Samenwerking tussen vaktherapeuten en. voor mensen met een LVB. Resultaten uit Fase 2 en 3 van het onderzoeksproject (Be)Leef in de wijk

Vergelijkbare documenten
(BE)LEEF IN DE WIJK: VAKTHERAPIE ALS INTEGRAAL ONDERDEEL VAN HET AMBULANTE (FACT-LVB) BEHANDELTEAM

De rol van de vaktherapeut in ambulante ggz-behandelteams

Een overzicht van indicatiegebieden voor vaktherapieënën bij mensen met een licht verstandelijke beperking

Inhoud. Wie zijn wij? Intro (Manon) Fase 1 (Marij) Fase 2 (Martine) Fase 3 (Barbara met Bettina en Anne) Reflectie

Een overzicht van indicatiegebieden voor vaktherapie bij mensen met een licht verstandelijke beperking

De invloed van LVB en PTSS op behandelresultaten. Birgit Seelen-de Lang (GZ psycholoog) Berry Penterman (Psychiater) GGZ Oost Brabant, FACT

FACT-teams. Intensieve wijkgerichte behandeling en begeleiding. Informatie voor cliënten, verwijzers en betrokkenen

Projectplan Affectregulerende Vaktherapie Versie

Format samenvatting aanvraag. Opmerking vooraf

FACT IDRIS. Idris is een onderdeel van de Amarant Groep

Gehechtheidsproblematiek bij jongvolwassenen met lvb

Disclosure belangen sprekers

De Hondsberg Tijdelijke opname

Ambulante behandeling Ouderen

Zakboek FACT. Flexible Assertive Community Treatment. Remmers van Veldhuizen. Zorg in de wijk voor mensen met ernstige psychiatrische problemen

Inhoud. Voorwoord 11 Marjan ter Avest. Ten geleide 13

Specialistische GGZ-zorg voor kinderen en jongeren.

Amsterdams stedelijk F-ACT team Jeugd / Jongvolwassenen in de startblokken!

Programma. 1. Historie. Noord Holland Noord. 2. Zorg voor EPA. Kenmerk (toen) 1. Historie. Ambulantiseren

FACT als maatwerk oplossing voor mensen met een licht verstandelijke beperking en bijkomende problematiek.

FACT: van organisatiemodel naar effectieve interventies

onderdeel van Mondriaan Forensisch Fact

(F)ACT-LVB: wat levert het op?

Specialistische GGZ-zorg voor kinderen en jongeren.

Militaire Kliniek. Militaire Geestelijke Gezondheidszorg. Kliniek MGGZ Conner van Stee, BN 1e Verpleegkundige GGZ

& RAADSINFORMATIEBRIEF. Van: A. de Leeuw Tel,nr,: Geraadpleegd consulent Nummer: 14A Datum:

Profielbeschrijving TRTC Transit

FACT. Informatie voor verwijzers en professionals

Oog voor betrokkenen:

Centrum Integrale Psychiatrie

Als de problemen je boven het hoofd groeien. Sterker in de samenleving.

Orthopsychiatrie en ambulante forensische kinderen jeugdpsychiatrie. Kinderen en Jeugdigen. Informatie voor ouders/verzorgers

Behandeling in de algemene kinder- en jeugdpsychiatrie. Kinderen en Jeugdigen. Informatie voor ouders/verzorgers

tractor 30 maart 2011 ACT Assertive Community Treatment

Achterbanraadpleging Vaktherapieën SIGNALEN VAN CLIËNTEN EN NAASTEN

Individuele Plaatsing en Steun (IPS)

MARKTONDERZOEK NAAR DE BEHOEFTE VAN VAKTHERAPEUTEN AAN ONDERZOEK EN OPLEIDING. Henk Smeijsters

Introductiecursus. Gedragsdeskundigen van de behandelcentra LVG-jeugd/SG LVG. mensenkennis

(Dag) Behandeling (licht) verstandelijk beperkten

M1221. Introductiecursus. Gedragsdeskundigen van de behandelcentra LVG-jeugd/SG LVG. mensenkennis

Business case. Integraal FACT-team Zuidoost Emmen. Samenwerkingsproject van Accare, Ambiq, Promens Care en VNN. November 13

Schakenbosch in het kort

Ambulante behandeling

Poliklinische behandeling

Bijlage Informatiedocument. Beschermd Wonen Brabant Noordoost-oost

Flexibel thuistraject voor het hele gezin. GezinsFACT

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Perceelbeschrijving Generalistische Basis Geestelijke Gezondheidszorg Jeugd [GBGGZ] 2016

Inzet van ervaringskennis van studenten

Lectoraat Werkzame Factoren in de Jeugd- en Opvoedhulp

Beeldende. kinderen /adolescenten met gedrags- en emotionele problemen De resultaten van een beschrijvende literatuur studie

GGzE centrum psychotische stoornissen. Algemene informatie >>

Psychosomatiek Eikenboom

Al onze behandelvormen voor kinderen met autisme onder één dak!

