Een ontwateringsdiepte van 30 cm komt overeen met een minimale drooglegging van 0,50 meter minus het omliggende maaiveld bij winterpeil. Voor woningen met een kruipruimte geldt in een GHG situatie een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 meter minus vloerpeil. Het vloerpeil van de woning ligt minimaal 20 hoger dan het omliggende maaiveld. Een ontwateringsdiepte van 70 cm komt overeen met een minimale drooglegging van 0,90 meter minus het omliggende maaiveld bij winterpeil. Voor woningen met kelders gelden geen aanvullende eisen of randvoorwaarden. Kelders moeten tot aan vloerpeil altijd volledig waterdicht zijn. 32

zonder kruipruimte met kruipruimte Maaiveld GHG Drooglegging 0,50 m - maaiveld 20 cm 30 cm vloer kruipruimte 20 cm 50 cm 20 cm GHG Drooglegging 0,90 m - maaiveld 6.6.3. Beoordeling scenario s Onderstaand is van de woningen die buitendijks zijn gelegen of op de waterkering zijn gebouwd bepaald wat de drooglegging is ter plaatse van de woning voor de verschillende winterpeilen. Hierbij is er vanuit gegaan dat de woningen kruipruimteloos zijn gebouwd. Uit onderstaande tabel komt naar voren dan in de scenario s A, B en C de drooglegging voldoende blijft maar dat in scenario D de drooglegging voor een aantal woningen te gering zal worden. Hierbij dient te worden opgemerkt dat ingeval van de scenario s met een natuurlijk peilverloop het peil in het najaar geleidelijk oploopt naar het winterpeil en in het voorjaar het peil geleidelijk uitzakt. De periode dat de winterpeilen zijn ingesteld is slechts een korte periode, in het grootste deel van het winterhalfjaar zijn de peilen lager en de drooglegging dus groter dan in onderstaande tabel. Streefpeil Maaiveldhoogte Drooglegging per scenario A B C D Groenedijk 22 Slochteren -0,05 m Nap 1.07 1.17 0.97 0.92 Hoofdweg 42 Slochteren -0,12 m Nap 1.00 1.10 0.90 0.85 Slochterdiep 2 Scharmer -0,50 m Nap 0.62 0.72 0.52 0.47 Scharmer Ae 9-0,50 m Nap 0.62 0.72 0.52 0.47 Woudbloem woningbouw Scharmer Ae 7-0,30 m Nap 0.82 0.92 0.72 0.57 Woudbloem Scharmer Ae 5-0,30 m Nap 0.82 0.92 0.72 0.57 Woudbloem Scharmer Ae 3-0,30 m Nap 0.82 0.92 0.72 0.57 Woudbloem Roegeweg 5 Steendam 1.15 m Nap 2.27 2.37 2.17 2.12 Esborg recreatiewoningen -0,30 m Nap 0.82 0.92 0.72 0.57 Boei 12 Steendam -0,30 m Nap 0.82 0.92 0.72 0.57 Damsterweg 26 Steendam -0,50 m Nap 0.62 0.72 0.52 0.47 Damsterweg 28 Steendam -0,50 m Nap 0.62 0.72 0.52 0.47 Damsterweg -0,40 m Nap 0.72 0.82 0.62 0.57 28aSteendam 9 recreatiewoningen -0,45 m Nap 0.67 0.77 0.57 0.52 damsterweg Loods damsterweg -0,50 m Nap 0.62 0.72 0.52 0.47 Esborg horeca damsterweg -0,50 m Nap 0.62 0.72 0.52 0.47 33