UITNODIGING 17 NOVEMBER

Notitie. GGZ Rivierduinen. GGZ Rivierduinen Samen kiezen voor kwaliteit Zorgvisie 2015

Preventieve GGZ van vroeg tot later

Lisa Behrendt, manager LVB-Psychiatrie Erik Rekers, manager VGGNet

Mentrum SAMEN WERKEN AAN HERSTEL EN EEN WAARDEVOL LEVEN. Onderdeel van Arkin

Poliklinische behandeling

Instituut voor Sociale Opleidingen

Klinische opname. Algemene informatie

INTER-PSY Vechtdal Kliniek

FACT Flevoland. Met voldoening regie voeren over je leven. Kwaliteitsonderzoek vanuit cliëntenperspectief bij GGz Centraal Flevoland.

Probleemgedrag beter duiden en behandelen. Aanvullende diagnostiek en specialistische behandeling

The Whole is More. A Contextual Perspective on Attitudes and Reactions of Staff towards Aggressive Behaviour of Clients with ID in Residential

Altijd in de buurt DE ZORG VAN HET WIJKTEAM. Onderdeel van Arkin

MEER VEERKRACHT! Leren leven met psychische kwetsbaarheid

Motivatie en mogelijkheden van moeilijke mensen

(Forensische) ACT en FACT voor verslaafden

GGZ Centrum Roermond Regionaal Centrum GGZ Venlo Regionaal Centrum GGZ Venray

Behandeling bij Jongeren en Middelengebruik. Kinderen en Jeugdigen. Informatie voor ouders/verzorgers

maar niet alleen! Persoonlijk Toekomstgericht Deskundig

Naar betere samenwerking huisartspraktijk-buurtteams: de Utrechtse Proeftuin Basiszorg Jeugd GGZ

Kwaliteitsstatuut Regionaal Autisme Centrum. Inhoudsopgave

Flexibel thuistraject voor het hele gezin. GezinsFACT

M1028. Introductiecursus. Gedragsdeskundigen van de behandelcentra LVG-jeugd/SG LVG. mensenkennis

Bijlage Programma van Eisen

Zonneheuvel. Informatie voor verwijzers

De Hondsberg. Ons aanbod in vogelvlucht

Congres kwaliteit en bekostiging langdurige zorg

Behandeling en onderwijs in één. Dagbehandeling Aquamarijn

Bijlage Programma van Eisen

Meten van lichaamsbeleving

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Implementatie van Individuele Plaatsing & Steun voor mensen met ernstige psychische aandoeningen

INTENSIVERING EN EXTENSIVERING VAN ZORG

FACTOREN VOOR IMPLEMENTATIE VAKTHERAPIE BEELDEND IN EEN HOSPICE SETTING KWALITATIEF ONDERZOEK

TRAINING EN TOETSING BINNEN DE OPLEIDING. Professioneel Handelen

Licht verstandelijke beperking onder cliënten van CVD Havenzicht nachtopvang in 2017

Zorg voor Jeugd Raadsinformatieavond. 22 januari /02/2013 1

Generalistische basis ggz

Informatie voor cliënten en familieleden. FACT Centrum. Locatie Zuiderpoort

Dagkliniek Psychiatrie. T +32(0) F +32(0) Campus Sint-Jan Schiepse bos 6. B 3600 Genk

Redactioneel. Redactioneel. Forensische zorg voor mensen met een lichte verstandelijke beperking. Inleiding tot het themanummer NTZ

Regionale broedplaatsen voor onderzoek en praktijkleren

St. Antonius Ziekenhuis

Zichtbaar beter? Cliëntmonitor. Knelpunten in de Langdurige Zorg INHOUD. Inleiding. Telezorg in 2 wijkteams. Onderzoeksresultaten

Bevorderende factoren voor samenwerking door onderwijsprofessionals

Transcriptie:

Samenwerking tussen vaktherapeuten en ambulante GGZbehandelteams in de zorg voor mensen met een LVB Resultaten uit Fase 2 en 3 van het onderzoeksproject (Be)Leef in de wijk

Voorwoord Heerlen, maart 2019 Het project (Be)Leef in de wijk Het project is gestart in januari 2015 en afgerond in maart 2017. Het project is uitgevoerd door een consortium van Coöperatie KenVaK (Zuyd Hogeschool, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, NHL-Stenden Hogeschool, Hogeschool Leiden), Trimbos-instituut en de praktijkinstellingen Koraal Groep, STEVIG en Idris. Hulpverleners, studenten en docentonderzoekers werkten in co-creatie samen. Het project is gesubsidieerd door Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA. Projectgegevens Leden projectgroep: Drs. Manon Verdonschot (projectleider) Prof. dr. Susan van Hooren Martina de Witte, MMTh Prof. dr. Xavier Moonen Marij Berghs, MDTh Drs. Martine Bootsma Barbara Krantz, MA Drs. Laura Neijmeijer Auteurs: Barbara Krantz Manon Verdonschot Marij Berghs Martine Bootsma Susan van Hooren Website: www.kenvak.nl/onderzoek/beleef-in-de-wijk/ Contactgegevens: Manon Verdonschot E-mail: manon.verdonschot@zuyd.nl 2