6.6.4. Conclusies Het aanpassen van het waterpeil is beoordeeld op verschillende aspecten ten aanzien van bebouwing buitendijks. De resultaten zijn in onderstaande tabel weergegeven. In scenario B neemt de drooglegging gedurende het winterhalfjaar toe met 10 cm hetgeen gunstig is. In scenario C stijgt het winterpeil weliswaar maar betreft het een korte periode in de winter en de droogleggingsnormen worden niet overschreden, dit scenario wordt neutraal gewaardeerd. De verhoging van het winterpeil in scenario D geeft voor 14 woningen een overschrijding van de drooglegging. Dit wordt als negatief beoordeeld. Belang Onderdeel Scenario A Scenario B Scenario C Scenario D Bebouwing Bebouwing buitendijks 0 + 0 -- 6.7 Recreatie 6.7.1. Algemeen Het Schildmeer is een belangrijk recreatiecomplex en heeft functies ten aanzien van vaarrecreatie en zwemwater. Het Slochterdiep, het Afwateringskanaal (tot de onderleider onder het Eemskanaal), het Schildmeer en de Groeve Zuid zijn aangewezen en als vaarweg. Voor recreatie is de vaardiepte, doorvaarthoogte en het areaal strand van belang. 6.7.2. Wensen ten aanzien van het peilbeheer Vaardiepte in vaarwegen Voor de boezemkanalen van Duurswold en de vaargeulen op het Schildmeer geldt een maximum toegelaten diepgang van 1,20 meter. Hiervoor wordt een minimale waterdiepte van 1,50 meter aangehouden voor kanalen en een minimale waterdiepte van 1,40 m voor groot open water zoals het Schildmeer. Vaardiepte buiten vaarwegen Het Schildmeer wordt buiten de vaargeulen gebruikt voor de zeilsport. Voor het wedstrijdzeilen in de wedstrijdtrajecten is een minimale waterdiepte van 1,20 meter gewenst. In het Schildmeer zijn boeien gelegen die gebruikt worden bij zeilwedstrijden. Rond de boeien moet in een cirkel met een straal van 50 meter de vaardiepte minimaal 1,20 meter blijven. Voor de toegankelijkheid van de havens is een minimale vaardiepte van 1,40 meter gewenst. Doorvaarthoogte Het vaarseizoen duurt van 1 mei tot 1 oktober. In deze periode is het gewenst dat de doorvaarthoogte van de vaste bruggen in de vaarwegen niet minder wordt dan 2,5 m of niet minder wordt dan de huidige situatie. Areaal strand Het strand aan het Schildmeer is aangelegd op het huidige peilregime maar is gezakt ten gevolge van de bodemdaling. Het areaal strand is gering en op de hoogtekaart is zichtbaar dat het deel boven de waterspiegel in de range tussen NAP -1,0 tot NAP -0,5 m ligt. 34

6.7.3. Beoordeling scenario s Vaardiepte in vaarwegen Bij de beoordeling van de vaardiepten wordt onderscheid gemaakt in vaardiepte voor de boezemkanalen en het Schildmeer. Voor het Schildmeer zijn de verschillende scenario s getoetst op de vaardiepte in de vaargeulen bij het laagste voorgestelde peil. De boezemkanalen met een vaarwegfunctie hebben vaardiepte welke ruim groter is dan de norm van 1,40 meter, behalve het Slochterdiep en de Scharmer Ae met een totale lengte van circa 13 km Streefpeil Vaardiepte in vaargeulen Vaardiepte boezemkanalen Scenario A : -1,12 m Nap 100% > 1,40 m 13 km Scenario B : -1,22 m Nap 100% > 1,40 m 13 km Scenario C : -1,22 m Nap 100% > 1,40 m 13 km Scenario D: -1,27 m Nap 100% > 1,40 m 13 km De afname van de vaardiepte die wordt veroorzaakt door het verlagen van het peil zal gecompenseerd moeten worden door extra te baggeren. De te baggeren hoeveelheid wordt bepaald door het verschil in vaardiepte te vergelijken met het huidige scenario. Voor het berekenen van de kosten is uitgegaan van de eenheidsprijs 20,-/m 3 en de breedte van de boezemkanalen is gemiddeld 10 meter. Streefpeil Peilverschil Te baggeren m3 uit boezemkanalen Scenario A : -1,12 m Nap 0 cm 0 0,- Scenario B : -1,22 m Nap 10 cm 13.000 260.000 Scenario C : -1,22 m Nap 15 cm 19.500 260.000 Scenario D: -1,27 m Nap 20 cm 26.000 390.000 Kosten baggeren rond boeien Vaardiepte buiten vaarwegen Bij de beoordeling van de vaardiepten wordt onderscheid gemaakt in vaardiepte voor de boezemkanalen en het Schildmeer. Voor het Schildmeer zijn de verschillende scenario s getoetst op het bezeilbaar oppervlak, vaardiepte in een cirkel met een straal van 50 meter rond de boeien en vaardiepte in de havens bij de voorgestelde zomerpeilen. Streefpeil Bezeilbaar oppervlak in ha Vaardiepte rond boeien Vaardiepte bij havens Scenario A : -1,07 m Nap 97% 286 ha > 1,20 m 800 m 2 < 1,20 m 900 m 2 < 1,40 m Scenario B : -1,17 m Nap 93% 274 ha> 1,20 m 1.300 m 2 < 1,20 m 2.500 m 2 < 1,40 m Scenario C : -1,22 m Nap 91% 268 ha> 1,20 m 2.200 m 2 < 1,20 m 3.600 m 2 < 1,40 m Scenario D: -1,27 m Nap 89% 262 ha> 1,20 m 3.400 m 2 < 1,20 m 4.200 m 2 < 1,40 m De afname van de vaardiepte die wordt veroorzaakt door het verlagen van het peil zal gecompenseerd moeten worden door te baggeren. De te baggeren hoeveelheid wordt bepaald door het verschil in vaardiepte te vergelijken met het huidige scenario. Voor het berekenen van de kosten is uitgegaan van de eenheidsprijs 20,-/m 3. Streefpeil Peilverschil Verschil in areaal in m 2 rond de boeien Scenario A : -1,07 m Nap 0 cm 0 0,- Scenario B : -1,17 m Nap 10 cm 500 1.000,- Scenario C : -1,22 m Nap 15 cm 1400 4.200,- Scenario D: -1,27 m Nap 20 cm 2600 10.400,- Kosten baggeren rond boeien 35