Inhoud Voorwoord... 2 Inhoud... 3 Inleiding... 4 1. Vaktherapie... 5 2. Kansen voor vaktherapeutische behandeling in de wijk... 5 3. Verkenning van samenwerking... 6 4. Een kader voor structurele samenwerking met ambulante behandelteams... 6 5. Eerste ervaringen in de praktijk... 8 6. Conclusies en vervolgstappen... 11 Literatuur... 12 3

Inleiding Non-verbale, ervaringsgerichte behandelinterventies zoals vaktherapie maken deel uit van het aanbod binnen een groot aantal specialistische GGZ-instellingen voor cliënten met lichte verstandelijke beperkingen (LVB). Voor behandeling op het gebied van lichaamsbeleving, intra- en interpersoonlijke problematiek kunnen mensen met een LVB terecht bij vaktherapie. In de praktijk valt op dat vaktherapie voornamelijk intramuraal wordt aangeboden aan mensen met een LVB en bijkomende problematiek. Binnen hun eigen leefomgeving kunnen zij echter nauwelijks een beroep doen op vaktherapie. Dit is opmerkelijk aangezien steeds vaker ondersteuning en behandeling thuis wordt ingezet ter voorkoming van (her)opname (Van Hoof et.al., 2016). Vaktherapeuten vragen zich af hoe ze, vanuit de gespecialiseerde GGZ-instellingen, kunnen aansluiten bij de huidige ontwikkeling en meer in de leefomgeving van mensen met LVB kunnen behandelen. Deze vraag is van januari 2015 tot maart 2017 onderzocht vanuit een consortium van drie partijen, ten eerste partners van de Coöperatie KenVaK (Zuyd Hogeschool, Hogeschool Arnhem en Nijmegen, Stenden Hogeschool), ten tweede het Trimbos-instituut en ten derde de praktijkinstellingen Koraal, STEVIG en Idris. Het onderzoek werd gesubsidieerd door Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA. In dit paper wordt de ontwikkeling en evaluatie van een kader voor samenwerking voor vaktherapeuten en ambulante (FACT-LVB) behandelteams beschreven. Meer informatie over het project is te vinden op www.kenvak.nl/onderzoek/beleef-in-de-wijk. Voor onderzoeksmethoden en de resultaten van de overige fasen van het project verwijzen we naar http://kenvak.nl/wp-content/uploads/2014/11/20170309-beleef-in-de-wijk-paperfase-1.pdf 4

1. Vaktherapie Vaktherapie is een behandelvorm die op een methodische wijze beeldende-, dans-, drama-, muzikale- of psychomotorische interventies inzet. De beeldende materialen, drama, dans en muziek en beweging geven de mogelijkheid om cliënten op een ervaringsgerichte en vaak non-verbale manier te benaderen. Vaktherapieën bieden daarmee een andere ingang bij de cliënt dan verbaal georiënteerde therapieën en geeft een waardevolle aanvulling voor mensen die zich verbaal minder goed kunnen uitdrukken en cognitief op een lager niveau functioneren. Cliënten ervaren deze manier van werken vaak als veilig, omdat er in mindere mate een continue verbale interactie is met de therapeut (Haeyen, Van Hooren & Hutschemaekers, 2015). Binnen de specialistische GGZ-instellingen voor cliënten met LVB worden regelmatige vaktherapeutische interventies geïndiceerd. Vaktherapieën worden geïndiceerd voor meerdere problemen, zoals problemen met affect- en emotieregulatie en bij trauma. Ook kunnen vaktherapieën worden ingezet ter versterking van het zelfbeeld, het bevorderen van assertiviteit en sociale vaardigheden of het realiseren van een meer adequate gevoelsen lichaamsbeleving (Van Hooren, De Witte, Moonen & Didden, 2016; Aerts, Busschbach & Wiersma, 2011). De ervaringen in de klinische praktijk met vaktherapieën bij mensen met een LVB zijn goed en cliënten zijn vaak erg tevreden over deze vorm van therapie. 2. Kansen voor vaktherapeutische behandeling in de wijk Steeds vaker wordt ondersteuning en behandeling voor mensen met een LVB thuis ingezet. Eén van de initiatieven om behandeling te verplaatsen naar de directe omgeving van de cliënt, zijn bijvoorbeeld de ambulante behandelteams, zoals FACT-teams. FACT staat voor Flexible Assertive Community Treatment. FACT-teams werken ambulant. Het doel is om de cliënt in zijn eigen leefomgeving, waar hij zich thuis voelt, te begeleiden naar herstel. Ook proberen FACT-teams cliënten die de zorg mijden te bereiken door zorg dichtbij aan te bieden (Van Veldhuizen, Polthuis, Bähler, Mulder & Kroon, 2015). De FACTteams werken outreachend binnen een kleine regio. Om beter te kunnen aansluiten bij de hulpvragen en mogelijkheden van mensen met LVB is gekozen voor gespecialiseerde FACT-LVB-teams (Neijmeijer, Moerdijk, Veneberg & Muusse, 2010). Gezien de ervaringen binnen gespecialiseerde GGZ-LVB-instellingen zou structurele samenwerking met vaktherapeuten het effect van de interventies en behandelingen vanuit de FACT-LVB-teams, kunnen versterken. Vaktherapeuten willen mee in de verschuiving die gaande is van zorg en behandeling intramuraal naar de directe omgeving van de cliënt, om zo nog meer te kunnen aansluiten bij wensen en behoeften van cliënten. In de praktijk valt op dat mensen met LVB en bijkomende problematiek binnen hun eigen leefomgeving nauwelijks een beroep kunnen doen op vaktherapie. Hoe vaktherapeuten op structurele wijze kunnen samenwerken met ambulante behandelteams om mensen met een LVB te ondersteunen om in de samenleving te kunnen (blijven) functioneren is de kern van het onderzoeksproject (Be)Leef in de wijk. 5