Streefpeil Peilverschil Verschil in areaal in m 2 in havens Scenario A : -1,07 m Nap 0 cm 0 0,- Scenario B : -1,17 m Nap 10 cm 600 1.200,- Scenario C : -1,22 m Nap 15 cm 2700 8.100,- Scenario D: -1,27 m Nap 20 cm 3300 9.900,- Kosten baggeren in havens Figuur 13. Waterdiepten ten opzichte van zomerpeil. Doorvaarthoogte De wens van de gemeenten voor doorvaarthoogte voor recreatievaart in de Duurswoldboezem is 2,5 meter. Over de boezemkanalen Duurswold met een vaarwegfunctie liggen 19 bruggen. Hiervan zijn 9 bruggen beweegbaar en de overige bruggen zijn vaste bruggen. Woudbloem, Slochteren en het Schildmeer zijn allen bereikbaar vanaf het Eemskanaal via beweegbare bruggen. In onderstaande figuur zijn de bruggen weergegeven. 36

Figuur 14. Locaties bruggen. Van de vaste bruggen is de onderkant van het brugdek bepaald. Uit onderstaande tabel blijkt dat ook bij het huidige zomerpeil niet altijd aan de wens van een doorvaarthoogte van 2,50 m wordt voldaan. In alle scenario s wordt het zomerpeil verlaagd en zal de doorvaarthoogte toenemen en wordt dus voldaan aan de wens dat de huidige doorvaarthoogte niet mag afnemen. Boezemkanaal Brug Onderkant brugdek (2013) Afwateringskanaal Zuid Afwateringskanaal Noord Doorvaart Scenario A 1,07 m - NAP Doorvaart Scenario B 1,17 m - NAP Doorvaart Scenario C 1,22m - NAP Slochterdiep 1,15 m + Nap 2,22 m 2,32 m 2,37 m 2,42 m Slochtermeenteweg 1,53 m + Nap 2,60 m 2,70 m 2,75 m 2,80 m Dannemeerweg Meenteweg 1,48 m + Nap 2,55 m 2.65 m 2,70 m 2,75 m Meenteweg fietsbrug 1,02 m + Nap 2,09 m 2,19 m 2,24 m 2,29 m N33 Koopmanslaan Tjuchem Hoofdweg Tjuchem Maarweg 1,45 m + Nap 2,52 m 2,62 m 2,67 m 2,72 m N362 0,48 m + Nap 1,55 m 1,65 m 1,70 m 1,75 m Doorvaart Scenario D 1,27 m - NAP Areaal strand Het verlagen van het zomerpeil heeft tot gevolg dat het areaal strand toeneemt. Langs het strand 37