3. Verkenning van samenwerking Om een samenwerking te kunnen aangaan met ambulante behandelteams is het van belang inzicht te hebben in wanneer en hoe deze teams, bijvoorbeeld FACT-LVB-teams, kansen voor samenwerking met vaktherapeuten zien. Hiertoe zijn interviews met diverse leden van FACT-LVB-teams en vaktherapeuten gehouden. Individuele interviews werden gevoerd met zeven professionals van twee verschillende ambulante (FACT-LVB) behandelteams (STEVIG en Idris), namelijk een teamleider, een psychiater, een casemanager, een sociaal psychiatrisch verpleegkundige, sociotherapeuten en een maatschappelijk werker. Ze kunnen allemaal worden beschouwd als deskundig op het gebied van LVB en van FACT. Tevens zijn zij allen bekend met het samenwerken met vaktherapeuten en/of indiceren van vaktherapie voor mensen met een LVB. Centrale vragen voor de interviews waren: Wat is de meest ideale situatie als u denkt aan samenwerking met een vaktherapeut binnen een FACT behandelteam?; Over welke competenties, anders dan binnen klinische settingen, dient een vaktherapeut bij het FACT behandelen te beschikken? Uit de interviews kwam naar voren dat vaktherapeuten met enige regelmaat worden betrokken bij de behandeling van ambulante cliënten. Cliënten worden door de gedragskundige en de psychiater in samenspraak met andere leden van het FACT-LVBteam doorverwezen naar vaktherapie. Om de drie maanden vindt multidisciplinair overleg plaats over de behandeling. De FACT-LVB-teamleden gaven nadrukkelijk aan dat het wenselijk is een vaktherapeut, als vertegenwoordiger van alle vaktherapeuten, deel uit te laten maken van het van FACT-LVB-team. Ze noemen vaktherapie als therapie voor mensen met een LVB onmisbaar. Een goede indicatiestelling in samenspraak met één vertegenwoordigend vaktherapeut volgens hen zou kunnen leiden tot scherpere en snellere indicatiestelling. Op basis van de interviewgegevens werd een conceptkader voor samenwerking opgesteld. Dit kader werd voorgelegd aan 12 FACT-LVB-professionals van Altrecht, Idris, STEVIG en Trajectum (teamleiders, vaktherapeuten en overige hulpverleners) door middel van een focusgroep. In deze focusgroep kwam men tot de conclusie dat vaktherapeuten structureel deel zouden moeten nemen aan het multidisciplinaire overleg van een FACT-LVB-team, en dat ze betrokken zouden moeten worden bij het stellen van de indicatie voor vaktherapie. 4. Een kader voor structurele samenwerking met ambulante behandelteams Op basis van de interviews en focusgroep is een definitief kader voor samenwerking opgesteld. Het beoogde resultaat van het kader voor samenwerking is dat er structurele samenwerking ontstaat tussen vaktherapeuten en de andere professionals in ambulante behandelteams, zoals sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen, casemanagers, psychiaters, psychologen, maatschappelijk werkenden, ervaringswerkers, trajectbegeleiders en verslavingsdeskundigen. In deze samenwerking wordt een non-verbaal en ervaringsgericht perspectief geïntegreerd met als overkoepelend doel mensen met een LVB beter te laten functioneren. Het kader voor samenwerking (Figuur 1) bevat de volgende elementen (Berghs, Verdonschot, Krantz, Bootsma, Moonen & Van Hooren, 2018; Verdonschot, Berghs, Krantz, Bootsma, Moonen & Van Hooren, 2018): 1. de werkwijze waarin onder andere de plek van een vertegenwoordiger van vaktherapeuten in een team en de rol en bijbehorende competenties aandacht krijgen; 2. de voorwaarden voor structurele samenwerking; 3. indicaties voor vaktherapie bij mensen met een LVB. Om een samenwerking te kunnen aangaan met ambulante (FACT-LVB) behandelteams is het van belang 6