neemt de waterdiepte over een strook van 30 meter toe van 0 tot 100 cm. Ingeval van een lineaire benadering neemt het areaal strand per 5 cm peildaling toe met een breedte van 1,5 meter. 6.7.4. Conclusies Het aanpassen van het waterpeil is van invloed op de recreatie en is in onderstaande tabel weergegeven per scenario. Belang Onderdeel Scenario A Scenario B Scenario C Scenario D Recreatie Bezeilbaar oppervlak 0 - -- -- Vaardiepte in geulen 0 0 0 0 Doorvaarthoogte bruggen 0 + + ++ Areaal strand 0 + ++ ++ Meerkosten baggeren rond boeien en 0.- 2.200.- 12.300.- 20.300.- havens Meerkosten baggeren boezemkanalen 0.- 260.000.- 260.000.- 390.000.- 6.8. Archeologie 6.8.1. Huidige situatie Op kaart 11 is de archeologische verwachtingswaarde en de locaties met archeologische monumenten weergegeven. AMK De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieën met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde (o.a. de beschermde monumenten). De AMK is in samenwerking met de betreffende provincie en gemeentelijk archeologen ontwikkeld. Binnen de Duurswoldboezem liggen geen archeologische waardevolle monumenten. Wel zijn er 7 terreinen van archeologische waarde die grenzen aan de Duurswoldboezem. IKAW Archeologische waarden zijn zeker in Nederland veelal onzichtbaar. Archeologisch waarden worden in toenemende mate meegenomen in de planvorming van plannen en besluiten. Om inzicht te krijgen in de onbekende archeologie zijn voorspellingen gedaan door gebruik te maken van gegevens die wel bekend zijn, door deze te extrapoleren. Deze voorspellingen zijn weergegeven op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft daardoor een beeld van het bodemarchief dat complemtair is aan de Archeologische Monumentenkaart (AMK). Archeologische beleidskaart gemeenten De gemeente Slochteren en Delfzijl beschikken over een eigen archeologische beleidskaart. In de Nota s Archeologiebeleid is ingegaan op archeologische waarden en verwachtingswaarden uit verschillende perioden. Daarbij gaat het om sporen uit de steentijd (nederzettingen), middeleeuwen (aanwezigheid van wierden) en nieuwe tijd ( historische boerderijplaatsen en oude borgterreinen). Daarnaast is verwoord hoe de gemeenten omgaan met de archeologische en cultuurhistorische waarden binnen haar grondgebied. 38

De buitendijkse gebieden rond het Schildmeer hebben een lage archeologische verwachting. Een deel van de boezemkanalen (Slochterdiep, Scharmer Ae, Slochter Ae en het noordelijk deel van Afwateringskanaal Zuid) zijn aangewezen als cultuurhistorisch/landschappelijk waardevol lijnelement (WR-a2 onderzoek bij ingrepen > 10 m2). 6.8.2. Wensen ten aanzien van het peilbeheer Peilverlagingen leiden tot een toename van de drooglegging en daarmee vervolgens tot lagere grondwaterstanden. Dit kan mogelijk resulteren tot oxydatie van archeologische artefacten. Met name op locaties waar deze artefacten zich thans net beneden de GLG bevinden en daardoor geconserveerd worden. Wanneer in peilgebieden monumenten met een hoge verwachtingswaarde voorkomen zal terughoudend omgegaan moeten worden met peilverlagingen. Als kritische grens kan daarbij worden uitgegaan van een peilverlaging van meer dan 10 cm. 6.8.3. Beoordeling scenario s Binnen de Duurswoldboezem liggen geen archeologische monumenten en de archeologische verwachtingswaarden zijn laag. De archeologische monumenten nabij de Duurswoldboezem staan onder invloed van de polderpeilen en deze veranderen niet als gevolg van dit peilbesluit. Ook de hydrologische uitstralingseffecten van het wijzigen van het boezempeil op de omgeving is niet significant. Dit omdat de peilverlaging maximaal slechts 20 cm bedraagt. 6.8.4. Conclusies Het aanpassen van het waterpeil is niet van invloed op de archeologie en is in onderstaande tabel weergegeven per scenario. Belang Onderdeel Scenario A Scenario B Scenario C Scenario D Archeologie Monumenten 0 0 0 0 Verwachtingswaarde 0 0 0 0 6.9. Kabels en leidingen 6.9.1. Algemeen Voor het leggen van kabels en leidingen die oppervlaktewateren kruisen zijn door het waterschap algemene regels opgesteld voor de diepteligging. Voor de diepteligging tussen kabels en leidingen en de vaste bodem dan wel afstand tot het talud moet bij watergangen met en waterlijn breder dan 10 meter een diepteligging van minimaal 2,5 meter aangehouden worden. Voor vaarwegen categorie A geldt een diepteligging van minimaal 5 meter en voor vaarwegen categorie B geldt een diepteligging van minimaal 3 meter. Ingeval een kabel of leiding met een vergunning ondieper wordt gelegd dan de algemene regels voorschrijven dan wordt er gewerkt met een bodembescherming boven de leiding. 6.9.2 Wensen ten aanzien van het peilbeheer Peilwijzigingen kunnen van invloed zijn op aanwezige kabels en leidingen die het watersysteem kruisen. Dit is het geval wanneer de peilen worden verlaagd waardoor ook de bodem van de watergangen verlaagd moet worden. In situaties waarbij watergangen verdiept worden zal nagegaan moeten worden of er kabels of leidingen het tracé kruisen en of het verlagen van de bodemhoogte resulteert in een onderschrijding van de diepteligging. 39

6.9.3. Beoordeling scenario s Bestaande leidingen liggen vaak met zinkers onder de boezemkanalen door en veelal met een geringere diepteligging dan nu wordt voorgeschreven. Leidingen die al jarenlang liggen zijn echter ook meegedaald met de bodemdaling. Daar waar de bodemhoogte van kanalen verdiept moet worden als gevolg van de peilaanpassing groter dan de opgetreden bodemdaling kan het verleggen/herleggen van leidingen aan de orde zijn. Dit speelt alleen bij scenario D. 6.9.4. Conclusies Het aanpassen van het waterpeil in scenario B en C is niet van invloed op de aanwezige kabels en leidingen. In scenario D wordt een peilverlaging voorgesteld groter dan de bodemdaling. Belang Onderdeel Scenario A Scenario B Scenario C Scenario D Kabels en leidingen Diepteligging 0 0 0 -- 40