duidelijk te hebben wanneer vaktherapie een meerwaarde voor mensen met een LVB kan hebben. Dit werd eerder in het onderzoekproject (Be)Leef in de wijk middels kwalitatief onderzoek onderzocht (Verdonschot, De Witte, Berghs, Bootsma, Moonen & Van Hooren, 2016). Vanuit de perspectieven en werkwijzen van vaktherapeuten kwam naar voren dat de indicatiegebieden voor vaktherapieën bij mensen met een LVB te rangschikken zijn binnen drie groepen, zie Figuur 2. De drie niveaus van indicatiegebieden voor vaktherapie bij mensen met een LVB kunnen niet geheel los van elkaar gezien worden en interacteren met elkaar (Bootsma, Verdonschot, Berghs, De Witte & van Hooren, 2017). Meer informatie over de ontwikkeling van het kader van samenwerking en bijbehorende indicatiemodel is te vinden op www.kenvak.nl/onderzoek/beleef-in-de-wijk. Figuur 1 Het kader voor samenwerking van vaktherapeuten met andere professionals in ambulante behandelteams 7

Figuur 2 Indicatiegebieden voor vaktherapie bij mensen met een LVB 5. Eerste ervaringen in de praktijk Het kader voor samenwerking werd gedurende het project geïmplementeerd in de praktijk met de vraag hoe structurele samenwerking, opgezet vanuit het kader, door alle betrokken hulpverleners werd ervaren en wat mogelijke effecten van deze samenwerking zijn voor cliënten met een LVB. Meer specifiek wilden we weten wat de samenwerking oplevert. Wordt men zich (sneller-meer) bewust van wat vaktherapie voor de cliënt kan betekenen bij een behandeltraject? Wat levert de samenwerking op ten aanzien van de indicatiestelling? Wordt de hulpvraag anders, eerder en scherper gesteld? Wat levert de samenwerking volgens deze werkwijze op ten aanzien van de keuze voor de locatie van de behandeling? In september 2016 startte een pilot van 20 weken waarin het kader voor samenwerking werd uitgeprobeerd bij twee ambulante (FACT-LVB) behandelteams. Team A en Team B. Team A: - Is een FACT-LVB-team bestaande uit psychiater, teamleider, vier sociotherapeuten, twee sociaal psychiatrisch verpleegkundigen en twee GZ-psychologen. - Heeft iedere week drie overlegmomenten. In twee daarvan staan dagelijkse (praktische) vraagstukken van cliënten centraal, zoals een acute crisissituatie of het niet verschijnen bij een behandelafspraak. In het derde overleg worden intakegesprekken en psychologisch onderzoeken van nieuwe cliënten besproken. - Heeft structureel iedere drie maanden behandelplanbesprekingen. De psychiater nam deel aan de behandelplan- en aan de intakebespreking. - Geeft op de dagbehandeling vaktherapeutische behandelingen. Deze kunnen gemiddeld zes tot twaalf maanden duren. Team B: - Is een ambulant behandelteam bestaande uit een GZ-psycholoog, casemanager, ambulant begeleider, drie sociaal psychiatrisch verpleegkundigen en een psychiater. - Heeft 1x per week overleg, waarin nieuwe cliënten worden besproken. - Geeft op de dagbehandeling vaktherapeutische behandelingen. Deze kunnen gemiddeld zes tot twaalf maanden duren. 8