6. Afweging belangen en voorstel nieuwe peilen Van alle belangen is bepaald welke wensen ze aan het peilbeheer stellen en voor de vier peilscenario s is bepaald wat de in welke mate hieraan tegemoet gekomen kan worden. Onderstaand zijn van alle belangen de conclusies en de meerkosten weergeven van het peilregime ten opzicht van het huidige peilscenario A. Daar waar de het voorgestelde peilregime resulteert in een overschrijding van normen zijn de meerkosten voor compenserende maatregelen aangegeven. De meerkosten zijn de kosten die extra gemaakt moeten worden ten gevolge van het voorgesteld peil ten opzichte van het referentiescenario A. Daar waar het peilregime wel van invloed is op het belang maar waar de normen niet worden overschreden is een kwalitatief oordeel gegeven. Uit onder onderstaande tabel blijkt dat de compenserende meerkosten voor scenario C het laagst zijn. Ook is de kwalitatieve beoordeling van de belangen voor dit peilscenario is het meest positief. Op basis van deze toelichting op het peilbesluit Duurswold wordt voorgesteld het peilscenario C vast te stellen en met ingang van 2015 in te stellen op voorwaarde dat de benodigde compenserende maatregelen zijn uitgevoerd. Belang Onderdeel Scenario A Scenario B Scenario C Scenario D Waterkwaliteit 10 ha extra luwtezones 2.000.000,- 2.000.000,- 0,- 0,- Natuur Effect op veenmosrietlanden 0 - + +- Hydrologie Wateraanvoer naar 0 - + ++ Duurswoldboezem Wateraanvoer naar watersysteem 0 0 0 0 Waterafvoer Duurswoldboezem 0 - + ++ Waterafvoer watersysteem 0 0 0 0 Gekapitaliseerde jaarlijkse toename 0.- 30.000.- - 40.000.- - 80.500.- bemalingskosten Veiligheid Macrostabiliteit binnentalud 0 0 0 0 Piping 0 0 0 0 Meerkosten hoogtetoets 0.- - 25.000.- 139.000.- 513.000.- Bebouwing Bebouwing buitendijks 0 + 0 -- Infrastructuur Wegen op kaden 0 0 0 0 Wegen buitendijks 0 0 0 0 Recreatie Bezeilbaar oppervlak 0 - -- -- Vaardiepte in geulen 0 0 0 0 Doorvaarthoogte bruggen 0 + + ++ Areaal strand 0 + ++ ++ Meerkosten baggeren rond boeien 0.- 2.200.- 12.300.- 20.300.- en havens Meerkosten baggeren 0.- 260.000.- 260.000.- 390.000.- boezemkanalen Archeologie Monumenten 0 0 0 0 Verwachtingswaarde 0 0 0 0 Kabels en Diepteligging 0 0 0 -- leidingen Toename kosten uitvoering 2.000.000,- 2.267.200,- 371.300,- 842.800,- maatregelen 1-1- 4+ 2+ 41

Bijlage 1. Toets kadenhoogte De kaden zijn getoetst op de normstelling overeenkomstig de landelijk geldende Leidraad toetsen op veiligheid regionale waterkeringen. Voor de hoogtetoets van de kruin is de minimaal vereiste kruinhoogte als volgt opgebouwd: Minimaal vereiste kruinhoogte = streefpeil + lokale toeslagen + golfoverslaghoogte + marge Waarin: Streefpeil Lokale toeslagen Golfoverslaghoogte : winterstreefpeil : Scheefstand door opwaaiing en waterstandsverhoging door neerslag en stromingsweerstand, bepaald met het model SOBEK bij een normfrequentie van 1/100 jaar :Bepaald conform de Leidraad toetsen met een overslagdebiet van 1 l/m/s Bodemdaling : Te verwachten bodemdaling tussen 2012 en 2025 (Kruinhoogte)marge : Voorgesteld op 0,10 m Minimaal vereiste kruinhoogte Actuele kruinhoogte Toetspeil Streefpeil NAP - 1,12 m Kruinhoogtemarge Golfoverslaghoogte Lokale toeslagen Lokale toeslagen Waterstandsverhoging Middels het SOBEK hoogwatermodel is voor een Tneerslag = 100 situatie uitgerekend wat de peilstijging op de boezem is bij verschillende winterstreefpeilen. Uit de berekeningen blijkt dat in ieder scenario een verloop van de maximale waterstand optreedt die bij de Borgsloot het hoogste en op het Schildmeer het laagste is. Deze onderlinge verschillen bedragen circa 0,30 m. Een vergelijking van de resultaten tussen de scenario s onderling leidt tot de conclusie dat een verhoging van het winterpeil met bijvoorbeeld 0,10 m niet leidt tot een verhoging van de maximale T=100 waterstand met 0,10 m. Hier vindt een mate van uitdemping plaats. Ook voor een verlaging geldt ditzelfde. 42

Onderstaande figuren geven de berekende hoogwaterpeilen aan voor winterstreefpeilen van de verschillende peilscenario s. Scenario A: T=100 waterstand bij een winterpeil van NAP -1,12m 43

Scenario B: T=100 waterstand bij een winterpeil van NAP -1,22m Scenario C: T=100 waterstand bij een winterpeil NAP -1,02m 44

Scenario D: T=100 waterstand bij een winterpeil van NAP -0,87m Golfoverslaghoogte De golfoverslaghoogte is bepaald met behulp van de tabellen uit de Leidraad toetsen op veiligheid regionale waterkeringen. De verschillen in de winterwaterstand zijn dusdanig klein dat de golfoploop in alle scenario s gelijk is. Bodemdaling De bodemdaling die is opgetreden heeft ook geresulteerd in een verlaging van de kruinhoogte van de kade. De kruinhoogte is gemeten in 2009 (AHN 2). Toekomstige bodemdaling zal worden gecompenseerd middels een peilverlaging. Compensatie voor bodemdaling in de hoogtetoets wordt dan ook niet meegenomen. Kruinhoogte Op basis van de hoogtegegevens uit de nieuwe versie van het AHN is een inventarisatie gemaakt van de huidige hoogte en kruinbreedte van de kaden in Duurswold. Door een pixelgrootte van 0,5 x 0,5 m (hoog detailniveau) is niet alleen de kadehoogte met redelijke nauwkeurigheid te bepalen maar is ook de kruinbreedte op de kaarten redelijk nauwkeurig te bepalen. Door de huidige kruinhoogte te vergelijken met de berekende minimale kruinhoogte is af te leiden of de kruinhoogte al dan niet voldoende is. De kaden van Duurswold zijn onderverdeeld in kadevakken. De indeling is afgestemd op de toetspeilen en windinvloeden. 45

Kadevak Toetspeil Toetspeil Toetspeil Toetspeil marge Golfover-slaghoogte (m) scenario A scenario B scenario C scenario D 1-0.66-0.76-0.55-0.40 0.10 0.15 2-0.68-0.76-0.58-0.43 0.10 0.15 3-0.70-0.76-0.59-0.45 0.10 0.15 4-0.72-0.79-0.66-0.52 0.10 0.15 5-0.76-0.82-0.69-0.58 0.10 0.15 6-0.71-0.76-0.65-0.54 0.10 0.15 7-0.81-0.87-0.76-0.65 0.10 0.15 8-0.72-0.77-0.66-0.55 0.10 0.14 SM-001/1000-0.84-0.89-0.78-0.67 0.10 n.v.t. SM-002/2001-0.85-0.90-0.79-0.68 0.10 0,10 SM-002/2002-0.85-0.90-0.79-0.68 0.10 0,26 SM-003/3000-0.85-0.90-0.79-0.68 0.10 0,24 SM-004/4000-0.86-0.92-0.81-0.70 0.10 0.25 SM-005/5000-0.86-0.92-0.81-0.70 0.10 n.v.t. SM-006/6000-0.83-0.88-0.77-0.66 0.10 n.v.t. SM-007/7001-0.83-0.88-0.77-0.66 0.10 0,25 SM-007/7002-0.83-0.88-0.77-0.66 0.10 0,20 SM-008/8001-0.84-0.89-0.78-0.67 0.10 0,40 SM-008/8000-0.84-0.89-0.78-0.67 0.10 0,20 SM-009/9000-0.86-0.91-0.80-0.69 0.10 n.v.t. SM-010/10000-0.86-0.91-0.80-0.69 0.10 n.v.t. SM-011/11000-0.81-0.87-0.76-0.65 0.10 n.v.t. SM-012/12000-0.81-0.87-0.76-0.65 0.10 n.v.t. SM-013/13001-0.79-0.84-0.73-0.62 0.10 0,00 SM-013/13002-0.79-0.84-0.73-0.62 0.10 0,35 SM-014/14000-0.71-0.76-0.65-0.54 0.10 n.v.t. 9-0.86-0.92-0.81-0.70 0.10 0.05 10-0.81-0.86-0.76-0.66 0.10 0.05 11-0.75-0.79-0.70-0.61 0.10 0.05 12-0.70-0.74-0.65-0.57 0.10 0.06 14-0.65-0.69-0.61-0.52 0.10 0.13 15-0.66-0.70-0.60-0.52 0.10 0.04 16-0.71-0.76-0.66-0.58 0.10 0.04 17-0.64-0.68-0.56-0.51 0.10 0.06 46

18-0.60-0.64-0.52-0.47 0.10 0.06 19-0.56-0.60-0.48-0.44 0.10 0.06 20-0.54-0.57-0.47-0.42 0.10 0.06 21-0.60-0.64-0.52-0.47 0.10 0.12 47

48