In elk team nam een vaktherapeut als vertegenwoordiger van alle vaktherapeuten deel aan de overleggen van de (FACT-) LVB-behandelteams. Data zijn verzameld middels vooropgezette logboeken, interviews en observaties. Zie voor het tijdsschema figuur 3: - Logboekregistraties (LB) werden bijgehouden door A) de vertegenwoordigend vaktherapeut, B) de behandelende vaktherapeuten en C) vier leden uit ieder ambulant (FACT-LVB) behandelteam. De LB vond plaats na ieder teamoverleg (door A en C) en na iedere vaktherapeutische behandelsessie (door B). - Interviews vonden plaats in week 10/11 (T1=tussenmeting) en in week 18/20 (T2=eindmeting). De interviewrichtlijn is gebaseerd op Procesevaluatie bij de beoordeling van interventies (Movisie, 2014). Er stonden drie thema s centraal: samenwerking, indicatiestelling en behandellocatie. Tijdens de interviews zijn de data vanuit de logboeken middels een diepte-interview (Merton & Kendall, 2003) bevraagd. - Observaties vonden plaats tijdens één van de overleggen. Verder vond een 0-meting (T0) plaats waarin gegevens zijn verzameld over het aantal cliënten, de hoeveelheid indicaties, de locatie en de fase van vaktherapeutische behandeling, door de vertegenwoordigend vaktherapeut uit dossiers van drie maanden voorafgaand aan de start van de procesevaluatie. Figuur 3 Tijdspad van de metingen In ieder team was een docent-onderzoeker de vaste contactpersoon. Deze verzorgde de informatiebijeenkomsten, nam de interviews af en verzamelde de logboeken. Tussen week 1 en 3 vonden informatiesessies voor alle betrokkenen plaats om informatie te verstrekken over de werkwijze en het kader voor structurele samenwerking binnen het onderzoek. De informatiesessies vonden plaats tijdens bestaande overleggen op basis van een vooraf opgesteld draaiboek. Tevens vond de 0-meting plaats. Tussen week 3 en 18 werd het kader voor samenwerking toegepast binnen het FACT-LVB-team. Gedurende deze 15 weken was een vertegenwoordigend vaktherapeut aangesloten bij verschillende overlegvormen van team A en team B. De gegevens van T0, de logboeken en de observaties zijn beschrijvend geanalyseerd. De diepte-interviews T1 en T2 zijn getranscribeerd en geanalyseerd door een docentonderzoeker die niet als vaste contactpersoon betrokken was. De diepte-interviews zijn middels contentanalyse geanalyseerd (Hsieh & Shannon, 2005). In de analyse stonden de werkwijze voor samenwerking, indicatiestelling en de locatie voor behandeling vaktherapie centraal. De resultaten van beide teams werden bij elkaar gebracht en met elkaar vergeleken. 9

Uit de analyse van de gegevens komen de volgende vijf kernervaringen naar voren: 1. Samenwerking met een vertegenwoordiger van de vaktherapeuten binnen een (FACT-LVB) behandelteam werd door alle betrokkenen als waardevol ervaren. 2. De bijdrage van deze vertegenwoordiger van vaktherapeuten wordt het meest als waardevol ervaren binnen de overleggen waarin nieuwe cliënten vanuit intakegesprekken en aanvullend (psychologisch) onderzoek werden besproken. 3. Door de samenwerking werd in een eerder stadium en meer in overleg nagedacht over de indicatie en behandellocatie voor een specifieke vorm van vaktherapie. Zo wordt vaktherapie als waardevol ervaren omdat het naast de problematiek ook de (ontwikkel)mogelijkheden van de cliënt in kaart brengt. De andere professionals in het behandelteam zien de observaties van de vaktherapeut als aanvullend binnen de procesdiagnostiek, daar waar testen vaak te moeilijk kunnen zijn voor cliënten met een LVB. 4. Door de samenwerking is bij vaktherapeuten de behoefte ontstaan om hun werkwijze methodisch beter te beschrijven. Er is aandacht voor hoe de vaktherapeutische werkwijzen het beste onder de aandacht kan worden gebracht bij ambulante (FACT-LVB) behandelteams en bij cliënten met een LVB. Zo wordt er bijvoorbeeld gedacht aan een workshop vaktherapie waarin de andere professionals in het behandelteam verschillende vaktherapeutische interventies kunnen ervaren, of aan de mogelijkheid voor cliënten om gedurende de intakeperiode in een vroeg stadium kennis te maken met verschillende disciplines van vaktherapie gedurende enkele observatiesessies. 5. Vanuit de samenwerking en de gesprekken binnen het (FACT-LVB) behandelteam over de meest passende behandelvormen wordt verondersteld dat er een meerwaarde is voor het geven van enkele behandelsessies (dichterbij) (t)huis. Samenwerken in indiceren De discussies over de indicatie voor (specifieke) vaktherapie voor cliënten van het ambulante (FACT-LVB) behandelteam werd door de samenwerking concreter. Men is zich bewust van de gewoontes die zijn ontstaan waar teamleden cliënten, op basis van goede ervaringen, standaard indiceren voor een bepaalde discipline van vaktherapie. De indicatiestelling voor welke discipline van vaktherapie werd door de samenwerking meer inhoudelijk besproken aan de hand van de cliënt en zijn specifieke hulpvraag. De verschillende professionals, die in een team samenwerken, leren elkaar beter begrijpen en krijgen meer inzicht in elkaars toegevoegde waarde in een behandelaanpak, zoals de bijdrage van de vaktherapeut aan de (proces)diagnostiek. Het indicatiemodel dat is opgeleverd in dit project en onderdeel is voor het kader voor samenwerking is een bruikbaar hulpmiddel voor vaktherapeuten en indiceerders. Deelnemende leden van de ambulante (FACT-LVB) behandelteams gaven aan een behoefte te hebben aan de inbreng van een vaktherapeut bij het stellen van indicaties voor een vaktherapeutische behandeling. Er werd aangegeven dat dit het beste kan plaatsvinden tijdens een bespreking waarin nieuwe aanmeldingen worden besproken. Alle betrokkenen spreken de verwachting uit dat dit zal leiden tot een efficiëntere behandeling voor de cliënt, doordat er eerder en specifieker een indicatie wordt gesteld. Samenwerken in kiezen behandellocatie Door samenwerking volgens het kader wordt ook de discussie over de meest passende locatie voor vaktherapie vanzelfsprekender. Vanuit gesprekken binnen het team over de meest passende behandelvormen wordt verondersteld dat er een meerwaarde is voor het geven van enkele behandelsessies in de leefomgeving. Een belangrijk argument voor het geven van (een enkele sessie) vaktherapeutische behandeling (dichterbij) thuis is het opbouwen van een therapeutische relatie bij de start om zo de drempel die de meeste cliënten ervaren te verlagen. Ook ter afsluiting van de behandeling kan een behandeling 10

dichter bij huis ertoe bijdragen dat de transfer naar het dagelijks leven sterker wordt. Men vermoedt dat dit een positief effect kan hebben op de no-show en ter voorkoming van (her)opname. Bij de keuze voor een passende locatie van de vaktherapeutische behandeling zijn kennis en expertise van de vaktherapeut belangrijk aangevuld met de kennis en expertise van de andere professionals in een ambulant (FACT-LVB) behandelteam, de cliënt en zijn netwerk. 6. Conclusies en vervolgstappen Het onderzoeksproject (Be)Leef in de wijk heeft aangetoond dat samenwerking tussen ambulante (FACT-LVB) behandelteams en vaktherapeuten waardevol en vruchtbaar kan zijn. Vaktherapeuten brengen nieuwe perspectieven in behandelinhoudelijke besprekingen in en dat levert nieuwe inzichten op. Bij de indicatiestelling in het teamoverleg wordt genuanceerder nagedacht over welke vorm van vaktherapie het meest passend is en op welke locatie de vaktherapie zou moeten worden aangeboden. Een samenwerkingsmodel waarin wordt gewerkt met een vertegenwoordigend vaktherapeut, die meedenkt en meebeslist bij de indicatiestelling, lijkt zowel praktisch als ook financieel haalbaar te zijn. Voor de cliënten betekent dit dat door deze samenwerking in een eerder stadium wordt nagedacht of en welke indicatie voor vaktherapie kan bijdragen aan de behandeling en op welke locatie de vaktherapeutische behandeling het beste kan plaatvinden. De deelnemende ambulante (FACT-LVB) behandelteams zijn na het project verder gegaan met het werken vanuit het kader voor samenwerking. Een vertegenwoordiger van de vaktherapeuten is ook na de pilot blijven deelnemen aan de multidisciplinaire overleggen. Daarnaast worden de eerste stappen gezet om op locatie te behandelen door een behandelruimte bij een partnerzorginstelling te huren dichterbij de cliënten in de regio. Binnen het andere team is besloten indicaties voor vaktherapeutische behandeling door te geven aan het team vaktherapeuten. Zij besluiten vervolgens samen welke specifieke vaktherapeutische behandeling het beste past. Hierdoor ontstaan meer eigen regie voor het team van vaktherapeuten. Het kader voor samenwerking met ambulante behandelteams werd in het project (Be)Leef in de wijk specifiek ontwikkeld voor toepassing binnen (FACT-LVB) behandelteams en gaat uit van een groep samenwerkende vaktherapeuten en een georganiseerd multidisciplinair team die werken met mensen met een LVB. Toepassing van het kader voor samenwerking, met het bijbehorende indicatiemodel, in andere contexten en bij andere doelgroepen vraagt kennis over factoren en voorwaarden die invloed hebben op vaktherapeutische interventies in andere contexten en bij andere doelgroepen. Zo zijn bijvoorbeeld bij behandeling vanuit een individuele praktijk in de wijk de structuren, zoals een (FACT-LVB) behandelteam biedt, vaak niet aanwezig en is ook vaker samenwerking met informele hulpverleners nodig. Hier is meer onderzoek voor nodig. Vervolgonderzoek is nodig en wordt gedaan in het vervolgproject dat start op 1 juli 2019. Dit vervolg is gericht op het onderzoeken van de meerwaarde van vaktherapeutische behandeling (dichterbij) thuis op de no-show, vermindering van (her)opname, vermindering van klachten en de effecten van de vaktherapie bij mensen met een LVB. En op het onderzoeken van de mogelijkheden van het kader voor samenwerking voor behandeling in de leefomgeving en in de wijk. 11

Literatuur Aerts, L.C., Busschbach, J.T., & Wiersma, D. (2011). Vaktherapie in Noord Nederland: Beschrijving van de beroepspraktijk, behandeleffecten en tevredenheid van patiënten met vaktherapie binnen de noordelijke geestelijke gezondheidszorg. Groningen: RGOC. Berghs, M., Verdonschot M., Krantz, B., Bootsma, M., Moonen, X., Van Hooren, S. (2018). (Be)leef in de wijk: vaktherapie als integraal onderdeel van ambulante (FACT-LVB) behandelteam. Onderzoek & praktijk. Bootsma, M., Verdonschot, M., Berghs, M., De Witte, M., Van Hooren, S. (2017). Een overzicht van indicatiegebieden voor vaktherapie bij mensen met een licht verstandelijke beperking Resultaten uit Fase 1 van het onderzoeksproject (Be)Leef in de wijk. Heerlen: Zuyd Hogeschool, Lectoraat Kennisontwikkeling Vaktherapieën (KenVaK). Emerson E. (2003). The prevalence of psychiatric disorders in children and adolescents with and without intellectual disabilities. Journal of Intellectual Disability Research 47, 51 58. Haeyen, S., Van Hooren, S. & Hutschemaekers G. (2015). Perceived effects of art therapy in the treatment of personality disorders, cluster B/C: A qualitative study. The Arts in Psychotherapy (45), 1 10. Hsieh, H., & Shannon, S. (2005). Three approaches to qualitative content analysis. Qualitative H health Research, 15(9), 1227-1288. Van Hoof, F., Knipsel, A., Hulsbosch, L., Place, C., Muusse, C., Van Vugt, M., Planije, M., Michon, H. & Kroon, H. (2016). Landelijke monitor ambulantisering en hervorming langdurige GGZ. Utrecht: Trimbos. Van Hooren, S., De Witte, M.J., Didden, R. & Moonen, X. (2016). Vaktherapie. In R. Didden, W. Groen, X. Moonen & P. Troost, Handboek Psychiatrie en licht verstandelijke beperking. Utrecht: De Tijdstroom. Merton, R.K., & Kendall, P.L. (2003, oorspronkelijk 1946). The focused interview. In N. G. Fielding, Interviewing (pp. 232-260). London: Sage. Moonen, X.M.H. (2015). Is inclusie van mensen met een verstandelijke beperking vanzelfsprekend? (Lectorale rede) Heerlen; Zuyd Hogeschool. Moonen, X.M.H. (2017). (H)erkennen en waarderen. Over het (h)erkennen van de noden, mensen met licht verstandelijke beperkingen en het bieden van passende ondersteuning. Nederlands Tijdschrift voor de Zorg aan mensen met verstandelijke beperkingen, 43(2), 163-176. Movisie. (2014). Procesevaluatie bij de beoordeling van interventies: Informatieblad, juli 2014. Utrecht: Movisie. Neijmeijer, L., Moerdijk, L., Veneberg, G. & Muusse, C. (2010). Licht Verstandelijk Gehandicapten in de GGZ. Een Verkennend Onderzoek. Utrecht: Trimbos-instituut. Nieuwenhuis, J.G., Noorthoorn, E.O., Nijman, H.L.I., Naarding, P. & Mulder, C.L. (2017). A Blind Spot? Screening for mild intellectual disability and borderline intellectual functioning in admitted psychiatric patients: prevalence and associations with coercive measures. PLoS ONE 12(2) Advance online publication. doi:10.1371/journal.pone.0168847 Nijman, H., Kaal, H., Van Scheppingen, L., Moonen, X. (2018). Development and Testing of a Screener for Intelligence and Learning Disabilities (SCIL). Journal of Applied Research in Intellectual Disabilities 2018, 31, e59 e67. Ras, M. &. Woittiez, I.B. (2010). Hoe vaak komt een verstandelijke handicap voor? Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. 12

Stoll, J., Bruinsma W. & Konijn, C. (2004). Nieuwe cliënten voor bureau jeugdzorg. Jeugdigen met meervoudige problemen waaronder een lichte verstandelijke beperking en instrumenten voor herkenning en signalering. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn. Van Veldhuizen, R., Polthuis, D., Bähler, M., Mulder, N. & Kroon, H. (red). (2015) Handboek (Flexible)ACT. Herstelondersteunende zorg en behandeling in de eigen omgeving voor mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen. Utrecht: De Tijdstroom. Verdonschot, M., De Witte, M. Berghs, M., Bootsma, M., Moonen, X. & Van Hooren, S. (2016). (Be)Leef in de wijk - Ontwikkeling van een vaktherapeutische wijkgerichte verwijs- en behandelroute voor mensen met een lichte verstandelijke beperking. Tijdschrift voor vaktherapie, 12(4), 15-19. Verdonschot M., Krantz, B., Bootsma, M., Moonen, X., Van Hooren S. (2018). De rol van de vaktherapeut in ambulante ggz-behandelteams Resultaten van het project (Be)Leef in de wijk. Tijdschrift voor vaktherapie, 14(4), 6-13. 13